HELDERSCHE
EN NIEUWEDIEPER COURANT.
Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands NooiMwartler.
1887. N°49.
Zondag 24 April.
Jaargang45.
Uitgever
A. A. BAKKER Cz.
BEKENDMAKING.
Brieven uit de hoofdstad,
SINT'MICHAËL.
,.Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag.
A innementsprijs per kwartaalf 0.90.
franco per post 1.20.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Advertentién: Van 1—4 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belnngrijk lager.
Dc VOORZITTER van den RAAD der gemeente Helder
maakt bij dezen bekend, dat de LIJSTEN DER KIEZERS voor
de Tweede Kamer der Staten-Generaal, de Provinciale Staten
f,n den Gemeenteraad, door hem op heden gesloten, opnieuw
aangeplakt, en op de Secretarie der gemeente voor een ieder ter
inzage zijn nedergelcgd.
Helder, den 21 April 1887.
De Voorzitter voornoemd,
STAKMAN BOSSE.
21 April.
Nadat ik mijn vorigen brief verzond, hebben wij nog
drie feestdagen gevierd. De laatste loodjes wegen wel eens
het zwaarst, gelijk het spreekwoord pleegt te zeggenmaar
gelukkig behooren die drie dagen evenals de geheele
week tot de uitzonderingen, die den regel bevestigen.
Tot mijne groote voldoening behoef ik dan ook, nu alles
afgeloopen is, geen woord terug te nemen van hetgeen ik
acht dagen geleden als mijn indruk van de feestviering
heb medegedeeld. Ja, werkelijk, het waren goede en schoone
dagen
Zooals het in dit ondermaansche wel altijd zal gaan, zijn
er, ondanks al dat schoone en goede, toch ook feestgangers,
wier herinneringen niet gansch en al van blijden aard zijn
gebleven. Ik heb hier in de eerste plaats het oog op de
's Woendags vervoerde reizigers, die omstreeks middernacht
met de extra-treinen Amsterdam zouden verlaten. Zij
hebben aan het station hoogst onaangename ervaringen
opgedaan en het valt niet te loochenen, dat de Spoorweg
maatschappijen niet al die maatregelen hadden genomen,
welke hen in staat stelden om aan den overstelpenden
toevloed van passagiers op voldoende wijze het hoofd te
bieden. Er moeten zelfs „wachters* geweest zijn, die zich
de gelegenheid zagen aangeboden om een Amsterdamschen
zonsopgang te genieten. Dit is wat al te veel gevergd,
ook van den feestelijkst gestemden menscli. Maar aan den
anderen kant schijnt het nu eenmaal tot de onvermijdelijke
40)
Door E. WERNER.
Valcntyn vouwde ontzet do lianden. Die plotselinge, wan
hopige uitbarsting verried hem het lang bewaarde geheim, dat
bij wel is waar in de laatste minuten vermoed had, en zacht
zeide hij:
„Is het zóó met je gesteld? Almachtige God!"
Michaël luisterde niet. Hij had zich weer tot Wolfram gewend
en zeidc haastig:
„Ik heb hulp noodig. Daar moet in verschillende richtingen
gezocht worden gaat gij mede?"
„Ik?" riep de houtvester achteruitwijkend. „Nu, terwijl alle
helsche geesten daar ginds in de bergen zijn losgebroken? Zóó
erg heeft dc Wilde Jacht nog nooit huisgehouden in al de jaren,
dat ik op de houtvesterij heb gewoond."
„Verwenscht bygeloof!" mompelde Rodenberg, op den grond
stampende. „Stuur dan den hospes uit de herberg hierheen; hij
is flink en moedig en kan goed bergen klimmen."
„Dat's mogelijk, maar in zulk v/eer waagt hij zich toch niet
buiten de deur. Dat betuigde hij straks al, toen we er over
spraken, en zeide nog dat ai werd hem een ton gouds geboden, hij
het tóch niet zou ondernemen, want dat hy aan vrouw en kinderen
moest denken."
„Welnu, dan ga ik alleen!" hernam Michaël vastberaden.
„Stuur my dan hulp achterna, zoodra het licht begint te worden.
De hospes moet met zijn knechts den weg naar de kapel op den
berg, dien ik plan heb te gaan, inslaan en desnoods tot aan den
Arendswand vervolgen. Gij, Wolfram, doorzoekt met de anderen
de bosschcn, die tot uw vroeger houtvesterschap behooren! Eer
waarde heer, laat den q»eheelen straatweg nog eens nauwkeurig
nagaan en onderzoeken tot aan de plek, waar het ongeluk heelt
plaats gehad misschien is er éénig spoor te ontdekken
roep het gansche dorp op! Ik heb geen tyd meer te verliezen."
Óndanks de onrust en spanning, waarin bij verkeerde, sprak
hij op dien vasten, bevelenden toon, dien hij tegenover zijne
ondergeschikten placht aan te slaan, en daarop snelde hij heen.
De houtvester keek hem in stomme verbazing na; die toon scheen
hem blijkbaar ontzag in te boezemen.
„Koramandecren heeft hij geleerd dat's zeker!" mompelde
hy cindelyk in zyn baard. „Hij doet alsof het geheele dorp tot
zijn compagnie behoorde en aan zijn orders moet gehoorzamen.
Wonderlijk! Juist op die manier kon graaf Steinruck ook altijd
van zich afspreken. Die Michel heeft waarachtig den zelfdén
toon en blik, alsof hij ze van hem had geleerd of zijn eigen
zoon was. Eerwaarde heer, dat's niet pluis dat's heksery!"
De pastoor antwoordde niet; hy was totaal verbysterd. Hertba's
gevaar, Michaël's roekeloos besluit om haar te volgen, de ont
dekking, die hij zoo even betreffende hen beiden gedaan bad,
dit alles overstelpte den grijsaard, die, niet meer gewoon aan
zulke diepe en sterke indrukken, daartegen ook niet meer bestand
was. Het duizelde hem voor de oogen.
Na een paar minuten kwam Michaël terug, met wollen mantel
en alpenstok voor den nachtelijken tocht toegerust, en stak zijn
ouden leermeester de hand toe.
„Vaarwel, eerwaarde heer, en mochten we elkaar niet terugzien,
dan Gode bevolen!"
Yalentijn greep hem krampachtig bij den arm. De vrees, om
noodzakelijkheden te behooren, dat bij zulk een nachtelijke
expeditie van duizenden menscben, aan het station de boel
min of meer in 't honderd loopt. Er wordt dan in zulke
gevallen een krachtig en stilzwijgend beroep op de toe
gevendheid en het geduld van het publiek gedaan, wat
niet wegneemt dat men dien beruchten Woensdagnacht
zich het geduld der reizigers wel wat al te rekbaar voor
gesteld heeft. De Spoorwegmaatschappijen zullen thans
wèl doen, indien zij zich het gebeurde ten nutte maken
en in tijds de noodige maatregelen beramen om bij volgende
gelegenheden ruimer en beter voorraad van vervoermiddelen
beschikbaar te hebben. B. v. tegen de feestelijke viering
van den 12den Mei 1889, als Z. M. onze Koning dan het
voorrecht mocht hebben zijne veertigjarige Regeering te
gedenken.
Van het vuurwerk op dien Woensdagavond heb ik in
mijn vorigen Brief nog met een enkel woord gesproken.
Het werd op twee plaatsen afgestoken, in den Amstel en
in het IJ, en slaagde op beide punten voortreffelijk. Dat
in het IJ werd ook een poosje door H. M. de Koningin, die een
buitengewone feestvolharding en feestijver aan den dag heeft
gelegd, op eene gereedliggende stoomboot bijgewoond.
Zoowel daar als aan den Amsteloever was het een echt
volksfeest in de open lucht, waarbij meer gezongen en
gesprongen dan naar het waarlijk mooie vuurwerk gekeken
werd. Aan muziek was geen gebrek, en de vroolijke
mopjes, die de lieeren musici al blazend en strijkend en
bomketelend te hooreu gaven, lokte van zelf tot een dansje
uit. Op de maat van het klassiek geworden: „Nieuwen-
huis mot zakkies plakke!" van het Weg met de sosejaal
van de ballade „Sara, je rok zakt af!" of van de onzinnige
deunen, die onveranderlijk eindigen op „Leve Willem drie
hotsten en galoppeerden de luidjes er lustig op los. Als
ons volk aan 't zingen gaat aan 't zingen namelijk op
zijn eigen trant zou men ons volk.... toch wel een beetje
anders willen hebben. Er zijn in de dagen vóór 19 Februari
en vóór 12 April stapels feestliederen verkocht, mooie
woorden op bekenden wijzen, maar van al die op sierlijk
oranjepapier gedrukte poëzie heb ik niets hooren zingen,
en zij zal even spoorloos vergaan als de eerepoorten en
illuminatietempels van het feest zelf.
zijn lieveling te verliezen, woog bij hem nog zwaarder dan de
angst voor het gevaar, waarin Hertha verkeerde.
„Michaël, laat je toch radenHoor toch hoe het buiten loeit
en huilt! Ge komt geen honderd stappen ver. Wacht ten minste
nog een half uur!"
Rodenberg rukte zich met een ongeduldig gebaar los.
„Neen, elke minuut kan van het grootste gewicht zijn
Vaarwel
Hij stapte op dc deur toe. Hier stond Wolfram onbeweeglijk,
maar met wonderlijke trekkingen in zijn anders zoo onwrikbaar
gelaat, en nu vroeg hij aarzelend
„Kapitein, gaat ge dus wezenlijk en nog wel heel alleen?"
„Ja, omdat niemand den moed heeft met my mede te gaan,"
antwoordde Michaël stug.
„O, ho! Lafaards zijn we niet!" riep dc houtvester beleedigd.
„Maar een christenmensch, dat vrouw en kinderen heeft, zooals
de hospes, mag het niet wagen. Ik heb niets van dien aard en
als 't dus niet anders kan, wel nu dan zal ik meegaan 1"
Valentijn haalde verruimd adem bij dit gezegde; voor hem
was het al een soort van rust, dat Michaël niet alleen zou gaan
maar deze zeide slechts kortaf:
„Kom aan dan! Tweo zijn altijd beter dan dén!-'
„Dat's nog de vraag!" hernam Wolfram droogjes. „Misschien
denkt de Wilde Jacht dat ook en pakt ons beiden mede. Nu,
goedendag, eerwaarde heer I Het kan geen kwaad, als gij onderwijl
een paar schietgebedjes voor ons doet. Gij zijt een heilig man,
en als gy soms een goed woord bij Sint-Michaël voor ons kunt
spreken, helpt hij ons misschien wel een handje en verbant de
boozc geesten, die daar buiten aan het spoken zijn. We zullen
hem kunnen gebruiken!"
Michaël was de voordeur al uit en wenkte den pastoor nog
een afscheidsgroet toe. Wolfram volgde. Binnen Weinige minuten
waren beiden uit het gezicht verdwenen.
Rondom den Arendswand loeide inderdaad een dier voorjaars-
stormen, die terecht in den ganschen omtrek geducht waren,
Wie bygeloovig was, zooals de houtvester, moest werkelijk denken
dat er een schaar van helsche geesten was losgelaten, die nu,
onheil en verderf aanvoerend, de geheele aarde in oproer brachten.
Het joeg door de lucht en liet gierde door de bosschcn, terwijl
de maan, half door de onstuimig voortgezweepte wolken om
sluierd, hemel en aarda in een vaal, spookachtig schemerlicht
hulde, dat nog akeliger was dan zelfs volslagen duisternis.
Wolfram sloeg telkens een kruis, als het razen en tieren om
hem heen hem soms hooren en zien deed vergaan, maar niet
temin kampte hij dapper tegen den storm. Wél moest men,
zoools hij, volkomen vertrouwd zijn met de bergen en hunne
gevaren en bezwaren, om in zulk noodweer voorwaarts te kunnen
komen.
Den weg tot aan de kapel hadden de beide mannen gemeen
schappelijk afgelegd, zonder eenig spoor te ontdekkenmaar hier
hadden zij elkander verlaten.
Ondanks alle waarschuwingen, was Michaël voorwaarts ge
drongen in de richting van den Arendswand, welks grondgebied
hier een aanvang nam, terwijl Wolfram zich meer zijwaarts
wendde naar den kant van de bosschen, die hem nog van ouds
bekend waren. Men had afgesproken, dat wie de vermisten het
eerst op het spoor was gekomen, naar de kapel zou terugkeeren,
om bier het aanbreken van den dag af te wachten. In elk geval
echter zouden de beide mannen elkander b\j de eerste ochtend
De aubade van Vrijdagmorgen behoort tot de best ge
slaagde noramers van het feestprogram. Men kon bet den
Koning aanzien, dat die eigenaardige, ongekunstelde hulde,
hem uit bijna vijfduizend kindermonden toegezonden, hem
innig goed deed. En ook H. M. de Koningin en het
vriendelijke Prinsesje volgden met zichtbaar welgevallen
het gezang der jubelende kinderschaar. Aan zoo iets had
men zich hier te lande nog niet gewaagd, doch de uitkomst
heeft de verwachting zeer verre overtroffen en de proef
neming mag dus als volkomen gelukt beschouwd worden.
Wel deed de wind het was een zeer guren, winderigen
ochtend nu en dan eenigen afbreuk aan de gelijkmatige
nuanceering van het klank-effect, doch de muziek was er
eenigermate op berekend om in de open lucht uitgevoerd
te worden. Het was een treffend schouwspel, daar op het
feestelijk versierde Damplein, aan alle kanten bezet met
eene ontzaglijke menigte toeschouwers en toehoorders, die
feestelijk getooide kinderschaar te zien, na duchtige oefe
ning bijeengekomen om een lied voor den Koning te zingen.
De ontwerpers van het plan hebben alle eer van hun werk gehad,
en de velen die tot deze zoo welgeslaagde uitvoering de voor
bereidende hand leenden, mogen met voldoening op hun moeite
en zorgen terugzien. De burgemeester kon dan ook in
zijne proclamatie aan de burgerij verklaren, dat Z. M.
herhaaldelijk zijne warme waardeering had uitgesproken
omtrent dien met ontroering aangehoorden kinderzang.
Jammer genoeg was het gure Aprilweer voor den Koning
een beletsel om den schoonen morgengroet van het paleis
balkon te beantwoorden.
Z. M. heeft slechts zeer weinig het paleis verlaten en
de bezichtiging der versierde stad geheel aan de Koningin
en het Prinsesje moeten overlaten. Toen HH. MM. naar
Felix reden, was men juist bezig de nevelbeelden te vcr-
toonen, die door het kijkgrage volk met luidruchtigen
bijval bewonderd werden. Nadat de Koning Dinsdagmiddag
ten paleize was gekomen, was die rit naar het gebouw
Felix Meritis de eerste gelegenheid, dat Z. M. zich naar
elders begaf. Er wordt daar dan een concert gegeven,
waarop de voortreffelijkste solisten hunne talenten ten toon
spreiden, doch eigenlijk is de muziek, hoe schoon en ver
dienstelijk ook, slechts bijzaak en heeft men voor niets
schemering daar ontmoeten, om, als hun zoeken zonder gevolg
was gebleven, de hulpgenooten uit Sint-Michaël af te wachten
en dan by daglicht hunne navorschingen voort te zetten. Zóó
had kapitein Rodenberg het „verordineerd."
„Als ik hem ooit weer te zien krijg!" knorde Wolfram, ter
wijl hij midden in het bosch stilstond om even uit te rusten,
„'t Is klinkklare razernij in zulk een nacht naar de kloven van
den Arendswand te gaan en hij gaat er op en er in, als hy
de freule beneden niet vindt, daar wil ik mijn hoofd onder ver
wedden! Waarschuwen laat hij zich niet integendeel, hij
beveelt, alsof hy de baas en ik de knecht was. Ik wilde eigen
lijk wel eens weten, waarom ik mij dat laat welgevallen en met
hem mede ben gegaan. Heeroom heeft wél gelijkmen moet
krankzinnig zijn om in zulk een afgrijselijken nacht de bergen
op en af te klauteren, terwijl er geen teeken mogelijk is en men
geen geroep kan hooren. We weten niet eens waarheen we
moeten gaan, maar neen, Michel kan dat alles niets schelen!
En ik had hem nog wel voor zoo'n bloodaard aangezien, 't Is
waar, als jongen wilde hij ook al midden in de Wilde Jacht,
om de geesten eens wat meer van nabij te bekijkenalleen voor
de menschen liep hij weg. Nu schijnt hij die niet meer te ont
vluchten, maar te kommandceren, dat 't een aard heeft. En ik
gehoorzaam hem ook, och ja juist alsof hy den graaf in eigen
persoon was!"
Hij loosde een zucht cn wilde zijn weg vervolgen. De storm
was juist een oogenblik bedaard en de houtvester stiet weer een
luiden, lang gerekten kreet uit, zooals hij dit reeds ontelbare
malen tevergeefs had gedaan. Nu spitste hij echter de ooren,
daar hij iets als een menschelijke stem meende te onder
scheiden. Wolfram zette nog eens met alle kracht zyn longen
uit, en na kwam er duidelijk antwoord. Op niet zeer verren
afstand klonk het jammerend: „Hier! Hierheen!"
„Eindelijk!" riep de houtvester, terwijl hij zich ijlings in die
richting wendde. „De freule is het ,niet, dat hoor ik aan do
stem; maar waar de een is, zal de ander ook wel wezen. Voor
waarts dus!"
Steeds roepende, drong hy het bosch verder in. Het antwoord
klonk nu al wat dichterbij, en na een minuut of tien zag hij
dan ook werkelijk Hertha's geleider vóór zich, die zoodra hij
aan zijne zyde was, zich aan hem vastklampte, als een drenkeling
aan een reddende plank.
„Nu, gooi my maar niet om!" knorde Wolfram. „Hebt ge
mij dan niet vroeger hooren roepen? Twee uur lang schreeuwen
en gillen wij nu al naar alle streken van het kompas. Waar is
de gravin?"
„Dat weet ik niet ik heb haar verloren al wel een uur
geleden."
De houtvester trok vrij onzacht zijn arm terug, dien de ander
nog altyd stevig vasthield.
„Wat zegt ge? Verloren? Wel drommels 1 Ik denk eindelyk
de gravin te vinden en nu heb ik maar alleen den knecht 1
Ellendeling, waarom hebt gij je meesteres in den steek gelaten?
Waarom zijt ge' niet bij haar gebleven, zooals niet meer dan je
schuldige plicht was?"
„Ik kon 't niet helpen!" kermde de knecht. „De mist en
die wind En de paarden zijn ook weg!"
„Wc spreken nu van dc menschen cn niet van de paarden!"
viel Wolfram ruw en driftig tegen hem uit. „Ik kan uit je
gejammer niet wys worden. Vertel alles ordelijk en geregeld I"
(Wordt vervolgd.)