anders aandacht dan voor het koninklijk echtpaar. Even
zoo gaat het bij het bezoek des Zaterdagsavonds aan den
Stadsschouwburg: de opgevoerde stukken worden slechts
vluchtig gevolgd, maar in plaats van naar het tooneel,
zijn aller oogen onafgebroken naar de koningsloge gericht,
om zich toch geen enkele bijzonderheid van het vorstelijk
bezoek te laten ontsnappen. En ik zou bijna durven zeggen
in de kerk gaat het evenzoo. Reeds het feit dat de predi
kant op den kansel, alvorens den dienst aan te vangen,
blijft wachten tot Hunne Majesteiten in het kerkgebouw
zijn verschenen en hunne plaatsen hebben ingenomen, be
wijst eenigszins dat de predikdienst in deze beurt niet als
hoofdzaak wordt beschouwd. De „toehoorders* zijn dezen
keer dan ook niet ter kerk gegaan, maar naar den Koning
gaan kijken. Orde, kalme ernst en plechtige stilte laten
op zulk een Zondagmorgen dan ook wel eens veel te
wenschen over. Toch had men dezen keer meer dan ooit
maatregelen genomen om voor de goede handhaving der
orde te zorgen, waarschijnlijk met het oog op 's Konings
geschokten gezondsheidstoestand en om Z. M. zoo min
mogelijk te vermoeien. Daar in de kerk bij het volle
daglicht, heeft men eigenlijk de beste gelegenheid
om Koning en Koningin te zien. Ofschoon Zr. Ms. krachtige,
opgewekte houding iedereen meeviel, was het toch niet te
miskennen, dat de Vorst er merkbaar verouderd uitzag,
waartoe het zeer vergrijsde haar en de witte gelaatskleur
veel bijdragen; het is voor Vorst en volk te hopen, dat
het verblijf aan de bekende Duitsche badplaats weder,
evenals vroeger, eene gunstige uitwerking op 's Konings
gezondheidstoestand moge hebben. Over het bezoek van
H. M. de Koningin des Zondagsmiddags aan Ar lig zal ik
niet veel zeggen, daar vielen, te midden van een fat
soenlijk publiek, tooneelen voor, waarvoor de Willem
straat en de Jordaan zich geschaamd zouden hebbenMen
moet zich verwonderen, dat de Koningin zich nog jaar op
jaar aan zulke alleronaangenaamste ontmoetingen blijft
blootstellen3 Gelukkig was de rust thans zeer aanstaande;
dien Zondagavond heeft H. M. het paleis niet meer ver
laten. En na nog een slotovatie aan het spoorwegstation,
vertrokken de doorluchtige bezoekers des Maandagsmorgens
vroegtijdig naar het Loo.
Het is volkomen waar, wat de Commissie voor de April
feesten in hare dankbetuiging aan de ingezetenen van
Amsterdam zegt: Wij hebben een heerlijk feest gevierd,
zoo krachtig getuigende van aller samenstemming in ge
hechtheid aan en liefde tot onzen Koning, onze Koningin
en onze Prinses, dat het u en allen Nederlanders moet
goed gedaan hebben." Inderdaad, een heerlijk feest, tot
op de laatste, vroolijkste dagen toe. Van al de versieringen,
verleden week in vollen luister en glorie prijkende, is
thans weinig of niets meer over; maar nog lange jaren
zal onverzwakt in onze herinnering blijven voortleven de
heugenis van een feest, zóó schoon, zóó eendrachtig en
zóó opgewekt, als het zich slechts met mogelijkheid denken
laat. Goddank, het welsprekend bewijs is dan nu geleverd,
dat, trots socialistische woelingen en democratische kuipe
rijen, Nederland en Oranje nog één en ondeelbaar zijn, en
dat de liefde voor het Oranjehuis nog een band is, die
alle partijen en schakeeringen van ons volksleven veree-
nigt en saainsnoert. De Aprilfeesten, hoewel in de verste
verte niet als staatkundige demonstratie opgezet, hebben
niettemin, door de voorbeeldelooze orde en den goeden geest,
die er aanhoudend bij heerschte, een geheele week lang
als 't ware dag aan dag getuigenis afgelegd, dat Amster
dam van het socialisme niets weten wil.
Binnenland.
Het verslag der Tweede Kamer op 't ontwerp nopens
de verlenging van den diensttijd der oudste lichting van
land- en zeemacht is door de Regeering beantwoord. Zij
handhaaft haar voorstel, daar zij nog altijd van meening
blijft, dat de toestand in Europa het noodzakelijk maakt.
Met dezen maatregel van dienstverlenging behoeft evenwel
niet noodwendig samen te gaan de buitengewone bijeen
roeping van de militie te land, hetzij geheel, hetzij ten
deele, terwijl evenmin mag worden aangenomen dat jaarlijks
een dergelijk voorstel tot versterking onzer levende strijd
krachten te wachten zou zijn.
De in het ontwerp bedoelde militieplichtigen, die als
plaatsvervangers voor de lichting van 1888 zouden wenschen
op te treden, zullen bij het tot stand komen dezer wets-
voordracht alleen dan in een ongunstigen toestand geraken,
indien hun het bewijs van ontslag uit den dienst niet mocht
zijn uitgereikt vóór de tweede zitting van den militieraad
voor de lichting van 1888, d. i. vóór den tweeden Maandag
in April van dat jaar. Dienaangaande valt thans niets met
zekerheid te zeggen.
Maar ook al ware het anders, dan nog zou de Regeering
ten deze geen voorziening wenschen te treffen, omdat het
h. i. niet aangaat, ter behartiging van de bijzondere belangen
van deze militieplichtigen uitzonderingen te maken op den
in het ontwerp gestelden regel.
De Regeering heeft verder voorgesteld, de wet te doen
in werking treden op den dag harer afkondiging, om te
voorkomen dat op het bewijs van ontslag aanspraak mocht
worden gemaakt in het tijdvak gelegen tusschen de dag-
teelcening der wet en den 20sten dag van haar afkondiging.
Jl. Donderdag heeft de commissie in de Tjiomas-zaak
in de Tweede Kamer haar rapport uitgebracht. De meer
derheid stelt voor aanneming van het uitzettingsbesluit
voor kennisgeving. De minderheid acht art. 48 van het
Regeerings-reglement niet behoorlijk toegepast. Eén lid
bovendien acht in geen geval de uitzetting gerechtvaardigd.
De commissie, benoemd door den Minister van Marine
om een onderzoek in te stellen omtrent eene mogelijke
verplaatsing van 's Rijks werf te Amsterdam naar de
overzijde van het IJ, bestaat uit:
den kapitein ter zee G. Kruijs, gedetacheerd voor speciale
diensten bij het Departement van Marine, voorzitter; den
kapitein ter zee E. L. Ehnle, hoofd van het vak van uit
rusting bij 's Rijks werf te Amsterdam; den heer H. F.
Groen van Waarden, scheepsbouwmeester te Amsterdam;
den hoofdingenieur der Marine J. C. Jansen, geplaatst
bij 's Rijks werf te Willemsoord, en den gepensioneerde
kapitein-luitenant ter zee H. J. Van der Mandele.
Het Hld. herinnert, dat gisteren het tegenwoor
dige Ministerie zijn vierjarig bestaan vierde. Wel heeft
het niet al zijne leden, waarmede het op 22 April 1883
optrad, behouden het heeft reeds één Minister van
Buitenlandsche Zaken, één van Financiën, twee van Marine
en één van Koloniën versleten maar het hoofd en eenige
ledematen zijn nog dezelfden als vier jaren geleden. Sedert
1848 is het nog slechts éénmaal gebeurd, dat een Ministerie
den leeftijd van vier jaren heeft overschreden.
Door het hoofdbestuur der Vereeniging Eigen Hulp"
is in beginsel besloten, eene nieuwe afdeeling op te richten
onder den naam Bureau voor dienstbetrekkingen," bestemd
om werkzoekenden en werkgevers tot elkander te brengen.
Naar men verneemt, zal deze afdeeling bestemd zijn om
voor het geheele land te werken en haar centraalbureau
te 's Hage gevestigd worden. Ofschoon hetzelfde doel als
de „Arbeidsbeurs" te Amsterdam beoogende, zou zij toch
op eenigszins andere leest geschoeid zijn. De statuten der
Vereeniging zijn reeds in ontwerp gereed en zullen aan de
goedkeuring der aanstaande algemeene vergadering van de
Vereeniging worden onderworpen.
Woensdag den 20 dezer had vanwege het Nederlandsch
Paardenstamboek, afdeeling Noordholland, te Schagen, eene
keuring plaats.
Zes hengsten en drie-en-twintig meniën waren aange
geven, van welke drie hengsten en achttien merriën waardig
werden gekeurd om in het Stamboek te worden opgenomen.
Het deed ons genoegen onder de hengsten op te merken
de bekende Nelson, zoomede Norman II en Horsa.
Ofschoon onze paardenkennis nïet ver strekt, trok toch
menig schoon exemplaar onze aandacht, vooral Norman
scheen ons, sints wij hem de laatste maal ontmoetten, zeer
in zijn voordeel vooruitgegaan; bij voorkomende gelegenheid
zien wij in hem ongetwijfeld een zware concurrent.
Door het Provinciaal Bestuur van Noordholland, te
Haarlem, is jL Donderdag aanbesteed: het maken van
beplantingen in de duinen op Terschelling (raming f 4240).
Minste inschrijver A. Bos, aldaar, ad f 3350.
De Brandverzekering-Maatschappij „Holland," te
Dordrecht, keert over 1886 een dividend uit van 20 pet.
f Men schrijft ons van Texel, dd. 22 dezer:
„In het Eierland strandde gisteren het Nederlandsche
zeetjalkschip „Pieternella Cornelia," met eene lading dak
leien van Antwerpen naar Harburg bestemd.
Het schip werd met behulp van eenige schuiten in vlot
water en daarna binnengebracht."
Werden jaarlijks in de tweede helft van April hon
derden kievits-eieren per dag op Texel gevonden, thans is
dit geheel anders. Zoekers, die gewoon zijn 30 a 40 stuks
per dag te vinden, keeren nu met 4 a 6 stuks terug. Het
koude weder is daarvan de oorzaak. Het aantal kievitten
is menigvuldiger dan andere jaren.
Twee leerlingen der Zeevaartkundige School op Ter
schelling, de heeren D. H. Doeksen en W. Reedeker,
hebben het diploma als derden stuurman voor de groote
vaart verkregen.
Een paar ondernemende mannen te Alkmaar denken
ernstig aan het oprichten van een locaalspoor tusschen die
gemeente en Hoorn.
Om eene geldelijke kwestie van een paar gulden
maakte gisteren eene iuffrouw te Alkmaar zich zóó kwaad,
dat ze eene beroerte kreeg en op hetzelfde oogenblik dood
bleef.
Te Amsterdam is overleden de heer Cratnerus, de
algemeen geachte directeur van de Ned.-Indische Handelsbank.
In de verordening op de heffing van het gebruik
van het abattoir te Amsterdam, door Burg. en Weth. bij
den Raad ingediend* wordt -voorgesteld, de slachtgelden te
bepalen op f 1 per paard; f 2 per stier, os of koe; f l
per kalf of varken; f 0.30 voor een schaap, lam of nuchter
kalf. Het keurloon is hieronder begrepen. Voor het slachten
van partijen van 10 stuks als exportslachtgelden wordt
vermeerderd tarief gerekend.
In de „Port van Cleve," te Amsterdam, zijn in de
feest week o. a. verorberd 4000 kilogram biefstuk en 15,000
eieren.
De Parkschouwburg te Amsterdam zal 9 Mei worden
afgeslagen.
In het lokaal „Eensgezindheid" te Amsterdam werd
gisteren de algemeene vergadering gehouden van aandeel
houders in het Nederlandsch Panopticum.
Vertegenwoordigd waren 74 aandeelen, rechtgevende op
36 stemmen of 8 aandeelhouders.
Uit het verslag bleek, dat een winst was gemaakt van
f 13,589.12^, waarvan f 9000 bestemd zal worden tot uit-
keering van 1 pet. aan de aandeelhouders en het overige
bedrag voor afschrijving zal worden gebezigd.
Het aantal bezoekers bedroeg in het afgeloopen jaar ruim
90,000.
De kastelein Penning, te Amsterdam, wiens kroeg
bij de oploopjes in Februari 11. vernield werd, is voorne
mens om Donderdag a. s. zijne inrichting opnieuw te openen.
Hij heeft van dit voornemen aan den Burgemeester, als
hoofd der politie, schriftelijk kennis gegeven.
De schade, door hem bij de plundering beloopen, schat
hij op f 2000.
Vader, moeder en dochter waren op een Zondagavond,
in het begin dezer maand, erg gezellig uitgeweest. Men
had hier en daar eens een kijkje genomen en ten slotte
het anker laten vallen in eene tapperij op den Kloveniers
burgwal te Amsterdam. Helaasdaar nam de vreugde een
keer. Twee lezingen. Moeder en dochter die Donder
dag jl. als beklaagden voor de Rechtbank stonden stelden
de zaak zóó voor. D'er was een vreemde „man," die een
borreltje gebruikt had en die wilde dat moeder het betalen
zou. Neen, zei moeder, maar daar staat een militair, voor
dien wil ik wel betalen, want mijn „man" is ook onder
dienst geweest. Toen kwam de „politie" enz. enz. De
politie-agenten hadden eene heel andere lezing. Zij waren
door een tapper op den Kloveniersburgwal ter hulp geroepen,
om een paar beschonken vrouwen, voor wie hij niet meer
tappen wilde, te verwijderen. De eerstaanwezende agent
tikte „moeder" op den schouder. „Kom, ga nu heen, dat
is veel beter, dan dat je hier kabaal en ruzie maakt." Het
antwoord van „moeder" was een hevige slag in het aan
gezicht van den spreker, gevolgd door eenige dergelijke
douceurs aan het adres der beide andere agenten. „Moeder"
wilde tot geen prijs de deur uit; zij ging op* den grond
liggen en verzette zich met behulp van hare dochter -als
eene woedende leeuwin. Eindelijk kwam zij dan toch buiten.
Maar niet minder dan vijf politie-agenten, een militair,
twee brandwachts en eenige burgers moesten er aan te pas
komen om moeder en dochter naar een politie-post te
transporteeren.
Het O. M. voelde zich blijkbaar bewogen door dezen
onaangenamen afloop van de feestvreugde en door een na
tuurlijk gevoel van mededoogen voor de zwakke sekse.
Het eischte tegen „moeder* 10 dagen, tegen mejuffrouw
hare dochter 7 dagen gevangenisstraf. Beiden weenen.
Zij konden het heusch niet helpen, „'t Was van de zainewen,
z'en EdelAchtbara."
Welk eene enorme hoeveelheid hooi te Kampen ver
handeld wordt, blijkt hieruit, dat door de beëedigde hooi-
wegers in 1886 zijn gewogen 5,790,000 kilogram.
Als een bewijs, dat de uitvoer van schapen uit
Duitschland naar Engeland nog al iets beduidt, dient, dat
te Oldenzaal in den laatsten tijd weêr geregeld treinen,
soms van 33 en 36 wagens, voor Vlissingen bestemd,
voorbijkomen. De schapen zien er allen goed uit; zij zijn
bijzonder groot en forsch gebouwd. Wat dit betreft, staat
het inlandsch ras er bij ten achter. Hun hoofdvoedsel
moet echter spoeling zijn.
De Wiener Allgemeine Zeitung vertelt het volgende
van ons Vorstelijk gezin:
„Het was den morgen van den 70sten verjaardag des
Konings van Holland. Koningin Emma, met een gelaat
stralend van vreugde, vroeg haar gemaal haar toe te staan,
dat haar verjaringsbouquet door haar hofdames in de
kamer zou worden gedragen: zij was voor haar te zwaar.
Lachend gaf de Koning zijn toestemming en kort daarna
brachten twee dames een reusachtige, uit witte en roode
rozen gemaakt, bouquet binnen, waartusschen het kopje
van Prinses Wilhelmina te voorschijn kwam. De rozen
waren zoo dicht tegen elkaar gelegd, dat zij het Prinsesje
geheel omhulden.
De overvloed van haring op de Noorweegsche kusten
heeft het leven aan een nieuw veevoeder geschonken.
Men perst namelijk de haring met olie en meel tot „visch-
koeken" samen, die het rundvee als nieuwigheid zeer goed
schijnen te smaken en allicht zuiverder zijn dan lijn- of
raapkoeken.
Buitenland.
De geruchten, dat de groote Parijsche Wereldtentoon
stelling in 1889 niet zal plaats hebben, blijven aanhouden.
In elk geval is het zeker, dat nog geen enkele Europeesche
mogendheid zich onvoorwaardelijk bereid verklaard heeft
om mede te werken. Vele groote mogendheden zouden
aan een Tentoonstelling in 1890 de voorkeur geven, omdat
dit daaraan het karakter zou ontnemen van het „eeuwfeest
der revolutie."
In den toestand der Hertogin van Cumberland, dochter
des Konings van Denemarken, is eene gunstige wending
gekomen. Het denkvermogen keert langzamerhand terug
en ook in haar uiterlijk voorkomen is beterschap waar te
nemen. Prof. Leidesdorfl, in wiens inrichting bij Weenen
de Hertogin zich bevindt, meent te mogen voorspellen, dat
zij over een jaar geheel hersteld zal zijn."
Jl. Dinsdag was er te Londen en op vele andere
plaatsen in Engeland eene buitengewone vraag naar Primula
veris. Het was „Primrose-day," de sterfdag van lord
Beaconsfield, wiens geliefkoosde bloem de Primula veris
was en wiens nagedachtenis op dien dag door zijne geest
verwanten gehuldigd wordt door het dragen van die bloem
in het knoopsgat en op den hoed. Koningin Victoria zond een
krans voor lord Beaconsfields graf. Het standbeeld van
lord Beacansfield op het Parlementsplein was Dinsdagmorgen
rijk met kransen en guirlandes van deze lentebloemen
getooid en menigeen kwam in den loop van den dag er
nog zijn krans of bouquet neêrleggen. Wegens het achter
lijke van het voorjaar had men, hoewel er natuurlijk in
de laatste maand door de tuiniers bijzonder veel werk van
deze bloem gemaakt is, veel moeite om eene genoegzame
hoeveelheid bijeen te brengen, ten einde ook maar eenigs
zins aan de behoefde te voldoen.
Gevolgen van het magnetisme. Zekere Ana-
tole G., te Clichy, bij Parijs, woonde dezer dagen eene
spiritistische séance bij en had door middel van een klop
pende tafel een onderhoud met een zijner overleden bloed
verwanten, hetwelk hem zoozeer trof, dat hij in de grootste
ontroering huiswaarts keerde. Nauwelijks lag hij te bed,
of hij verbeeldde zich, dat zijn nachttafeltje aan het draaien
ging. Woedend vloog hij op, smeet het meubel het venster
uit en ging weêr liggen. Daar scheen het hem toe, dat
de spiegel de zonderlingste kapriolen vertoonde. Hij be
proefde dezen den weg van het nachttafeltje te doen volgen.
Dit viel moeielijk en tot overmaat van ramp begon letterlijk
alles in de kamer om den ongelukkige te dwarrelen en te
dansen. Als razend snelde hij naar de keuken, greep een
voorsnijmes en rende in zijn hemd de straat op, schreeuwende:
„Houdt den magnetiseur! Houdt hem, houdt hemEenige
politie-agenten ontwapenden hem en ten slotte is hij in een
„maison de santé" geplaatst.
Jl. Woensdag werd aan de militaire critici te Aldershot
een wieier ter beoordeeling aangeboden, waarop tien man
konden plaats nemen en waarop tevens kleine hoeveelheden
ammunitie of bagage konden vervoerd worden.
Een Elzasser rekruut, onlangs door de keurings
commissie te Straatsburg onderzocht, of hij geschikt voor
den krijgsdienst was, werd bevonden zich over zijn geheele
lichaam getatoeëerd te hebben met de woorden „Vive la
France!" afgewisseld door eene niet weêr te geven ver-
wensching tegen Duitschland. Die grap moet hij voorshands
boeten met zes maanden gevangenis en daarna zal het de
vraag zijn, of de bedoelde woorden zoo onuitwischbaar zijn,
ook op handen en gelaat, dat het onmogelijk blijkt, hem
in de gelederen van het Duitsche leger in te lijven.
Het verhaal is van Fransche zijde afkomstig; in Duitsche
bladen vindt men het nog niet vermeld.
Ingezonden.
Mijnheer de Redacteur!
Het critisch verslag, in het nummer van Woensdag jl. van
uwen (niet gewonen) verslaggever te Schagen, betreffende het
door Schagens Mannenkoor Euterpe jl. Zondag gegeven concert,
roept my, mijne bevreemding te kennen te geven, over de wijze,
waarop het critisch gedeelte van dit verslag door den schryver
werd behandeld; gaarne erken ik met den schrijver dat het
geven van een eenigszins juist critisch verslag zeer moeielyk,
en ik voeg er bij o n m o g e 1 ij k is, wanneer, zooals met den
verslaggever hoogstwaarschijnlijk het geval is, deze de stof, in
dit geval zangnummers, welke hij behandelt, niet voldoende kent
een critisch verslaggever toch is zeer zeker iets anders dan een
gewoon hoorder.
Het verslag nagaande, geldt de eerste bemerking het te laag
staan der fluit en het niet voldoend ontwikkeld embouchure van
den fluitist; met het eersto ben ik het met den schrijver eens,
met het tweede niet; zeer veel hangt in dit geval af van de
meening welke eischen men jeugdige dilettanten mag stellen; dat
in „Op Zee" de gewenschte eenheid bij eiken overgang ontbrak,
ontken ik ten stelligste; men moet „Op Zee" kennen, om te
kunnen oordeelen hoe de overgangen werden gemaakt; uKlacht