Gemeenteraad van Helder. danken had in dit redeverband wel door wijten vervangen mogen worden; of het woord moest gebezigd zijn om uit te drukken, hoe dankbaar Penning is, dat men nu een Bocialistischen martelaar van hem gaat maken. En dat argument van 's mans //Staatkundige meening* is hier al evenzeer misplaatst, niet minder dan de gratuite bewering, dat ffPenning niet het slachtoffer mag worden van derge lijke afkeuring zijner politieke denkbeelden/' terwijl alsof dit alles nog niet sterk genoeg gekleurd was dan ten overvloede met den noodigen pathos wordt verzekerd, dat Nederland niet lijdelijk mag toezien, wanneer men „de huizen plundert" om „de staatkundige overtuiging der bewoners." Wat al groote woorden! Welk een bombast! Wat zullen Penning en zijn Waterloosche Leeuw een hooge borst zetten na al die phrases! Maar is het dan ook //Staatkundige overtuiging" om op medeburgers met een revolver te schieten, als die iets doen dat u niet aanstaat En waren de socialisten in Pennings huis niet vooraf ge waarschuwd, dat het verkeerd af zou loopen, wanneer zij hunne uittartende houding tegenover het getergde volk volhielden? Dat schijnen Pennings onhandige vrienden niet meer te weten, en daardoor bederven zij hunne en zijne zaak door en door. Voor den medeburger, den mensch Penning zou men stellig wel iets willen doen; de socialist Penning daarentegen zal niet veel sympathie oogsten. De Amsterdamsche feesten hebben het zonneklaar getoond, dat het volk van het socialisme niets wacht en niets weten wil. Dat is een groote troost. Een troost en een steun ook voor de weldenkende mannen, die het volk door onder wijs, door ontwikkeling en door arbeid vooruit willen helpen. Door arbeid vooralde oude waarheid, dat wie niet werkt, ook niet eten zal, blijft nog altijd van kracht. En wie dan beter werkt dan een ander, krijgt ook licht wat beter eten. Daar hebt ge eenvoudig de oorzaak van het verschil in stand en in bezit, en die oorzaak kunnen de socialisten met al hun wijsheid niet wegpraten. Stel het volk in de gelegen heid om goed en mooi werk af te leveren, en ge bevordert van zelf zijn welstand. Dat heeft de Commissie voor de Heldersche Nijverheids-Tentoonstelling ik mag er immers nog wel eens op terugkomen? zoo terecht begrepen. Haar taak is niet gemakkelijk, met tal van drukten en beslommeringen verbonden, maar haar doel is edel en heeft recht op algemeene waardeering en belangstelling. Door zulk een Tentoonstelling kan ieder werkman toonen of en wat er in hem zit, en heeft hij gelegenheid om zijn werk met dat zijner vakgenooten te vergelijken. Dat is de ware concurrentie, de rechte naijver, en leidt het misschien tot jaloezie, die jaloezie kan allerheilzaamst wezen. Zóó op het volk te werken, is de ware liefde tot volk en vaderland, waarvan Schiller in zijn //Lied van de Klok* naar de prachtige vertaling van Ten Kate eens zoo heerlijk schoon zong /,Waar gij neêrdaalt, woont de vrede, Akkers rijzen uit den poel, Duizend handen werken mede Tot één doel. Krachten groeien, Kunsten bloeien, Knecht en Meester, Arm en Rijk, Deelen, voor de Wet gelijk, Rechten, plichten, Roemen in hun stand en staat, En verachten d' onverlaat, Die verwarring aan wil richten. De arbeid staat den burger schoon, Zegen is des arbeids loon. Kranst den Held met eerlauwrieren, Laat het goud den Koning sieren, Vlijt verwerft de Burgerkroon!" Amstelaar. Binnenland. In een tweetal artikelen over onze positie in Atjeh, verschenen in de beide jongste afleveringen van het maand schrift „De Katholiek," komt de heer Van Nunen, op grond van besprekingen, die hij in 1878, met medeweten van generaal Van der Heijden, met eenige aanzienlijke hoofden voerde, tot de conclusie, dat de pacificatie van Atjeh slechts mogelijk zal zijn op de volgende voorwaarden: 1. Toeankoe Mohammed Daoed wordt door ons erkend als Sultan over het geheele Rijk van Atjeh. 2. Als zoodanig geniet hij al de inkomsten, welke zijn voorvaderen genoten hebben. „Mij een pleister op den mond leggen!" viel de majoor hem heftig in de rede. „Ik dank nog eenmaal voor uw ondersteuning, waar ik recht heb te eischen." De Bennewitzer stond op en zeide: „Ik heb het goed gemeend, Wilhelm; het zij verre van mij, u iets te willen opdringen; beproef uw goed recht." Hy nam den met rouwfloers voorzienen hoed van den stoel en reikte het jonge meisje de hand. „Het zal mij zeer veel genoegen doen, als ik mijn beminnelijke nicht onder aangenamer omstandigheden weêr mag zien. Adieu, freule Van Hegebach!" Het volgend oogenblik was de deur achter de voorname ver schijning gesloten. „Papa!" zeide het meisje treurig, nadat de oude man, alsof hy haar tegenwoordigheid geheel vergat, een poos in de schuif laden van zijn secretaire tusschen brieven en papieren gezocht had, „papa!" Hegebach schrikte en wreef zich over het voorhoofd. „Papa, ik wilde wat met u praten." Hij hield op met zoeken en zag haar aan. „Papa, ik wilde u alleen maar zeggen, dat ik zoo graag bij u zou gekomen zijn, om uw huishouding te besturen, u 's avonds voor te lezen en uw kamer netjes te houden." Er was iets in haar stem, dat hem dwong, naar haar te luisteren. Hij ging op een stoel zitten en legde het hoofd in de hand. „Ik zou u zoo graag verzorgen, papa, als gy door uw kramp pijnen geplaagd wordten dan waart gij niet altijd meer zoo alléén, want tante Ratenow De heldere stem van het meisje smolt plotseling in smart en angst. „Laat mij by u blijven, papa, ik heb zoo'n medelijden met u!" riep zij, terwyl zij de armen om den hals van den ouden man sloeg. „Gij zyt altijd zoo allééngy kunt zoo immers nooit vroolyk zyn „Neen, Elze, dat gaat niet," antwoordde hij, maar weerde de kleine meisjeshanden niet af. „Gij zijt er niet gelukkig aan toe in het leven, arm kind, dat gij zulk een arm man als ik ben, uw vader noemt. Het had anders kunnen zijnMaar wien het leven eenmaal op een knol gezet heeft, die komt nooit op een fatsoenlijk paard. Ik heb tante Ratenow gezegd, hoeveel ik heb om van te leventwintig daalders in de maand. Dat klinkt belachelijk, niet waar? Het andere gaat van mijn pensioen af 3. Aan de voornaamste hoofden van Groot-Atjeh worden vaste jaarlijksche toelagen uit 's lands schatkist verstrekt. 4. Den Sultan wordt zijn aloude verblijfplaats de kraton, het tegenwoordige Kotta-Radja teruggegeven. 5. De Sultan erkent de souvereiniteit van Nederland, staat Poeloe Wai en Poeloe Bras aan ons af en belooft den zeeroof en den slavenhandel op afdoende wijze, zoo noodig met behulp onzer Marine, tegen te gaan. 6. Buiten den kraton wordt ons door den Sultan een stuk gronds afgestaan voor den vertegenwoordiger van het Nederlandsche Gouvernement en voor het maken van een goed bevestigde en goed bezette versterking. De schrijver eindigt zijn beide artikelen aldus: De oplossing van het Atjeh-vraagstuk men houde het steeds wel in het oog moet verkregen worden, willen wij ons niet aan zeer groote rampen in Indië blootstellen. Ons leger aldaar is veel te zwak voor de taak, waartoe het geroepen wordt, en wij zijn aldaar thans volstrekt niet voorbereid op alle mogelijke eventualiteiten. Indien er zijn, die iets beters aan de hand weten te doen, niets zal mij aangenamer wezen, mits zulks op goede gronden geschiede. Zoo niet, dan hoop ik, dat wij zoo spoedig mogelijk onze tegenwoordige lijdzame en hoogst nadeelige tactiek op Atjeh zullen verlaten, ten einde zoo goed mogelijk uit het wespennest te komen, waarin wij ons begeven hebben. Jl. Woensdag hield de Ring van Doopsgezinde gemeenten in Noordholland zijne jaarlijksche vergadering te Enkhuizen. Er waren afgevaardigden van 23 gemeenten aanwezig. De Voorzitter, Ds. J. P. Van der Vegte, van Helder, opende haar met eene toespraak, waarin hij eenige belangrijke opmerkingen over het plichtbesef in samenhang met het godsdienstig geloof maakte. De vergadering zal in het volgende jaar te Amsterdam gehouden worden, onder Voor zitterschap van Ds. J. Boetje, aldaar. Men schrijft ons uit Anna Paulowna, dd. 10 dezer: „Tot hoofd-ingelanden van den polder zijn gekozen de heerenC. A. Beukenkamp, van Helder (aftredend lid) en M. J. Tiele, onlangs uit Indië geretourneerd, de laatste in de plaats van den heer Van der Vlugt, te Haarlem, die niet meer in aanmerking wenschte te komen. Door het Provinciaal Bestuur van Noordholland, te Haarlem, is jl. Donderdag aanbesteed het aanleggen, ver lagen en verlengen van hoofden op en het afslechten en overwerken van een gedeelte duin langs het Noorderstrand van het eiland Vlieland (raming f 29,225). Minste inschrij ver Thijs Volker Cz., te Sliedrecht, ad f 23,180. De student der Polytechnische School te Delft, W. F. Druyvesteijn, is tot zijne practische vorming gedurende de zomermaanden als buitengewoon opzichter aangesteld te Petten. Men verneemt dat de broeder van den Sultan van Turkije, die eenige dagen te'sGravenhage heeft doorgebracht, zijn verder verblijf te Scheveningen zal vestigen. Jl. Donderdagmiddag is op de werf der Koninklijke Fabriek van Stoom- en andere Werktuigen te Amsterdam de kiel gelegd voor een vierde stoomschip van den Kon. West-Indischen maildienst, dat den naam zal dragen van „Prins Frederik Hendrik." Met 1 Juli a. s. worden 200 smeden en ketelmakers bij 's Rijkswerf te Amsterdam ontslagen en 50 gepensioneerd. Door de heeren Van Lier te Amsterdam is aan Bur gemeester en Wethouders aldaar aangevraagd, om vóór hun theater in de Amstelstraat op het trottoir een trap te mogen plaatsen, voerende naar het balkon. Die trap zou van een half uur vóór het begin tot een half uur na het eindigen der voorstelling geplaatst zijn, als voorzorgsmaatregel voor mogelijk brandgevaar. Tot directeur van het Schoolmuseum te Amsterdam is tegen 1 November a. s. benoemd de heer G. B. Lalle- man, hoofd der openbare school te Moordrecht. De stand van de visschers-quaestie te Scheveningen is nog dezelfde. Conferentiën worden gehouden, maar zonder afdoend resultaat. De jagers patrouilleeren aan het strand. De bevolking blijft rustig. Een negental magazijnhouders in de Hoofdstraat te Rotterdam zullen hun winkels van morgen avond af, van uit het hótel Coomans electrisch verlichten. In Frieslands zuidoosthoek brengen de verhuringen van hooilanden dit jaar gemiddeld 20 pet. meer op dan in 1886. Als een bewijs van de buitengewone waardevermeer dering der schilderijen van onze oude meesters kan dienen, voor vroegere verplichtingen, die ik eershalve vervullen moet en die nog jaren vereischen, vóór zy vervuld zijn." „Papawilde zij zeggen, maar hy nam haar de woorden van de lippen. „Het is zoo het beste, gelijk tante Van Ratenow mij gister voorgesteld heeft. Gij neemt de opvoeding der kleine Ratenows op u, ontvangt daarvoor een fatsoenlijk honorarium en zyt buiten dien als een kind des huizes. Dan valt u meer geluk te beurt dan honderd anderen in uwe positieen voor het overige wachten wij de tyden af," eindigde hij. Het jonge meisje was overeind gesprongen en zag den spreker doodsbleek aan. Maar zij sprak geen woord. Zy wist opeens slechts dit ééne een gouden, zoete, zorgelooze meisjesjeugd wachtte haar niet meer. Als in grauwe schaduwen gehuld, stond plotse ling het lieve, oude huis daar buiten voor haar oogenzij had er geen geboorterecht meer, zij moest het zich eerst koopen door wederdienst. Zij was eensklaps van een kind een dienstbare ge worden! Ja, hoe had zij ook kunnen denken, dat in deze wereld nog liefde en goedheid kosteloos gegeven werden. Zij hadden een gouvernante voor zich laten opleiden; dat was alles. Een onuitsprekelijk bitter gevoel vervulde in dit oogenblik haar jeugdig gemoed; het was niet de vrees voor den arbeid, het was de smart eener groote teleurstelling. „Adieu, papa!" zeide zij, haar hoed opzettend. „Ik zal u be zoeken, zoo dikwijls" zij aarzelde; zij had in haar bitterheid willen zeggen: „zoo dikwijls mijn meesters" maar toen was haar Moritz' goedig gelaat in de gedachte gekomen„zoo dik wijls het mij veroorloofd wordt," verbeterde zij zich zelf. Hij gaf haar de hand. „Het zal nog wel eens terecht komen gij zijt nog zoo jong, Elze." Zij knikte. „Adieu, papa!" Toen ging zy heen, hoe geheel anders dan zij gekomen was. Zij stond met een somber gelaat in de huisdeur; de elegante equipage, die haar hier gebracht had, wendde juist den hoek der straat om; Moritz kwam om haar af te halen; zij zou op hem wachten. „Hoe ziet gij er zoo vreemd uit, Elze?" vroeg hij, toen hij uit het rijtuig gesprongen was om haar bij het instappen te helpen. „Hebt ge u geërgerd, beste meid?" Hij vatte haar hand. „Wanneer wenscht gij, dat ik met het onderwijs begin?" was het antwoord, toen de wagen met hen wegreed; „wilt gij niet eerst myn getuigschriften zien?" (Wordt vervolgd.) dat de stukken van het Stedelijk Museum te 's Hage, onlangs opnieuw voor de assurantie getaxeerd, van f 40,000 op f 140,000 zijn gebracht. De taxatie geschiedde op verzoek van het Gemeentebestuur en door de heeren Jhr. Mr. Victor de Stuers en J. Ph. Yan der Keilen. Het jacht der Koningin van Engeland, „Victoria and Albert", komt 17 dezer te Vlissingen om de gasten af te halen, die haar komen gelukwenschen met haar 50jarig Regeerings-jubilé, en vertrekt den volgenden dag, om hen naar Engeland over te brengen, waar de Prins en Prinses van Wales en andere leden van het Vorstelijk gezin hen aan het Victoria-Station zullen opwachten. Het zijn de Koning van Saksen, de Hertog van Saksen- Coburg-Gotha, de Kroonprins en de Kroonprinses van Duitschland, Prins Lodewijk van Beieren, Prins en Prinses Wilhelm van Pruisen, de Erfprins en Erfprinses van Meiningen, Prins Hendrik van Pruisen en zijn zusters, de Prinsessen Sophie en Margarethe, de Hertogin van Edinburg en haar vier kinderen, Grootvorst en Grootvorstin Sergius van Rusland, de Groothertog van Hessen met zijn zoon en beide dochters en Prins Alexander van Hessen. Wel een illustre gezelschap dus, dat Vlissingen zal te zien krijgen Tijdens de Voedings-Tentoonstelling te Amsterdam zullen de volgende muziekkorpsen zich op het marktplein doen hooren: De Orkest-vereeniging, directeur de heer Wedemeijer; de staf muziek van het 3de regiment infanterie te Bergen op Zoom, directeur de heer Boumanhet Paleis orkest, directeur de heer Coenen; de stafmuziek van het 4de regement infanterie te Leiden, directeur de heer Mann de muziek der Rotterdarasche schutterij, directeur de heer Blumentritt, en de kapel van het regiment grenadiers en jagers, directeur de heer Völlmar. In het „U. D.' ergert zich een inzender aan de treurige wijze, waarop zoo menige kleine in een wagentje aan 't meer of minder felle zonlicht wordt blootgesteld. Wel is er in den regel een halve kap op het wagentje maar er wordt veel te weinig op gelet dat de weg gedurig van richting verandert, zoodat de oogjes der kleine niet beschut maar pijnlijk aangedaan worden. Uit Leeuwarderadeel wordt gemeld: „In dezen tijd, als het zaaien en poten afgeloopen is en de vruchten nog niet zoo regelmatig boven den grond zijn, dat gewied kan worden, is er immer weinig arbeid. Nu is dit vooral het geval, daar de meeste veldvruchten achter lijk zijn wegens het aanhoudend gure weêr in de vorige maand, zoodat hier tal van arbeiders zonder werk zijn. Om aan deze tijdelijke kwaal tegemoet te komen, beraamden eenige landbouwers het plan een water in het noorden dezer gemeente te laten slatten, en zij mochten er in slagen de toestemming van alle naastleggers te verwerven, terwijl het gemeentebestuur op zich nam het derde deel der kosten te dragen. De commissie van uitvoering wilde het werk publiek aan de arbeiders uitbesteden, doch nu bleek het dat dezen f 1.90 per strekkende roede verlangden, terwijl de commissie f 1.10 als zeer billijk beschouwde, hetgeen ook door deskundigen beaamd wordt. Zooals thans de zaken staan, gaat het slatten voorbij en de arbeiders loopen leeg." Het „Maandblad* van dr. Van Hamel Roos maakt melding van schromelijke vervalschingen in levensmiddelen, uit Amerika aangevoerd. Te Antwerpen was een lading „meel* (500 zakken) aangekomen, die bij onderzoek in hoofdzaak bleek te bestaan uit kiezelzure magnesia, aluin aarde en kalk, terwijl van meel geen spoor aanwezig was. In plaats van in de maag, behoort, zegt het blad, dat goedje in den verfmolen thuis. Dr. v. H. R. zal trachten zeker heid te bekomen omtrent de namen van hen, die dat ver- valschings-materiaal ter markt brengen en de adressen naar welke het gezonden wordt. Eveneens wordt bedrog op groote schaal gepleegd met de reuzel, die voornamelijk uit Chicago wordt aangevoerd en meestal met katoenpitten-olie, soms tot een bedrag van 75 pet., wordt vervalscht. Eén firma levert jaarlijks 40,000 vaten van deze olie uitsluitend voor deze verval- sching. Wanneer men in aanmerking neemt, dat katoen pitten-olie, volgens het oordeel van verschillende genees kundigen, hoogst bedenkelijke eigenschappen bezit, dan rijst de vraag of zulk een vervalsching uit een hygiënisch zoowel als uit een commercieel oogpunt niet strafbaar is. Zitting van Vrijdag 10 Juni 1887. Voorzitter de heer Burgemeester. Tegenwoordig 15 ledenafwezig de heeren J. C. Jansen en over de Linden. De tribune is matig bezet. Na de opening der vergadering worden de notulen der vorige zitting voorgelezen en goedgekeurd. Aan de orde wordt gesteld de benoeming van leden en plaatsvervangende leden van het Stembureau voor de in dit jaar te houden verkiezingen. Benoemd worden de heeren Hoogenbosch en Van Gijn, terwijl de overige leden, voor zooveel noodig, als plaatsvervangers zullen optreden. De Voorzitter stelt daarna aan de orde de benoeming van eene onderwijzeres aan de gemeenteschool No. 6. Met het oog op die benoeming geschiedt voorlezing van een rapport van het Hoofd dier school, den heer P. Uurbanus, inhoudende het voorstel om de voordracht aan den Raad aldus vast te stellen: 1ste cand. mej. A. M. Kuijk, 2de cand. mej. C. W. Veldhuizen, beiden alhier, en 3de cand. mej. A. C. Klots, te Ede. Dit voorstel wordt, blijkens een schrijven betreffende deze zaak, door den Arrondisse- ments-Schoolopziener ondersteund. Vóór tot de stemming wordt overgegaan, doet de heer Korver opmerken, dat het zeer vreemd is, dat het Hoofd der School wèl rapporteert omtrent eene onderwijzeres, die vèraf woont en hem per soonlijk geheel onbekend is, en eene onderwijzeres voorbij gaat, die hier woonachtig is.De stemming heeft dezen uitslag: mej. Kuijk is gekozen met 9 stemmen; op mej. Veldhuizen waren 3 stemmen, op mej. Klots 1 stem uit gebracht, terwijl 2 briefjes in blanco waren ingekomen. Op zijn daartoe gedaan verzoek, wordt aan den heer F. C. Van Brussel, met ingang van 1 Augustus e. k., of, zoo in zijne plaats tijdig een ander benoemd is, met 18 Juli a.s., een eervol ontslag verleend uit zijne betrekking van onder wijzer aan de Gemeenteschool No. 1 (te Koegras). Er geschiedt voorlezing van een adres van de weduwe C. Dienaar, wier echtgenoot de gemeente tal van jaren als veldwachter en als gemeente-bode heeft gediend, inhoudende het verzoek, eene geldelijke toelage te mogen genie ten. De Voorzitter licht den inhoud van dit adrea

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1887 | | pagina 2