het is even waar, dat deze menigmaal is miskend. Met ver
kwistende hand zijn gelden uitgestrooid voor allerlei openbare
werken van nut of verlraaiing, maar een kleine uitgave in het
belang van den landbouw werd dikwijls geweigerd en 't is geen
wonder, dat, wanneer hij die werken aanschouwt, de landbouwer
wrevelig en ontevreden wordt. Veel bad in zijn belang reeds
kunnen geschieden, maar als men hein niet rechtstreeks wilde
helpen, dan ware het plicht geweest althans geen grooter offers
te vergen.
Het daagt reeds in liet Oosten, want de verschijnselen voor
een beteren toestand zijn, dunkt mij, duidelijk aanwezig. De
landlieden klagen niet meer zoo als in de beide vorige jarener
ontstaat een betere verhouding tussehen de waarde van het land,
de huren en de arbeidsloonen, zoodat tegen de bestaande lagere
prijzen reeds met voordeel kan worden afgezet en wanneer nu
slechts wordt gezorgd voor verlichting in ïnaterieelen en intel-
lectueelen zin, dan kan de Nederlandsche landbouw in eenige
jaren weder tot den ouden bloei en welvaart geraken en zich
doen gelden als zenuw van den Staat.
Vanwege de afdeeling Texel der Hollandsche Maat
schappij van Landbouw zal op den 31 dezer aan den Burg
eene Tentoonstelling van vee worden gehouden.
Onder den titel: „Een nuttig werk", vestigt het
„Volksblad", in het nummer van 7 dezer, de aandacht op
het verslag, uitgebracht door de Gezondheids-Commissie te
Alkmaar, omtrent een door haar ingesteld onderzoek in
hoever de openbare scholen in genoemde gemeente aan de
eischen der gezondheidsleer voldoen. Met het onderzoek
ving de Commissie in de tweede helft van 1884 aan; 't
werd voortgezet in de eerste helft van 1885 en op 16 Juni
1886 werd het verslag bij den Raad der gemeente Alkmaar
ingediend. Bedoeld verslag is daarna gedrukt en, 59 pag.
groot, bevat het 4 uitslaande tabellen en evenveel uit
slaande platen. De Commissie wilde hare zustervereni
gingen doen kennis maken met haren arbeid, dien zij
beschouwt als een bijdrage tot vermeerdering van de zoo
hoogst gewenschte kennis der openbare school, ook uit
een hygiënisch oogpunt.
De redactie van het „Volksblad" voegt aan de mede-
deeling van eenige bijzonderheden uit het verslag het
volgende toe: „Dit verslag is niet alleen voor Alkmaar,
maar voor elke gemeente van belang, wegens de nuttige
wenken en opmerkingen, welke daarin worden aangetroffen,
en waarmede in het belang van het onderwijs rekening
dient gehouden te worden. Zoo ontleende daaraan reeds
een schoolblad de opgave der boeken, in de Alkmaarsche
scholen, maar ook elders in gebruik, welker druk voor de
oogen der leerlingen nadeelig te achten is, en zoo vestigen
wij vooral de aandacht op hetgeen er in dit verslag omtrent
de schoolbanken te lezen staat, aan welk onderdeel der
schoolhygiène naar onze overtuiging niet licht te veel
gehecht kan worden, en waaromtrent, zoover onze ervaring
reikt, eene in allen deele bevredigende oplossing nog niet
gevonden is."
Bedoeld verslag is niet in den handel, doch, zoolang de
voorraad strekt, kunnen belangstellenden een exemplaar
bekomen door tusschenkomst van den heer J. D. Boeke,
Secretaris der Gezondheids-Commissie, te Alkmaar.
De bovengrond der weilanden te Heer-Hugowaard
en Oude Niedorp is zóó hard, dat, niettegenstaande de
vele regen, die er gevallen is, nog meer water door den
boer verlangd wordt. De bouwer evenwel heeft deze maand
liever niets meer. Allerwege staat het vlas hier aan
hokkennog eenige dagen en de verzending zal plaats
hebben.
De afdeeling Opmeer en omstreken der Hollandsche
Maatschappij van Landbouw heeft besloten, naar de in
September a. s. te Hoorn te houden tentoonstelling dier
Maatschappij eene collectieve inzending te doen, bestaande
uit 4 melkgevende koeien, 2 melkgevende twenters, 2
melkgevende vaarzen en 2 hokkelingen.
Ten einde eene goede collectie te verkrijgen, wil de
afdeeling vooraf eene onderlinge tentoonstelling of keuring
houden te Opmeer op Maandag 8 April a. s.
Alle veehouders binnen haren kring roept de afdeeling
op om tot dat doel mede te werken.
Vóór het vertrek van don Gouverneur-Generaal, zoo
meldt men dd. 1 Juli 11. uit Batavia, heeft de Raad van
Indië eenige vergaderingen gehouden. Volgens de geruchten
stonden deze vergaderingen in verband met de quaestie van
liet herstel der Sultan-heerschappij in Atjeh, welke plotse
ling weder aan de orde is gekomen door de onderwerping van
Toeankoe Abdul Medjid, den schoonvader van den preten
dent en evenals deze tot de oudo Sultans-familie behoorende.
Aan de onderwerping van dezen Toeankoe wordt zeer
groot gewicht gehecht, met het oog op den grooten invloed,
dien hij op zijne landgenooten uitoefent. Reeds onder het
bestuur van den Gouverneur Tobias is er aan gedacht hem
op den Sultanstroon te plaatsen. Gelukt dit thans, dan
bestaat er eindelijk eens uitzicht op eene gunstige wending
in de Atjeh-zaken.
Jl. Zaterdag had te Beemster de gewone jaarlijksche
harddraverij plaats, waaraan door 10 paarden werd deel
genomen. De prijs, f 80, werd gewonnen door den bruinen
ruin „Wilhelm", eigenaar de heer T. Schilder, te Spierdijk,
berijder Jb. Schilder; de premie, f 20, viel ten deel aan
den bruinen blesruin „Amator", eigenaar de heer J. Lief
hebber te Zijdewind, berijder Klaas De Wit.
In de gisteren gehouden zitting van den Haagschen
Gemeenteraad zijn tot Wethouders benoemd de heeren:
Godon. Lisman, Michiels van Vorduynen en Dr. Mouton.
De Rederijkerskamer „Ontwikkeling", te Winschoten,
is van plan, haar 15jarig bestaan te herdenken door het
houden van een wedstrijd tussehen Rederijkerskamers in
Nederland en heeft daarvoor de volgende prijzen uitgeloofd
lste prijs voor het opvoeren van een drama f 250 met
een gouden medaille, 2de prijs f 100 met een verguld
zilveren medaille; lste prijs voor het opvoeren van een
blijspel f 100 met een gouden medaille, 2de prijs een ver
guld zilveren medaille. Verder zijn er nog vier personeele
prijzen beschikbaar gesteld.
Tot heden hebben zich nog slechts twee Kamers en wel
„Aurora" te Zwolle en „Hofdijk" te Hoorn ter mede
dinging aangemeld. Dat getal zal echter waarschijnlijk
nog toenemen, wijl de tijd van aangifte duurt tot 20 Aug.
Jhr. Van Swinderen houdt den 27 dezer te Groningen
eene tentoonstelling van veulens van zijn Russischen hengst
Tabor II. Er zijn nu 14 veulens van uit Russische raspaard.
De uitslag van den jl. Vrijdag ten einde gebrachten
wedstrijd van den Nederlandschen Schaakbond te Amsterdam
is als volgt:
De lste prijs werd behaald door Jhr. D. Van Foreest,
met 8 winstpunten. Hij verloor geene enkele partij. Slechts
2 van de 9 door hem gespeelde partijen werden remise
verklaard. De 2de prijs werd gewonnen door den heer
J. D. Tresling te Winschoten, met 6 winstpunten. Den
3den prijs won de heer A. G. Olland te Utrecht, met 5^
winstpunt; terwijl de 4de prijs werd toegewezen aan
Jhr. A. E. Van Foreest, die 5 winstpunten behaalde.
Men schrijft uit Langstraat
„Door de langdurige droogte is de toestand van de wei
landen allertreurigst, ook in het land van Heusden. Velen
moeten hun vee in de weiden voeren en de beesten gaan
zichtbaar achteruit door gebrek aan voedsel. Daarbij komt,
dat de hooioogst schraal is geweest en er geen vooruitzicht
bestaat op nagras; er groeit zoo goed als niets, zoodat het
voeder zeer duur zal worden en het vee goedkoop, want
velen moeten hun vee verkoopen wegens gebrek aan voeder."
Een achtenswaardig ingezetene van Breda, de heer
J. W. Smits, was jl. Zaterdagmorgen omstreeks 8 uren
eene schuit met kolen wachtende en stond te dien einde
op de uitkijk aan de vaart, die achter zijn erf loopt. Waar
schijnlijk door een toeval getroffen, geraakte de man te
krijgen een dergelijke liefdegift af te wijzen. Het was daarom
ook de eerste bezigheid van de kleine, bedrijvige Josepha, als
haar broeder de kamer binnentrad, zijne zakken te leegen en
zijn jas schoon te maken. Het waren toch in den grond be
wijzen van liefde voor den afgod haars harten. Ook heden
doorzochten hare kleine handen weder voorzichtig en behoedzaam
de verschillende zakken, waaruit gekneusde druiven, stukjes koek
en half verwelkte asters tevoorschijn kwamen, welke weer eerlijk
onder de aanwezige kinderen verdeeld werden.
„Is er niemand in het kinderhospitaal opgenomen vraagde
hij, onder deze gewone manipulatie.
„Neen I"
„Goddank," zeide hij volmondig. Het zoogenaamde kinder
hospitaal was namelijk niets anders dan een groote kamer naast
de keuken gelegen. Daar lagen op zindelijk, met linnen over
dekt stroo, dikwijls dagen, ja zelfs weken lang, rampzalige, op
straat of in ellendige hutten door den pastoor of zijne zuster
gevonden zieke of verzwakte kinderen en wachtten er, onder de
zorgvuldigste verpleging, genezing of verlossing. Reeds vele
vermoeide kinderoogen waren hier zacht gesloten, den laatsten
blik nog richtend op een vriendelijk gelaat of zich spiegelende
in het door tranen verduisterde moederlijk oog van Josepha.
Een eenvoudig gebed tot de barmhartige moeder Gods en de
engelen klonk nog als verre, zoete muziek in het oor der kleine
stervende en droeg het verloste zieltje op zijne sneeuwwitte vleu
gels naar het paradijs. De zoogenaamde „keizerlijke lijfarts" van
dit particuliere hospitaal was dokter Hallstedt ook de huis
arts bij den heer Wolfram die door den pastoor, om zijn
eerwaardig hoofd en zijn langen, witten baard, in scherts nooit
anders dan de „toovenaar" werd genoemd. Hij werd echter slechts
by buitengewone gevallen gehaald, als de langjarige ondervinding
broer en zuster in den steek liet. Hallstedt was uiterlijk eenigs-
zins barsch en kort van stof en maakte daardoor Josepha, on
danks hunne kennis van ouden datum, nog altijd verschrikt.
Hoe dikwijls echter, als hij pas had gebromd, dat men hem voor
elke kleinigheid haalde en knorrig een geneesmiddel voorgeschreven
had, om maar spoedig weg te loopen, kwam hij, tot vreugde van
Josepha, binnen het uur weêr terug, om zich over den kleinen
patiënt te buigen, en als hij gevaar zag, soms uren lang te
blijven zitten. Hoe dikwijls had hy niet een nacht gewaakt, de
trouwe pleegzuster zonder complimenten bij den arm nemend en
haar in het slaapkamertje schuivend, waarvan hij de deur achter
haar op het slot draaide. Zij liet zich dit van hem gaarne wel
gevallen, want in den grond van haar hart zag zij tegen hem
op als tegen een halven heilige de veelbeminde arts volgde
in de rij der goede menschen bij haar onmiddellijk op haar broeder,
haar afgod. Slechts één ding had zij op hem aan te merken:
zyn harde, vaste stap, die de kleine zieken zoo dikwijls deed
verschrikkenmaar hoeveel genoegen deed het haar altijd
dien stap te hooren aankomen. In het geheel gedacht zij dezen
helper evengoed in hare gebeden als den geliefden broeder zelf.
„Hoe jij het zult kunnen vinden met je nieuwen huisgenoot,
Inka, daar ben ik zeer nieuwsgierig naar," zeide nu de pastoor,
ondertusschen zijne kleinen om beurten bessen in de mondjes
stekend. «Zulk een klein egoïstisch nest als jij alle kinderen,
die zonder broers en zusters opgroeien, moeten egoïstisch worden
zult het zeer waarschijnlijk niet gemakkelijk kunnen vinden
met zulk een opgedrongen broeder. Ik hoop, dat het beter zal
gaan, dan ik vrees. Het zal echter wel niet moeilijk zijn vrede
te houden met den zoon van onze Annie; gij weet nog wel
Josepha, welk een lief gezichtje en aangename stem zy had en
hoe vaak zij hier zat en verzocht de kinderen in het hospitaal
meê te mogen helpen verplegen!"
„Hij komt wel bij papa op het kantoor? vraagde Inka en zette
het kind, dat nu genoeg had, op den grond. Half angstig, half
nieuwsgierig streek zij het blonde kroeshaar uit de oogen en zag
vragend naar haar vriend op, om het antwoord van zijne lippen
te lezen.
„Neen, je vader, dien ik zooeven sprak, vertelde my, dat hij
hem als teekenaar wilde gebruiken het jonge mensch moet daar
voor veel talent bezitten."
„Zoo slechts voor teekenaar," antwoordde Inka teleurgesteld
mama zegt, dat teekenen nergens voor dient
„Ik meen daarentegen, dat je goede vader zijn zaak wel zou
kunnen opheffen, als geen flinke teekenaar hem hielp," riep de
pastoor boos uit, „jij hebt die kleine ivoren voorwerpen met
afbeeldingen van bloemen en vruchten en met arabesken wel
nooit goed bekeken, juffertje, en weet dus ook niet, wat zij
waard zijn
i,0 ja, ik weet precies, wat zy kosten mama heeft mij het
dikwijls genoeg gezegd en ik kan het op de prijscouranten lezen
De oude heer glimlachte en stond op.
„Lieve Inka, ik hoop, dat Percy je nog andere begrippen van
waarde zal leeren kennen, anders was het jammer voor je. In
dit kopje" en hij legde liefdevol de zachte hand op haar weelderig
haar, moet de heerlijkheid der kunst nog helder worden en dan
zal je erkennen, dat het zonder haar zonneschijn de moeite niet
waard was in deze arme wereld te leven. Ga nu naar huis,
klein volkje, maar vouwt eerst de handen en zegt je dankgc-
bedje op
„En wascht je dan," voegde Josepha er aan toe.
Inka nam haastiger afscheid dan anders; wat bedoelde de
anders zoo goedige, toegevende oom toch met zijne predikatie
Percy was van alles alleen de schuld. Plotseling dacht zij met
een soort van ijverzucht aan den zoon van die Annie, die haar
moeder, zoolang zij zich herinneren kon, altijd op een afkeurende
wijze „een dweepster" had genoemd en van wie haar papa toch
zooveel had gehouden. Of hij Percy nu ook zoo gaarne zou
mogen lijden Dat mocht niet gebeurenzij liet zich geen
duim breed verdringen van de plaats die haar, het eenige kind
de eerste plaats in huis met alle recht toekwam.
Op dezen avond werd de reusachtige bloemruiker van Josepha
met zekeren haast voor het schoone beeld van Cleopatra wegge
schoven en Josepha vond den volgenden morgen tussehen allerlei
papieren en rekeningen en het ontwerp voor een preek over den
tekst: „Laat de kinderen tot mij komen en verhindert ze niet"
waarover zij tranen van vreugde schreide een stukje papier,
waarop met haars broeders hand de woorden geschreven waren
i/Res seoera est verum gaudium."
(Wordt vervolgd.}
wator, met het ongelukkig gevolg, dat eenige oogenblikken
later zijn lijk werd opgehaald.
Te Vlissingen is een jongen van 9 jaar bij het dicht
draaien van een brug met een voet tussehen brug en muur
beklemd geraakt. Zwaar verwond werd hij naar het Gast
huis overgebracht.
Trouwe liefde! Indien er niets in den weg
komt, zal in het laatst dezer maand zich te Rotterdam
een paartje in ondertrouw doen opnemen, dat bijna 49 jaar
geëngageerd is geweest.
Wetsontwerp, ingekomen bij de Tweei>e Kamer.(Onderstand aan
personeel bij 's Rijks werven). De mindere geëmployeerden bij 's Rijks
werven en werkvaartuigou, van vaste aaustelling voorzien, Lebben als burgerlijk
ambtenaar, na den ouderdom van 65 jaren te hebben vervuld of vóór dien tijd,
wanneer zij ongeschikt zijn geworden om den Stant langer te dienen, overeen
komstig de wet van 9 Mei 1846 (Staatsblad No. 24), zooals die nader is
gewijzigd, recht op pensioen.
Dc mindere geemployeerdeu, werklieden en bedienden bij 's Rijks werven en
werk vaartuigen, niet voorzien van eene vaste aaustelling cu derhalve op daggeld
werkzaam, hebbeu
A. voor zooverre zij vóór 1 Juli 1854 in dienst zijn getreden, recht op
pensioen
1. ter zake van 40 jaren dienst, met GOjarigen ouderdom, mits zy tot het
verder waarnemen hunner werkzaamheden ongeschikt zijn
2. ter zake van ongeschiktheid tengevolge van de uitoefening van gevorderdon
of bevolen dienst;
8. wegens ongeschiktheid, hoezeer ontstaan door andere oorzaken, mits niet
het gevolg van eigen moedwillige handelingen of ongeregeld gedrag, en een
diensttijd van 20 jaren hebbende;
B. voor zooverre zij ua 1 Juli 1854 in dienst zijn getreden, alleen ingeval
zij ongeschikt zijn geworden tengevolge van gevorderden of bevolen dienst;
een en ander overeenkomstig de voorschriften van de wet van 24 JuuilS54
(Staatsblad No. 92).
Dientengevolge is het niet mogelijk, mindere geëmployeerden zonder vaste
aanstelling, werklieden en bedienden, na 1 Juli 1854 in dienst getreden, ouder
dan 60 jaren, te pensioneereu, zelfs al zijn zij ongeschikt geworden, indien die
ongeschiktheid niet te wijten is aan gevorderde of bevolen dienstverrichtingen.
Aan deze omstandigheid is het ougetwijfeld toe tc schrijven, dat in de laatste
jaren zoovele oude lieden bij de werven werden in dienst gehouden, en ook de
Minister van Marine incent, deze lieden, die den lande langdurige, trouwe
en goede dionsten hebben bewezen, niet zonder eenige tegemoetkoming voor
hun levensonderhond te mogen wegzenden.
Hij heeft thans door de indiening vau een ontwerp van wet de uitvoering
van het denkbeeld mogelijk gemaakt.
Het heeft gernimen tijd bij hem een punt vau overweging uitgemaakt. Dc
vragen deden zich daarbij in de eerste plaats gelden, of het noodig en wenschelijk
was, alleen voor de bestaande of ook voor de toekomstige mindere geëmployeer
den zonder vaste aanstelling, werklieden en bedienden te zorgen, of de te
verlcenon tegemoetkoming moet zijn een pensioen, gegrond op dienstjaren en
bezoldiging, of wel een ouderstand, alleen gegrond op het aantal dienstjaren.
Zijne overwegingen leidden hem tot het besluit, dat, in verband met dc
vastgestelde loonen, die voor 's Rijks werven en werkvaartnigen hooger zijn
dan die bij particuliere iurichtingen vau gelijken aard, van de later aan te
stellen mindere geëmployeerden, werklieden en bedienden (waaronder ook te
begrijjien zijn de reeds in dienst zijuden, die den leeftijd van 20 jaren nog
niet bereikt hebben), kan en moet worden gevergd, dat zij zich zclven een
levensonderhoud voor den ouden dag verzekeren, en dus thans alleen voor de
bestoanden boven den leeftijd van 20 jaren moet worden gezorgd en dat, ten
einde niet te veel van 's lands kas ie eischen, moet worden volstaan met een
onderstand, alleen gegrond op diensttijd, tot een minimum van f 100 en een
maximum van f 200 's joars per persoon.
De last, die in bet ongunstigste geval op de schatkist gelegd zou knnnen
worden, zal in de navolgende jaren bedragen:
1887 f 6667; 1888 f 17,074; 1890 f26,130; 1892f37,5851897 f57,1«0;
1902 f 73,192; 1907 f 68,766; 1912 f65,030; 1917 f 54,895; 1922 f42,775;
1927 f 35,600; 1932 f 21,600; 1937 f 11,200; 1942 f 4600 en 1947fl000.
In 1902 zal derhalve het maximum bereikt en in 1947 niets meer tc
betalen zijn.
Aangezien het voornemen bestaat om, indien dit wetsontwerp tot stand komt,
de bij koninklijk besluit van 14 Februari 1877, No. 18, ingestelde medailles
voor ijver en trouw en de daaraan verbonden gratificatiën in te trekken, zal,
tegenover de verhooging, uit deze wet voortvloeiende, eene jaarlijksche mindere
uitguvo op de begrooting vau het Departement van Marine staan ten bedrage
van ougeveer f 6000.
Tevens wordt deze vergezeld van een ontwerp van wet tot nadere wijziging
en verhooging van het Vide hoofdstuk der Staatsbegrooting voor het dienstjaar
1887, strekkende om, iudicn het eerste ontwerp wet wordt, te voorzien in do
mogelijkheid van de betaling der onderstandcu, in het 2de halljaar van 1837
te verlecnen.
Buitenland.
De traditioneele samenkomst der Keizers van Duitschland
en Oostenrijk heeft jl. Zaterdag en Zondag plaats gehad.
Ook nu weder was het Keizer Frans Jozef, die uit Weenen
naar Gastein ging om zijn hoogbejaarden bondgenoot te
begroeten, daar deze niet zonder gevaar naar Ischel of
Salzburg had kunnen gaan. De Keizer van Oostenrijk en
zijn gevolg waren in burgerkleeding, daar Keizer Wilhelm
sedert eenigen tijd zijn uniform niet meer draagt. De ge-
heele Duitsche en Oostenrijksche pers ziet in de ontmoeting
een nieuwe bezegeling van het Duitsch-Oostenrijksche ver
bond, de grondslag van- en bijna de eenige waarborg voor
den Europeeschen vrede. Zaterdagmorgen kwam Keizer
Frans Jozef te Gastein aan en Zaterdagmiddag is bij weder
naar Ischel vertrokken.
Keizer Frans Josef beeft in den middag zijn afscheids
bezoek aan den Duitscben Keizer gebracht. De Vorsten
zijn bijna een half uur zonder getuigen bij elkaar geweest.
Keizer Wilhelm begeleidde vervolgens den Oostenrijkscben
Keizer tot aan de trap, waar de Vorsten elka&r nogmaals
ten afscheid omarmden. Keizer Frans Josef liep daarop,
vergezeld door bet gebeele gevolg van den Duitschen
Keizer, de trap af en stapte in zijn rijtuig. Op dat oogen-
blik verscheen Keizer Wilhelm op het balkon, vanwaar hij
Keizer Frans Josef met de oogen volgde tot het rijtuig
uit het oog verdwenen was. Keizer Wilhelm vertrekt
morgen van Gastein.
Zaterdagavond is een zware brand uitgebroken in de
groote magazijnen van Whiteley in West-Londen. Een
aantal perceelen zijn vernield. De schade bedraagt ettelijke
millioenen.
Gisteren werd nog door een 34tal stoomspuiten water gegeven
op de puinboopen van de magazijnen van Whiteley, waar
van bet grootste gedeelte is vernield. Hij raamt zijne schade
op 500,000 p. st. Dit is de vijfde maal sedert 1882, dat
er in Whiteley's magazijnen brand is uitgebroken, en de
Verzekeringmaatschappijen hebben daarom geweigerd de
gebouwen en de goederen te assureeren. Whiteley houdt
ten stelligste staande, dat de brand aangestoken is en hij
schrijft dit misdrijf toe aan naijver van concurrenten.
Te Napels zijn van 5 op 6 dezer zeven cholera
gevallen voorgekomen, waarvan vier- en te Regina twaalf,
waarvan acht met doodelijken afloop.
Twee Oostenrijkers, de doctoren Lammer en Larris,
die jl. Vrijdag, weder zonder gids, den Matterhorn wilden
beklimmen, zijn beiden in een afgrond getuimeld en zwaar
gekwetst boven gebracht. Dr. Larris had de beide beenen
gebroken.
De gunstige afloop der jubilé-revue over de Engelsche
vloot te Spithead is door de gebeele pers met warmte
toegejuicht. Toch is er op die goede berichten spoedig
weder een jobstijding gevolgd, daar bij de voortzetting der
manoeuvres in het Kanaal jl. Donderdag aan boord van
drie kanonneerbooten verscheidene kanonnen sprongen,
waardoor vier matrozen afgrijselijk verminkt en verschei
dene anderen zwaar gekwetst werden. Men weet, dat
lord Randolph Churchill reeds eenige maanden geleden op
den treurigen toestand van verscheidene onderdeeien der-