gelijk zich liet verwachten, met vreugde begroet. Ziehier waarmede genoemd blad eene beschouwing van de zitting besluit //Hoe verschillend men ook oordeele over de waarde van bijzonder en openbaar onderwijs, er is geen enkele gods dienstige gezindheid, die niet met vollen ernst en loffelijke toewijding het onderwijs ter harte neemt. Maar men moet één zaak nooit voorbij zien. Den godsdienstigen gezindten is het hoofdzakelijk te doen om dragers te kweeken van een kerkelijk idee; de Staat heeft geen ander doel dan staatsburgers te kweeken. De Staat doet dit niet door dwang, maar de Staat zet de poort der kennis open voor allen, die voor hunne kinderen op voedende (niet door partijgeur gekruide) kennis gesteld zijn, en de Staat is daartoe verplicht omdat kennis niet minder dan gods dienst de ziel is, waarop de maatschappelijke welvaart is gegrond. z/Men mag er de Eerste Kamer dankbaar voor zijn, dat zij dit eerste beginsel van practische staatsmanswijsheid niet heeft losgelaten. Om rijpe staatsburgers te kweeken moet men eerst rijpe menschen vormen. Openbaar en bijzonder onderwijs moeten elkander aanvullen, maar de tijd is nog niet gekomen, dat het openbaar onderwijs als aanvulling van het bijzondere worde gebezigd. Ging men daartoe over, het onderwijs zou ophouden voor allen bestemd te zijn en slechts enkelen ten goede komen; het onderwijs zou ophouden onzijdig te zijn, maar eenzijdig worden, en de geheele maatschappij zou zich in een eenzijdige richting ontwikkelen. Dit te verhoeden, is de groote verdienste van de gewichtige beslissing, door de Eerste Kamer genomen. Want zij, die ons hebben zoeken diets te maken, dat men dit onschuldig wetteke veilig kon aannemen, omdat zij later het eerst op de bres zouden staan om voor het open baar onderwijs te strijden, mogen, indien zij alhans eerlijk zijn in hun overtuiging, niet voorbijzien, dat de aanvoerder der oppositie in deze Kamer, de heer Pijnappel, het wets ontwerp als „eersten stap" verdedigde, om later den „tweeden stap" te kunnen doen, dat was: de openbare school voor goed af te breken." De Commissaris des Konings in Noordholland heeft ter kennis gebracht, dat de jacht op klein wild, met uit zondering van die op fazanten, op Zaterdag 3 Sept. a. s. zal worden geopend, en die op fazanten op Zaterdag 1 October a. s., alsmede dat de korte jacht dagelijks, met uitzondering van den Zondag, en de lange jacht alleen op Woensdag en Zaterdag zal mogen worden uitgeoefend. Uit Hilversum schrijft men aan het „Haarl. Dagblad" „Het altaar en andere voorwerpen, hier te Hilversum vervaardigd en bestemd voor de Tentoonstelling in het Vaticaan, ter gelegenheid van het feest van Paus Leo XIII, zullen ter bezichtiging worden gesteld in de zaal der Katho lieke Vereeniging alhier tot Maandag a. s. De toegang is voor een ieder vrij, doch de bezoekers kunnen hunne giften, welke zullen dienen tot dekking der kosten, in een schaal storten. Naar ik verneem, is een bezoek meer dan de moeite waard, zoodat het te verwachten is dat menigeen van de gelegenheid, om iets schoons te zien, zal profiteeren." f Men schrijft ons van Texel, dd. 10 dezer: „Steeds wordt de positie van de veehouders op dit eiland nog bedenkelijker. De hoop op flink najaarsgras wordt nu ook allengs minder. De voorraad hooi is zoo gering, dat velen nauwelijks genoeg hebben voor hun wókvee en der halve het rundvee van de hand zullen moeten doen. Ook de prijzen, die voor het vee gemaakt worden, zijn bedroevend laag. Voor schapen, die verleden jaar gemiddeld f 20 opbrachten, kon nu nauwelijks f 12 worden besomd. Lammeren, waarvoor een paar maanden geleden nog f 8 kon gemaakt worden, gelden nu slechts f 6. Inmiddels moeten veefokker en boer maar zorgen op tijd pacht en lasten te voldoen. Dat de toestand dus onhoudbaar wordt voor eene geheele klasse van nijvere ingezetenen op dit eiland, behoeft wel geen nader betoog." Men schrijft ons uit Alkmaar, dd. 10 dezer: „De heer Mr. M. Büchner nam heden zijn ontslag als lid van den Raad der gemeente. Dit zal velen spijten, te meer, omdat het nog niet zeker is, dat ook nog een paar andere leden dit voorbeeld niet zullen vólgen. Toch kan men de reden vermoeden, al vermeldt de heer Büchner die niet. De laatste verkiezing heeft den heer Bosman, Wethouder, zijn zetel ontnomen. Dit zou nog zijn gegaan, indien die plaats niet door den heer Stoel werd ingenomen. Nu wil men den heer Stoel geen genoegzame capaciteiten ontzeggen om Raadslid te zijn, maar men kent hem er niet genoeg toe om den heer Bosman te vervangen, waaraan de stad Alkmaar nog al verplichtingen heeft, en die in ieder geval bewezen heeft óók als Wethouder de rechte man op de rechte plaats te zijn." Jl. Maandag is in de Warmoesstraat te Amsterdam een koffiehuis voor vrouwen en meisjes geopend, met een toepasselijk woord van den heer Pierson, uit Zetten, na gebed en Psalmgezang. W. Van Zuylen is voorloopig hersteld te Rotterdam teruggekeerd. Terwijl eene vrouw te Haarlem van huis was, maakten haar vier kinderen, van welke de oudste 7, de jongste slechts 1 jaar is, van haar afwezigheid gebruik, om een flesch met bessen op brandewijn te bemachtigen. Zij peuzelden de bessen op en dronken daarna met hun vieren van het vocht. Men kan denken wat het gevolg was. De oudste, die stellig het meest had gedronken, was boven in huis geklommen, had zich in zijn benauwdheid bijna geheel ontkleed en zou uit het dakvenster getuimeld zijn, zoo de buren niet met een ladder waren gekomen en den jongen hadden gegrepen. Een ander der kinderen lag volslagen bewusteloos onder een tafel. De jongste kinderen vond men voor de deur liggen; eenige buurvrouwen verzorgden de arme kleinen zoo goed het ging. Dat de zorgelooze moeder, die wel een beetje lang baar huis en haar kroost in den steek had gelaten, bij haar terugkomst niet vriendelijk door de buren werd ontvangen, laat zich begrijpen. Zij kreeg het nog erger te kwaad, toen haar heer en meester thuis kwam. De man wist niets van de aanwezigheid der heillooze flesch, hetgeen hem aanleiding gaf, zijn wettige wederhelft eens ernstig onder handen te nemen. Te Leeuwarden zijn twee Spanjaarden aangekomen, met het doel om Friesch fok vee te koopen. Jl. Vrijdagmorgen had een veehandelaar op de markt te Leeuwarden reeds vroegtijdig een voordeeligen koop gesloten. Hij had nl. bij den aanvang der markt voor f70 eene koe gekocht, die ongeveer het dubbele waard was en waarvoor de verkooper eerst ook f 130 gevraagd had. Hij vertrouwde evenwel de zaak niet en heeft daarom, vóórdat hij afrekende, de politie met de zaak bekend gemaakt, en nu bleek al spoedig, dat de verkooper het beest des nachts onder Akkrum uit eene weide gestolen had, na eerst aldaar braaf kermis te hebben gehouden. Hij is ter beschikking van de justitie gesteld en naar het huis van bewaring gebracht. De eerste nieuwe rogge is te Ede en omstreken ver handeld voor f 5.k 5.50 per hectoliter. De roggeoogst is uitstekend en het beschot vrij goed. De vette jaren dér Duitsche grasmaaiers zijn ook voor goed voorbij. Eerst vonden zij een geduchten con current in de maaimacbines, en nu deze niet deugdelijk bevonden zijn, omdat zij de grasplanten losrukken, is de Hollander zelf grasmaaier geworden. Zag men anders op elk dorp in Noordholland 's zomers 10 a 12 Duitschers, thans hoogstens 1 k 2. Het gebruik om, bij het schenken van wijn, eerst een gedeelte van zijn 'eigen glas te vullen, is tot de oude Grieksche tijden terug te brengen. De ouden bewaarden hun wijn in kannen met nauwe halzen en om den wijn tegen de lucht te beschermen, goten zij een kleine hoeveel heid olie daarop, in de flesch. Wel is waar werd de olie gewone oogen, een magere figuur en verschrikkelijk plebeïsche manieren. Het eenige, wat bij haar in het oog valt, is haar onnatuurlijk dik, lang, blond haar. Aan jou, Miro, kan zij onmogelijk bevallen. Daarbij komt, dat zij slechts de meest gewone handwerkjes maakt en met groote voorliefde de smerige kinderen bij den pastoor Martin aan den overkant wascht. Het is ongelooflijk! „Daar heb je je aanstaande, lieveling. Maar zij is rijk en waar schijnlijk ook onderworpen genoeg om eens het geluk deelachtig te mogen worden, de vrouw van een groot kunstenaar te heeten. Maar daartusschen ligt gelukkig nog een lange tijd. Je moogt je volstrekt niet te vroeg verbinden. In elk geval zou zij tot het protestantisme'moeten overgaan, als jij haar wildet trouwen. Met haar nieuwen huisgenoot moet zij slecht overweg kunnen, vertelde men mij. Als je hier komt, moet je noodzakelijk zijne teekeningen eens gaan kijkenje kunt den armen jongen zonder twijfel veel goeden raad geven. Misschien bekent hij het je dan ook, dat hij het op Inka gemunt heeft. Nu, zij is gelukkig trotsch en neemt zonder twijfel nooit een bediende, die bij haar vader werkzaam is. Laatst vraagde zij mij naar jou, zeer onge geneerd zij kwam juist uit het huis van dien bekenden goedigen gek, die alles weggeeft, den ouden pastoor Martin en sprak mij, toen ik voorbij ging, zonder complimenten aan! Nu, haar hart schreeuwt zeker naar jou, als het gejaagde hert naar frisch water. „Wanneer komt Miro thuis?" Zij heeft, tusschen twee haakjes, een brutaal stemmetje. „Hij moet mijn nieuwen, kleinen poedel leeren over den stok te springen en op te zitten; ik kan het er niet in krijgen!" En daarbij trok zij met de lip, draaide met hare lange vlechten om en zwaaide met den hoed, dien zy afgenomen had. En toen zij hoorde, dat jij over drie weken voor bijna twee maanden thuis zoudt komen, lachte zy en zeide: „o, zoo lang heb ik hem niet noodigl" „Wat zeg je daarvan? Zij moet nog veel fatsoen leeren. „Waarom gebruikt ge uw neef niet voor zulke ridderdiensten vraagde ik haar ter loops, toen zij weg zou gaan. „Omdat hij voor niets te gebruiken is en mij zou uitlachen, als ik hem zoo iets zou vragen?" antwoordde zij mij en ging verder. Mama en ik willen haar later nu en dan eens te visite noodigen, dat zal goed voor haar zijn. „Nu, zielsvriend en broeder, leef wel, nog drie lange brieven zal ik je schrijven en dan zie ik je in je kunstenaarsoogen. Antwoord, Miro mio, uitvoerig aan je Seraphine." De jonge, blonde, kroesharige vaandrig, die dit epistel las, riep, aan het eind gekomen: „Hoe babbelachtig die oude vrijsters toch allen zijn! Maar de 10 thaler zijn er ook een drop peltje op een heeten steen en ik moet tante Seraphine in goed humeur houden, want ik kom nooit door dat ellendige examen En dan maakt zij het bij mama weer góed voor mij. Ik ben alleen daarom bly, dat het haast vacantie is, omdat dit brieven schrijven en brieven lezen dan ophoudt. Maar Inka? Ik wil haar werkelijk eens goed opnemen. Als het eenigszins gaat, neem ik haar. Geld heb ik stellig noodig en het kleine ding is schatrijk. Tante Seraphine heeft gelijk een onder worpen vrouw zou mij passenEn al strekten ook honderd anderen de handen naar haar uit, ik zal allen overwinnen." Bij deze laatste woorden stond hij reeds voor den spiegel en glimlachte tegen zijn frisch gezicht van melk en bloed, met het kleine snorretje op de eenigszins dikke bovenlip. Zijn gelaat was volstrekt niet regelmatig en de wenkbrauwen en oogharen waren veel te licht ook het blauw der oogen maakte een waterigen indruk en de neus was dik en kort maar de elastische figuur en de witte handen en kleine voeten moesten zulk een meisje toch imponeeren; zij bevielen immers in het algemeen aan de vrouwen. Dit hadden velen hem reeds verteld! „Die Rose, die Lilie, die Taube, die Sonne, Sie liebt ich einst alle in Liebeswonne; Ich lieb sie nicht mehr ieh liebe alleine Die Eine, die Reine, die Kleine, die Feine," neuriede hy eensklaps vroolijk, tot verwondering van een juist binnentredenden onderwijzer. „Ik zal Inka's portret maken, het naar Berlijn zenden en dan in het geheel aan geen examen meer behoeven te denken." En met de grootste bedaardheid ging hij er nu toe over om den jongen supérieur, die kwam kijken, wat hij uitvoerde, uit te leggen, dat zijn werk nog niet gereed was, maar morgen bij tyds zou worden ingeleverd. Werkelijk zat Miro ook den halven nacht over zijne boeken. Het werk besloeg slechts weinige bladzijden, maar hij had een geheel blad vloeipapier volgekrabbeld met den naam Inka, in alle groot ten en in alle soorten van letters. Seraphine von Stellwitz, die dezen brief aan het aangebeden ideaal der familie geschreven had, maakte zich, na hem behoorlijk toegelakt te hebben, met een zucht gereed om het epistel zelf naar de post te brengen, want de eenige dienstbare geest van het huis zou haar dienst zonder Verwijl hebben opgezegd, als men van haar geëischt had op een ongewoon uur, midden in haar werk, een boodschap te doen. Het was bedroevend, prys gegeven te zijn aan de willekeur der oude Sabine, die reeds bij het huwelijk van den luitenant von Tellheim hier in dienst was gekomen en waaraan zijne vrouw zich helaas had gewend, „mats que faire" zuchtte Seraphine. Men kon wel is waar, zij be kende het zichzelve wanhopig, zonder zulk een persoon niet leven, want wie zou anders zorgen voor het voedsel en den nooddruft van het lichaam Beide zusters beweerden zoo niet te zijn opgevoed, dat zij dit konden doen. De oudste wenschte en wilde wel nu en dan iets regelen of hier en daar helpen maar een blik of een energieke beweging met de band van Sabine, wees haar bij zulke aanvallen steeds binnen de perken terug. „Neem mij niet kwalyk, mevrouw," placht zij te zeggen, „ik lees uwe boeken niet en haak geen nietigheden, bekommer u dus ook niet om mijn werk. Als men twintig jaren lang in een huis gediend heeft, weet men wat er noodig is, en wat je werk niet is, blijf daar met de handen af', zei de kapitein zaliger altyd." (Wordt vervolgd.) vóór het inschenken met een fijn rietje of pijpje daaruit opgezogen, maar om te voorkomen dat vetblaasjes, die mogelijk op den wijn konden zijn gebleven, het glas van den gast zouden kunnen verontreinigen, vulde de gastheer eerst een gedeelte van zijn eigen glas. Nog tegenwoordig wordt in de zuidelijke landen olie gebruikt om den wijn te conserveeren. Uit een Duitsch blad: „Eene jonge vrouw van een deftige en gegoede familie, wier echtgenoot 's avonds wan- hopig geregeld het bierhuis bezoekt, zoekt lotgenooten, met het doel samen gezellig de avonden door te brengen." Jl. Dinsdag heeft zich alhier eene Commissie gevormd, met liet doel de stichting te bevorderen van een standbeeld voor Jan Pietersz. Coen, in de stad waar hij vóór 300 jaar geboren werd: Hoorn. De Commissie is samengesteld uit de volgende heeren: J. B. A. De Josselin de Jong, Voor zitter; Mr. K. J. C. Stakman Bosse, H. W. Van Marle, H. Dyserinck, A. Baron Collot d'Escury, E. F. Kempers, L. C. P. W. Visser, G. E. Bron, H. W. Klauwers, M. L. Van Gelder, W. J. Maalsteed, H. Janzen Ez., \V. A. Buijtendijk, Penningmeester, T. Mooy, Secretaris. Het uit voerend-Comité bestaat, behalve uit den Voorzitter, den Penningmeester en den Secretaris, uit de heeren Baron Collot d'Escury en Kempers. In de circulaire, door de Hoofd-Commissie dezer dagen uitgegeven, leest men o. a. het volgende: „In den naam van Jan Pietersz. Coen klinkt voor ieder onzer een der roemvolste geheugenissen uit de geschiedenis van ons volk. Een heugenis, die geen verleden is, maar' die in de werkelijkheid, in ons Rijk van Insulinde leeft. Batavia gesticht, Batavia behouden, Batavia bevestigd, in die drie feiten ligt de historie van Jan Pietersz. Coen, ligt de vestiging onzer heerschappij in den Indischen Archipel. Jan Pietersz. Coen, de stoere burgerjongen tot wereld veroveraar geworden, de kloeke en scherpzinnige koopman tot beleidvol staatsman ontwikkeld, de nijvere handelaar zich openbarend als meester in de oorlogskunst te land en ter zee, de ernstige, strenge christen van plichts gevoel vervuld, maar ook alle middelen van menschelijk vernuft en kracht tot vervulling van zijn plicht aanwendend zoo rijst zijn beeld voor ons op. Kort is zijn rijk, zijn overrijk leven geweest. Hij is gestorven in het midden van zijn dagen en zijn daden. Maar zijn groote daad was verricht. Batavia stond veilig, krachtig, tot ontwikkeling gereed. Het zwaard op het gouden veld droeg terecht den lauwerkrans. De hand, die dat zwaard voerde, en dien lauwerkrans won, was de hand van Jan Pietersz. Coen. De geboortestad heeft den gedenkdag van den staatsman en held, van Batavia's stichter waardig herdacht. Maar het komt der Commissie voor, dat het Vaderland, het geheele, aan die herdenking behoort deel te nemen. Die deelneming moet zich belichamen in een sprekend feit, in een monument. Reeds verrijst op het Waterloo-plein te Batavia het standbeeld van den stichter der stad. Waarde Kolonie vóór ging, mag het Moederland niet achterblijven. Het Nederlandsche volk is aan Jan Pietersz. Coen, is aan hem om zichzelven een standbeeld schuldig. Het woord: een volk, dat zijne groote mannen eert, eert zichzelven, is geen ijdel woord. Het getuigt van zijn eigen verwantschap met die mannen door zulk een monumentaal familieportret." Buitenland. De groote brand, die jl. Zaterdag in de magazijnen van Whiteley te Londen woedde, nam de geheele brandweer, zelfs uit de meest afgelegen wijken, in beslag, zoodat het overige gedeelte der stad, als daar brand uitgebroken ware, hulpeloos zou geweest zijn. Van den omvang der magazijnen van Whiteley kan men zich ongeveer eenig denkbeeld maken als men weet, dat zij 14 acres beslaan, 5000 bedienden hebben en 300 paarden houden voor dagelijksch gebruik. Het is een ware karavan- serail, waar letterlijk alles te koop is. Op wijlen den Zulu- koning Cetewayo maakten zij zulk een indruk, dat hij het grootste gedeelte van zijn tijd aldaar doorbracht toen hij in Londen was en museums en schouwburgen daarom ver zuimde. In den laatsten tijd kregen zij geheel het karakter van een algemeen rendez-vous. Men vond er alles wat men noodig had, lees-, eet- en gezelschapszalen, kortom al wat tot een club behoort, en daar nooit iemand vroeg of men wel kwam om iets te koopen, was de verzoeking om eens naar Whiteley te gaan, bijzonder groot. De magazijnen waren alle tot de zesde verdieping toe geheel van steen opgetrokken, met ijzeren balken, ijzeren deuren en hydranten op elke verdieping, terwijl de telephoon ze met de brandweer verbond. In weerwil daarvan ver breidde het vuur zich met ongewone snelheid en stortten de muren spoedig in, zoodat men aan kwaadwilligheid denkt, vooral daar men in den aanvang herhaalde ontploffingen meende te hooren. De schade wordt thans op zes millioen gulden geschat. Jl. Zondag is te Munchen een Congres bijeengekomen van beoefenaren van het „Volapük." De uitvinder zelf, de heer Schleyer, is met een geheelen stoet van aanhan gers uit Constanz aldaar aangekomen en onder een driewerf herhaald „Lifo met veel vuur ontvangen. Er was eene groote volksmenigte aan het station om den schepper dei- wereldtaal, „datuvel volspüka", te zien. Benoemingen, enz. Met 1 September a. s. worden de adelborsten 1ste klasse L. R. Baron Taets van Amerongen, D. E. Van Dijk, G. A. Rietberg, G. L. d'Abo, F. L. Rambonnet, H. S. Suer- mondt, A. J. Kleynenberg, M. H. Halewijn, L. A. F. E. Peltzer, A. J. M. Nolet, H. De Booy, Jhr. H. J. A. Pompe van Meerdervoort, E. L. F. Bolomey en W. E. Van Erp Taalman Kip geplaatst aan boord van Zr. Ms. schroef- stoomschip 1ste klasse „Zilveren Kruis" terwijl met dien datum de adelborsten 1ste klasse L. P. W. Van der Wal, J. O. Kolkmeijer, H. G. Suri, B. Tak, J. C. Stam, R. Van Leent, J. P. F. Van der Mieden van Opmeer, P. H. Z. Marcella, G. Van Hulsteijn, G. J. Van Gendt, C. Witsen Elias, Jhr. L. F. Martini, J. S. A. Kroon, C. Craandijck, A. M. W. Bussemaker, J. Birnie en P. P. Van Bosse geplaatst worden aan boord van Zr. Ms. wachtschip te Hellevoetsluis. De adjunct-administrateur C. Valkenburg wordt met 1 September a. s. geplaatst aan boord van Zr. Ms. schroef- stoomschip „Zilveren Kruis," terwijl met genoemden datum de adjunct-administrateurs H. G. Havik en O. J. Grulle- mans worden geplaatst aan boord van Zr. Ms. wachtschip te Hellevoetsluis.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1887 | | pagina 2