het is even waar, dat deze menigmaal is miskend. Met ver kwistende hand zijn gelden uitgestrooid voor allerlei openbare werken van nut of verlraaiing, maar een kleine uitgave in het belang van den landbouw werd dikwijls geweigerd en 't is geen wonder, dat, wanneer hij die werken aanschouwt, de landbouwer wrevelig en ontevreden wordt. Veel bad in zijn belang reeds kunnen geschieden, maar als men hein niet rechtstreeks wilde helpen, dan ware het plicht geweest althans geen grooter offers te vergen. Het daagt reeds in liet Oosten, want de verschijnselen voor een beteren toestand zijn, dunkt mij, duidelijk aanwezig. De landlieden klagen niet meer zoo als in de beide vorige jarener ontstaat een betere verhouding tussehen de waarde van het land, de huren en de arbeidsloonen, zoodat tegen de bestaande lagere prijzen reeds met voordeel kan worden afgezet en wanneer nu slechts wordt gezorgd voor verlichting in ïnaterieelen en intel- lectueelen zin, dan kan de Nederlandsche landbouw in eenige jaren weder tot den ouden bloei en welvaart geraken en zich doen gelden als zenuw van den Staat. Vanwege de afdeeling Texel der Hollandsche Maat schappij van Landbouw zal op den 31 dezer aan den Burg eene Tentoonstelling van vee worden gehouden. Onder den titel: „Een nuttig werk", vestigt het „Volksblad", in het nummer van 7 dezer, de aandacht op het verslag, uitgebracht door de Gezondheids-Commissie te Alkmaar, omtrent een door haar ingesteld onderzoek in hoever de openbare scholen in genoemde gemeente aan de eischen der gezondheidsleer voldoen. Met het onderzoek ving de Commissie in de tweede helft van 1884 aan; 't werd voortgezet in de eerste helft van 1885 en op 16 Juni 1886 werd het verslag bij den Raad der gemeente Alkmaar ingediend. Bedoeld verslag is daarna gedrukt en, 59 pag. groot, bevat het 4 uitslaande tabellen en evenveel uit slaande platen. De Commissie wilde hare zustervereni gingen doen kennis maken met haren arbeid, dien zij beschouwt als een bijdrage tot vermeerdering van de zoo hoogst gewenschte kennis der openbare school, ook uit een hygiënisch oogpunt. De redactie van het „Volksblad" voegt aan de mede- deeling van eenige bijzonderheden uit het verslag het volgende toe: „Dit verslag is niet alleen voor Alkmaar, maar voor elke gemeente van belang, wegens de nuttige wenken en opmerkingen, welke daarin worden aangetroffen, en waarmede in het belang van het onderwijs rekening dient gehouden te worden. Zoo ontleende daaraan reeds een schoolblad de opgave der boeken, in de Alkmaarsche scholen, maar ook elders in gebruik, welker druk voor de oogen der leerlingen nadeelig te achten is, en zoo vestigen wij vooral de aandacht op hetgeen er in dit verslag omtrent de schoolbanken te lezen staat, aan welk onderdeel der schoolhygiène naar onze overtuiging niet licht te veel gehecht kan worden, en waaromtrent, zoover onze ervaring reikt, eene in allen deele bevredigende oplossing nog niet gevonden is." Bedoeld verslag is niet in den handel, doch, zoolang de voorraad strekt, kunnen belangstellenden een exemplaar bekomen door tusschenkomst van den heer J. D. Boeke, Secretaris der Gezondheids-Commissie, te Alkmaar. De bovengrond der weilanden te Heer-Hugowaard en Oude Niedorp is zóó hard, dat, niettegenstaande de vele regen, die er gevallen is, nog meer water door den boer verlangd wordt. De bouwer evenwel heeft deze maand liever niets meer. Allerwege staat het vlas hier aan hokkennog eenige dagen en de verzending zal plaats hebben. De afdeeling Opmeer en omstreken der Hollandsche Maatschappij van Landbouw heeft besloten, naar de in September a. s. te Hoorn te houden tentoonstelling dier Maatschappij eene collectieve inzending te doen, bestaande uit 4 melkgevende koeien, 2 melkgevende twenters, 2 melkgevende vaarzen en 2 hokkelingen. Ten einde eene goede collectie te verkrijgen, wil de afdeeling vooraf eene onderlinge tentoonstelling of keuring houden te Opmeer op Maandag 8 April a. s. Alle veehouders binnen haren kring roept de afdeeling op om tot dat doel mede te werken. Vóór het vertrek van don Gouverneur-Generaal, zoo meldt men dd. 1 Juli 11. uit Batavia, heeft de Raad van Indië eenige vergaderingen gehouden. Volgens de geruchten stonden deze vergaderingen in verband met de quaestie van liet herstel der Sultan-heerschappij in Atjeh, welke plotse ling weder aan de orde is gekomen door de onderwerping van Toeankoe Abdul Medjid, den schoonvader van den preten dent en evenals deze tot de oudo Sultans-familie behoorende. Aan de onderwerping van dezen Toeankoe wordt zeer groot gewicht gehecht, met het oog op den grooten invloed, dien hij op zijne landgenooten uitoefent. Reeds onder het bestuur van den Gouverneur Tobias is er aan gedacht hem op den Sultanstroon te plaatsen. Gelukt dit thans, dan bestaat er eindelijk eens uitzicht op eene gunstige wending in de Atjeh-zaken. Jl. Zaterdag had te Beemster de gewone jaarlijksche harddraverij plaats, waaraan door 10 paarden werd deel genomen. De prijs, f 80, werd gewonnen door den bruinen ruin „Wilhelm", eigenaar de heer T. Schilder, te Spierdijk, berijder Jb. Schilder; de premie, f 20, viel ten deel aan den bruinen blesruin „Amator", eigenaar de heer J. Lief hebber te Zijdewind, berijder Klaas De Wit. In de gisteren gehouden zitting van den Haagschen Gemeenteraad zijn tot Wethouders benoemd de heeren: Godon. Lisman, Michiels van Vorduynen en Dr. Mouton. De Rederijkerskamer „Ontwikkeling", te Winschoten, is van plan, haar 15jarig bestaan te herdenken door het houden van een wedstrijd tussehen Rederijkerskamers in Nederland en heeft daarvoor de volgende prijzen uitgeloofd lste prijs voor het opvoeren van een drama f 250 met een gouden medaille, 2de prijs f 100 met een verguld zilveren medaille; lste prijs voor het opvoeren van een blijspel f 100 met een gouden medaille, 2de prijs een ver guld zilveren medaille. Verder zijn er nog vier personeele prijzen beschikbaar gesteld. Tot heden hebben zich nog slechts twee Kamers en wel „Aurora" te Zwolle en „Hofdijk" te Hoorn ter mede dinging aangemeld. Dat getal zal echter waarschijnlijk nog toenemen, wijl de tijd van aangifte duurt tot 20 Aug. Jhr. Van Swinderen houdt den 27 dezer te Groningen eene tentoonstelling van veulens van zijn Russischen hengst Tabor II. Er zijn nu 14 veulens van uit Russische raspaard. De uitslag van den jl. Vrijdag ten einde gebrachten wedstrijd van den Nederlandschen Schaakbond te Amsterdam is als volgt: De lste prijs werd behaald door Jhr. D. Van Foreest, met 8 winstpunten. Hij verloor geene enkele partij. Slechts 2 van de 9 door hem gespeelde partijen werden remise verklaard. De 2de prijs werd gewonnen door den heer J. D. Tresling te Winschoten, met 6 winstpunten. Den 3den prijs won de heer A. G. Olland te Utrecht, met 5^ winstpunt; terwijl de 4de prijs werd toegewezen aan Jhr. A. E. Van Foreest, die 5 winstpunten behaalde. Men schrijft uit Langstraat „Door de langdurige droogte is de toestand van de wei landen allertreurigst, ook in het land van Heusden. Velen moeten hun vee in de weiden voeren en de beesten gaan zichtbaar achteruit door gebrek aan voedsel. Daarbij komt, dat de hooioogst schraal is geweest en er geen vooruitzicht bestaat op nagras; er groeit zoo goed als niets, zoodat het voeder zeer duur zal worden en het vee goedkoop, want velen moeten hun vee verkoopen wegens gebrek aan voeder." Een achtenswaardig ingezetene van Breda, de heer J. W. Smits, was jl. Zaterdagmorgen omstreeks 8 uren eene schuit met kolen wachtende en stond te dien einde op de uitkijk aan de vaart, die achter zijn erf loopt. Waar schijnlijk door een toeval getroffen, geraakte de man te krijgen een dergelijke liefdegift af te wijzen. Het was daarom ook de eerste bezigheid van de kleine, bedrijvige Josepha, als haar broeder de kamer binnentrad, zijne zakken te leegen en zijn jas schoon te maken. Het waren toch in den grond be wijzen van liefde voor den afgod haars harten. Ook heden doorzochten hare kleine handen weder voorzichtig en behoedzaam de verschillende zakken, waaruit gekneusde druiven, stukjes koek en half verwelkte asters tevoorschijn kwamen, welke weer eerlijk onder de aanwezige kinderen verdeeld werden. „Is er niemand in het kinderhospitaal opgenomen vraagde hij, onder deze gewone manipulatie. „Neen I" „Goddank," zeide hij volmondig. Het zoogenaamde kinder hospitaal was namelijk niets anders dan een groote kamer naast de keuken gelegen. Daar lagen op zindelijk, met linnen over dekt stroo, dikwijls dagen, ja zelfs weken lang, rampzalige, op straat of in ellendige hutten door den pastoor of zijne zuster gevonden zieke of verzwakte kinderen en wachtten er, onder de zorgvuldigste verpleging, genezing of verlossing. Reeds vele vermoeide kinderoogen waren hier zacht gesloten, den laatsten blik nog richtend op een vriendelijk gelaat of zich spiegelende in het door tranen verduisterde moederlijk oog van Josepha. Een eenvoudig gebed tot de barmhartige moeder Gods en de engelen klonk nog als verre, zoete muziek in het oor der kleine stervende en droeg het verloste zieltje op zijne sneeuwwitte vleu gels naar het paradijs. De zoogenaamde „keizerlijke lijfarts" van dit particuliere hospitaal was dokter Hallstedt ook de huis arts bij den heer Wolfram die door den pastoor, om zijn eerwaardig hoofd en zijn langen, witten baard, in scherts nooit anders dan de „toovenaar" werd genoemd. Hij werd echter slechts by buitengewone gevallen gehaald, als de langjarige ondervinding broer en zuster in den steek liet. Hallstedt was uiterlijk eenigs- zins barsch en kort van stof en maakte daardoor Josepha, on danks hunne kennis van ouden datum, nog altijd verschrikt. Hoe dikwijls echter, als hij pas had gebromd, dat men hem voor elke kleinigheid haalde en knorrig een geneesmiddel voorgeschreven had, om maar spoedig weg te loopen, kwam hij, tot vreugde van Josepha, binnen het uur weêr terug, om zich over den kleinen patiënt te buigen, en als hij gevaar zag, soms uren lang te blijven zitten. Hoe dikwijls had hy niet een nacht gewaakt, de trouwe pleegzuster zonder complimenten bij den arm nemend en haar in het slaapkamertje schuivend, waarvan hij de deur achter haar op het slot draaide. Zij liet zich dit van hem gaarne wel gevallen, want in den grond van haar hart zag zij tegen hem op als tegen een halven heilige de veelbeminde arts volgde in de rij der goede menschen bij haar onmiddellijk op haar broeder, haar afgod. Slechts één ding had zij op hem aan te merken: zyn harde, vaste stap, die de kleine zieken zoo dikwijls deed verschrikkenmaar hoeveel genoegen deed het haar altijd dien stap te hooren aankomen. In het geheel gedacht zij dezen helper evengoed in hare gebeden als den geliefden broeder zelf. „Hoe jij het zult kunnen vinden met je nieuwen huisgenoot, Inka, daar ben ik zeer nieuwsgierig naar," zeide nu de pastoor, ondertusschen zijne kleinen om beurten bessen in de mondjes stekend. «Zulk een klein egoïstisch nest als jij alle kinderen, die zonder broers en zusters opgroeien, moeten egoïstisch worden zult het zeer waarschijnlijk niet gemakkelijk kunnen vinden met zulk een opgedrongen broeder. Ik hoop, dat het beter zal gaan, dan ik vrees. Het zal echter wel niet moeilijk zijn vrede te houden met den zoon van onze Annie; gij weet nog wel Josepha, welk een lief gezichtje en aangename stem zy had en hoe vaak zij hier zat en verzocht de kinderen in het hospitaal meê te mogen helpen verplegen!" „Hij komt wel bij papa op het kantoor? vraagde Inka en zette het kind, dat nu genoeg had, op den grond. Half angstig, half nieuwsgierig streek zij het blonde kroeshaar uit de oogen en zag vragend naar haar vriend op, om het antwoord van zijne lippen te lezen. „Neen, je vader, dien ik zooeven sprak, vertelde my, dat hij hem als teekenaar wilde gebruiken het jonge mensch moet daar voor veel talent bezitten." „Zoo slechts voor teekenaar," antwoordde Inka teleurgesteld mama zegt, dat teekenen nergens voor dient „Ik meen daarentegen, dat je goede vader zijn zaak wel zou kunnen opheffen, als geen flinke teekenaar hem hielp," riep de pastoor boos uit, „jij hebt die kleine ivoren voorwerpen met afbeeldingen van bloemen en vruchten en met arabesken wel nooit goed bekeken, juffertje, en weet dus ook niet, wat zij waard zijn i,0 ja, ik weet precies, wat zy kosten mama heeft mij het dikwijls genoeg gezegd en ik kan het op de prijscouranten lezen De oude heer glimlachte en stond op. „Lieve Inka, ik hoop, dat Percy je nog andere begrippen van waarde zal leeren kennen, anders was het jammer voor je. In dit kopje" en hij legde liefdevol de zachte hand op haar weelderig haar, moet de heerlijkheid der kunst nog helder worden en dan zal je erkennen, dat het zonder haar zonneschijn de moeite niet waard was in deze arme wereld te leven. Ga nu naar huis, klein volkje, maar vouwt eerst de handen en zegt je dankgc- bedje op „En wascht je dan," voegde Josepha er aan toe. Inka nam haastiger afscheid dan anders; wat bedoelde de anders zoo goedige, toegevende oom toch met zijne predikatie Percy was van alles alleen de schuld. Plotseling dacht zij met een soort van ijverzucht aan den zoon van die Annie, die haar moeder, zoolang zij zich herinneren kon, altijd op een afkeurende wijze „een dweepster" had genoemd en van wie haar papa toch zooveel had gehouden. Of hij Percy nu ook zoo gaarne zou mogen lijden Dat mocht niet gebeurenzij liet zich geen duim breed verdringen van de plaats die haar, het eenige kind de eerste plaats in huis met alle recht toekwam. Op dezen avond werd de reusachtige bloemruiker van Josepha met zekeren haast voor het schoone beeld van Cleopatra wegge schoven en Josepha vond den volgenden morgen tussehen allerlei papieren en rekeningen en het ontwerp voor een preek over den tekst: „Laat de kinderen tot mij komen en verhindert ze niet" waarover zij tranen van vreugde schreide een stukje papier, waarop met haars broeders hand de woorden geschreven waren i/Res seoera est verum gaudium." (Wordt vervolgd.} wator, met het ongelukkig gevolg, dat eenige oogenblikken later zijn lijk werd opgehaald. Te Vlissingen is een jongen van 9 jaar bij het dicht draaien van een brug met een voet tussehen brug en muur beklemd geraakt. Zwaar verwond werd hij naar het Gast huis overgebracht. Trouwe liefde! Indien er niets in den weg komt, zal in het laatst dezer maand zich te Rotterdam een paartje in ondertrouw doen opnemen, dat bijna 49 jaar geëngageerd is geweest. Wetsontwerp, ingekomen bij de Tweei>e Kamer.(Onderstand aan personeel bij 's Rijks werven). De mindere geëmployeerden bij 's Rijks werven en werkvaartuigou, van vaste aaustelling voorzien, Lebben als burgerlijk ambtenaar, na den ouderdom van 65 jaren te hebben vervuld of vóór dien tijd, wanneer zij ongeschikt zijn geworden om den Stant langer te dienen, overeen komstig de wet van 9 Mei 1846 (Staatsblad No. 24), zooals die nader is gewijzigd, recht op pensioen. Dc mindere geemployeerdeu, werklieden en bedienden bij 's Rijks werven en werk vaartuigen, niet voorzien van eene vaste aaustelling cu derhalve op daggeld werkzaam, hebbeu A. voor zooverre zij vóór 1 Juli 1854 in dienst zijn getreden, recht op pensioen 1. ter zake van 40 jaren dienst, met GOjarigen ouderdom, mits zy tot het verder waarnemen hunner werkzaamheden ongeschikt zijn 2. ter zake van ongeschiktheid tengevolge van de uitoefening van gevorderdon of bevolen dienst; 8. wegens ongeschiktheid, hoezeer ontstaan door andere oorzaken, mits niet het gevolg van eigen moedwillige handelingen of ongeregeld gedrag, en een diensttijd van 20 jaren hebbende; B. voor zooverre zij ua 1 Juli 1854 in dienst zijn getreden, alleen ingeval zij ongeschikt zijn geworden tengevolge van gevorderden of bevolen dienst; een en ander overeenkomstig de voorschriften van de wet van 24 JuuilS54 (Staatsblad No. 92). Dientengevolge is het niet mogelijk, mindere geëmployeerden zonder vaste aanstelling, werklieden en bedienden, na 1 Juli 1854 in dienst getreden, ouder dan 60 jaren, te pensioneereu, zelfs al zijn zij ongeschikt geworden, indien die ongeschiktheid niet te wijten is aan gevorderde of bevolen dienstverrichtingen. Aan deze omstandigheid is het ougetwijfeld toe tc schrijven, dat in de laatste jaren zoovele oude lieden bij de werven werden in dienst gehouden, en ook de Minister van Marine incent, deze lieden, die den lande langdurige, trouwe en goede dionsten hebben bewezen, niet zonder eenige tegemoetkoming voor hun levensonderhond te mogen wegzenden. Hij heeft thans door de indiening vau een ontwerp van wet de uitvoering van het denkbeeld mogelijk gemaakt. Het heeft gernimen tijd bij hem een punt vau overweging uitgemaakt. Dc vragen deden zich daarbij in de eerste plaats gelden, of het noodig en wenschelijk was, alleen voor de bestaande of ook voor de toekomstige mindere geëmployeer den zonder vaste aanstelling, werklieden en bedienden te zorgen, of de te verlcenon tegemoetkoming moet zijn een pensioen, gegrond op dienstjaren en bezoldiging, of wel een ouderstand, alleen gegrond op het aantal dienstjaren. Zijne overwegingen leidden hem tot het besluit, dat, in verband met dc vastgestelde loonen, die voor 's Rijks werven en werkvaartnigen hooger zijn dan die bij particuliere iurichtingen vau gelijken aard, van de later aan te stellen mindere geëmployeerden, werklieden en bedienden (waaronder ook te begrijjien zijn de reeds in dienst zijuden, die den leeftijd van 20 jaren nog niet bereikt hebben), kan en moet worden gevergd, dat zij zich zclven een levensonderhoud voor den ouden dag verzekeren, en dus thans alleen voor de bestoanden boven den leeftijd van 20 jaren moet worden gezorgd en dat, ten einde niet te veel van 's lands kas ie eischen, moet worden volstaan met een onderstand, alleen gegrond op diensttijd, tot een minimum van f 100 en een maximum van f 200 's joars per persoon. De last, die in bet ongunstigste geval op de schatkist gelegd zou knnnen worden, zal in de navolgende jaren bedragen: 1887 f 6667; 1888 f 17,074; 1890 f26,130; 1892f37,5851897 f57,1«0; 1902 f 73,192; 1907 f 68,766; 1912 f65,030; 1917 f 54,895; 1922 f42,775; 1927 f 35,600; 1932 f 21,600; 1937 f 11,200; 1942 f 4600 en 1947fl000. In 1902 zal derhalve het maximum bereikt en in 1947 niets meer tc betalen zijn. Aangezien het voornemen bestaat om, indien dit wetsontwerp tot stand komt, de bij koninklijk besluit van 14 Februari 1877, No. 18, ingestelde medailles voor ijver en trouw en de daaraan verbonden gratificatiën in te trekken, zal, tegenover de verhooging, uit deze wet voortvloeiende, eene jaarlijksche mindere uitguvo op de begrooting vau het Departement van Marine staan ten bedrage van ougeveer f 6000. Tevens wordt deze vergezeld van een ontwerp van wet tot nadere wijziging en verhooging van het Vide hoofdstuk der Staatsbegrooting voor het dienstjaar 1887, strekkende om, iudicn het eerste ontwerp wet wordt, te voorzien in do mogelijkheid van de betaling der onderstandcu, in het 2de halljaar van 1837 te verlecnen. Buitenland. De traditioneele samenkomst der Keizers van Duitschland en Oostenrijk heeft jl. Zaterdag en Zondag plaats gehad. Ook nu weder was het Keizer Frans Jozef, die uit Weenen naar Gastein ging om zijn hoogbejaarden bondgenoot te begroeten, daar deze niet zonder gevaar naar Ischel of Salzburg had kunnen gaan. De Keizer van Oostenrijk en zijn gevolg waren in burgerkleeding, daar Keizer Wilhelm sedert eenigen tijd zijn uniform niet meer draagt. De ge- heele Duitsche en Oostenrijksche pers ziet in de ontmoeting een nieuwe bezegeling van het Duitsch-Oostenrijksche ver bond, de grondslag van- en bijna de eenige waarborg voor den Europeeschen vrede. Zaterdagmorgen kwam Keizer Frans Jozef te Gastein aan en Zaterdagmiddag is bij weder naar Ischel vertrokken. Keizer Frans Josef beeft in den middag zijn afscheids bezoek aan den Duitscben Keizer gebracht. De Vorsten zijn bijna een half uur zonder getuigen bij elkaar geweest. Keizer Wilhelm begeleidde vervolgens den Oostenrijkscben Keizer tot aan de trap, waar de Vorsten elka&r nogmaals ten afscheid omarmden. Keizer Frans Josef liep daarop, vergezeld door bet gebeele gevolg van den Duitschen Keizer, de trap af en stapte in zijn rijtuig. Op dat oogen- blik verscheen Keizer Wilhelm op het balkon, vanwaar hij Keizer Frans Josef met de oogen volgde tot het rijtuig uit het oog verdwenen was. Keizer Wilhelm vertrekt morgen van Gastein. Zaterdagavond is een zware brand uitgebroken in de groote magazijnen van Whiteley in West-Londen. Een aantal perceelen zijn vernield. De schade bedraagt ettelijke millioenen. Gisteren werd nog door een 34tal stoomspuiten water gegeven op de puinboopen van de magazijnen van Whiteley, waar van bet grootste gedeelte is vernield. Hij raamt zijne schade op 500,000 p. st. Dit is de vijfde maal sedert 1882, dat er in Whiteley's magazijnen brand is uitgebroken, en de Verzekeringmaatschappijen hebben daarom geweigerd de gebouwen en de goederen te assureeren. Whiteley houdt ten stelligste staande, dat de brand aangestoken is en hij schrijft dit misdrijf toe aan naijver van concurrenten. Te Napels zijn van 5 op 6 dezer zeven cholera gevallen voorgekomen, waarvan vier- en te Regina twaalf, waarvan acht met doodelijken afloop. Twee Oostenrijkers, de doctoren Lammer en Larris, die jl. Vrijdag, weder zonder gids, den Matterhorn wilden beklimmen, zijn beiden in een afgrond getuimeld en zwaar gekwetst boven gebracht. Dr. Larris had de beide beenen gebroken. De gunstige afloop der jubilé-revue over de Engelsche vloot te Spithead is door de gebeele pers met warmte toegejuicht. Toch is er op die goede berichten spoedig weder een jobstijding gevolgd, daar bij de voortzetting der manoeuvres in het Kanaal jl. Donderdag aan boord van drie kanonneerbooten verscheidene kanonnen sprongen, waardoor vier matrozen afgrijselijk verminkt en verschei dene anderen zwaar gekwetst werden. Men weet, dat lord Randolph Churchill reeds eenige maanden geleden op den treurigen toestand van verscheidene onderdeeien der-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1887 | | pagina 2