HELDERSCHE EN NIEUWEDIEPER COURANT. Nieuws- ei Advertentieblad yoor Hollands ioriertwarlisr. 1887. N° 10i. Woensdag 24 Augustus. Jaargang45. Uitgever A. A. BAKKER Cz. BEKENDMAKING. GESLAAGD. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag. Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90. franco per post 1.20. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Advertentiën: Van 1—4 regel» 60 cents, elke regel meer 16 cents. Groote '.etters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. De Burgemeester der gemeente Helder maakt, ter voorkoming van ongelukken, bekend, dat door de lufantcric schietoefeningen, op een drijvend doel in zee, welke plaats zullen hebben ten zuiden van het fort„OOSTOEVER" in de richting van het „BALGZAJVD," gehouden zullen worden op Woensdag, Donderdag, Vrijdagen Maandag den 24, 25, 20 en 29 dezer maand. Helder, den 22 Augustus 1887. De Burgemeester voornoemd, STAKMAN BOSSE. Binnenland. Op voortgang van het werk der enquête-commissie wordt levendig aangedrongen door het „Sociaal Weekblad". Voortgang is vooreerst en bovenal noodig, wegens het belang der zaak zelf. Nederland heeft op het gebied der arbeidswetgeving veel goed te maken, nadat het veel heeft nagelaten in de jaren, die achter ons liggen. Dat de wet gever thans sommige onderwerpen nog niet aandurft, aan gezien toereikende kennis hem ontbreekt, mag niet in hem worden gelaakt, maar moet veeleer worden goedgekeurd. Wel is het zijn schuld, dat het met die kennis zoo droevig is gesteld, doch een zonderlinge wijze, om haar uit te wisschen, zou het zijn, zoo hij nu maar gevaarlijke sprongen ging doen in het duister. Uitwisschen, althans naar ver mogen verminderen, kan hij haar slechts, door zoodanige wettelijke maatregelen, als waarvoor genoegzame gegevens aanwezig zijn, niet te verdagen, en voorts evenmin te dralen om in afwachting van een vastberaden voort schrijden op den intusschen reeds betreden weg zich het licht te verschaffen, dat op duistere punten nog moet ontstoken worden. Daarmede niet te dralen. Dit toch bedenke hij wel, dat alle uitstel alleen te rechtvaardigen is, voor zoover het onmisbaar heeten moet. Elk uitstel zonder noodzaak, en zonder dat het wordt benuttigd voor het verder bijeengaren van feiten, vergroot zijn aansprake H) Door ELISE POLKO. Op den dag der begrafenis, toen de poort der kapel zich weder sloot achter het stoffelijk overblijfsel van hem, die hier nu in vrede mocht rusten, viel ook de poort van den hof zyner jeugd dicht achter den zoon der schoone Annie. De droomer stond alleen en verlaten op den stoffigen straatweg, die wereld beet, waar scharen van menschen elkaar verdringen en stooten, maar bij strekte de handen niet meer verlangend uit naar //onbe reikbare dingen." Neen, plotseling tot man gerijpt, en op eigen kracht moetende steunen, was hij zich bewust, dat de arbeid hem wachtte, de onbarmhartige harde arbeid om het bestaan. Percy von Plessen werd voorloopig op zijn bijzonder verlangen slechts als gewoon volontair in de groote zaak van Wolfram geplaatst en zijne eigenlijke, zeer spoedig uitmuntende arbeid, als ontwerper en teekenaar van nieuwe modellen, bleef vooralsnog een geheim tusschen hem en den patroon. De jongeling wilde eerst zekerheid en zelfvertrouwen trachten te verwerven en zich in zijne omgeving vasten voet verschaffen, waartoe men hem gaarne den tijd toestond. Zijn werkkamer met kolossale teeken tafel lag naast het privaatkantoor van den heer Wolfram en was van daaruit alleen toegankelijkniemand vernam voorloopig, wie die nieuwe en oorspronkelijke modellen geteekend had, die zoo spoedig in de groote steden, in de magazijnen van dc gunstig bekende artikelen opzien maakten en levendige navraag teweeg brachten. Wolfram wilde vooral voor zijne vrouw dit talent van zijn nieuwen huisgenoot geheel verbergenhij wist maar al te goed, dat zij de eigenaardige waarde van dit talent niet zou weten te schatten en dat het den jongen kunstenaar bij haar slechts schade kon doen; Wolfram verlangde tot eiken prijs den zoon zijner geliefde nicht een aangenaam tehuis bij hem te verschaffen en zijne vrouw als het ware tot een welwillende houding jegens hem te dwingen. De arbeid van een volontair werd door haar, als vertegenwoordigster van het nuttigheids principe in eiken vorm, natuurlijk geprezen en gewaardeerd en zij gaf dan ook reeds spoedig, tot geheime vreugde van haar man, eenigszins verwonderd te kennen, dat Percy Plessen, „ten spyt zijner moeder" en van zijne „onpractische opvoeding," tot nuttigen arbeid te gebruiken was. Dat was, naar de ondervinding van Wolfram, reeds een groote goedkeuring. Hij zelf bleef zich in zijne verhouding tot den nieuwen huisgenoot van den eersten dag af aan geheel gelijk; hij was goedhartig en vriendelijk en beproefde in stilte en als onopgemerkt den jeugdigen gevangene den zwaren en ongewonen plicht eener regelmatige, aan het uur gebondene werkzaamheid zoo veel mogelijk te verlichten en hem door de opdracht van commissies en het brengen van afwisseling in zijn arbeid de vervelende eentonigheid er van te verminderen. Percy gevoelde het en in zyn hart was hy in stilte innig dank baar voor dit bewijs van warme belangstelling van den kant van dezen eenvoudigen man, die zelf met inspanning van alle krachten werkte; zijn voorbeeld hield zijn moed staande in de sombere werkplaats, waaraan hij plotseling als geketend was. De stryd van den gevangen vogel kwam bijna eiken dag terug; bet moeten scheen hem onverdragelijk en het was hem duizende malen te moede, alsof hij ontvluchten en wegloopen moest, zoover zijne voeten hem konden dragen tot aan zyn lievelingsplek op de verre, bruine heide. Als hy nog eens den adem van den wind mocht voelen, die de vergetene klokjes in beweging bracht als hy nog eens een handvol mocht plukken van de sterrebloempjes, die bij de bron op de heide groeiden, nog eens den kraebtigen geur der heide mocht inademen en van verre het gouden kruia lijkheid tegenover de schare, die van den huidigen ongere gelde» toestand het slachtoffer is en maakt hem verant woordelijk voor noodelooze bestendiging der nadeelen, welke er uit voortvloeien. „Tot deze nadeelen en ziehier de tweede, zij het ook ondergeschikte reden van ons ongeduld, vervolgt het blad rekenen wij mede de wapenen, welke de sociaal-demo cratie uit de ontstentenis van wettelijke regeling weet te smeden voor haar oogmerken. Men geloove toch niet, dat zij geen vat heeft op breede kringen der arbeiders, omdat dezen zich uitwendig kalm houden. Daarentegen geloove men vrij, dat stilzitten des wetgevers den sociaal-democraten welkom is. Hoe minder ter tegemoetkoming aan grieven wordt verricht, des te meer koren ligt er op hun molen. Hun wroeten en woelen verliest aan kracht, naarmate blijkt van den ernstigen wil om doortastend te handelen binnen de grenzen der mogelijkheid. Is het dan goede staatkunde, of is het niet integendeel uitermate bedenkelijk, voet te geven aan het wantrouwen, dat het met dien wil niet dermate ernst is als beleden en verzekerd wordt? „Verder onderzoek wij wagen niet, het overbodig te noemen. Maar wij dringen er op aan, dat het worde inge steld met den grootst mogelijken spoed. En omdat in de gegeven omstandigheden een voortzetting der parlementaire enquête met den eisch der spoedsbetrachting niet te rijmen is, zou het ons een reden tot vreugde zijn, indien een staatscommissie onmiddellijk na het bijeenkomen der nieuwe Kamer daarmede werd belast." „Nautilus" bespreekt in het „HId." (wij komen bier nogmaals op terug) het wetsontwerp tot het verleenen van onderstand aan werklieden op 's Rijks-werven.en brengt hulde aan het streven des Ministers, om het belang van de na 1854 in dienst gekomen werklieden te bevorderen. Aan 't einde van dit belangrijk hoofdartikel lezen wij„In het wetsont werp heeft verder de regeling van den onderstand alleen plaats naar den tijd, die de belanghebbende bij de bedoelde Rijks inrichtingen is werkzaam geweest en is niet gegrond op dienst op de rustplaats zyner moeder mocht zien glinsteren, dan zou hij, meende hij, weer sterk kunnen zijn. In deze uren van heimwee was zijn hand als verlamd; geen potloodstreep gelukte hem en zijn fantasie wus geheel en al verdwenenoogen en vingers verrichtten in deze oogenblikken niets dan klerkenwerk, met de werktuigelijke nauwkeurigheid eener machine. Dan kwam een gevoel van schaamte by hem op, ala hij dacht aan deu rustigeu, ouvermoeiden levensarbeid, dag in dag uit, van den morgen tot den avond, van hem op wiens lessenaar hij altyd het oog had, als hij in zyn teekenkamertje zat. Wanneer hij zyn oudoom, altijd gelijk gekleed, met donkerblauwen jas, zwarte broek, zwart vest met gele stipjes en een keurig geknoopte witte das over zijn onberispelijk wit overhemd, aan zijn lessenaar zag zitten, eiken dag in dezellde houding, den rechter arm met de schrijf- mouw op den lessenaar, wanneer hij dit onbewegelyk hoofd met het glad geborstelde gryze haat en dit kalme gelaat, waarop vriendelijkheid en gelijkmatigheid te lezen stonden, aanschouwde, dan begon hij som3 plotseling te meenen een spook te zien. Het was hem, alsof de tyd stil stond, alsof deze man daar reeds zóó had gezeten sedert ondenkbare tyden en juist zoo moest blijven zitten en alsof hij zelf alleen onophoudelijk voort moest snel en ademloos. Hij gevoelde dit jagen en voortijlen echter als een verlossing en zeide herhaaldelijk tot zichzelven, vol angst en vol vreugde tegelijk, dat hij nooit op deze wijze zou kunnen werken, zelfs niet als alle schatten der wereld hem als loon werden aan geboden. Hij herhaalde dan, als troostwoorden, by zichzelven, de uitspraak van den vroolijkcn wyze, dien zijn jong hart vol geestdrift naast Beethoven plaatste, van Wolfgang Goethe: „Eines schickt sich nicht für Alle. Jeder sehe, wie er 'a treibe, Jeder sehe, wo er bleibe, Und wer steht dasz er nicht falie." Ja zeker wilde hij staan blijven, zich een vasten grond onder zijne voeten verschaffen, maar anders werken, niet zoo opgesloten en gebonden als de chef van het handelshuis neen, in de vrije natuur, niet met de pen, maar met de teekenstift in de hand en dan o God, welk een doelwit! met de teeken portefeuille onder den arm den pelgrimstocht ondernemen, zij het ook hongerend en behoeftig, naar het beloofde land der kunst, naar die verre, vreemde, bruine heide: do Campagna van Rome, omdat hij van zijn Duitsche heide verdreven was. Wat had Anna Lore's vader hem daar dikwijls van verteld! Daar wilde hij rusten daar wilde hy als een „adorant" van vleesch en bloed, een gelukkig eu dankbaar menschenkind, de hand uit strekken naar de zon Wolfram liet Percy voortdurend rustig begaan en bleef voor hem een stille, welwillende waarnemer. Ofschoon hij gevoelde, dat het een keerkringsplant was, die bij gewaagd had in zyn tuin over te planten, toch meende hij somwijlen te bespeuren, dat fijne, gouden draden hem aan den zoon van Annie verbonden. Dat zijn kantoor op den duur geen plaats voor Percy was en nooit kon worden, had de koopman reeds in de eerste week opgemerkt, maar hij geloofde toch, dat een korte leertijd, onder zijne oogen, aan het jonge genie voor altyd een vasten grond onder zyn voeten zou geven, een geluk voor hem zou zyn in de toekomst. Daarom liet hij rustig week op week, maand op maand voorbij gaan. Zeer in het geheim strekte hij echter reeds de voelhorens van 'den koopman uit, om den jongen man, dien hij reeds lang als rijkbegaafd had leeren kennen, zoo het maar eenigszins kon, den loopbaan van kunstenaar mogelyk te maken. Voorloopig zou hij waarschynlyk op het atelier van een goeden schilder werkzaam moeten zijn, en dan kon hy een studiereis naar Italië ondernemen, waarvoor Wolfram gaarne bereid was het jonge menseh, onder zekere voorwaarden, de middelen voor jaren en bezoldiging, ten einde, zooals de Minister zegt, niet te veel van 's Lands kas te eischen. Wie dus 40 jaren dienst heeft op 's Rijkswerf als sjouwerman krijgt evenveel pensioen als hij, die 40 jaren bekwaam smid of timmerman is geweest Wij weten het: „le mieux est renneuii du bien* en wij zijn dan ook reeds zeer ingenomen met de verbetering die, bij aanneming van dit wetsontwerp, in de toekomst van menig werkman zal worden gebracht; maar in die regeling ligt toch iets onredelijks, dat zonder zoo'n ontzettende wissel op 's Lands kas althans eenigermate ware te vermijden, indien het maximum tot b.v. f 250 's jaars werd opgevoerd. Zeker zou het samenstellen van een pensioenwet op dezen grondslag langer tijd hebben gevorderd, doch dit bezwaar zou ruimschoots worden vergoed door de meerdere billijk heid der grondslagen en de gevolgen, daaraan verbonden. In de Memorie van Toelichting zegt de Minister nog, dat het voornemen bestaat om, indien dit wetsontwerp tot stand komt, de bij Kon. Besluit van 14 Februari 1877 ingestelde medailles voor ijver en trouw en de daaraan verbonden gratificatiën in te trekken. Dit zouden wij ten zeerste betreuren. De laatste helft der 19de eeuw moge nog zoo materialistisch zijn, waar men in de gelegenheid is om een jacht op Bolivars- en andere dergelijke even belangrijke orden te zien, moet men toch tot de overtuiging komen, dat de ijdelheid de wereld nog niet uit is. Een kleine speculatie in den goeden zin op de ijdelheid is niet te misprijzen en hierbij zal men toch wel willen toegeven, dat een goed verdiende medaille in eigen land heel wat meer waarde heeft en de borst meer versiert dan een afge bedelde Boüvar-orde. Wat men daarvan in het dagelijksch leven ziet, geeft dan ook den indruk, dat nog menigeen op die medaille trots is en met recht. Maar ook het intrekken der aan die medaille verbonden gratificatie zou, bij luttel voordeel voor 's Lands kas, een maatregel zijn die, eenmaal het vooruitzicht op zulk eene gratificatie bestaan hebbende, niet van hardheid zou zijn vrij te pleiten en menig werk- mans-huisgezin een gevoeligen slag toebrengen." te schieten. Hij begreep den trots van het hooghartig karakter reeds: slechts, indien hy door zijn eigen arbeid een wederdienst bewijzen kon, zou hy een voorschot willen aannemen. Mevrouw Wolfram mocht natuurlyk niets van al deze plannen weten, maar hij wilde bij gelegenheid de zaak overleggen met pastoor Martin, den ouden kunstvriend, die van het eerste uur der kennismaking af zich zeer voor den zoon van Annie scheen te interesseeren hij moest raad geven en zou later zeker bij Percy gaarne den rol vau bemiddelaar spelen, want deze had zich, zooals Wolfram met genoegen bemerkt had, dadelijk byna hartstochtelijk aan den ouden geestelyke aangesloten. Zuchtend bekende Wolfram zich zeiven, dat de atmosfeer in de kleine pastorie een jong, naar liefde smachtend hart veel meer moest bekeeren dan die in zyn eigen huis, ondanks al zyne zorgen en vriendelijkheid. Zijn eigen kind zelfs, onbewust waarom, vluchtte immers te dikwyls uit de schaduw van het ouderhuis in den zonneschijn van het vreemde gezin. Bij zyne gedachten aan Inka betrapte de vader zich trouwens op den wensch, dat zijn neef nog lang onder zyn dak vertoeven mocht. Hy vond, dat zyn klein meisje, zijn lieveling vroolijker geworden was, sedert Percy den drempel had overschreden. Eens had hy haar met schitterende oogen op de trap zien zitten, terwyl de tonen van Percy's piano door het geheele huis ruischten. De gewone breikous zij was Wolfram een gruwel had zy ver van zich geworpen. Het kluwen was eenigc treden nuar beneden gerold. „Past, psst,riep zy tot haar vader, „als Percy bemerkt, dat men hem beluistert, houdt hij dadelijk opKom, ga hier by my zitten." En zij schikte met een lief glimlachje wat opwat zou hij doen Hy kon zyn kind geen verzoek afslaan, dat was een onloochenbaar feit, en daarom zette de deftige man zich dan ook met eenige moeite neêr op het plaatsje op de trede van den trap, dat Inka hem inruimde. Om dc muziek gaf hy niet veel hij hoorde gaarne vroolijke tonen of weeke accoorden, maar wist er echter verder niets van, doch de avondzonneschyn, die juist door het gangvenster op het meisje viel, liet hem een gezichtje zien, dat van de grootste vreugde straalde. „Hoe goed is het, dat mijn vrouw heden middag naar hare vereeniging voor Indianenkinderen is," dacht hij op dit oogenblik. „Het zou in haar opvoedingsstelsel zeker niet passen, haar kind met zooveel geestdrift naar het spel te zien luisteren „Speelt hy werkelyk beter dan Miro?" vraagde hy na een poosje zachtjes en legde zijn arm om het bckoorlykc figuurtje. „Dan Miro?" herhaalde zij met een uitdrukking vau minachting. „Hoe komt u er aan, papa? Zou ik dan hier zitten, als hij niet meer kende dan Miro? O, daar houdt hij op! Nu moet u my het kluwen helpen opzoeken, papa! En morgen vroeg, als Percy bij u werkt, ruim ik de laatste helft van zijn boekenkist op mama heeft permissie gegeven! Denk eens, er zyn dikke boeken bij, geheel vol verzenIk moet er uit nieuwsgierigheid nn en dan wel eens in kyken, en dan gaat het opruimen langzaam. Mama zeide mij, dat het moeilijker was een goede kous te breiden dan eens vers te maken. Gelooft u dat ook, papa? Ik niet, want ik heb gisteren avond te bed een heelen tijd naar een rym gezocht en 't niet kunnen vinden." En zij begon luid te lachen, zoodat het hart van den vader van vreugde klopte. Hoe zelden lachtte zy zooZij had er geen aanleiding toe, by het sombere alledaagache leven, dat zy leidde. Onwillekeurig Bchoot hem een denkbeeld te binnen. Wolfram wilde Percy verzoeken dc kleine nu eu dau een paar verzon voor te lezen, maar alleen in het teekenkamertje, naast zijn kantoor. Dan zou hy zelf, iu het geheim, ook nog eens kunnen luisteren. God, wat was het al lang geleden, dat hfj geen verzen bad gelezen of geboordAla een zoet droombeeld

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1887 | | pagina 1