HELDERSGHE M NIEUWEDIEPER COÜRANT. Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. 1887. N°58. Zondag 15 Mei. Jaargang45. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag. Abonnementsprijs per kwartaal0.90. franco per post 1.20. Uitgever A. A. BAKKER Cz. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Advertentien: Van 1 4 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. Binnenland. Het Rott. N.blad behelst in een ingezonden artikel liet volgende: //Wat kan toch wel de oorzaak zijn, dat zoo weinig gegoede jongelieden gebruik maken van de voordeelige wijze, waarop zij hun militieplicht kunnen vervullen? Het is toch genoegzaam bekend, dat de Minister van Oorlog alles heeft aangewend om de rempla^eering zooveel moge lijk af te schaften en de lust tot zelfdienen op te wekken. En tot nu toe vindt men in ons leger weinig of geen deelnemers. Wat kan de vermoedelijke oorzaak hiervan zijn? Ik heb eens aan verschillende jongelieden, die lust genoeg hebben zich in den wapenhandel te oefenen, ge vraagd, waarom zij niet zelf hun militieplicht vervulden. Hun antwoord komt hierop neer: Indien er nu eens voor ons jongelui eene gunstige bepaling werd gemaakt, bij voorbeeld deze: Men doet een examen niet alleen in het wetenschappelijke, maar ook in de dienst- en exercitie reglementen, voor zoover dit van ons gevorderd kan worden. Voorts moet men bekend zijn met de behandeling van het geweer, zoodat de adspirant de handgrepen, het laden en vuren kent. Heeft hij dit examen met gunstig gevolg afgelegd, dan geniet de adspirant de volgende voorrechten: 1. Hij kiest zelf het regiment, waarbij hij dienen zal. 2. Hij woont niet in de kazerne, maar bij ouders of familiebetrekkingen thuis. 3. Die ouders verklaren in het onderhoud (behalve van model-kleedingj van hun zoon of pupil te zullen voorzien. 4. Zij komen bij exercitie en theorie zoolang, totdat de compagnies-commandant eene verklaring afgeeft, dat zij voldoende geoefend zijn, en gaan dan met onbepaald verlof. 5. Zij mogen buiten dienst fijn model uniform dragen. Ziedaar vijf punten, die ter overweging worden gegeven. Past men die toe, dan kan men ook zeker zijn, dat de rempla9eering stilletjes uitsterft, en ieder zich ongemerkt vrijwillig oefenen zal in den wapenhandel, waardoor zij later bruikbare officieren worden bij de dienstdoende schutterij." 49) SINT-MICHAËL. Door E. WERNER. Michaël was gewoon, tegenover zijn chef niet veel woorden te gebruiken en zooveel mogelijk alleen feiten te vermelden. Thans deed hij dit niet, maar vertelde alles zoo lang en uitvoerig, alsof hij zijn toehoorder het een of ander wilde laten vermoeden en raden, eer het werd uitgesproken. «Ik moest gisteren nog laat op den avond een depêche over brengen aan de vergadering, die gij ook bijwoondet. Op den terugweg moest ik uw hui3 aan de achterzijde bij den tuin passeeren. Juist ging ik den hoek van de straat om het zal omstreeks twaalf uur zijn geweest toen ik door de kleine poort in den muur naast bet ijzeren hek een mannelijke gedaante zag verdwijnen. Nu zou my dit waarschijnlijk niet bijzonder hebben getroffen, daar de dienstboden misschien het recht hadden om van dien weg gebruik te maken; maar bij het schijnsel van de gaslantaarn meende ik die gedaante te herkennen." wEn wie was het, dacht ge?" vroeg de generaal, die met gespannen verwachting luisterde. wDe broeder vau mevrouw do Nerac Henri de Clermont." „Clermont? Ik heb hem altyd voor een avonturier gehouden en hem daarom nooit bij my aan huis willen zien. Ge hebt gelyk, zijn verschyning op dat uur in mijn park was zeer ver dacht. Hebt ge zijn spoor niet gevolgd?" z/Ja, dat heb ik gedaan, maar het eindigde op eene plaats, die boven alle verdenking verheven was of althans verheven scheen." Hij legde een bijzonderen nadruk op dit laatste woord; maar Steinruck lette hierop niet en drong slechts ongeduldig aan: „En toen Ga voort!" „Eerst drong ik myzelf op, dat ik mij zou vergist hebben en ging myns weegs, maar toch had ik geen rust bij die zaak. Na een poos keerde ik terug en liep nog eens rondom het huis. Daar werd ik in uw bureau een schijnsel gewaar, dat niet afkomstig kon zijn van een lamp; het scheen alsof er een enkele kaars heel achter in de kamer brandde. Dat kon een toeval zijn maar mijn achterdocht was nu ééns door Clermont's onverwachte verschijning gewekt en ik besloot mij zekerheid te verschaffen. Ik trad binnen, liet den knecht roepen en zeide hem, dat ik, daar voorbijkomende, in het bureau een wonderlijk schijnsel had bespeurd, dat misschien het begin van brand kon wezen, en dat hij eens schielijk moest gaan kijken, om een ongeluk te voorkomen. De man schrikte en snelde heen, maar binnen een paar minuten kwam hij terug met het bericht, dgt het een vergissing was en hy niet eens had durven binnengaan, want dat er maar ééne kaars brandde en er niemand anders was dan «Nu? Waarom noemt ge dien naam niet? Wie was daar dan?" „Graaf Raoul Steinruck!" Het aangezicht van den generaal werd vaalbleek en, naar den adem hijgende, bracht hij uit: z/Was was mijn kleinzoon dan hier?" //Ja." //Omstreeks middernacht?" //Omstreeks middernacht!" Een lange, pijnlyke pauze volgde. Beide mannen zwegen. De oogen van den ouden graaf hadden een zonderling strakke uit drukking aangenomendie geheimzinnige, onheilspellende gewaar wording, die zich reeds eens meester van hem had gemaakt, verhief zich weer dreigend in zyn binnenste, en thans scheen zij vorm en gestalte te hebben gekregen. Maar niet langer dan een paar minuten gaf hy zich aan die sombere gedachten overj In den Gemeenteraad van Zaandam is de vraag aan hangig, of men na het einde van het tegenwoordige contract met de Gasfabriek het loopt in 1890 af over zal gaan tot de verlichting der gemeente door electriciteit. Voor de kosten van het onderzoek is aan B. en W. een crediet verleend van f 1500. De Maatschappij Krasnapolsky te Amsterdam deelt 7 pet. dividend uit, na een ruime afschrijving. De zaak bloeit; de ontvangsten in de jongste Aprilmaand bedroegen, buiten die van het hótel, f 18,000 meer dan in 1886. In de dezer dagen te Amsterdam gehouden vergade ring der Nederlandsche Vereeniging van Vrienden der Waarheid tot handhaving van de leer en de rechten der Gereformeerde Kerk is o. a. besloten, „de reformatie onzer kerken, door afwerping van het juk der synodale hiërarchie en terugkeer tot de oude Gereformeerde kerken-ordening," met alle ten dienste staande middelen te bevorderen. De Vereeniging telt thans 2616 leden. De rekening over het afgeloopen jaar sloot met een tekort van f 179.08. De aftredende bestuurders werden herkozen en in de plaats van Ds. Geselschap werd de heer R. Versluis verkozen. Uit Amsterdam wordt aan de N. Rott. Crt. gemeld: „De alhier gedetacheerde compagnie van het „Reddings- leger," dat eiken avond oefening houdt in de Volkszaal, Gerard Doustraat 69, welk gebouw aan het Leger in eigendom is overgegaan, schijnt in Nederland eene blijvende vestiging te zullen stichten. Althans aan den heer A. Canter (Heeren-kleedermagazijn „De stad Parijs," Kalver- straat over den Heiligenweg) is de levering opgedragen van 48 stuks uniformen ten behoeve van nieuw geworven strijders. De uniform voor ons land bestaat uit: blauwe pet met roode bies en kenteeken van den rang; roode wapenrok met dubbele rij groene knoopen, versierd met eene in groen gestikte afbeelding van een zandlooper en vóór de borst het zinnebeeld van het Leger des Heils: een vlammend vuur, waaronder in letters: //Bloed en Vuur." Ook de onderkleeding is uniform, doch deze weldra kwam hij tot de werkelijkheid terug en zette dit afgrijse lijk denkbeeld ver van zich af. „Dan zal Raoul ons beter dan iemand inlichtingen kunnen geven," zeide hij, weer volkomen bedaard. r/Ik zal hem laten roepen." z/Dc graaf is niet thuis," merkte Michaël aan. „Dan is hij op het ministerie. Ik zal hem terstond een bood schap sturen. Die zaak moet opgehelderd worden en dat wel hoe eerder hoe liever." Hij wilde de hand aan het schelkoord brengen, maar trok haar eensklaps terug, want daar ontmoette hij Michaël's oogen en het scheen iets vreeselijks te zijn, dat hij in dien ernstigen blik las. Langzaam en met haperende stom vroeg hij „Nu, wat is er dan? Spreek dan toch!" Michaël trad hem ter zijde. „Ik heb u iets hards mede te deelen, graaf Steinruck, iets zéér hards houd u bereid het ergste te vernemen!" De generaal streek zich met de hand over het voorhoofd, waarop het koude zweet parelde, maar hy hield de oogen onafgewend op den spreker gevestigd. z/Het ergste? Waar is Raoul?" „Weg Naar Frankrijk!" Steinruck sprong niet op, liet geen geluid hooren. Hij sloeg slechts krampachtig de hand tegen het hart en zakte vervolgens ineen. Hij zou op den grond zyn gevallen, als Michaël hem niet had opgevangen. Zoo verliepen er eenige minuten. De jonge officier had den half bewusteloozen man achterover in zijn leunstoel laten glijden en stond nu zwijgend naast hem. Hij gevoelde, dat elk woord, alle hulp hier overbodig was. Eindelijk boog hij zich over hem heen. //Excellentie Geen antwoord volgde. Steinruck scheen niets te weten van wat er om hem heen geschiedde. „Graaf Steinruck!" Nog altijd dat angstige stilzwijgenDe generaal lag onbeweeglijk dof staarde hij voor zich uit en alleen de zware ademhaling, die uit zijn borst opsteeg, getuigde dat hij nog leefde. //Grootvader Zacht, aarzelend kwam dit woord over de lippen, die het nooit hadden willen uitsprekenn konden zij het, en dat woord bleef niet zonder uitwerking. Een huivering voer Steinruck door de leden en eensklaps sloeg hij beide handen voor het gelaat. „Grootvader, zie mij aanbarstte Michaël nu angstig uit. „Dat stilzwijgen is zoo akelig spreek ten minste een woord tegen mij!" Als werktuigelijk liet de generaal nu de handen zinken en sloeg de oogen naar hem op. „En dat mij dit moet overkomen!" steunde hij. „Michaël gij zijt gewroken!" Wél was het een wraak van het noodlot! Hier op deze zelfde plek had de zoon, dien men met de herinnering aan zijn vader ten bloede toe had gepijnigd, eens zijn onbarmhartigen grootvader toegeroepen: „Uw wapenschild staat niet zóó onbereikbaar hoog als de zon aan den hemel; misschien zal er ééns een dag aan breken, dat het een smet draagt, dien ge niet kunt uitwis- schen, en dan zult ge beseffen, hoe onmeedoogend ge in uw oordeel zijt geweest!" Die dag was aangebroken en had den ouden, krachtigen eik, die alle stormen trotseerde, met één slag geveld. „Verman u!" drong Michaël aan. „Ge moogt nu geen zwak heid toonen. Bedenk, wat de rampzalige in handen heeft, wat daarmede op het spel staat. We moeten een besluit nemen!" Hij had het rechte middel aangewend. De gedachte aan draagt de initialen L. d. H., terwijl de boven kleederen met S. S. gemerkt zijn." Jl. Donderdag is te Amsterdam de jaarlijksclie ver gadering gehouden van het genootschap tot zedelijke ver betering der gevangenen. Uit het jaarverslag bleek dat het ledental van 2507 tot 2613 is geklommen. Voor gevangenen en ontslagenen is uitgegeven f 10,000. De ontvangsten beliepen f 20,775, de uitgaven f 12,625, zoodat er een batig saldo is ad f 4694, terwijl het cijfer der belegde gelden f 3256 bedraagt. De voorzitter, de heer Van Ogtrop, betoogde in zijn openingswoord de wenschelijkheid tot wederinvoering der pistole voor alle gevangenen. Langdurig is de vraag besproken of het genootschap zijn zorg tot de voorwaardelijk ont slagenen zal uitstrekken. De vraag is bevestigend beantwoord. Uit Amsterdam schrijft men aan de Maasbode: „In den winter van het jaar 1835/36 besloot de eenmaal zoo beroemde paardrijder en dierentemmer, Henri Martin, zijne menagerie, waarvan hij door zijn huwelijk met de dochter van Van Aken, eigenaar was geworden, te ver- koopen. Hiertoe ondernam hij eene reis door Europa. Verschillende pogingen om daartoe te geraken, waren mislukt; eindelijk scheen het hem, dat hij te Brussel zou slagen. Het Gemeentebestuur dier stad had besloten tot oprichting van een Jardin Zoölogique, maar hij kon het over de voorwaarden niet eens worden en zette zijne reis voort. Hij kwam ook naar hier om er voorstellingen met zijne menagerie te geven. Hier ontmoette hij een zoon van zijn schoonvader Van Aken, die ook een reizende menagerie, hoewel van kleineren omvang had. Aan hem verkocht Martin zijn wilde beesten en Van Aken zette toen met de vereenigde menageriën de voorstellingen voort. Onder de getrouwste bezoekers daarvan behoorde ook de heer G. F. Westerman, toenmaals boekhandelaar in de Kalverstraat alhier. De heer Westerman bezat toen reeds eene voor dien tijd zeldzame collectie vogels. Met eenige andere heeren besprak hij het plan tot oprichting eener het dreigend gevaar ontrukte den generaal aan zijn doffe wan hoop. Nog met moeite en wankelend richtte hij zich op, maar toch stond hij weer overeind en scheen allengs tot bezinning te komen. „Kon ik hem maar achterhalen, dien deugniet! Ik zou hem wel dwingen, met myn eigen handen zou ik maar ik heb geen tijd meer. Ik moet op het bepaalde uur in het hoofdkwar tier zijn." „Stuur mij dan!" zeide Michaël vastberaden. „Een order van myn generaal, waarbij mij een geheime en gewichtige zending wordt opgedragen, ontheft mij van elke andere verplichting. Het spoorwegverkeer is thans overal gestremd door het transport van de troepen; men blijft eens zoolang onderweg als gewoonlijk. Myn uniform en uw bevel stellen eiken transporttrein ter mijner beschikking. Stellig achterhaal ik Raoul nog aan dezen kant van de grenzen." „Weet gy dan, welken weg hij heeft ingeslagen?" „Ja, en ik ben ook het spoor van de Clermonts te weten ge komen, als we dat soms noodig mochten hebben. Ik kon en mocht die vreesclijke verdenking niet in woorden brengen, zoo lang zij slechts op losse gronden steunde en mij elk bewijs ont brak, en de dienst neemt thans ook onzen tijd geheel in beslag. Eerst voor omstreeks een uur gelukte het mij, even uit te breken en naar de woning van Clermont te snellen. Hij was met zijne zuster afgereisd en wel langs de zuid-Duitsche spoorbaan, daar zij hierop waarschijnlijk vlugger meenden voort te komen. Ik reed terstond naar het station, waar het ook geweldig druk was met het vervoer van de troepen. De ochtendtrein was nog ge regeld vertrokken, en ook de middagtrein stond juist gereed. Hoever deze komen en welk oponthoud hij onderweg hebben zou, kon men natuurlyk niet vooruit zeggen. Ik stond even met een van de beambten te praten, toen ik Raoul op eens aan d«n anderen kant van den trein in het oog kreeg. Hij was alleen en liep in groote baast langs al de gereed staande wagens, waarin hij iets scheen te zoeken. Daar werd het laatste sein gegeven; hy rukte de eerste de beste deur open, sprong in de coupé, en de trein zette zich in beweging. Ik kon hem niet meer bereiken, daar de afstand te groot was, maar ik snelde naar het plaats bureau en vroeg waarheen de laatste passagier een kaartje had genomen? Het antwoord was Straatsburg!" De generaal steunde met beide handen op den fauteuil, by dit in vliegende haast hem medegedeeld bericht; maar geen enkel woord ontging hem daarvan en bij het slot, dat hem had moeten verpletteren, zeide hij met een opflikkering van zijn oude kracht „Ge hebt gelijk, 't Is nog mogelijk hem te achterhalen." Hy noemde Raoul's naam niet'meer.„Als er nog iets te redden is, dan zult gy 't doen, Michaël dat weet ik! Bezorg my die papieren terug, van den levende of van den doode!" „Grootvader I" riep de jonge officier, verschrikt achteruitdeinzend. „De gevolgen zijn voor mijn rekening. Gij behoeft die niet te dragen. Ééns heb ik van je geëischt, myn bloed te ontzien, dat je beiden door de aderen vloeit; nu zeg ik, dat ge dien hoogverrader in niets meer behoeft te ontzien. Ontruk hem wat hy gestolen heeft! Ge weet, wat daarvan afhangt outruk het den levende of den doode!" Ze klonken afgrijselijk, die woorden, en afgrijselijk was ook de uitdrukking op het gelaat van den ouden man. Alle menschelijk gevoel scheen daaruit verdwenenalleen de onverbiddelijke rechter sprak het vonnis uit. Men zag het: hij had afstand gedaan van zyn kleinzoon, den erfgenaam van zijn naam, die hem eens zoo na aan het hart had gelegen, zonder zelfs te pink oogen. „Ik zal mijn plicht doen," zeide Michaël halfluid, maar ook in zijn stem lag iets ijzingwekkends»

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1887 | | pagina 1