aanzienlijke sommen zou stellen. Al spoedig wist C. zich
hier in te dringen en het lichtgeloovige publiek voor zich
te winnen, zoodat hij aldra een viool ter leen kreeg, om
zijne talenten als violist ten toon te spreiden. En waarlijk,
door zijn schoon spel misleidde hij de goede Gravenaars,
die hem eene som gelds ter hand stelden, welke hij in het
eerst weigerde, maar toch later aannam. Eiken avond
verscheen hij in een of ander café met de geleende viool,
en deed daar zijne kunst bewonderen, tot op een goeden
morgen de violist met de viool was verdwenen. Waar
schijnlijk heeft de schelm de wijk naar Duitschland genomen.
Na ingewonnen informatiën bij den hoofd-commissaris van
politie te Gent is gebleken, dat Jean Baptist Cuvilier een
persoon is, die aldaar reeds eenigen tijd in de gevangenis
had doorgebracht ter zake van vagebondage en oplichterij.
Volgens het „Batav. Hld." zou de gepensioneerde
generaal-majoor Luijmes, door den Gouverneur-Generaal
zijn aanbevolen als leger-commandant, zoodra generaal
Pfeiffer aftreedt.
De Tijd verneemt, dat de onlangs door Z. M. den
Koning tot ridder van den Nederlandschen Leeuw benoemde
president der „St.-Josephs-Gezellen Vereeniging," de heer
H. C. J. M. Van Nispen tot Zevenaer, van H. M. de
Koningin een schrijven ontving, waarin H. M. met lof
gewaagt van het Christelijk Liefdewerk door hem bestuurd.
De Vorstin deed dit blijk van waardeering vergezeld gaan
van een aanzienlijke som gelds, ten bate der „St.-Josephs-
Gezellen-Vereeniging."
Ook de Burgemeester der hoofdstad, mr. G. Van Tien
hoven, heeft wel een blijk willen geven van zijn inge
nomenheid met de Vereeniging, door toezending van een
milde gift en een vleiend schrijven, gericht aan haar president.
Door den heer J. C. Elink Sterk, te Halsteren bij
Bergen-op-Zoom, zijn op 21 dezer in zijne kweekerij de
eerste asperges van den kouden grond gestoken en Z. M.
den Koning ten geschenke aangeboden.
Volgens de ontvangen rapporten van kapitein Harten,
is de brand aan boord van het stoomschip Prinses Amalia
ontdekt op den 10 April te 12 uur 5 min. namiddag,
terwijl het schip stoomende was in het Suez-kanaal. Bij
onderzoek bleek, dat de brand was aangekomen midden
in het achter-onderruim en ofschoon met alle scheeps
pompen werd gespoten en een centrifugaalpomp door de
Kanaalmaatschappij ter adsistentie was gezonden, kon men
den brand niet meester worden, dan na het achter-onderruim
en achter-ondertusschendeks vol water te hebben doen loopen,
waartoe van uit de machinekamer gelegenheid bestaat.
Hiermede had men den 11 April te 3 uur voormiddags
den brand bedwongen.
Het schip, dat in het Groot Bittermeer ten anker was
gekomen, zette de reis naar Suez voort op den 12 April
en kwam daar des avonds aan.
Onmiddellijk werd een aanvang gemaakt met de lossing
uit het achtterruimde lading aldaar en in het achter-
tusschendeks, proviand enz., zijn zwaar beschadigd.
Volgens telegrafisch bericht zou de beschadigd geloste
lading op order van experts te Suez verkocht worden.
Opgave van merken is per telegraaf aangevraagd.
Kapitein Harten roemt zeer de houding van passagiers
en equipage tijdens het ongeval.
Zooals reeds gemeld, hebben de passagiers de reis voort
gezet, te weten: de heer Fol en echtgenoot®, Van der Linden,
echtgenoote en kind, Van der Brandeler, ethtgenoote, kind
en baboe per „Gelderland" en de overigen per „Burge
meester den Tex."
De pakketdienst is eveneens met laatstgenoemd stoomschip
eiken stap was hun leven gemoeid geweest. Ook nu zwegen
zij nog en zagen naar den Arendswand op, waar het ochtend-
grauwen begon te wijken voor een lichtrood schijnsel, dat
met elke minuut helderder werd. Eindelijk boog Michaël zich
neer en zeide op zachten, maar onbeschrijfelijk teederen toon:
„Hertha!*
Zij zag tot hem op en stak hem eensklaps beide handen toe.
//Michaël, hoe kondt ge mij vinden tusschen al die kloven
en afgronden Ge hadt niet eens eenig spoor van den weg, dien
ik was ingeslagen!"
Hij glimlachte en bracht hare handen aan de lippen.
„Neen, maar ik had een vermoeden, waar mijne Hertha was,
waar ze moest wezen, en dit leidde mij tot haar. Gij hadt
immers ook mijne nabijheid vermoed, ge riept mij, nog eer mijne
stem tot u doordrong. En nu laat ik mij niet meer afschrikken
door dat hardvochtige: //Nooit!" dat ge mij gisteren toeriept,
door het jawoord, dat ge iemand hebt gegeven, dien ge niet
liefhebt. Ik heb u aan den Arendswand ontweldigd - nu zal
ik ook wel zegevieren over Raoul Steinruck!"
„Ik kan ook zijne vrouw niet worden!" barstte Hertha uit.
„Ik weet nu, dat dit mij onmogelijk is. Maar, Michaël, wat
ik u bidden mag, laat dien strijd niet opnieuw beginnen! Als
het eenigszins kan
„Maar die strijd kan niet uitblijven!" viel hij haar ernstig in
de rede. „Misleid uzelven niet op dat punt, Hertha! Daar wacht
u een kamp, misschien wel een openbare breuk met uwe geheele
familie, die het u nooit zal vergeven, dat gij een verbintenis
verbreekt, waarop zij zoo bijzonder gesteld wasdat gij een graaf
Steinruck opgeeft, om de vrouw van een officier te worden, die
niets bezit dan zijn degen en zijne toekomst. En er is nóg iets
anders, waarmede men u en mij zal vervolgenik heb het u
gisteren in de kerk al met een enkel woord medegedeeld dat
duistere punt in mijn leven."
„De herinnering aan uw vader!" zeide zij zacht.
„Ja. Men zal het u telkens opnieuw verwijten, dat gij den
zoon van een avonturier volgt, wiens naam niet onbesmet is.
Ik meende u gisteren daarmee te verschrikken, en gij dacht
alleen aan hetgeen ik daaronder zou lijden; maar zult gij ook
die schaduw kunnen dulden, als ze in uw eigen leven valt, als
die naam de uwe is?"
Zyn blik zocht den haren met een laatste opwelling van bet
oude wantrouwen, dat de vroegere gravin Steinruck met haar
trotsch en overmoedig zelfbewustzijn gold. Maar thans was de
bedrieglijke flikkering uit die „mooie, ondeugende oogen" ver
dwenen, die hem reeds als knaap hadden betooverdze glinsterden
hem nu tegen vol liefde en geluk.
„Moet ik dan nog eens herbalen, wat ik al gisteren heb gezegd,
toen ge van uwe moeder spraakt? Ook ik volg den man dien
ik liefheb, ten trots van de geheele wereld, al is het in armoede
en vernedering al is het in den dood!"
Hartstochtelijk drukte hy haar in de armen en zy vlijde het
hoofd tegen hem aan, evenals straks op die rots van den Arends
wand, waarachter de zon nu gloeiend rood opkwam. Flikkerende
vonken voor zich uit zendend, brak de dageraad zich baan. Reeds
begon een rozeroode gloed zich over de besneeuwde bergtoppen
uit te breiden, en ook de onstuimige wolken, die nog altijd het
uitspansel bedekten, werden als in vuur en vlammen gedoopt.
„De dag breekt aan!" zeide Michaël, terwijl hij de lippen
telkens op het voorhoofd van het dierbare meisje drukte, op dat
„roode goud uit de sprookjes," dat nu aan zyn borst rustte.
«Zoodra ge wat uitgerust zijt, nemen we den terugtocht aan en
opgezonden. De mail is, zooals reeds gemeld werd, per
stoomschip „Anadyr" van den Massageries Maritimes ver
scheept.
f Men schrijft ons van Texel, dd. 25 dezer:
„Bij de keuring van veulens, gisteren aan den Burg
gehouden, heeft de heer C. Keijser Rz. de uitgeloofde prijs
voor zijne veulens behaald."
Men schrijft ons uit Schagen, dd. 25 dezer:
„De gevolgen van overdrijving, wat betreft de publieke
vermakelijkheden, beginnen zich hier eindelijk te openbaren
men geraakt blijkbaar verzadigd, want gisterenavond was
bij de voorstelling door eenige leden van „Ceres," in het
lokaal dat dien naam draagt, de zaal slechts half bezet.
„Joost Uilenspiegel," door J. Broekhof Bz., blijspel in
één bedrijf en „Adam en zijn waschvrouw," vroolijke
vaudeville met zang in drie bedrijven naar het Fransch,
door J. Both Jr., ziedaar de tooneelproducten welke werden
opgevoerd. Of de benamingen, wat het genre betreft, wel
juist zijn, of men niet liever van „kluchtspelen" had moeten
spreken, ik wil de beantwoording dier vraag gaarne aan
meer bevoegden overlaten; lachwekkends komt er in
beide stukken genoeg voor, doch naar gunstige scherts,
naar fijnen humor, heb ik vergeefs gehoord; het attisch
zout, dat in een goed blijspel niet mag ontbreken, heb ik
niet kunnen proeven.
Dit wat de stukken betreft. Wat de opvoering aangaat
ben ik overtuigd, dat alle medespelenden hun best deden,
iets wat niet altijd van dilettanten kan worden getuigd.
Doch wij zijn nu eenmaal flegmatieke Hollanders, en
dat het ons uit dien hoofde hoogstmoeielijk valt, Fransche
toestanden, Fransche zeden en Fransche karakters zoo juist
te vatten, dat we, optredende in een uit het Fransch ver
taald stuk, werkelijk op heusche Franschen gelijken, is mij
Zondagavond weer duidelijk gebleken.
Het bruiloftsfeest der waschvrouw in het derde bedrijf
was zeer aardig; de bruid zong hare coupletten recht
verdienstelijk en de bruiloftsgasten vielen goed in. De
begeleiding door de afdeeling strijkorchest onzer Harmonie
kapel, vormde met den zang een goed geheel, en de fluitist
de zondenbok van uw „verslaggever in buitengewonen
dienst" van Euterpe's concert bracht, door het keurig
blazen zijner kleine partij, een even liefelijk als verrassend
effect te weeg."
Onder den titel: „De vruchten eener kunstreis," lezen
wij in het Hld. het volgende:
„In 't vriendelijke kunstzaaltje der Rijks-Academie (Stad
houderskade) te Amsterdam is gisteren eene kosteloos toe
gankelijke tentoonstelling geopend van kopieën, schilderijen
en studiën, door de jonge schilders Jac. Van Looy en Jan
Dunselman in 't vorige jaar op hunne kunstreis door
Spanje vervaardigd.
Bij de weinig smaakvolle manier, waarop hier ter stede
gewoonlijk schilderijen en teekeningen tentoongesteld worden,
maakt de wijze, waarop dat op deze kleine huishoudelijke
tentoonstelling geschiedt, al dadelijk een aangenamen indruk.
Het bovengedeelte der wanden wordt namelijk ingenomen
door een aantal groote- photographiën uit de verzameling
der Academie naar beroemde doeken uit het Madridsche
Prado-museum. De toèschouwer verplaatst zich daardoor
van zelf in de school -de? groote meesters, wier werken
de jonge kunstenaarsbestudeerd hebben. In de hoeken
der zaal zijn borstbeeldëfi' aangebracht, de jongste arbeid
van den veelbelovenden beeldhouwer Pander. En opdat
het koele wit dezer pleisterafgietsels niet zou schaden aan
den bruinen toon der kopieën naar oude schilderijen, zijn
zij afgesloten door lappen stof, waardoor de aanblik van
breng ik u bij uwe moeder./'
„Mijne moeder!" herhaalde Hertha op bedroefden toon. „Och,
ik heb in deze laatste urén nauwelijks aan haar gedacht; mis
schien ben ik nog dichter by den dood geweest dan zij. Zij zal
zich op den duur niet tegen mijn smeekbeden verzetten, dat weet
ikmaar zy kent geen anderen wil dan van oom Michaël, waar
aan zij zich blindelings onderwerpt en de strijd met hem zal
geweldig zwaar zijn."
„Laat dien aan mij over!" viel Michaël in. „Ik zal den generaal
terstond na mijne terugkomst zeggen, dat gy uw aan Raoul gegeven
woord terugverlangt en dat
„Neen, neen!" kwam zij angstig hiertegen op. „Zijn eerste
drilt moet hij tegen my koelen. Gij kent mijn voogd niet."
„Ik ken hem wel, beter dan ge denkt, en 't is niet de eerste
keer, dat we met elkander in botsing komen. Als iemand tegen
hem is opgewassen, dan ben ik het ik, zyn eigen vleesch en
bloed!"
Hertha zag hem verwonderd aan. Blijkbaar begreep zij niet
wat hij bedoelde.
„Wat zegt ge? Dat begrijp ik niet."
Hij liet haar uit zijne arnten en stond op.
„Ik heb nog iets voor u verzwegen, met opzet verzwegen,
Hertha. Ik wilde beproeven, of gij mijn vrouw wildet worden,
ook als ik niets anders voor u was, dan de zoon van een zwer
venden avonturier. Ik ben geen vreemdeling in uwe familie en
ook mijn vader is dat niet geweest. Hebt ge nooit gehoord, dat
de generaal nog een tweede kind, een dochter heeft gehad?"
„O jaLouise SteinruckIk geloof zelfs, dat zij oorspronkelijk
bestemd was geweest om de vrouw van mijn vader te worden;
maar zij stierf immers al op haar achttiende jaar?"
„Gy hebt dus niet anders over haar hooren spreken dan als
over een doode? Dat vermoedde ik al! Ja, ze was dood voor haar
vader en hare geheele familie, die haar verstieten, toen ze den
man harer keus volgde zij is mijne moeder geweest!"
De jonge gravin sprong in de uiterste verbazing van haar
zitplaats op.
„Is 't mogelijk? Zyt gy dus een Steinruck?"
„Ik ben een Rodenberg, Hertha! Vergeet dat niet! Ik heb
geen deel aan den geslachtsnaam van mijne moeder en ben er
ook niets op gesteld."
„En uw grootvader? Weet hij
„Ja; maar hij ziet in mij slechts den zoon van zyn verstooten
en verloochende dochter, wier naam zelfs nu nog niet in zijn
bijzijn mag genoemd worden, en als ik u nu bovendien aan
zijn erfgenaam, zijn Raoul ontruk, zal hij hemel en aarde bewe
gen om ons te scheiden. Om het even, gij hebt u nu met hart
en ziel aan mij overgegeven, thans zal ik mijn geluk ook weten
te handhaven en te beschermen!"
Hij stond werkelijk in een houding vóór haar, alsof hij bereid
was de gansche wereld te trotsecren. En daarop nam hij haar
bij de hand, om haar terug te voeren naar die wereld, die zoo
veraf lag, daar" beneden in de diepte, nog in nevelen en sche
mering gehuld. Hier boven baadden do met sneeuw bedekte
bergtoppen zich al in purperen gloed, de geheele oostelijke hemel
straalde en schitterde; nu flikkerde daar iets als een vlammend
zwaard, en daarop verrees de zon langzaam en vuurrood aan de
kimmen. Zich baan brekende door den storm, groette het licht
van den nieuwen dag de aarde met den eersten straal van
de morgenzon daalde Sint-Michaël van den Arendswand af!
(Wordt vervolgd.)
het geheel niet anders dan kan winnen. Met geringe hulp
middelen is hier ten minste iets gedaan ten blijke dat het
tentoonstellen van schilderwerken iets anders is dan het
ophangen van schilderijen.
Het tentoongestelde zelve bewijst, evenals ten vorigen
jare toen de vruchten eener Italiaansche kunstreis van
beide jonge mannen ter bezichtiging waren gesteld, dat
de goede verwachtingen, van hen gekoesterd, niet beschaamd
worden.
De heer Van Looy leverde een kopie naar „De drinkers"
en „De zinnelooze" van Velasquez; de heer Dunselman
van den „Aesepus,„ „Moenippus" en den „Infant van
Oostenrijk," naar dienzelfden ouden meester en naar den
„Johannes de Dooper" van Murillo.
Overeenkomstig de bepalingen, door het Rijk aan de
studiebeurs verbonden, blijven deze omvangrijke doeken
het eigendom der Academie, die op deze wijze mettertijd
eene belangrijke galerij verkrijgt.
Van beide heeren vindt men er wijders een groot aantal
meer of minder afgewerkte schetsen in krijt, water- en
olieverf naar de natuur. Zij zijn ontleend aan het Spaan-
sche volksleven, aan merkwaardige gebouwen of het landschap.
De heer Van Looy, die ook Marokko bezocht, voegde
daar nog eenige dier studiën bij en een paar voltooide
stukken in olieverf, die beide een gunstig getuigenis af
leggen van zijn talent.
Met aandrang meenen we de Amsterdamsche kunst
vrienden te mogen uitnoodigen, deze verzameling in oogen-
schouw te nemen. Zij zullen er de overtuiging Ontvangen,
dat beide jonge kunstenaars hunne taak ernstig opvatten
en veel beloven voor de toekomst."
Een misdaad? In den vroegen morgen van Zon
dag jl. is uit de rivier de Amstel, ongeveer ter hoogte van
den Omval, onder de gemeente Nieuwer-Amstel, opgehaald
het eenigszins in staat van ontbinding verkeerend lijk van
een onbekend meisje, oud naar gissing ongeveer 15 16
jaar, tamelijk groot, aangezicht rond, haar blond, neus
gewoon, mond klein; gekleed o. a. met grijsachtig buksking
manteltje, blauwachtig katoenen kleedje, corset, wit geweefde
borstrok, wit linnen hemd, dito onderbroek, een paar blauwe
en een paar witte kousen (alles ongemerkt), zoomede hooge
dameslaarsjes met knoopjes.
Op deze drenkelinge zijn gevonden een paar gouden
oorbelletjes en een geele, glimmende armband, terwijl zich
aan de linkerhand bevindt een donkerkleurige katoenen
handschoen.
Het lijk heeft op het voorhoofd, even beneden het haar,
een gapende wond, ter lengte van ruim 4 centimeters,
zoomede eene verwonding boven het rechteroor, circa
3 centimeters lang; mist voorts den rechter-onderarm en
heeft om de mouw van den linkerarm, tusschen de elleboog
en den pols gestrikt, een rood katoenen, eenigszins in elkaar
gedraaide das, welke vermoedelijk gediend heeft om beide
armen bij elkafir te binden, zijnde eene met die das gemaakte
lus (waarin de rechterarm gestoken geweest zal zijn) vast
toegek noopt.
De commissaris van politie te Nieuwer-Amstel verzoekt
inlichtingen omtrent de herkomst van deze drenkelinge.
Het lijk schijnt een dag of tien in het water te hebben
gelegen, zoodat de misdaad in de feestweek moet zijn gepleegd.
Wel is op enkele plaatsen reeds ontbinding ingetreden,
maar de regelmatige trekken zijn duidelijk te herkennen.
Vreemdsoortig is zeker, zegt het Hld., dat het onder
goed niet van een merk is voorzien. De schouwing, die
vanwege de justitie in de gevangenis te Amsterdam ge
schiedt, zal wellicht aan den dag brengen, of de moord
met andere misdrijven is gepaard gegaan.
Er bestaat nu reeds grond tot het vermoeden, dat de
misdaad is gepleegd dicht bij de grens van Amsterdam-,
want uit de windrichting en strooming van het water in
de laatste dagen moet worden opgemaakt, dat het lijk van
de stadszijde naar den Omval is gedreven.
Burgemeester en Wethouders van Amsterdam hebben
bij den Raad van bericht gediend op de adressen van Bos
en Penning, die, zooals men weet, vergoeding van de
gemeente hebben gevraagd voor schade, door hen geleden
in de avonden van 21 en 22 Februari jl. Zij toonen aan
dat nog op grond van recht, noch op billijkheidsmotieven
vergoeding kan worden gevraagd.
Wegens laster (art. 263 Strafw.) tegenover openbare
ambtenaren in functie, is gisteren door de Haagsche Recht
bank de president der Haagsche afdeeling van den sociaal-
democratischen bond Baye tot 4 maanden gevangenisstraf
veroordeeld.
Beklaagde had in Recht voor Allen tegenover de Haagsche
politie-agenten een zeer lastterlijk artikel geschreven,
waarvoor het O. M. een gevangenisstraf van 6 maanden
had geëischt.
Ook bij de verpachting der stads-losse landerijen te
Kampen, gelegen aan den linkeroever van den IJsel, en
voor den tijd van 3 jaren, is gebleken dat de opbrengst
vrij wat minder was. Al de perceelen zijn verpacht ge
worden voor f 35,473 per jaar, zijnde bijna 17$ pet. minder
dan de jaren 18841886.
Dat een candidaat bij het onderwijzers-examen niet
altijd in een normalen toestand verkeert, bleek dezer dagen
te Leeuwarden, toen een der candidaten in allerijl naar het
Telegraafkantoor toesnelde, om den voor hem gelukkigen
uitslag aan zijne verwanten mede te deelen, waarna hij,
tengevolge der overspanning, op straat ineenzakte en in
bewusteloozen toestand moest worden weggedragen.
Naar de Standaard verneemt, zal het „Leger des
heils" weldra Nederland met een bezoek „vereeren."
Op de boerderij der Rijkslandbouwschool te Wage-
ningen heeft men dezer dagen een karnproef genomen met
40 liter avond- en morgenmelk van de onlangs aangevoerde
Holsteinsche koeien, die uitmunten door het geven van
veel en vette melk. Het bleek, dat die 40 liter 31 hecto
gram boter meer leverden, dan 40 liter avond-en morgen-
melk van 2 Hollandsche koeien, welke voortdurend zwaar
waren gevoederd.
Van de Veluwe schrijft men aan de Arnh. Crt.
„De land- en tuinbouw is in vollen gang. Men is druk
bezig met het bemesten der boekweit-akkers, het bewerken
van den grond en het zaaien van verschillende gewassen.
De winterrogge staat goed te veld en de strenge vorst
heeft er blijkbaar dezen winter weinig nadeel aan toegebracht.
De aardappelen zijn voor het grootste deel gepoot. De
weilanden zijn nog kaal, zoodat het vee niet vroeg den
stal zal kunnen verlaten. De bijenhouders, wier aantal in
de laatste jaren sterk is afgenomen, zijn nogal tevreden
en verklaren, dat de bijen goed door den winter zijn