bedreigd wegens hun heulen met de doleerenden. Dit besluit
heeft in de Christelijke Onderwijzerswereld en ook daarbuiten
groote sensatie verwekt. De Diaconiescholen staan onder
beheer van den Hervormden Kerkeraad, die ook de onder
wijzers aanstelt. De zeven bovengenoemd en echter kozen
openlijk en beslist partij voor de doleerenden, ja, een dei-
hoofdonderwijzers heeft zelfs dienst gedaan als waker in
de Nieuwe Kerk, toen de doleerenden dit gebouw tijdelijk
in bezit hadden. Deze heeren treden thans als martelaars
op, maar zouden eerlijker gedaan hebben door, bij het
uitbreken der scheiding, tot den kerkeraad te zeggen
Onze beginselen verbieden ons, langer aan het hoofd uwei-
scholen te staan en wij nemen dus ons ontslag." Nu,
daarentegen hebben zij al dien tijd met twee pannetjes
gebakken, door in de week dienst te doen als onderwijzers
der Herv. Diaconiescholen en des Zondags te kerken in de
lokalen van de grootste bestrijders der Herv. Kerk. Lang
heeft men geduld met hen gehad; doch nu het eenmaal
tot afzetting zal komen, krijgen zij loon naar werken. Zij
hebben echter nog 14 dagen bedenktijd en, in geval van
ontslag, gaat dit eerst 1° Januari in. 't Zou mij meevallen
als er één amende honorable deed.
De viering van den Prinsesjesdag is gisteren zeer tegen
gevallen, door liet onstuimige weer. Geen parade, half ver
ongelukte kinderspelen, geen illuminatie van het Marktplein.
Alles weggewaaid, uitgeregend, heengespoeld, de plannen
althans; wind en weer dienende, zal de illuminatie van het
Marktplein nu Zaterdagavond plaats hebben. Alleen het
vuurwerk, van gemeente-wege aan den Buiten-Amstel
ontstoken, slaagde prachtig en werd door vele duizenden
gadegeslagen. Een vreemden indruk maakte het, toen onder
die woelende en juichende schaar zich, eerst fluisterend en
toen al luider en luider de mare verspreidde: ffNieuwenhuis
is los! Z. M. heeft Domela Nieuwenhuis gratie verleend!"
Op den jaardag van ons lief Prinsesje! 't Was of er, hoog
boven het hoogste vuurwerk, in vlammende letters aan den
hemel geschreven stond: „Grootmoedigheid is het sieraad
der Koningen!" Amstelaar!
Binnenland.
Voor zooveel de uitslag der verkiezingen reeds bekend
is, zal de Tweede Kamer, wat de partij-verhouding aan
gaat, geene verandering ondergaan. De meeste leden der
vorige Kamer zijn herkozen.
Naar aanleiding van de invrijheidstelling van den
heer Domela Nieuwenhuis vraagt het „Sociaal Week
blad" o. a.:
„Zal hij op dezelfde wijze als voorheen, thans nog
bovendien geprikkeld door persoonlijken wrok, voortgaan
zijn talenten te misbruiken voor het prediken van den
klassenhaat, voor het werken op de lage hartstochten der
menschen, voor het verkondigen van het evangelie van het
geweld?
Of zal hij blijken gelouterd uit den kerker te zijn te
ruggekeerd? voortaan getrouw aan hetgeen hij eenmaal
zelf schreef: „Wij hebben één godsdienst, dat is de lief de;
één streven, dat namelijk, om de edelste beschaving der
menschen en hoogste geluk te verspreiden."
Reeds meer dan ééns hebben wij beleden, dat onze
grootste grief tegen de sociaal-democratie niet betreft haar
maatschappelijke en staatkundige denkbeelden (hoezeer wij
deze ook wraken,) maar de middelen waarmede zij streeft
naar de verwezenlijking van haar doel. Mocht de man, die
in Nederland haar leider is, gedurende de maanden, in
eenzaamheid door hem gesleten, inderdaad tot het besef
voor, mama kwam tusschenbeiden en heeft mij duchtig beknord,
dat ik geen gekheid kon verdragen van een jongmenscb, met
wien ik van kind af bevriend was en die naderhand misschien
nog in veel nauwere betrekking tot mij zou staan. Toen ik mama,
nadat Miro weg was hij heeft mij trouwens het meest boos
gemaakt, omdat hij niets om den oorveeg gaf, maar er om lachte
vraagde, wat zij daarmeê meende, glimlachte zij en zeide, dat
de oplossing van dit raadsel nog tijd had. Maar iemand anders
heeft het mij gezegd, Seraphine namelijk. Zij kwam buiten adem
hierheen en daar mama juist naar haar naaikransje voor de
Kaffers was, vond zij my geheel alleen thuis en stortte haar
toorn over mij uit. Zij zeide dat ik het brutaalste en onopge
voedste ding op de wereld was, dat zij Diet zou rusten, vó<5r
mama mij naar een strenge kostschool zond alsof papa dat ooit
zou willen hebbenen dat ik nooit verdiende de bruid en de
vrouw van een Miro Tellheim te worden; denk eens, dat zeide
zij! Het bloed stijgt mij nog naar de wangen, nu ik dit vertel
en het is toch al een poos geleden. Toen ben ik opgesprongen,
Percy, en heb haar gevraagd, wie haar verteld had, dat ik
ooit lust zou hebben mevrouw von Tellheim te worden. Ik moet
toen zeker erg boos gekeken hebben, want Seraphine bedaarde
dadelijk en zeide, dat ik nog een kind was, wilde mij kussen
en streelcn ik paste cr echter wel op en verzocht mij,
aan geen mensch te zeggen, wat zij zich in drift had laten ont
vallen, want zij hield wezenlijk veel van mij en wilde gaarne,
dat ik later de vrouw van dit wondermensch zou worden. Dat
alles had echter nog tien jaar tijd! „Ja, en misschien nog
langer," antwoordde ik, „want het zal nog wel een poosje duren,
vóór Miro wat behoorlijks geworden is en eene vrouw kan
onderhouden, en mama zegt altijd, dat dit het eerste en voor
naamste bij een man ia!" „Daaraan zal het niet ontbreken,"
zeide Seraphine toen, „ons ideaal slaat thans een anderen weg
in, die hem zekerder tot roem leidt dan de platgetredene, over-
vulde weg der schilders, waar alles dringt, stoot, benijdt en
intrigeert; hij wordt musicus, wat dan ook zijne eigenlijke roeping
is en dus geen generaal tegenover den vijand, maar een generaal,
die de troepen van de orkest-soldaten dirigeert. Een betrekking
aan het hof zal hem met onze familierelaties niet ontgaan:
ffde zanger zal naast den koning gaan", zegt een onzer dichters
zeer juist. Men moet het genie geen dwang aandoenhet vliege,
waarheen het wil. Op 't oogenblik hebben de Tellheim's de
middelen niet, om ons genie den weg te banen, maar een rijke
en hooghartige vrouw heeft hem een voorschot gegeven, wat hij
later met de renten gemakkelijk zal kunnen|terug gevendat zal
en moet een kinderspel voor Miro worden. In hoogstens drie
jaren is hij zoo ver en een man, die carrière kan maken. Zoo
staan de zaken, lieve Inka, maar dat blijft een diep geheim
tusschen ons beiden. Aan mama en aan Miro geen woord hier
over!" Zoo babbelde zij.
Daar ik echter met geen syllabe beloofd heb, er tegen jou over
te zwijgen, vertel ik het je, lieve Percy en ook, dat Miro morgen
reeds naar D. vertrekt naar het conservatoire.
Wie die rijke vrouw wel mag zijn? Ik zou het graag willen
wetenMen kan dus in drie jaren dc muziek leeren en een man
worden, die carrière maakt? Waarom hebt gij ook geen muziek
geleerd, Percy, dan behoefde je niet op het kantoor te zitten,
Ik zou ook nog wel les op de piano willen nemen, als dat zoo
snel gaat, en ik wilde ook wel leeren zingen, want tante Josepha
zegt, dat ik een stem als een vogel heb, als zij mij de kleinen
hoort voorzingen. Maar het zal wel bij een vromen wensch
bly ven, want ik durf het mama niet vragen en papa zou mij ook
zijn gekomen, dat hij ten aanzien van die middelen tot nu
toe was op den verkeerden weg."
Gisteren avond is in „Walhalla" te's llnge een bijeenkomst
gehouden, alleen toegankelijk voor partijgenooten, ter viering van
den terugkeer van Domela Nieuwenhuis. Te half elf uur verliet
deze in een rijtuig het gebouw. Eene menigte van omstreeks
500 personen ging zingende en in optocht het rijtuig achterna
naar de woning van Nieuwenhuis in de Malakkastraat. De
politicmacht, onder aanvoering van den hoofdinspecteur Van
Bungen, volgde eerst de menigte, doch maakte plotseling een
omtrekkende beweging naar de Malakkastraat. Inmiddels had
de hoofdcommissaris Van Schermbeek zich bij de politie gevoegd.
In de laan Van Mcerdervoort ontmoette de politie den stoet en
verbood de hoofdcommissaris het zingen, doch de politiemacht
alleen kon de menigte niet terughouden, die dringende vooruitging.
Een vroeger ontboden, doch eerst op nader bericht verschenen
piquet huzaren dreef met de politie de menigte, die inmiddels
voor de woning van Nieuwenhuis een ovatie had gebracht, bij
baar terugkeer bij de Elandstraat uiteen en zette daarna de
Westerbaanstraat en omliggende straten af. To 12 uur werd
het Walhallagebouw op last van den hoofdcommissaris ontruimd
en de menigte verspreid, waarna de cavalerie inrukte. De politie
was bezadigd opgetreden, ofschoon uit het poortjo in de Wester
baanstraat een steen was geworpen en een persoon aldaar had
getracht een huzaren paard met een mes te verwonden, wat door
een sabelslag werd belet.
Na het inrukken van de cavalerie en de hoofdpolitie poogde
op de Veerkade een troep een arrestant te ontzetten, door een
regen van steenen op de politie-agenten te werpen. De hoofdagent
Biegel verkreeg een bloedende hoofdwonde. Op het alarmsein
chargeerde de politie met stok en sabel en behield den arrestant.
Bij deze gelegenheid werden nog twee personen gearresteerd. De
meeste steenwerpers zijn bekend. (Hld.)
„Jl. Woensdag namiddag te 4 uur ontving de heer Nicuwenhnis
bericht in zyn cel, dat er gunstig beschikt was op dc verzoeken
tot zijne invrijheidstelling, en te 6 uur kon hij reeds met den
trein naar Den Haag vertrekken. Aan het station verzond hy
een telegram aan zijne familie, en te kwart over 8 uur be
vond hy zich in de Malakkastraat, te midden zijner huisgenootcn.
Daarna begaf hij zich naar het gebouw „Walhalla," naar zijne
partygenooten, voor wie zyne verschijning een groote verrassing
was, en waarvan velen hem niet onmiddellijk herkend zullen
hebben. Want de heer Nieuwenhuis is bijna onherkenbaar
geworden: dc baard is geschoren, het hoofdhaar kort afgeknipt
en hij ziet er zwak, mager en zenuwachtig uit. Hij is het toonbeeld
van iemand, die vervallen is door geesteskrankheid, en zelfs zijn
stem klinkt abnormaal, dof en hol.
Hij verklaarde zich niet te beklagen te hebben over zijne be
handeling in de gevangenis, cn vertelde dat men hem de vrijheden
had toegestaan, die met de bepalingen van de wet overeen te
brengen waren. Toch had het op hem den indruk gemaakt,
dat brieven, die van personen van naam en invloed (als profes
soren, enz.) afkomstig waren, hem bereidwilliger werden verstrekt,
dan die, wier afzenders den naam van partijgenooten of minder
bekende personen droegen.
De eerste drie weken van zyn verblyf in de cel was hij ver
plicht zich bezig te houden met het plakken van doosjes; daarna
werd hem beter werk gegeven: nl. het copieercn van dictaten,
en den laatsten tijd van zijn verblijf hield hij zich onledig met
het vertalen uit het Fransch; ook deze bezigheid werd hem van
buiten de gevangenis verstrekt.
In het geheel had de heer Nieuwenhuis zeven en een halve
maand in de cel doorgebracht. (De Arasterdammer.)
f Men schrijft ons van Texel, dd. 2 dezer:
„Op de voormalige begraafplaats van het sinds vele jaren
verdwenen dorp „de Westen" is een zilveren muntstukje
gevonden, dat even grooter is dan een halve-guldenstukje.
De munt is waarschijnlijk van Duitschen oorsprong. Een
adelaar met een kruis op de borst, boven een schild met
een gelijk kruis, staat aan de eene zijde. Aan de keerzijde
staat een hertekop afgebeeld. Het muntstuk is zeer dun
en gescheurd. Voor zoover men heeft kunnen ontcijferen,
uitlachen. Het is eigenlijk ook onzin, want waarvoor komt het
te pas Ik trouw toch nooit anders dan een heel rijk man,
want anders zou ik denken, dat hij mijn geld en niet de domme,
kleine Inka wilde hebben. Dan kan ik immers zooveel mooie
schilderyen koopen als ik wil en goede muziek gaan hooren,
zoolang ik er genoegen in heb. Waarom heeft mama mij toch
altijd gezegd, dat wij zoo rijk zijn, dat wij het geld goed bij
elkaar moeten houden, dat men voor geld alles kan krijgen en
dat een rijk meisje den voornaamsten man kan kiezen, als zy
er lust toe heeft. Dat alles kan mij niets schelen en ik zou
veel liever arm zijn, want met mijn zakgeld kan ik toch niet
alle arme kinderen bij tante Josepha helpen en mama geeft mij
geen penning meer, als ik niet genoeg hebin dit opzicht is
ook papa gestreng; hij zegt, dat ik moet leeren huishouden.
Lieve Percy, ik lees nu cn dan eens een van je boeken, want
veel tyd heb ik er niet voorik moet koken leeren en mama
neemt mij meê naar haar naaikransje, waar het zeer vervelend
is. Vele van de boeken, die ik in je kast vind, begrijp ik niet,
maar dan neem ik ze meê naar oom pastoor en die legt ze mij
uit. Vaak zegt hij ook: „leg dat boek nog een jaartje ter zijde,
Inka," en dan doe ik het ook gehoorzaam.
Heb je mijn portretje nog, dat je den laatsten avond, toen je
hier waart, geteekend hebt? Ik denk, dat, als je het eens goed
wildet aankyken, je mij ook een brief zoudt schryven.
Ik ben er blij om, dat het je, naar het zeggen van papa, goed
gaat, maar ik zou toch wel willeq, dat je niet te lang weg
blceft. Je kunt je niet voorstellen, hoe stil het hier in huis is
en ik kan mij niet begrijpen waardoor. Je maakte toch nooit
drukte dan wanneer je voor de piano zat en overdag zag ik je
bijna nooit. Het spijt mij, dat je het kerstfeest in een vreemd
land viert, want daar heeft men den kerstboom niet, zooals
papa zegt en het is te ver, om je er een te zenden. Tante
Josepha en ik willen er voor do arme kinderen een oprichten.
Miro heeft kerstmis geen vacantie, maar Seraphine zal naar hem
toe, om te zien hoe ver hij gevorderd is, zooals zy nu reeds
vertelt.
Vaarwel, lieve Percy. Het zal mij pleizicr doen, als ik het
eerste viooltje weêr zie, vroeger heb ik er nooit aan gedacht,
maar nu verlang ik er steeds naar. Denk je nog wel eens aan
je oud slot op de heide? Ik zou het wel eens willen zien.
Langer dan tot Maart of April blyf je toch niet weg
Vele hartelijke groeten van je getrouwe pleegzuster
Inka Wolfra m."
PS. No. 1. De oude Sabine heeft mij onlangs toornig verteld,
dat Miro haar zoo afschuwelijk smerig geschilderd had, alsof er
geen zeep op de wereld bestond en dat zy, toen hij het portret
baar lachend liet zien, het hem uit de hand gerukt en in het
vuur geworpen heeft.
„Voor den gek laat ik mij niet houden door een dommen
jongen, dien ik zelf meê grootgebracht heb," bad zy in woede
geroepen. Daarna waren Seraphine en zij bijna slaags ge
worden. Sedert dien dag is hij bezig de freule te schilderen,
maar niemand heeft het portret nog gezien.
No. 2. Lieve Percy, zijn je kousen nog wel in orde, anders
zal ik je nieuwe breien.
No. 3, Het portret van je lieve mama laat je groeten. Ik Leb
er een krans om gedaan van de laatste bladeren, die ik in den
tuin kon vinden.
No. 4. Zooeven vloog een geele kapel mij op de hand, en
weet je, wat ik toen dacht? Percy heeft hem gezonden, om na
te zien, of alles goed in orde is, (Wordt vervolgd.)
staat er op de munt: MON...; vermoedelijk behoorde daar
nog bij: Eta, zijnde dan Moneta munt. Voorts staat
er: „REVAL", zijnde een oude stad aan de Finsche golf
in de Oostzee. Links van MON vindt men 1185, ver- J
moedelijk het jaartal. Rechts van den hertenkop staat
DEA, hetwelk in de Latijnsche taal Godin beteekent.
Voorts kon er niets ontcijferd worden."
Men schrijft ons uit Anna Paulowna, dd. 2 dezer:
„Bij de gisteren gehouden verkiezing van één lid voor
den Gemeenteraad zijn 57 stemmen uitgebracht, waarvan
1 van onwaarde. De heer R. A. Kaan is gekozen met
41 stemmen; de heer J. J. Enschedé verkreeg er 13."
Men schrijft ons uit Alkmaar, dd. 2 dezer:
„Leve Oscar Carré!" ging heden uit geheel Egmond aan
Zee op, toen hij de aardigheid had de geheele schooljeugd,
ongeveer 300 kinderen, uit te noodigen morgenmiddag zijn
circus te bezoeken, dat hier op de kermis zoovele menschen
trekt, en toen hij bovendien de oudjes uit de Prins Hendrik
stichting inviteerde, was Egmond geheel en al opgetogen.
Voorzeker, 't is een nobele daad van den heer Carré,
't Is toch algemeen bekend, dat het op dat visschersdorp
alles behalve rozengeur en maneschijn is, en wanneer nu,
zooals door deze uitnoodiging van Carré, door één zonnig
dagje weder eenige donkere dagen helder kunnen worden
gemaakt, dan bewijst men een weldaad, die niet alleen door
hen aan wien hij wordt bewezen, op hoogen prijs wordt
gesteld, maar ook door anderen ten hoogste wordt gewaardeerd.'
Volgens de „Midd. Crt." is het getal zieken onder
de militairen te Middelburg gestegen tot ruim 200.
Meer en meer wordt de oorzaak gezocht in het gebruik
van vleesch.
De generaal-majoor Timmerman, inspecteur van den
geneeskundigen dienst der landmacht, is zich van den toe
stand komen overtuigen.
In het gezin van een gehuwd korporaal, waar van het
overgebleven eten is genuttigd, komen bij vijf personen
ziek te-verschijnselen voor. Ook liet gezin van den slager
J. Leijnse, Seisstraat, leverancier van het vleesch, moet
ongesteld zijn.
Acht hospitaal-soldaten uit Breda zijn ter verster
king van het personeel om de zieken te verplegen aange
komen.
De toestand der zieken is beter; de koortsen zijn
minder hevig en de bijkomende gevallen na jl. Donderdag
morgen zeer gering. Volgens geneeskundig oordeel is de
crisis voorbij.
Te Baarn had jl. Woensdagmiddag een groot kinder
feest plaats. Te 3 uur kwam de jarige Prinses met H. M.
de Koningin op het feestterrein aan en werd door den
burgemeester, mr. De Beaufort, en het hoofd der school,
den heer Van Oostveen, ontvangen.
Namens de Baarnsche jeugd, werd aan de Prinses door
een zoontje van den burgemeester een bouquet aangeboden.
Als een niet dikwijls voorkomend geval deelt men
aan „het Vad." mede, dat zich onder de miliciens der
lichting 1884, bij de jagers in garnizoen te 's Hage, een
bevindt uit Zegwaard, die kiezer is voor de Tweede Kamer.
Hem werd jl. Donderdag door den kolonel van het
regiment een dag verlof verleend, om zijn kiezersplicht te
kunnen waarnemen.
Een nieuw soort slachtvee zijn de Drentsche lammeren,
die dit jaar ongekend laag in prijs zijn en gemakkelijk vet
geweid worden. Van' f 1.50 tot f 2 koopt men goede
lammeren, die in de omstreken van Meppel en elders vet-
geweid worden. De handel in Friesche lammeren, die
vóór dezen altijd gebruikt werden, is daardoor gedrukt.
De heer Van Aken, oud-kantonrechter te Maastricht,
heeft dit jaar voor de 72ste maal eene jacht-acte aange
vraagd. Deze kloeke jager telt thans 88 jaren.
In de bosschen bij het koninklijk lustoord „Soestdijk*
heeft gisteren een zonderling en gevaarlijk jacht-avontuur
plaats gehad. Een beer was namelijk zijn geleider, die zich
te slapen had gelegd een rondreizend Savoyaard
ontloopen. Het beest weder op te vangen scheen niet wel
mogelijk. De jagers van 's Konings domein gingen dus
gewapend er op los en schoten den gevaarlijken vluchteling
weldra neer.
Het Feest van het SOjarig bestaan der
Israëlitische kerk te Helder.
Op den 13 Eloel 5647 (8 September 1837) werd het bedehuis
der Israëlitische gemeente plechtig ingewydgisteren, den
13 Eloel 5697 (2 September 1887) werd het halve eeuwfeest van
die inwijding op plechtige wyze gevierd. Het kerkgebouw was
voor deze gelegenheid in feestdos gebracht, prijkende met schilden,
voorzien van toepasselijke inscriptiën, met groen en bloemen.
Behalve de gemeenteleden, waren tegenwoordig de Schout-bij
nacht, Directeur en Commandant der Marine, met zijn adjudant,
de Commandant van het garnizoen, eene deputatie uit het Dage-
lijksch Bestuur der gemeente en een der predikanten van de
Hervormde gemeente. De godsdienstoefening werd geopend door
een kinderkoor, dat met heldere stemmen Psalm C deed hooren.
Daarna had iets zeer indrukwekkends plaats. De HoogEerw.
heer B. S. Berensteyn, ridder in de orde van den Nederlandschen
Leeuw, Opperrabbijn in het ressort Zuidholland, te's Gravenhage,
plaatste zich vóór de ark en hield eene feestrede naar aanleiding
van het schriftwoord: „Uw leger zal heilig zyn." Met dit woord
tot richtsnoer, schetste spreker het streven van hen, die indertijd
dit bedehuis stichtten en zich in 't belang van den godsdienst
zeer veel zorgen getroosttenhij beval het tegenwoordig
levende geslacht aan, dat voorbeeld te blijven volgen. Daartoe
kon men, gebruik makende van de aanwezige hulpmiddelen
kerkgebouw en school, streven naar bevordering van deugd en
godsvrucht, vooral ook bij het opkomend geslacht.
We zeiden daareven, dat het optreden van den heer Berensteyn
indrukwekkend was. We mogen dit verzekeren, omdat genoemde
heer, 50 jaar geleden, in zijns vaders plaats, de leiding op zich
had genomen van 't inwijdingsfeest alhier; omdat hy in 1862
optrad bij het zilveren feest van 't bestaan der kerk, en nu, op
78jarigen leeftijd, nog kracht en lust betoonde, om door zyne
tegenwoordigheid en door zijn opwekkend woord de feestviering
in groote mate op te luisteren.
Het gebed voor Z. M. den Koning, het Vorstelijk Huis en
de Overheid werd op zeer indrukwekkende wijze voorgedragen
door den Eerw. heer E. Schönberg, oppervoorzanger der Nederl.
Israëlitische gemeente te Rotterdam. De Eerw. heer D.
Klein Jr., Leeraar dezer gemeente, droeg het Minoha-gebed voor,
waarna Psalm LXXXIV door den heer Schhnberg met de gemeente
werd gezongen. De heer Klein hield eene rede, waarin hij,
namens het Kerkbestuur, in gepaste bewoordingen hulde en dank
bracht aan allen, die door hunne tegenwoordigheid belangstelling
in dit kerkelijk feest wilden openbaren. Inzonderheid richtte
zich spreker tot den heer Opperrabbijn en uitte hy voor't geluk
van dien hoogen geestelijke de beste wenschen, terwijl hy hem
gelukwenschte met het voorrecht, hem dezen dag te beurt gevallen,
door na eene halve eeuw dit feest mede te vieren, Spreker