naamlooze vennootschap, ten doel hebbende de exploitatie van eene vaste diergaarde. Spoedig was bet kapitaal bijeen, kocht liij van Van Aken diens menagerie en richtte daar mede do thans zoo beroemde Amsterdamsche Diergaarde Natura Artis Magistra op, die in het voorjaar van 1838 geopend werd en waarvan de beer Westerman tot nog toe steeds de ijverige directeur is geweest. Aan hem vooral is het te danken, dat Artis geworden is, wat zij thans is wat dieren betreft, de schoonste diergaarde van het vasteland. De oprichting der diergaarde heeft de hoofdstad, door het voortdurend groot aantal vreemdelingen, dat haar dage lijks komt bezoeken, reeds heel wat voordeel verschaft. Geen wonder clus, dat men het 50jarig bestaan er van niet onopgemerkt voorhij wil laten gaan. Het behoeft bijna niet gezegd te worden, dat men bij deze gelegenheid tevens eene gepaste maar welverdiende hulde zal brengen aan hem, die sedert 50 jaar de directie er van heeft geleid. Eene commissie heeft zich reeds voor dit doel gevormd. Behalve Artis hebben vele andere zeer bezienswaardige en nuttige inrichtingen aan het initiatief of de medewerking van Dr. Westerman hun ontstaan te danken. Veel heeft hij bijgedragen om Amsterdam, in den volsten zin des woords, een Wereldstad te doen worden." De Gemeenteraad van Warmenhuizen heeft besloten, dit jaar geen subsidie uit de kas der gemeente toe te kennen aan de aldaar bestaande Harddraverij-Vereeniging. Tot weesvader en -moeder te Graft zijn benoemd de heer J. Ivreijger en echtgenoote, van Schagen. In de op jl. Donderdag gehouden vergadering van den Gemeenteraad van Leiden is omtrent het voorstel van B. en W., tot het plaatsen van een gedenksteen op de plaats van de bekende ramp van 12 Januari 1807, het springen van liet kruitschip, met 11 tegen 10 stemmen, besloten, met verwerping van het desbetreffend voorstel der commissie voor het Stedelijk Museum van Oudheden, aan te nemen het denkbeeld van B. en W., om de plaats des onheils eenvoudig aan te wijzen door de plaatsing van een gedenksteen in den wal aan het Steenschuur, waarvan de kosten op f 100 worden geraamd. De Arrondisscments-rechtbank te Breda heeft tegen H. M., remmer bij de Maatschappij tot exploitatie van Staatsspoorwegen, die zich schuldig maakte aan diefstal van sigaren uit een waggon dier Maatschappij, eene gevan genisstraf geëischt van 3 jaar. De heer F. C. Timmers, te Hoogvliet, heeft negen koeien verloren aan lood wit-vergiftiging. Het vee had gegraasd in eene weide, waarin een mestvaalt, welke gekocht was hij een schilder, was gestrooid. Uit Vlijmen wordt gemeld: „Een allertreurigst voorbeeld van laakbare onvoorzichtig heid bij het schieten is thans voor de tweede maal binnen een paar jaren geleverd. De eerste maal werd een oud man bij gelegenheid van het Doelen-schieten met een prop in zijn been geschoten, tengevolge waarvan hij weken achtereen ziek is geweest. Op den 29 April jl. begaf zich een bruidspaar naar het Raadhuis, vergezeld van enkele met geweren voorziene vrienden. Een hunner gaf de bruid een schampschot aan den arm, zoodat haar kleed in brand raakte en de arm verwond werd. Evenwel ging de plechtig heid door, doch terugkeerende gaf dezelfde onhandige schutter den bruidegom een schot in een van de beenen, achter in de kuit. Het was eene groote wond en het bleek, dat geduchte verwoestingen waren aangericht in de weefsels en spieren die daar liggen. Hij werd het huis der bruid ingedragen, waar hij jl. Donderdag is overleden. Door den schrik en de spanning is ook de toestand der bruid verre van bevredigend. In hoeverre dergelijke bewijzen van vriendschap, als hier gebracht zijn, strafbaar zijn, zal de justitie wel uitmaken." De afgevaardigden uit iedere provincie voor de Vereeniging van oud-leerlingen der Rijkslandbouwschool hielden jl. Donderdag te Wageningen eene vergadering tot vaststelling der statuten en reglementen, die weldra aan de koninklijke goedkeuring zullen worden onderworpen. Men stelt zich voor, een Bond te vormen tusschcn oud-leerliDgen onderling, maar tevens wil men de be trekking tusschen hen en de Rijkslandbouwschool en hare leer lingen levendig houden en voortdurend versterken. De leden der Vereeniging zullen door bemiddeling van het bestuur in staat gesteld worden, van elkander inlichtingen in te winnenzij zullen zoo hun voordeel kunnen doen met de ervaring, in verschillende deelen des lands in den practischen landbouw opgedaan. Een zeer gewichtig onderdeel van den werkkring der Vereeni ging zal zijn: het bevorderen van proefnemingen en het oplossen van vragen betreffende akkerbouw, veehouderij, zuivelbereiding en andere afdeelingen van het landbouw vak. De leeraren der Rijkslandbouwschool zullen worden uitgcncodigd, raad en hulp te verlcenen om de proeven op degelijke grond slagen uit te voeren. Daar de oud-leerlingen over het geheele land verspreid zijn, bestaat de beste gelegenheid, de proeven onder uiteenloopende gegevens te nemen. Door wederkeerige hulp zal den leden het aanschaffen van zaaizaden uit andere streken, hetzij voor de zaadwisseling, hetzij voor de invoering van aanbevelingswaardige variëteiten gemakkelijk worden gemaakt. Hetzelfde geldt voor de verspreiding van goede fokdieren. Eindelijk stelt de Vereeniging zich tot taak voor leerlingen, die eene der afdeelingen van de Rijkslandbouwschool hebben door- loopen en lid wenschen te worden, desgevraagd, betrekkingen bij den landman op te sporen of bij landbouwers geschikte plaat sing te zoeken, ter voltooiing hunner practische vorming. Da?r in beginsel is aangenomen, de vergaderingen te houden zooveel mogelijk bij geschikte gelegenheden zooals tentoonstellingen, Congressen of in het algemeen bij gelegenheden, waar men de tegenwoordigheid van vele oud-leerlingen mag verwachten, zal de eerste algemeene vergadering gehouden worden te Haarlem, tijdens het Congres. De directeur der Rykslandbouwscbool werd benoemd tot advi- seerend lid, terwijl het hoofdbestuur zich heeft geconstitueerd als volgt: president C. B. Beijerman3, Waardenburg; vice-presidcnt De generaal begaf zich naar de schrijftafel en nam de pen op. Zijne hand beefde en weigerde hem bijna den dienst, maar hij wist die zwakheid te beheerschen en bracht cenige regels op het papier, dat hij den kapitein overhandigde. z/Michaël, ik laat alles aan je over. GaMisschien gelukt het je, mij het laatste te besparen. Heb ik in vier-en-twintig uren niets van je vernomen, dan moet ik er voor uitkomen, dat de laatste Steinruck Hij kon niet verder, de woorden bleven hem in do keel steken, maar met een onstuimigen, wanhopigen druk klemde hij Michaël's hand in de zijne. De verloochende zoon van zijne verstooten dochter zou thans de eer van de familie reddenhij was de eenige, de laatste hoop van den vertwijfelden grijsaard, en hij beantwoordde dien handdruk. Vertrouw op mij, grootvader! Gij hebt zelf gezegd, dat als er nog iets te redden is, ik het doen zal. Zoodra mogelijk zend ik u bericht naar het hoofdkwartier. Vaarwel!" (Wordt vervolgd.) H. F. Bultman Hz., Haarlemmermeer; secretaris II. W. Jnping, Doctinchempenningmeester D. Ilasselman, Zoelen; lid van het bestuur G. Schröder, Bunnik. De werkzaamheden aan de gebouwen op de tusschen- stations der lijn MedemblikHoorn zijn hervat. Het hoofd stationsgebouw en de locomotiefremise zijn nagenoeg gereed, zoodat men met het oog op de vorderingen van de aarden baan en de nog noodige onteigening met vertrouwen de opening dier lijn nog in dit jaar zal kunnen tegemoet zien. Dezer dagen vervoegde zich bij den ambtenaar van den burgerlijken stand te Geleen een paar om te huwen. Tot niet geringe ontsteltenis van het trouwlustige paar vernam het, dat de jonkman, zekere F. O., geboren in België, in het geheel niet in het geboorte-register voorkwam, terwijl het meisje, zekere H. H., als jongen was ingeschreven. Zij zullen dus hun voorgenomen huwelijk nog eenigen tijd moeten uitstellen. Men schrijft uit Scheemda aan de Asser Crt.: Onze geachte burgemeester was van huis met zijn echtgenoote. De meid, van deze gunstige gelegenheid ge bruik makende, ging ook uit. Doch wat gebeurt? Onze burgervader en mevrouw komen thuis en vinden de deur gesloten. De burgervader, even als altijd kort van beraad, laat den omroeper komen en gelast hem om te roepen: «De meid van den burgemeester is verloren!" Dat dit nog al gelach verwekte, zal men kunnen hegrijpen." Een Oostenrijksche dokter geeft als middel tegen migraine aan, om, zoodra men die voelt, een handvol zout te nemen, dat in water te doen smelten en dan in te slikken. In negen van de tien gevallen helpt dat, volgens Dr. Rabow. Haver-buood. Van alle in Europa gebruikte broodstoffen is havermeel de oudste en de beste. Plinius verhaalt dat de oude Germanen en Kelten, volken die in lichaamskracht uitmuntten, brood bakten uit haver. Tegen woordig dient in de meeste landen haver nog alleen tot voedsel voor paarden en enkele andere dieren. De wijze waarop hij de haver de zemelen van de pitten worden ge scheiden is, vergeleken bij de methoden om meel en grutten uit andere graansoorten te maken, nog zeer primitief. Daaraan misschien moet het worden toegeschreven, dat haver zoo weinig tot voedsel voor menschen wordt gebezigd, ofschoon toch zoowel havermeel als havergrutten, goed toebereid, zeer smakelijk zijn; en reeds het verschijnsel, dat paarden, van wier lichaamskracht zooveel geëischt wordt, met haver gevoed worden, is eene aanwijzing, dat deze graansoort zeer groote voedingswaarde heeft. Naar het oordeel van Liehig is havermeel bijna even voedzaam als rundvleesch, en veel rijker aan stoffen, die voor de vorming van beenderen en spieren dienen dan tarwemeel. Havermeel bevat 62 pet. zetmeel, 8 pet. kleerstof, 6 pet. vet, 14 pet. water, 7 pet. celstof en 3 pet. mineralen, uit welke samen stelling wel blijkt, dat hel als een uitmuntend voedsel moet beschouwd worden. Een aftreksel van havergrutten is voor zieken een heilzame dronk, en in vele ziekten worden die grutten heter dan eenig ander voedsel verdragen. Het natuurlijke vetgehalte in de haver werkt op de ingewanden zeer gunstig. Op de wijze van boekweitgrutten bereid, zijn havergrutten voor kinderen en volwassenen niet alleen eene even smakelijke spijs als de boekweitgrutten, maar wat voedingswaarde betreft, verdienen zij bepaald de voorkeur. Op de vragen nopens den toestand van land- en zeemacht in Oost-Indië, onlangs door den heer Fransen van de Putte in de Eerste Kamer gedaan, is door den Minister van Koloniën geant woord. Een uitvoerig rapport is door hem bij de Eerste Kamer ingediend. Uit dat rapport blijkt, dat de toestand van het leger goed is. Uit een vergelijking van de sterkte der veldbatailjons vóór den Atjeh-oorlog en op ultimo December 1886 blijkt, dat het leger vóór 1 Januari 1873 telde 17 veldbatailjons (en geen dcpötbatail- jons), samengesteld uit 6587 Europeanen, Afrikanen en Amboi- neezen en 5668 andere inlanders; thans zijn er, in plaats van die 17 veldbatailjons, 18 veld- en 4 depótbatailjons, waarbij in het geheel 7868 Europeanen, Afrikanen en Amboineezen en 5100 andere inlanders zijn ingedeeld. Van dat aantal zijn 1158 Europeanen, Afrikanen en Amboi neezen in Atjeh gelegerd, zoodat er, na aftrek daarvan, buiten Atjeh nog ruim 100 man meer beschikbaar zijn dan vóór den Atjch-oorlog aanwezig waren. Uit een vergelijking omtrent den gezondheidstoestand blykt, dat op 31 December 1886 het aantal zieke Eurepeanen en Afri kanen bedroeg 1740, dat der Amboineezen en andere inlanders 1435, totaal 3175. Onder dit getal zieken, dat in vergelijking met de meeste vorige jaren op ultimo December 11. niet bijzonder ongunstig was, wat betreft de Europeanen, zyu begrepen zoowel zij, die gedurende eenige dagen lijden aan een lichto ongesteldheid, als zij, die lijden aan een ernstige ziekte. Uit een anderen staat blijkt, dat het getal overleden Europeanen in 1884, 1885 en 1886, ook in verhouding tot de legersterkte, betrekkelijk niet hoog was zelfs geringer dan in eenig ander jaar na 1872 en dat het getal gegageerde Europeanen, ofschoon booger dan in 1883 en in 1884, lager wa3 dan in eenige vooraf gegane jaren. Uit al het vermelde is af te leiden, dat, niettegenstaande de berri-berri, noch de sterfte, noch de gezondheidstoestand onder de Europecsche militairen, volgens de laatste ontvangen gegevens, bijzonder ongunstig kunnen worden genoemd. In de laatste drie jaren (1884, 1885 en 1886) overtroffen voorts de winsten aan Europeesche manschappen telkens de verliezen, terwijl in eenige voorafgaande jaren het tegendeel het geval was geweest, soms zelfs in groote mate. Het noodige wordt voorts gedaan om de formatie nog uit te breiden. Het inlandsch gedeelte over 1836 is met 2750 man verhoogd. Uit hetgeen de Minister meêdeelt blijkt, dat, niettegenstaande de daaromtrent gedane voorstellen, in 't afgeloopcn jaar door de Indische Regeering niet om uitzending van een extra getal sup pletietroepen is gevraagd. Slechts eenmaal is dit geschied, toen liet een uitbreiding gold der mobiele macht ter oostkust van Sumatra met 100 man, terwijl onlangs 90 onderofficieren der infanterie zijn gevraagd, voornamelijk met het oog op de uit breiding der formatie. De werving hier te lande wordt bevorderd ter verkrijging zoo mogelyk van meer Europeesche suppletietrocpen dan voor het voltallig houden der bestaande formatie noodig zijn. Onnoodig is het z. i. het werfdepot van Harderwijk te verplaatsen. Ont trekking van de werving of het beheer van het werfdepot aan het Departement van Oorlog verdient geen aanbeveling. Het materieel en personeel van zeemacht en auxiliair eskader, de militaire en Gouvernements-Marine, zijn in goeden staat en voldoende tot handhaving van rust en ordo in den Archipel. Ten slotte bespreekt de Minister het bekende rapport der honderd en hij laat er zich vrij kras over uit. //Het is mij een raadsel, zegt hij o. a., hoe mannen als dc adressanten het over zich hebben kunnen verkrijgen om iu een aan den Koning gericht en tevens publiek gemaakt adres, het Indische leger voor te stellen als een ontmoedigd en gedemorali seerd leger. ,/Op de ernstigste wijze moet tegen die voorstelling worden geprotesteerd. De waarheid is, dat, gelijk bij de opening van de tegenwoordige zitting der Staten-Generaal werd getuigd, het Indische leger op loffelijke wijze de gevorderde diensten verricht. Aan dat leger moet hulde worden gebracht wegens zijn goeden geesthet wordt gekrenkt, wanneer men het ontmoediging en demoralisatie ten laste legt, al geschiedt dit niet met de bedoeling om het leger te krenken, maar Regeerings-handelingen te veroor- deelen het wordt gekrenkt, wanneer men euveldaden, door enkele eervergeten individuen bedreven, tot maatstaf neemt voor de kenschetsing van den geest van het geheele leger. En even onverdedigbaar als het is om uit de desertiën naar den vijand, die in Atjeh zijn voorgekomen, te concludeeren, dat de geest bij het geheele leger slecht is, even weinig reden is er om eenig verband te zoeken tusschen die desertiën en de gedragslijn, welke van Rcgeeringswege in Atjeh is gevolgd. «Op het adres afgaande zou men den indruk krijgen, dat desertiën naar den vijand in Atjeh eerst zijn voorgekomen na de concentratie van onze strijdkrachten. Het tegendeel is waar. Er vonden zoodanige desertiën plaats reeds vóór dat besloten werd tot hetgeen adressanten gelieven te noemen het //Verlaten van het pad der overwinning" (men vergelijke met deze qualificatie de feiten in koloniale verslagen vermeld). «En hoeveel bedroegen nu de //talrijke desertiën" in den laat- sten tyd, de //talrijke desertiën," die als bewijs worden aangehaald van ontmoediging en demoralisatie? //Blijkens de journalen van den civielen en militairen Gouverneur van Atjeh en onderhoorigheden het laatst ontvangene loopt tot medio Maart 1887 deserteerde in Atjeh sedert Juni 1886 één inlandsch soldaat en geen enkel Europeaan." Buitenland. Te Londen is voor de Spaansche Regeering een torpedoboot gebouwd, die bij den proeftocht de buitenge wone snelheid van ruim 29 knoopen had. De grootste rijstlading, ooit door eenig zeilschip inge nomen, werd gisteren te Londen verkocht. Gemelde lading bestaat uit 3477 ton rijst, geladen in het viermast ijzeren schip //Cawdor", 12 Maart van Bassein vertrokken naar Europa. (De „Cawdor," groot 2355 register ton, wex-d in 1884 gebouwd te Southampton). De wereldberoemde Belgische badplaats Spa zal weldra weder haar oude aantrekkelijkheid verkrijgen, door de wederinvoering van het hazardspel. Nog voor vijf jaar kon Spa, gelegen aan de helling van een prachtigen Ardennen- heuvel, in getal en elegantie van badgasten zoowel als in het getal der zelfmoorden in het speelseizoen, wedijveren met Monaco en Monte Carlo. De geruïneerde edellieden, bankiers, speculanten enz. konden, als het geluk hun aan de Middellandsche zee niet gunstig was, naar de Ardennen- badplaats gaan en daar in „Trente-et-quarante" of op de „roulette" opnieuw een kansje wagen. Vijf jaar geleden echter heeft het ministerie Frère-Orban, gevolg gevende aan een besluit der Kamers, een einde daaraan gemaakt en het verlof tot voortzetting der onder neming geweigerd. Sedert dat oogenblik is het bezoek der badplaats zoodanig verminderd, dat de hotelhouders, de verhuurders van villa's, kamers enz. bijna tot den bedelstaf gebracht werden. De genezende kracht van het bronwater was op zichzelf blijkbaar onvoldoende om bezoekers te lokken. Het bestuur besloot toen de speelzalen weder te openen en vond in den rijken graaf De Lannoy een bereidvaardig pachter, die 300,000 francs geeft voor het recht om dezen zomer de bank te houden. Men kan zich voorstellen welke sommen verloren moeten worden, als de pachter voor elke maand 100,000 francs huur kan opbrengen. De speelzalen worden 15 dezer geopend. Deze aankondiging heeft een verrassend resultaat gehad. De hotels en alle woningen zijn reeds verhuurd en van alle kanten stroomen de spelers naar Spa als trekvogels naar het zuiden. Het merkwaardigst is, dat de tegenwoordige Regeering de zaak in het geheel niet schijnt op te merken, ofschoon zij weten moet dat het in strijd met de wet is. Met het oog op het belang der plaats houdt men het er voor, dat men niet te scherp wil toezien, anders is het onbegrijpelijk dat de zaak zoo besproken en behandeld kan worden. De Neue Freie Presse doet het volgende verhaal uit het leven van den bekenden Franschen ingenieur Ferdinand De Lesseps: Na den dood van zijne eerste vrouw maakte De Lesseps, die toen 68 jaar was, dikwijls visites bij eene Parijsche familie, aan wie hij veel van zijne reizen verhaalde. Sprekende over zijne jongste reis door Palestina, deelde hij mede, als weduwnaar blootgesteld te zijn geweest aan vele gevaren onder de Arabieren, die niet konden begrijpen, hoe iemand zonder vrouw kon leven. De schoonste der dochters uit het gezin vroeg hem toen waarom hij niet hertrouwde. „Omdat ik te oud ben," was het antwoord. „Ik zou alleen eene jonge vrouw kunnen liefhebben, en een jong meisje zou mij niet willen hebben." ffWie weet," was het zedige antwoord. Eenigen tijd later ver telde De Lesseps van de Jericho-roos, die, na verdroogd te zijn, weder herleeft, als men haar in water zet, en wist, op verzoek der jonge dame, haar zulk eene roos te bezorgen. Eenige dagen later toonde zij hem de herleefde roos met de woorden: „Ziet u, liefde kan voor het altaar hetzelfde doen, als het water deed aan deze bloem." Dat was nog al duidelijk. Zij keken elkafir aan en De Lesseps sprak: „Als gij werkelijk een oud man wilt nemen, hier is mijn hand." Thans zijn zij tien jaar gehuwd en zeer gelukkig. De jonge vrouw vergezelt De Lesseps op al zijne reizen en deelde nog kort geleden zijn moeilijk leven in Panama. Een merkwaardige proefneming met het hypnotisme is dezer dagen in de „Folies-Bergère" te Parijs gedaan, in tegenwoordigheid van 200 daartoe genoodigde vertegen woordigers der pers. Voor op het tooneel werd eene groote kooi geplaatst met twee prachtige leeuwinnen van vijf en een geweldigen leeuw van vier jaar. Eene krachtige vrouw van omstreeks twintig jaar, in het wit gekleed, werd, nadat de dierentemmer Giacometti zijne dieren eenige kunsten had doen uitvoeren, door den magnetiseur De Torcy in hypnotischen toestand gebracht, trad op zijn bevel in de kooi en nam daar allerlei houdingen op commando aan, terwijl de dierentemmer de leeuwinnen de leeuw scheen te vermoeid van de reis om haar heen deed rondspringen. Eindelijk bracht de jonge vrouw het hoofd aan den open- gesperden muil van het kwaadaardigste der dieren. Ver volgens werd zij lang uit op twee stoelen gelegd en de leeuwinnen sprongen onder de zweepslagen van Giacometti over haar heen en weder, tot één er van haar van de stoelen aftx-ok en zij als een blok op den grond viel. Ten laatste werd zij in de kooi zelve wakker gemaakt en trad zij naar het scheen meer verwonderd dan verschrikt daaruit. Deze voorstelling, welke 20 minuten duurt, zal men nu eenige avonden achtereen kunnen gaan zien.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1887 | | pagina 2