HEUERSCHE
EN IMIEUWED1EPER COURANT.
Nieuws- eu üMnfleUai ¥0«r Hollands Noorderkwartier.
1887. N° 110.
Woensdag 14 September.
Jaargang 45.
Uitgever A. A. BAKKER
Cz.
GESLAAGD.
„Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal0.90.
franco per post 1.20.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Advertentiën: Van 1—4 regels 60 cents, elke
regel moer 15 cents. Groote letter» naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
De vertrekdagen der mails naar Oost-Indië gedurende
de maand September zijn als volgt:
16 September Engelscbe mail (via Brindisi).
17 September Hollandsche mail (uit Amsterdam).
20 September Hollandsche mail (via Marseille).
23 September Fransche mail (via Marseille).
24 September Hollandsche mail (uit Rotterdam).
27 September Hollandsche mail (via Marseille).
30 September Engelsahe mail (via Brindisi).
Posteering: Hollandsche mail (uit Amsterdam) brieven
8 uur 's morgens, drukwerken vorigen avond 8.45 uur; Hol
landsche mail (uit Rotterdam) 9 uur vorigen avond; over
Marseille: brieven 4.50 uur'sav., drukwerken 2 uur 's avonds;
over Brindisi: brieven 11 uur 's morgens, drukwerken 10
uur 's morgens.
De vertrekdagen der mails naar West-Indië gedurende
de maand September zijn als volgt:
Via Southampton 20 September.
Posteering: 4.40 uur 's avonds.
Via Liverpool 15, 22 en 29 September.
Posteering: 4.50 uur 's avonds.
De verzending der brievenmalen naar Curagao, via New-
York, zal plaats hebben uit Rotterdam naar Vlissingen per
trein van 7.14 uar 's av. en wel op
28 September; 7, 21 en 28 October;
11 en 22 November; 2 en 16 December.
Binnenland.
De commissie van toezicht op het middelbaar on
derwijs te Apeldoorn heeft, naar aan het ,/U. D." gemeld
wordt, aan den Raad een adres ingediend, waarbij zij het
voorstel deed met 1 Januari a. s. te ontslaan uit zijn be
trekking dr. J. M. Smit, leeraar in de natuurkunde aan
de Koninklijke Hoogere Burgerschool aldaar, op grond dat
hij bij herhaling op verschillende plaatsen opgetreden is
als politiek agitator, en zulks door haar niet vereenigbaar
20)
Door ELISE POLKO.
Zoo leefden wij eenzaam en gelukkig voort. Alle zorgen des
levens bleven verre van mij hoe dikwijls lachte ik over het in
rimpels getrokken, ernstige gezicht myner goede tante, onzer
stil zorgende, bescheidene „huisgeest," zooals zij zich gaarne
noemde, als ik haar 's avonds in haar kamertje verraste, zittende
voor haar klein huishoudboekje, waarin zij bezig was met potlood
samen te tellen of als zy op de vingers narekende, of alles wel
sloot.
Dat mijn vader lessen, en veel lessen gaf, daaraan was ik van
kind af gewendhet was nooit anders geweest en hy was tegen
mij altyd even vroolijk. Viel het mij somtyds op, dat hij bleek
was en er vermoeid uitzag of hoestte hy, dan bekroop mij echter
steeds een hevige angst en dan was het my alsof ik de wereld
uit haar verband moest rukken, om hem in een oogenblik een
gemakkolyk leven te bezorgen. Ik kende de weg van den arbeid
niet, die hiernaar leidt. Wie had mij ook werken geleerd Mijn
arbeid was slechts geweest te veroorloven, dat men mij op de
handen droeg. Als ik dit bedacht, kwam my steeds het woord
van tante in de gedachte, dat zij honderden keeren tegen mij
gebezigd had, als ik 'b avonds, vóór het naar bed gaan, als een
vlinder om haar heen fladderde: „Kindje moet danseres worden, dat
is je aanlegdan kan je vragenwereld, wat kost gij, ik wil
je koopen!"
Zoo kwam ik er toe, om op zekeren dag heimelijk naar den
balletmeester van den schouwburg te gaan en hem blozond, met
kloppend hart, om raad te verzoeken. Hy zag my onderzoekend
aan en beloofde mij lachend, na een fantasische proef, die ik
voor hem aflegde, mij dadelyk op zijn school aan te nemen, maar
ik moest de toestemming van mijn' vader meêbrengen. Toen
viel het plan natuurlijk geheel in duigen. Papa verschrikte hevig
en ik moest hem myn woord tot pand geven, om nooit meer aan
de uitvoering van mijn plan te denken, als ik hem niet ongelukkig
wilde maken. Toen, juist op mijn zestienden verjaardag, kreeg
ik dat dwaze huwelijksaanzoek van myn ouden neef en nauwelijks
een maand daarop stierf hij niet aan een gebroken hart, zoo
als je misschien denkt, maar aan een bedorven maagik was
echter onterfd en mijn droom van rijkdom voor altijd voorbij.
Papa schikte zich zoo goed hij kon, in deze teleurstelling. „Wat
doet het er toe ik zal alleen moeten werken, zooals ik myn
geheele leven gewerkt heb," zeide hy. „Anders is het niets. Als
wy slechts gezond zyn en bij elk&ar blyven en mijn lieveling
haar gelukkig humeur behoudt, wat hebben wij dan nog meer
noodig?" Ik viel hem om den hals en beloofde hem vroolyker
te zijn dan ooit te voren en was het ook.
Maar het bleef niet zoo. De goede stille tante werd ziek;
zij moest verpleegd worden, en vond dit zelf het ergst. Tot
aan den dag van haar dood gaf zij het huishoudboek niet uit
haar handen. Toen zy het mij eindelyk overgaf, zeide zy: Tot
aan den volgenden Zondag is alles in orde; de meid weet alles
en in 't boekje komt het uit; ik moet er alleen nog de laatste
post voor fboter inschryven. Arm meisje, hoe zult gy het in
orde houden?"
Met dezen zucht op de lippen stierf zy. In dit levensboek
dat nu gesloten was, kwam alles uit en de som was trouwe
plichtsvervulling. Hoe vlytig en offervaardig het eentonige leven
dezer vrouw was geweest, werd my eerst later, veel later duide
lijk. Yoorloopig moest ik nu het zorgvuldige huismoedertje
spelen en de plaats der doode innemen, om het papa aan niets
te laten ontbreken. Hoe gemakkelijk en dankbaar scheen mij
dit werk toe! Papa had my slechts geld te geven, ik moest het
wordt geacht met zijn roeping als leeraar en nadeelig voor
den goeden naam der school en wel omdat ernstige waar
schuwing geen gewenscht gevolg heeft gehad.
De Raad heeft dit adres verzonden om rapport naar
Burgemeester en Wethouders en naar den inspecteur van
het middelbaar onderwijs.
De laatste der zes molens, die eenmaal de stille
zijde van den Overtoom te Amsterdam zulk een schilder
achtig aanzien gaven, zal weldra verdwijnen. Twee zijner
voorgangers werden door brand vernield, drie andere
gesloopt, het lot, waarin nu ook de 200jarige „Wolf" zal
deelen. De bijbehoorende grond met de opstallen is voor
bouwterrein bestemd.
Yan de 33 korenmolens, die in de eerste helft dezer
eeuw aan den zoom der stad stonden, blijven dus nog slechts
twee gespaard, namelijk de „Gooyer" aan het voormalige
Funen en de „Victor" aan de Schans over de Rozengracht.
De Minister van Oorlog brengt ter kennis van
belanghebbenden, dat tegen 18 October a. s. weder pupillen
op de Pupillenschool te Nieuwersluis zullen worden geplaatst.
Yan de alsdan openstaande plaatsen zullen er wellicht
eenige kunnen worden vervuld door zonen van niet-mili-
tairen (onder „niet-militairen* worden ook begrepen ge-
pasporteerde militairen en schepelingen), tegen betaling
eene jaarlijksche bijdrage van f 50, in het begin van ieder
kwartaal, bij vooruitbetaling, telkens voor 1/4 gedeelte,
te voldoen; de overige plaatsen worden kosteloos vervuld
door zonen van hen, die in dienst zijn bij de zee- of bij
de landmacht hier te lande of in Oost- of West-Indië,
alsmede van hen, die in dien dienst hetzij als militair,
hetzij als schepeling, gepensioneerd, gegageerd of overleden
zijn, en van hen, die als gepensioneerd of gegageerd mili
tair of schepeling overleden zijn.
Jozef Hoffmann, de jeugdige pianist, was jl. Zaterdag
namiddag aan het strand te Scheveningen druk aan het
zand scheppen. Menigeen maakte natuurlijk van de gele
genheid gebruik om 't geniale kereltje eens van nabij te zien.
besteden en opschry ven en onze meid kon goed kokenik stelde
my voor deze zaken, waaraan tante altijd al haar tyd had be
steed, veel sneller af te doen. Er moest toch tijd voor mij over
schieten om te leven zooals vroeger, om naar de mis te gaan,
veel te lezen, te borduren, papa uit zijn lessen te halen, myne
bloemen te verzorgen, met mijne vogels te spelen en vroolijk te
zijn, omdat ik papa nu geheel voor mij alleen had en het bestuur
zijner huishouding er bij. Ik kocht mij al dadelijk een aardig
sleutelmandje en een beugeltaschje, welke uitgaven zulk een
geweldige gaping in mijn kas teweeg brachten ik begrijp nu
eerst, hoe weinig zy inhield, Percy dat ik reeds twee dagen
later papa om geld moest verzoeken. Hy zag my eenigszins ver
schrikt aan, maar gaf het mij.
Sedert dien dag kwam hij 's middags een uur later thuis; hy
gaf een uur les meer en begon des avonds bij de lamp te teeke
nen, arabesken voor waaiers, geheel voor plezier, zooals hij my
verzekerde. Doch waartoe mij te verdiepen in deze smartelijke
herinneringen; genoeg, gij kunt begrypen, dat wij door mijne
onervarenheid spoedig schulden kregen, waarbij, tot overmaat van
ramp, een oogziekte van papa kwam. O, hoe dikwijls dacht ik
aan het goede, geduldige gezicht van tante; ik begreep nu haar
moeitevol en eentonig werk: het besturen van het scheepje van
ons bestaan door de golven van de dagelijksche behoeften, zonder
op de zandbank der schulden te stranden. Hoe menig heete
traan viel nu op het kleine kasboekje, om welks telkens terug-
keerende posten ik zoo dikwijls gelachen en gespot had en op
hot potlood, dat de vrij onduidelijke cyfers en woorden dag aan
dag noteerde. Hoe moeitevol was het bestuur van tante ge
weest 1 Jaar in, jaar uit had zij het zonder ophef in orde gehouden
en niemand was er haar dankbaar voor geweestWat zou ik er nu
voor gegeven hebben, de ruwe hand nog eenmaal te kunnen
kussen, my door haar te laten onderwijzen en tot haar te kunnen
zeggen„vergeef mijOndanks al de moeite, die ik inspande
en het vele geld voor ons, ten minste veel dat onder rayne
vingers verdween, had papa het veel minder goed, want wat de
meid niet bedierf, dat bedierf ik.
Ik herinnerde mij de plagerij van tante, als ik mij vroeger
eens een enkelen keer aanbood, om haar te helpen: „Ga, klein
ding je bent slechts tot prinses geboren 1"
Had zij gelijk? Was het mij werkelyk niet mogelijk huis
houden en rekenen te leeren, zooals voor onze omstandigheden
voegde? Ik verbrandde mij inderdaad slechts de vingers en
schreide mijne oogen rood, en in plaats van de vroolijke Anna
Lore, die papa zyn zonnestraaltje noemde, zag hij eiken dag
slechts een angstig, radeloos schepseltje voor zich, waarover hy
zich ongerust maakte.
Toen kwam de oogziekte van papa, die hij my lang verborgen
had gehouden, maar die hy my eindelyk openbaarde, toen hy
niet meer werken kon.
Laat ons heenstappen over deze tyden van marteling; ontel
bare malen ben ik naar bed gegaan, zonder te weten, vanwaar
ik den volgenden dag geld zou krijgen en ik heb vele dagen
beleefd dat ik sidderde bij iedere schrede op de trap, omdat het
iemand met een onbetaalde rekening kon zijn. In zulke oogen-
blikken viel ik dikwyls op de knieën en leerde, als een geloovig
kind, vol vertrouwen om hulp bidden en er kwam ook steeds
hulp, als de nood op het hoogst geklommen was; een leerling
zond achterstallig honorarium, een koopman het bedrag van afge
leverd, maar reeds lang vergeten werk en op deze wijze kon ik
papa altijd lachend verzekeren: „ik heb genoeg!" Ook onze
hospita was goed voor my, hielp mij, waar zij kon en verkocht
op mijn verzoek alle kleine versierselen, die papa my eens cadeau
had gedaan en die ik in betere tijden zoo gaarne droeg. Dagelyks
vergezelde ik papa naar een' beroemden oogarts, die ons goede
Te Callantsoog is herbenoemd tot Wethouder de heer
P. Kossen en tot ambtenaar van den Burgerlijken Stand
de heer J. Vos.
Ter vervanging van den heer C. Hoogschagen, naar
elders vertrokken, werd tot Wethouder benoemd de heer
W. Govers.
Op herhaald en dringend verzoek van het Gemeente
bestuur zal er in den postdienst eene belangrijke verbete
ring worden gebracht. Een tweede bodeloop zal 's namiddags
plaats hebben van Callantsoog naar Stolperbrug te 3.45,
zoodat er thans gelegenheid is om de te ontvangen brieven
nog denzelfden dag te kunnen beantwoorden. Ook zal na
aankomst van den bode te 5.45 eene tweede bestelling in
het dorp plaats hebben. In de Groote Keeten wordt tevens
eene brievenbus geplaatst.
In „Recht voor Allen" leest men het volgende, door
den heer Croll onderteekende bericht:
„Onze vriend Domela Nieuwenhuis gaat gedurende eenigen
tijd het land verlaten, tot herstel zijner in de Bastille
geschokte gezondheid. Wij verzoeken alzoo, ons tot nader
order als zijn gemachtigde te blijven beschouwen."
Aan de „Stemmen uit de Vrije gemeente te Grand
Rapids" (Noord-Amerika) ontleenen wij de volgende regelen
uit een artikel met het opschrift „De worsteling der vrijheid"
„Zullen wij onze burgerlijke, onze godsdienstige vrijheid
maar liever weêr prijs geven als eene rampzalige dwaling,
en de hulp van het oud gezag weêr inroepen? Doch waar
zijn de menschen aan wie wij het zouden toevertrouwen?
Het gezag is nog moeilijker te dragen dan de vrijheid en
minstens evenveel, neen veel meer nog misbruikt. Wilden
we ons daaraan onderwerpen, we zouden dan onze krachten
moeten wijden aan de wanhopige taak om de menschheid
terug te doen gaan op haar schreden en eene autoriteit
terug te roepen, die reeds lang door de historie is gevonnisd
en zichzelf heeft overleefd. Doch thans hebben wij eene
andere taak te volbrengen. Gedragen door ons geloof in
de groei- en heelkracht zijner natuur, durven wij de vrijheid
hoop gaf, welke dan ook niet teleurgesteld werd. Na een paar
maanden waren zijn oogen weder helder en gezond en eischten
nu nog slechts voorzichtigheid.
De wachtkamer van den gevierden dokter was een verzamel
plaats van patiënten uit alle oorden. De heer Heldern was
onder hen en wij leerden hem daar kennen. Hy was my niet
meer in het oog gevallen dan anderen, die ik er dagelyks zag
en somtijds sprak. Hij bracht papa echter zeer spoedig een bezoek,
herhaalde het dikwyls en vroeg eindelijk myne hand.
Op dit aanzoek verzocht ik 24 uren bedenktyd en lag den
geheelen nacht in pynlijke gedachten wakkerden anderen dag
echter zeide ik lachend tot papa„zie papa, nu zullen wij toch
naar Italië gaan meneer Heldern wil uwe Anna Lore tot zijn
vrouw nemen. Zon u werkelijk gaarne te Milaan en aan het
meer van Como wonen?"
Ik zie nog, welk een straal van vreugde zijn gelaat verhelderde
en hoor zijne stem nog angstig zeggen„maar bemin je hem
wel, mijn kind
Ik gaf hem geen antwoord op die vraag, maar verborg myn
aangezicht aan zyne borst.
Een maand later waren wij 'man en vrouw en reisden met
papa naar hier. Hy is er gelukkig geweest, volkomen gelukkig
tot aan zijn laatsten ademtocht en heeft honderden malen glim
lachend tot mij gezegd„Dit is de atmosfeer, waarin mijne Anna
Lore alleen thuis behoort
Wij gingen ook samen naar Rome; Heldern vervulde papa's
vurigste wensch. Toen dacht ik ook gelukkig te zyn en een
warm gevoel voor mijn man kwam in mij op. Maar toen, nadat
wij teruggekeerd waren en mijn vader stierf, werd het verschrikkelijk
in myn gemoed, Percy, zoo arm cn zoo leeg. Ik heb opgehouden
de zonnestraal voor iemand te zijn ik ben een nutteloos meubel
geworden, een sieraad, een aardigheid, die men slechts gekocht
heeft: Anna Lore heeft zich zelve verkocht voor het geheele,
laDge leven. Dat is de geschiedenis van je speelgenoot, Percy.
Geloof echter niet, dat ik mijn man haat," ging zy voort en zag
hem moedeloos aan, „o, neen, hy heeft nog nooit iets gedaan om
zulk een gevoel bij my op te wekken. Dikwijls wenschte ik dat
het zoo wasNiemand is schuldig dan Anna Lore zelf."
Percy's gelaat had eene uitdrukking van diep medelijden aan
genomen, de stem van Anna Lore werkte als weemoedige muziek
op zijn oor en zyn hart, maar toch vroeg hy, toen zij zweeg,
byna schroomvallig: „Maar geeft het je dan geen troost te be
denken, dat je door je huwelijk je vader gelukkig gemaakt en
van zorgen bevrijd hebt? Zou je dan niet kunnen beproeven je
man in deze herinnering lief te hebben? Kan uit dankbaarheid
dan ook geen liefde geboren worden?"
De donkere oogen der jonge vrouw schoten vlammen en Percy's
hand vattende, zeide zy:
„Ik wil alles bedenken, alles beproeven, als gy my wilt helpen,
in myne nabijheid wilt blyven! Zie, nu gij hier zijt, is het, of
alles mij liehter zal vallen. Beloof mij daarom hier te blyven,
of ten minste te Milaan en niet eerder aan terugkeeren te zullen
denken, voor ik het je toesta," drong zij bij hem aan, terwjjl
een zacht rood hare wangen kleurde. „Heb je dan geheel ver
leerd te gehoorzamen?" voegde zy er schertsend bij, toen hy met
het antwoord draalde. Zij zag er op dit oogenblik bekoorlijker
uit dan ooit en zyn hart klopte, toen hij haar de hand kuste.
„Ik zou slechts onder eene voorwaarde kunnen blyven, Anna
Lore," antwoordde hy eindelijk bedaard, „als gy my wederkcerig
wilt beloven, je man te zullen zeggen, dat wy elkaar van vroeger
kennen!"
„Waartoe?" vraagde zij met sa&mgetrokken wenkbrauwen. „Ik
zal hem vertellen, dat ik na ons gesprek van heden een vroegeren
leerling van myn vader in je teruggevonden heb, dat moetje