Het genoemd Weekblad, waaraan bovenstaande regelen zijn ontleend, herinnert, naar aanleiding van het bekende droevig geval, er eveneens aan, dat sedert jaren het mede dienst baar maken van het pensioenfonds voor burgerlijke ambte naren aan het welzijn hunner weduwen en weezen door de belanghebbenden wordt bepleit. „Waarschijnlijk zou deze dubbele zelfmoord niet zijn gepleegd, indien het reelit op weduwen-pensioen der ongelukkige vrouw verzekerd was geweest. Zal dit voorval dan nu misschien drijven tot verhaast handelen? Een droevige drijfveer, zeker. Doch voor duizenden een zegen, indien zij slechts ten doel leidt. De ongunstige rapporten over de onderofficieren van den hoofdcursus met betrekking tot de praktijk, hebben den luitenant-generaal inspecteur der infanterie aanleiding gegeven, strenge bepalingen te maken voor hen, die in aan merking komen om tot den hoofdcursus te worden toegelaten. De Staatscourant van 6 dezer bevat een staal betref fende den afkoop van tienden over het jaar 1886. Uit de recapitulatie blijkt, dat de afkoopprijzen bedroegen: staats domein f 9640,50, kroondomein f 5480,91, tienden van particulieren f 19.409,204, totaal f 34.530,614. De Stoomvaart-Maatschappij „Nederland" keert, naar men verzekert, over 1886 geen dividend en de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij 2 pet. dividend uit. Het American Hotel geeft 3 pet. f Men schrijft ons van Texel, dd. 9 dezer: „De heer C. Dalmeijer, oud-beurtschipper op Amsterdam, later stoombootkapitein en sedert de laatste jaren commis saris der Hoornsche stoombooten te Amsterdam, is hier gisteren in den ouderdom van 78 jaren, bij zijne familie in het hotel „de Lindeboom* overleden. De overledene volbracht meermalen aan ons strand groot- sche feiten, door het redden van schipbreukelingen. Vooral bij de stranding van de „Agnes", ongeveer 40 jaren gele den, droeg hij er krachtig toe bij, dat niet alle passagiers en opvarenden van dat schip het leven verloren. Ook in vele andere opzichten was Dalmeijer nuttig werkzaam, o. a. daar waar het betrof verbeterde reddingsmiddelen in prak tijk te brengen. De belangen der schipperij stond hij krachtig voor. Daarvan kan menige bijdrage van zijne hand in het jaarboekje der Vereeniging „Schuttevaêr" ge tuigen. Zacht ruste het overschot van den afgestorvene, die zulk een welbesteed leven achter zich heeft." In den nacht van 3 op 4 dezer zijn door middel van buitenbraak uit den winkel en ten nadeele van G. Smit, koopman te Purmerend, ontvreemd1 gouden en 10 zilve ren horloges. Vermoedelijk zijn zij ontvreemd door twee Duitscliers, waarvan een is aangehouden, zich noemende Heinrich Wil helm Raudenberg, in het bezit van het gouden en vier zilveren horloges, terwijl nog twee op straat zijn terugge vonden. Volgens zijn opgave, is zijn medeplichtige August Geraborosky, 24 jaren, die in het bezit kon zijn van de vier zilveren savonet-horloges, vuil van kleur. In en om de Zaanstreken staan de landerijen zeer achterlijk. Een enkel jong beest is den stal uit, doch de melkgevende koeien staan nog vast. Het land blijft te koud zegt de boer en de zon moet het doen. Aan water is ook wel behoefte, doch aan zon nog meer. De kaasprijzen blijven hoog; voor hooikaas geeft men aan de Noordhollandsche markten dooreen f 26, dé hoogste prijzen f 324, doch deze komt meer in het voordeel van de koopers dan in dat van de landbouwers. Het land wordt in dit deel der provincie nog duur ver huurd en verkocht. Jl. Vrijdag is te Haarlem in den ouderdom van 68 jaren overleden de om zijn kunde en ervaring algemeen bekende chirurg, de heer A. De Waal Malefijt. Gedurende 47 jaren oefende hij daar ter stede de praktijk uit. De jaarlijksche verhuring van landerijen, dijken en wegen, behoorende tot het waterschap Kamperveen, heeft jl. Zaterdag f 3964.50 opgebracht, tegen f 5096.50 in 1886. alleen met Heloïse en had haar juist medegedeeld, wat er den vorigen dag was voorgevallen, maar op zulk een hartstochte lijke manier, dat men duidelijk kon merken, hoe diep het hem trof. „De teerling is geworpen!" besloot hij. „Mijn engagement met Hertha is verbroken. Ik ben vrij, evenals gij, en er behoeft dus niets meer geheim te worden gehouden. Zeg mij nu eindelijk in ronde woorden, Heloïse, dat ge mijn vrouw worden, dat ge mijn naam dragen wilt. Dit hebt ge nog nooit gedaan." De jonge vrouw had zwijgend toegeluisterd, maar op haar voor hoofd vertoonde zich een lichte rimpel. Het scheen bijna, dat die afloop haar minder gewenscht voorkwam. „Niet zoo driftig, Raoul!" poogde zij hem tot bedaren te brengen. „Ge hebt immers zoo even zelf gezegd, dat uw groot vader nooit in die verbintenis zou toestemmen en gc hangt toch geheel van hem af?" „Ja, voor het oogenblik! Maar in de toekomst ben ik de erf genaam van het majoraat, en daarvan kan geen testament mij berooven. Dat is een familieverdrag, waaraan niemand iets kan veranderen. Dit weet ge immers wel!" Heloïse wist ^dit zeer goed, maar ze wist ook, hoe hoog hare eischen en hoe gering, in verhouding daarvan, de inkomsten van dat majoraat waren. Die zaak was immers al vóór verscheidene maanden breedvoerig tusschen haar broeder en haar besproken, en het beeld van de toekomst, dat Henri haar toen zoo weinig uitlokkend had afgeschilderd, het leven op een eenzaam landgoed in de provincie, had niets aantrekkelijks voor een vrouw, die gewoon was dagelijks feesten en partijen bij te wonen en voor wie weelde en pracht levensbehoeften waren. „Laten we dan maar op de toekomst hopen," zeide zij schielijk, blijkbaar met het doel om hem op een ander onderwerp te brengen. „Het tegenwoordige lacht ons waarlijk niet toe. Niet alleen de oneenigheid in uwe familie, ook de politieke omstandigheden dreigen ons te scheiden." „Tc scheiden?" viel Raoul haastig in. „Waarom?" „Wel, het spreekt immers van zelf, dat wy hier niet kunnen blijven, als de oorlog wezenlyk uitbreekt, dien ook mijn broeder onver- mijdelijk acht. Zoodra ons gezantschap de stad verlaat, is het ook met ons verblyf hier gedaan. Henri heeft mij al gezegd, dat ik mij gereed moet houden op een goeden dag plotseling te ver trekken." „Laat Henri gaan als hij wil gij blyft hierU laat ik niet heengaan! Ik weet dat ik daarmee een offer van u verg, maar bedenk wat ik om uwentwil heb opgeofferd. Ik kan u nu niet verliezen! Gij moet blijven!" „Waarvoor?" vroeg de jonge vrouw bits. „Soms om meê aan te zien, hoe de generaal zijn wil weet door te drijven, en gy in volle uniform tegen Frankrijk opmarcheert?" Raoul balde de vuist. „Heloïse, dryf gij mij ook niet tot wanhoopAls gij wist wat ik al heb moeten verdragen, wat ik mij nóg moet laten welge vallen! Mijn grootvader sedert gisteren heeft hij geen tien woorden tot my gesproken. Maar hy heeft een blik, een toon, De Koninklijke Familie zal Maandag a. s. de reis naar het buitenland aanvaarden. De trein vertrekt 's morgens 8 uren van het Loo. HH. MM. zullen eerst via Winters wijk tot het station Vrezen reizen, alwaar zij 's namiddags tusschen 2 en 24 ure zullen aankomen. Vandaar zullen de Vorstelijke personen zich per rijtuig begeven naar Arolsen, om, na een verblijf van eenige dagen in de residentie van den Vorst van Waldeck, naar de badplaats Wildungen te gaan. In de veiling van 2 Februari 11. van den Park schouwburg te Amsterdam was het hoogste bod f133,000; daarenboven werden gisteren f 500,000 ingezet, met den uitslag, dat het gebouw op f 164,000, dus voor f 297,000, werd opgehouden. Men verwacht, dat het voor deze som in de nieuwe Vennootschap zal worden opgenomen. De opening der Tentoonstelling van Voedingsmiddelen te Amsterdam is definitief bepaald op 15 Juni a. s. Uit Amsterdam meldt men nan de Haarl. Crt. „Jl. Zondag stroomde reeds te zeven uren in den morgenstond eeue groote menigte volks naar het gebouw „Emanuel," in de Gerard Doustraat, om eens het „nieuwe wonder" binnen Arastels veste van nabij te zien. Velen toch hadden zooveel uit dagbladen en tijdschriften van het „leger des Heils" ge hoord, dat het te voorzieu was, dat, in de eerste dagen althans, de „soldaten? niet zonden afreizen omdat huu arbeidsveld hun zoo klein scheen. Om 7 uren en halfelf's morgens en halfzeven 's avonds was de ruime zaal tot de straat denr geheel bezet; vooraan, op het platform, waren vier soldatcu, eenige vrouwelijke strijders, „halleiujah-meisjes" en twee bekeerde Hollanders gezeten. Vóór deu aanvang der plechtigheden werden voor vijf cents aan de opgokomeuen boekjes uitgereikt, de gezangen van het leger bevattende. De opening dezer oefeningen begon met het zingen van eenige dier liederen, begeleid door ecne viool, bespeeld door ecu der broeders. Ofschoon meermalen zoowel de stafofficier Tyler als de anderen de aanwezigen aanspoorden met hen te zingen, bleef de gnnsche gemeente, op eenige uitzonderingen na, zwijgen. Na deze ceremonie werd er gebeden; met welk gebed telkens door een plechtig „amen" door de andereu werd ingestemd. Nadat vervolgens mr, en miss Tyler de zegeningen van het „leger" in het licht hadden gesteld, stond een der bekeerden op om zijne lot gevallen mede te declcu. Een dezer mannen, een flink jonkman, met een open en innemend gelaat en vroeger in de buurt der Gerard Doustraat gewoond hebbende, was sedert eenige weken bij een bezoek aan Engeland, zooals hij zich uitdrukte, door de genade Gods tot hetero inzichten gekomen. Had hij evenals velen gedacht, dat de volgelingen van Booth om uudere redenen hun evaDgelisatie-werk hadden aangevangen, nu had hij ondervoudeu, dat allen het waarachtig mcendeu. Hij spoordo dan ook voornamelijk de jongelieden tot nadere kennismaking met het leger aan. Hoewel wij hier en daar een spottend woord opvingen, werd de orde niet verstoord. In Artis te Amsterdam is een muilezel gestorven, die in den graanmolen sinds Mei 1855 dienst deed. Het dier was, toen het aangekocht werd, reeds een tiental jaren oud en bereikte dus den leeftijd van ruim 40 jaren. Door de Rechtbank te Dordrecht is J. A. Masten, gewezen secretaris, ontvanger van het Burgerlijk Armbestuur in de gemeente Klaaswaal, penningmeester der polders Nieuw- en Klein-Kromstrijen, wegens verduisteringen van aan hem in zijne verschillende functies toevertrouwde gelden en vervalschingen van door hem gehouden boeken, veroor deeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, met dien verstande dat de tijd zijner preventieve hechtenis, zijnde ongeveer 14 weken, in mindering zal strekken. De Rechtbank te Maastricht heeft een veehouder, die een stier herhaaldelijk met een stok op den kop had geslagen, tengevolge waarvan het beest uit den neus begon te bloeden, veroordeeld tot 14 dagen gevangenisstraf. Als eene merkwaardighèid wordt medegedeeld, dat de heer Oudegeest, emeritus predikant te Engelen, en zijne echtgenoote heden hunne diamanten bruiloft vieren. De zes zonen van dit echtpaar zijn allen ook predikant, res pectievelijk te Vucht, Engelen, Bokstel, Vlijmen, Opijnen en Atjeh (laatstgenoemden thans met verlof te Leiden). In de plaats van het hier gebruikelijke: „visites worden bij voorkeur afgewacht op enz." heeft een gelukkig Indisch echtpaar in de Soerab. Crt. onder de advertentie, waarin de geboorte van een zoon wereldkundig wordt gemaakt,geschreven: „Kijkdagheden avondö8uur." Korporaal: „Waarom hou je je hoofd niet stil?" Milicien: „Ik moet niezen, korporaal." Korporaal„Daar kun je mee wachten tot het straks „plaats rust" is." die mij het bloed in de aderen doen koken. Ze drukken enkel minachting uit. Mijne moeder, van wie ik nooit iets anders dan liefde en hartelijkheid heb ondervonden, overlaadt mij met ver wijten. Henri wil weg. Nu spreekt ook gij van scheiden en moet ik alleen achterblijven, terwijl alles op mij aanstormt daartegen ben ik niet bestand." Wanhopig wierp hij zich in een fauteuil, en met een gemengd gevoel van medelijden en verontwaardiging zag Heloïse op den jongen man neêr, die met al zyn ridderlijkheid en vermetelheid en ondanks zijne minachting van alle uiterlijk gevaar, toch als een riet in den wind heen en weder werd bewogen, zoodra er sprake was van zedelijken moed. „Maar moeten wij dan scheiden?" vroeg zij zacht. „Dathangt immers van uzelf af, Raoul!" Hy zag verwonderd, vragend op. „Van mij?" „Ja zeker. Ik kan niet hier blijven, evenmin als Henri. Maar wy weten immers, dat gij in uw hart tot ons volk behoort, dat alleen dwang u de zijde van Duitschland doet kiezen. Welnu, ontruk u aan dien dwang volg ons naar Frankrijk!" „Hoe komt het u in de gedachte?" riep Raoul, opspringend. „Nu, terwijl de oorlog zoo goed als verklaard is Dat zou immers verraad zyn!" „Het zou slechts een dapper, een moedig besluit wezen, een kloeke bekentenis van de waarheid! Als gij hier blijft, bedriegt ge uzelf en alle anderen. En wat offert ge eigenlijk op? Een land, dat u vreemd is gebleven en waarin ge u altijd vreemd zult blijven voelenfamiliebetrekkingen die onhoudbaar zijn ge worden een grootvader, met wien ge in openlijken twist zijt geraakt. De eenige, die u iets kan schelen, uwe moeder, moge al boos op u zijn over het mislukken van hare andere plannen dezen stap zal ze u stellig niet ten kwade duiden." „Ik heet Steinruck!" zeide Raoul somber. „Hebt ge dat dan vergeten, Heloïse?" „Ja, zóó heet ge, maar ge zijt een Montigny van top tot teen. Dikwijls genoeg hebt ge u tegenover ons daarop beroemd; waarom zoudt ge dit dan nu ontkennen? Moet alleen de naam van uw vader u voorschrijven, wat ge denken en gevoelen moogt? Heeft het bloed van uwe moeder niet hetzelfde recht? Met hart en ziel behoort ge tot haar land, tot haar volk, en nu wil men u tot zonde aanrekenen, wat niet meer dan een heilige natuurdrift is willen ze u zelfs dwingen tegen ons te vechtenDat is verraad, en daarvoor moogt gy u niet laten gebruiken!" Raoul had zich van de spreekster afgewend, alsof hij deze woorden niet wilde hooren. En toch nam hij ze gretig in zich op. Dat waren immers zyne eigen gedachten, die hem dagelijks bestormden, die hij van zich afzette en die toch telkens weder kwamen. Het eenige, dat hem daarvoor had kunnen behoeden, een streng gevoel van plicht, bezat de graaf nu ééns niet. Plicht had hij altijd als een spooksel, als onmeedoogend despotisme beschouwd. Zóó stond hy ook thans vóór hem, maar hy hield hem ten minste nog in ontzag. „Zwijg, Heloïse!" zeide hij op gedrukten toon. „Ik kan, ik mag dat niet aanhooren en hier sprong hy op, als met nieuwe geestkracht bezieldt „ik wil 't ook niet aanhooren. Laat In den Atlantiscben Oceaan: „'t Is toch vreemd, ik kan er maar niets van zien." „Wat kun je niet zien, vrouwlief?7 „Wel, de aequator. De kapitein heeft van morgen gezegd, dat wij die vandaag moeten passeeren." Poëzie en proza: Zij: „Welk een verrukkelijke lentedag! Dat prachtige jonge groen en die zachte voorjaarswarmte...." Hij„Net goed weer om je haar eens te laten knippen." Buitenland. De vice-minister Fergusson verklaarde gisterenavond in bet Engelsche Lagerhuis, dat België het eenige land is, dat nauw betrokken is bij de rooverijen van visscners in de Noordzee. De Engelsche gezant te Brussel heeft gemeld, dat de Belgische Regeering het rapport over die zaak van het Britsche Departement van Koophandel ernstig onder zoekt, het kwaad erkent, alsmede de noodzakelijkheid om daarin verbetering te brengen. Van Frankrijk en van Nederland, aan welke Staten dat rapport ook was medege deeld, ontving de Engelsche Regeering geen antwoord. Jl. Zaterdag werd het bekend te Havre, dat op eenige mijlen afetaud van de haven eeue prachtige mailboot, de Champagne, dieuzelfden morgen inet acht- of negenhonderd landverhuizers, waaronder vele Italiaueu, naar New-York ver trokken, tengevolge van een xwaren mist in aanvaring was gekomen met de Ville de Rio, komeude vau La Plata en te Havre verwacht. Er ontstond eeue pauiek ouder de passagiers, waarvan do moesten nog op het dek waren. De Italianen wilden zich met geweld meester maken van de booten en ondanks het verzet van den konstabel en vijf matrozen, die hen met bijlen en stokken te keer giugen, wisten zij eene boot te water te laten, welke, overladen, zonk, zoodat zeventig passagiers, waaronder verscheidene vrouwen en kinderen, en drie matrozen verdrouken. Gelukkig zette juist eene andere boot, de Ville de Bordeaux, van Havre koers naar Taïti, welke de negen passagiers der Ville de Rio, die niet terstond zonk, uit de booten, waarin zij gevlucht waren, gered en uaar Havre gebracht heeft, eveuals later de bemanning en een zestiental op de omgeslagen boot ronddobberende laudverhuizers. Die van de Champagne zijn aan land gebracht, door een Engelsch vaartuig, de Vulturc, uadat de gezagvoerder ziju schip op 200 meters van deu wal bij Arromanches op het strand had laten loopen. Men hoopte het weer vlot te krijgen. Ondanks het weinige succes, waarmede alle pogingen om de Noordpool te bereiken tot nog toe bekroond werden, worden er in de Vereenigde Staten altijd weder nieuwe expeditiën uitgerust, met het doel om de poolstreken te bereiken langs wegen, die vroeger nog niet werden inge slagen en met hulpmiddelen, die aan vorige reizigers nog niet ten dienste stonden. Thans heeft Alexander Mac- Arthur, een ambtenaar der Hudsonbaai-compagnie, Winni- peg verlaten, met het doel het fort Churchil te bereiken, vandaar langs de Hudsonbaai te varen en zich dan door King William's-land en de golf van Boothia Felix naar het noordwesten te wenden. Dit zijn juist de streken, waar de expeditie van Ross in 1829 tot 1833 zooveel heeft uit gestaan, en waar die van kapitein Franckliu is verloren gegaan. Mac-Arthur is van plan, één winter in King William's-land door te brengen en den volgenden winter noordwaarts te gaan. Hij rekent drie of vier jaar te zullen uitblijven. Eindelijk is, naar de Sport meldt, voldaan aan de wenschen van vele wielrijders naar een electrische verlichting van hun voertuig. Een instrumentmaker in Leipzig heeft een toestel vervaardigd, dat zonder elementen of accumu latoren werkende, een stroom veroorzaakt door de beweging van het wiel. Een dame, die jl. Donderdag met grooten spoed het station te Gent binnenstapte, verloor op den stoep haar tournure. Toen zij weder buiten kwam waren de pakjes dragers, die ze gevonden hadden, reeds druk bezig met den inhoud, bestaande uit zeer fijne tabak, hun pijp te stoppen. De eigenares liet haar toiletartikel in den steek en zocht zoo spoedig mogelijk een goed heenkomen. Vischbericht. Ofschoon nu juist niet kan worden beweerd, dat de af- geloopen week voor de visscherij ook bij uitstek gunstig was, toch is het meerendeel der visschers over de verkregen mij gaan!" Hy wendde zijn schreden inderdaad naar de deur; maar nu trad de jonge vrouw op hem toe en legde hem de hand op den arm. Hare stem klonk smeekend, overredend, en weer zag hij dien leederen blik op zich gevestigd, dien hij maar al te goed kerde. „Raoul, ga met ons mede! Ge ondermijnt uw gezondheid in dien rampzaligen tweestrijd. Ge bezwijkt daaronder, vroeg of laat, en ik denkt gc 'lat de scheiding van u mij gemak kelijk valt? Dat ik minder lijd dan uwe moeder, als ik weet dat gij in de vijandelijke gelederen dient? Volg ons naar Frank rijk!" „Heloïse! Zwijg!" De jonge man wendde een wanhopige, maar machtelooze poging aan om zich niet door hare woorden te laten begoochelen. Steeds verleidelijker klonken ze hem in de oorensteeds enger omkronkelde hem de glinsterende slang. „Hij zal u daartoe dwingen, die onverzettelijke, hardvochtige oude man! Hij heeft altijd dwang op u uitgeoefend. Ontruk u aan zijn gezag, eer hij zijne bedreiging volvoert! Nóg is de oor log niet verklaard, nóg zijt ge vrij om te handelen. Vraag ver lof aan het ministerie, om het even op welke wys en onder welk voorwendsel! Als gy weg zyt, als de oproeping u niet bereiken kan „Dat nooit!" riep Raoul. Hy voelde dat hij op het punt stond van te bezwijken. Maar daar verhief zich nog het laatste restje eergevoel in zijn borst. Daar doemde het beeld van zijn grootvader voor hem op, het beeld van dien „onverzcttelijken, hardvochtigen ouden man," met die uitdrukking van diepe min achting in de oogen, en dit behaalde de overwinning, zelfs over het hem dreigend verlies van de geliefde vrouw, en ontrukte hem nog ééns aan het gevaar. „Dat nooit!" herhaalde hij, zich losrukkend. „Met dat bewust zijn zou ik niet kunnen leven, zelfs niet aan uwe zijde Vaarwel, Heloïse!" Hij snelde naar de deur en stuitte hier op Henri de Clermont, die juist van een uitgang terugkeerde en hem wilde tegenhouden. „Waarheen gaat dat zoo haastig, Raoul? Hebt ge geen minuut voor mij over?" „Neen!" bracht de jonge graaf met moeite uit. „Ik moet weg oogenblikkelijk vaarwel!" Hiermede ijlde hij heen. Clermont zag hem verwonderd na en wendde zich vervolgens tot zijne zuster. „Wat heeft Raoul? Hoe is hij zoo haastig?" „'t Is zijn antwoord op mijne vraag om ons naar Frank rijk te volgen," antwoordde de jonge vrouw met onmisken bare ergernis. „Ge hebt het zelf gehoord; hij nam afscheid van mij." Henri haalde de schouders op. „Ja, voor vandaag! Maar morgen zal hij wel weerkomen. Ge weet toch zelve wel, dunkt mij, hoe ver je macht gaat. Om uwentwil heeft hij een Hertha Steinruck opgegeven en een vorste lijk vermogen bovendien; u zal hy nooit laten varen!" (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1887 | | pagina 2