IIKLIIERSIIIE EN N1EUWEDIEPER COURANT. Nieuws- en AiyertentieMad toer Hollands Noorderkwartier. 1887. N° 86. Woensdag 20 Juli. Jaargang45. Uitgever A. A. BAKKER Cz. EEN ARM MEISJE. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag. Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90. franco per post 1.20. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Advertentiën: Van 1—4 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. De vertrekdagen der mails naar Oost-Indië gedurende de maand Juli zijn als volgt: 22 Juli Engelsche mail (over Brindisi). 23 Juli Hollandsche mail (uit Amsterdam). 26 Juli Hollandsche mail (via Marseille). 29 Juli Fransche mail (via Marseille). 30 Juli Hollandsche mail (uit Rotterdam). Posteering: Hollandsche mail (uit Amsterdam) brieven 8 uur 's morgens, drukwerken vorigen avond 8.45; Hol landsche mail (uit Rotterdam) 9 uur vorigen avond; over Marseille: brieven 4.50'savonds, drukwerken 2 uur 'savonds; over Brindisi: brieven 11 uur 's morgens, drukwerken 10 uur 's morgens. Naar West-Indië: Yia Soutkampton 26 Juli. Posteering: 4.40 uur 's avonds. Yia Liverpool 14, 21 en 28 Juli. Posteering: 4.50 uur 's avonds. De verzending der brievenmalen naar Cura5ao via New- York, zal plaats hebben uit Rotterdam naar Vlissingen per trein van 7.14 av. en wel op 19 en 27 Juli; 10 en 23 Augustus; 7 en 28 September; 7, 21 en 28 October; 11 en 22 November; 2 en 16 December. Binnenland. Onder den titel: „Ook ecu schandelijk boek" behelst het „Maandblad van de Vereeniging tegen de kwakzalverij" o. a. de volgende regelen: Naast dg verdervelijke „Spiegel der Jeugd," voor wier lezing wij niet genoeg kunnen waarschuwen, wordt in de Nederlandsche bladen onophoudelijk een ander niet minder af te keuren boek aangekondigd, onder den titel van: „De Zelf bewaring;" geneeskundige raadgever enz. door Dr. O. Retau. De prijs f 2 is op zich zelf reeds veel duurder dan voor werkjes van zulk een omvang en uitvoering ge bruikelijk is. Yeel meer dan het verlies van enkele stuivers door het te veel betaalde, is echter de schade aan lichaam en geest die menigeen zal lijden door de lezing van het boek. 't Werk is geheel geschreven in de manier, waarop al soortgelijke boekjes zijn ingericht. Eerst heeft men eene angstvallige schildering van de onheilen, die kunnen voort- Door WILHELMINA HEIMBURG. De spreekster bood onder deze woorden het meisje een schotel met Hernhuttersch gebak aan. Zij bedankte. „Waar is zuster Angelika?" vroeg zij. „Vertrokken, naar Afrika, Elisabeth. Maar gij moet iets ge bruiken, gij ziet er zoo vermoeid uit." „Naar Afrikawaarschijnlijk als zendelinge?" „Ja, zij zal haar echtgenoot helpen, die in Natal een school heeft. Het lot viel op haar en zij is gegaan. Voor drie weken vertrok zij. Dat klonk zoo kalm, dat werd zoo eenvoudig gezegd, alsof zuster Angelika in een naburige plaats ter kerk was gegaan. Elze kende haar goed, het teere, blonde meisje, en zij wist ook, dat de gemeente haar dochters door het lot placht uit te huwe lijken. Zij had nooit daarover nagedacht, maar nu greep het haar aan, als iets, der menschheid onwaardig. „En ging zij gaarne, zuster Beate?" vroeg zij en greep met de hand naar haar slapen, die pijnlijk klopten. „Gaarne Dat zal zij wel alleen aan God gezegd hebben, maar zij wist, dat het Zijn wil was en zij ging met blijd schap." Het werd stil in het kleine vertrek. De lucht daarbinnen begon zwaar te drukken. Znster Beate was voor de tafel bij het raam gaan zitten en corrigeerde de schrijfboeken. „Gij hadt wat moeten rusten, Elisabeth. Gij ziet er bleek en lydend uit," zeide zij onder het corrigeeren door. Het meisje schudde het hoofd en legde, terwijl zij haar naderde, de hand op haar schouder. „Zuster Beate," begon zij met bevende stem: „Gij hebt my eens gezegd het is nog niet lang geleden dat waarheid het eenige was, wat ons uit nood en benauwdheid kon redden, dat zij de eerste van alle deugden was?" Het kleine vrouwenhoofd onder het helderwitte mutsje knikte toestemmend, zonder op te zien. „Zeker, lieve Elisabeth, gij waart altijd een oprecht, goed kind, voor zoover een mensch kan oordeelen." „Wat ik vragen wil, klinkt vreemd, zuster Beate; maar, niet waar, Angelika droeg nog geen ander beeld in het hart, zij trad niet met een lengen voor het altaar?" Nu zag de stille Hernhuttersche op. „Neen, Elisabeth, haar hart is als een onbeschreven bladwij leven hier stil en afgezonderd de hartstochten die daar buiten de dwaze menschcnharten kwellen en pijnigen, komen niet over onzen drempel, wij kennen ze nauwelijks van hooren zeggen. Dat moest gij weten Elisabethwat bedoelt gij met uw vraag Het meisje lag plotseling voor haar op de knieën en verborg het hoofd in de plooien van het grijze wollen kleed. „Ik wenschte, dat ik nooit was heengegaan, ik wilde dat ik hem nooit gezien had," snikte zy. „Sta op, Elisabeth, kom tot bedaren." Zy streek vol medelyden teeder haar hand over het hoofd van het meisje. spruiten uit sommige uitspattingen en kwade gewoonten dit ware op zich zelf als afschrikkend voorbeeld misschien niet te misprijzen, doch alles is met zulke overdrijving voorgesteld en in zulke schrille kleuren geteekend dat de ongelukkige, die het leest de wanhoop om het hart slaat. Wij kennen tal van personen, die geheel en al radeloos zijn geworden door 't lezen van zulke ellendige boekjes. Maar op deze radeloosheid juist hebben de schrijvers het gemunt. De ware of vermeende lijders moeten zich in hunne handen werpen, zich voorstellende dat bij hen heil en redding te vinden is. „Lees dit boek met opmerkzaamheid door," staat er dan ook reeds in het begin „en vindt gij, dat gij „geneeskundige hulp noodig hebt, wend u dan met ver trouwen tot ons. Gij zult zeker hulp vinden." En aan het slot wordt deze verzekering in andere be woordingen herhaald, onder mededeeling dat reeds 50,000 patiënten werden behandeld en 11/12 reeds volkomen ge- nezing gevonden hebben, terwijl de rest nog onder behande ling is. De geneeskundige hulp wordt aangeboden door het zoogenaamd „Geneeskundig Bureau" te Leipzig, een geheel onbekend gezelschap en bij de eerste aanmelding moet de lijder reeds zes gulden insluiten voor het consult en liefst nog onmiddellijk dezelfde som voor geneesmiddelen. Yan een geneeskundige, die zich met de zaak inlaat, be merkt men niets; een boekverkoopersfirma ontvangt en verzendt de correspondentie en de middelen worden uit eene zoogenaamde apotheek toegezonden. Om den lijders echter een geweldigen indruk te geven van de nauwlettendheid, waarmee de ongesteldheid van elk hunner wordt ter harte genomen, wordt er door het z.g. geneeskundig-boekverkoopers-apothel ersbureau bij den pa tiënt op aangedrongen eene zeer uitvoerige ziekte-geschie denis samen te stellen door het beantwoorden van een honderdtal vragen. Juist zoo iets, de ervaring heeft het duizende malen doen zien, brengt de meestal zenuwachtige personen met wie men in deze gevallen te doen heeft, er toe altijd met pijnlijke angstvalligheid na te denken en te suffen over hun eigen lichaam en de ware of vermeende storingen, die zij ondervinden. Dergelijke slachtoffers voelen zich van daag diep ellendig, zoodat zij gaarne hun geld offeren aan de meest onzinnige hulp, terwijl zij zich morgen verbeelden van al hunne vermeende kwalen en gebreken „Help mij, zuster Beate," smeekte Elze nog eens en zag haar aan met rood geweende oogen „dat ik niet slecht word en niet liegZeg aan tante, dat ik moet schrijven, de waarheid zeggen moet, tot eiken prijs." „Hem Elisabeth?" „Ja hem, dien zij sedert drie dagen mijn verloofde noemen." Zuster Beate antwoordde hierop niet. „Gij zijt altijd mijn lieveling geweest, Elisabeth," zeide zij toen, „maar zal het u hier bevallen Stel het u niet als zoo gemakkelijk voor, zich hier te vestigen, als men eerst in het woelige leven heeft verkeerd als onderwyzercs, niets anders voor oogen te hebben dan zijn plicht en de wijzers van de klok, die de uren voor den arbeid aanwijst. Jaren geleden kwam ook eens een lieve leerlinge, moede en mat, met een krank gemoed terug en smeekte dat ik haar houden zou, voor altijd, altijd. In den beginne ging het bestzij werkte om haar treurige gedachten te vergeten, en voor haar ontstelde zenuwen waren de kalmte en het geregelde leven zeer heilzaam. Zoo heelde de tijd het gewonde hart, de gezondheid keerde terug, het vroolijke leven daar buiten lachte haar toe, steeds verlangender werden haar blikken en op zekeren dag zeide zij „Ik ga heen, zuster Beate, ik moet naar buiten, hier is 't kruipen en daar buiten vliegt men!" En zij ging heen. Ik weet niet wat er van haar geworden isik verhaal u dit alleen, om u te doen beseffen dat hier de plaats niet is om de wonden te heelen, die de wereld u geslagen heeftals gij de betrekking aanneemt, Elze, verbindt gij u voor minstens twee jaar. Bedenk dat wel." Zij lag nog altijd op haar knieën, en in snellen cirkelgang begonnen hare gedachten haar door 't hoofd te vliegenluchtige japons, roode rozen en fladderende strikken zweefden voor haar oogen. En als een kleurloos beeld zag zij plotseling het school- vertrek met zijn kale muren voor zichgrijs, grauw, eentonig rolde haar leven voort en zij was nog zoo jong 1 Als lood drukten de laatste woorden der zuster haar op de ziel. LuisterDaar drong uit de zijkamer een toon door in het stille vertrek, helder en trillendhet was een viool, waaraan zangrijke tonen ontvloeiden, een vioolZij begon op eens weder te snikken en drukte het hoofd op haar gekruiste armen, die nog in de schoot der oude vrouw rustten. Nu voelde zij de doornen der rozen, die pijnlijke doornen. „Ik heb niets meer daar buiten, niets meer, zuster Beate stamelde zy, „ik blyf bij u." Men hield er in het instituut logeerkamers op na. Het loge ment in het kleine plaatsje was zeer primitief, en het viel nog al eens voor dat de eene of andere moeder op haar doorreis even bij haar dochter kwam zien. Een dezer kamers had men voor Elze geopend, en daarnaast het fraaiste dezer eenvoudige ver trekken voor mevrouw Van Ratenow in gereedheid gebracht. Te negen uur moest de trein komen de directrice was zelve naar het station gegaan, om de gestrenge tante te ontvangen. Elze zat intusschen in haar kamertje en staarde met onuitspreke- lijken angst naar de drijvende wolken, die de maan half ver duisterden, tus8chenbeide haar rond vol gezicht vrijlieten, voor welk dartel spel zy .haar [omtrekken met een zachten zilveren rand omzoomde. totaal genezen te zijn en attesten of dankbetuigingen aan bieden in overdreven bewoordingen. Met fijne list wordt gespeculeerd op soortgelijke personen, die er, helaas! vele zijn. Doch omdat het getal speculanten op dit terrein sedert langen tijd legio is, en de bedoelde lijders met velen hunner natuurlijk hebben kennis gemaakt, zonder op den duur eenig gunstig uitwerksel te ondervinden, tot groote schade van hun beurs en niet zelden van hunne gezondheid, zoo is het zaak hun wijs te maken, dat men zelf niet tot dat ras bedriegers behoort. Daarom eindigt het schandelijk boek met het volgende: „Ons hoofddoel is, de knoeiers en kwakzalvers, die in „de bladen hunne onnutte geneesmiddelen aanbevelen of „door bluffende aanprijzing schadelijke tincturen, pillen, „poeders enz., voor enorme sommen trachten te verkoopen, „in hun schandelijk handwerk te fnuiken en in plaats daar- „van tot heil der menschheid een rationeele, door duizende „ervaringen deugdelijk gebleken geneeswijze op deugdelijke „gronden ingang te doen vinden." Welnu! de mannen, die dit terneerschrijven, die de duiten lachende binnen strijken, door de domme koopers van hun boek hun toegezonden zijn erger dan „kwakzalvers en knoeiers." Ieder, die zegt lijders per brief te kunnen behandelen een bedrieger, en elk die zich aan hen toevertrouwt een dwaas Maandag 4 dezer was het 275 jaar geleden dat de vruchtbare Beemster was drooggelegd, een herinneringsdag die, gelijk wij reeds mededeelden, met het oog op den hooitijd in Juli, in de volgende maand feestelijk gevierd zal worden. Blijkens een vlugschrift, naar aanleiding dezer plechtige herdenking bij den uitgever Van Ditmar te Utrecht ver schenen, werden den 1 Januari 1608 in „De Drie Morianen" op den Nieuwendijk te Amsterdam, de een-en-twintig molens, naar het ontwerp van J. A. Leeghwater, voor de droog making benoodigd, in het openbaar aanbesteed. Met deze molens, van lieverlede met nog twee-en-twintig aangevuld, werd de plas, van bijna zeven mijlen in den omtrek en zes voet diep, zonder groote tegenspoeden, in twee jaar tijds leeggemalen. Den vierden Juli van het jaar 1612 was het dan ook feest en werd in Midden-Beemster een maaltijd gehouden, waarbij de Prinsen Maurits en Hendrik mede aanzaten. Wat zou bet resultaat worden Zuster Beate had eindelijk alle bijzonderheden vernomen en zeide ook bij zich zelve, dat het kind geen keus had gehad. Maar zy kende mevrouw Van Ratenow genoeg uit haar kernachtige brieven om niet overtuigd te zijn, dat het nog een zwaren strijd zou geven. Naar Elzei meening moest men reeds eenigen tijd terug zijn van het station. Nu zaten zeker die twee, die de draden van haar lot in handen hadden, in het gezellige kamertje en streden over haar zoogenaamd geluk. „Elze! Elze!" riep een zachte stem, „zijt gy hier, of niet?" Zij keek om haar aan de duisternis gewende oogen zagen de kleine gestalte van een meisje in de deur, en herkenden het kokette voorjaarshoedje en het smalle, aristocratische gelaat. „Lili?" vroeg zy verwonderd. „Nu ja, ik ben het" luidde het antwoord„ik heb mij 't juist zoo voorgesteld ik zou u vinden, in de maan starende natuurlijk Maan, hoe gelukkig zijt gij dat ge hem ziet. Gij lonkt hem toe, ach, en ik kan dat niet 1" vervolgde zij en rukte zich den hoed van 't hoofd. „Lieve hemel, is hier geen sofa Ik ben doodmoede. O, Elze, het is een akelig idéé van u geweest, zoo op de vlucht te gaan." „Hebt gij tante Ratenow vergezeld, Lili? Is tante hier?" „Zeker!" En de sierlijke gestalte wierp zich op het heldere bed en strekte zich naar hartelust uit. „Dat wil zeggen, zij was natuurlyk zonder mij in al haar heerlijkheid in Halle blijven zitten; dat wist Moritz ook wel, anders had hij mij zeker van deze reis wel verschoond. De geheele coupé vol moeders, minnen en babies; daartusschen, stijf als een Indische pagode, tante, u achterna en ik O, Elze, waarom hebt ge mij dat berokkend? Er is juist hedenavond souper bij de Cramms en, ge weet, ik ben zoo dol op ragout van kreeft met asperges!" Elze antwoordde niet; zij ging zwijgend naast het bed zitten, waarop Lili rnstte en zag haar angstig in het gelaat, waaruit een paar oogen, trots al haar klagen, haar hoogst vergenoegd tegen- blonken. „Luister Elsje, gij zorgt wel zeer mild voor interessante stads- praatjes," ging de kleine voort. „Ik moet u bekennen, toen Moritz hedenmorgen het alarmeerende bericht bracht en tegelijk het bevel voor mij om tante bij het vervolgen van de vluchtelinge te vergezellen, had ik slechts den wensch om hedenmiddag in het officiers-casino mede te dineerenik ben overtuigd dat de waard van daag goede zaken maakt, want in opgewondenheid wordt de eene dronk na de andere ingesteld. Rost zal u zeker reeds in een schets afgebeeld hebben, ongeveer als een non achter het tralievenster en de Bennewitzer er voor geknield, handen wringend, met helm, harnas en zwaard, en dan tot onderschrift „Ridder, trouwe zusterliefde Draag ik in het harte!" Dat is immers de laatste mode. Hoe gij echter op die gedachte gekomen zijt, zou ik gaarne weten, kindlief." Zij ontving geen antwoord; Elze stond reeds weder by het venster. „Ik begrijp u niet!" ging de kleine babbelaarster voort, „ik vind den Bennewitzer zoo echt chique om te trouwen; ik ver-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1887 | | pagina 1