HELDERSCHG EK IV1EUWED1EPER COURANT. Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. 1887. N°113. Woensdag 21 September. Jaargang45. Uitgever A. A. BAKKER Cz. POSTKANTOOR HELDER. GESLAAGD. „Wij huldigen hei goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag. Abonnementsprijs per kwartaal0.90. franco per post 1.20. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Advertentiën: Van 1—4 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abounement belangrijk lager. Lijst van brieven, geadresseerd aan onbekenden, gedurende de tweede helft der maand Augustus 1887. Namen der geadresseerden. Plaatsen van bestemming. F. W. Wortman. 's Gravenliage. J. Zerkel Mej. P. S, De Ligt. Rotterdam. Wed. V. O. Spanjer. Brief kaarten LankmanAmsterdam. Wed. J. W. Hansen. Gebr. Boekwinkel Noord-Scharwoude. Brieven, verzonden geweest naar Engeland: Mej. Davidson Londen. Naar Indië: A. H. Driessen Batavia. J. Garthoff. M. F. Bouman Soerabaja. idem Sassen De vertrekdagen der mails naar Oost-Indië gedurende de maand September zijn als volgt 23 September Fransche mail (via Marseille). 24 September Hollandsche mail (uit Rotterdam"). 27 September Hollandsche mail (via Marseille). 30 September Engelsche mail (via Brindisi). Posteering: Hollandsche mail (uit Amsterdam) brieven 8 uur 's morgens, drukwerken vorigen avond 8.45 uurHol landsche mail (uit Rotterdam) 9 uur vorigen avond; over Marseille: brieven 4.50uur'sav., drukwerken 2 uur 'savonds; over Brindisi: brieven 11 uur 's morgens, drukwerken 10 uur 's morgens. 23) Door ELISE POLKO. Een straal van geluk, die haar gelaat een edele uitdrukking gaf, vloog, tcrwyl hy sprak, over haar gelaat. Zij liet sprake loos haar hoofd op zijn schouders zinken en duisterde«o, gij myn alles!» «Tante Josepha," riep een kinderstem uit het kleine hospitaal, «och, keer mij eens om, als 't u belieft, ik kan niet en zou zoo graag de maan zien!» Zij lachte haar broeder nog even toe en verdween spoedig en stil. Het was een hopelooze patiënt, die sedert weken hier was en al de kracht zijner verpleegster in beslag nam, maar Josepha's hart hing aan hem met de zeldzame liefde der vrouw, die juist dat schepsel de hoogste toewijding brengt, dat haar de meeste smart bereidt en van haar de meeste offers verlangt. Een half uur later trad de dokter binnen, om, volgens ge woonte, den kleinen patiënt te bezoeken. Hy sloot de deur on hoorbaar en naderde het bedje. Josepha zat op den rand van het lage ledekantje en hield het kind in hare armen. Het kleine, bleeke hooldje lag aan hare borst. Het matte schijnsel van een kleine lamp verlichtte de groep. De verpleegster wenkte den dokter en fluisterde: «o, dokter, hij slaapt toch eindelijk eens en hij heeft gelachen en gebabbeld en verteld, dat hij geen pyn had; ik geloof werkelijk, dat het beter met hem ia!» Hij antwoordde niet, maar boog zich diep en lang over het kindergezichtje. «Ja, het gaat werkelyk beter,» zeide hy kalm, «gij kunt hem rustig op het kussen leggen, Josepha het zal hem niet hinderen 1" Zachtjes liet zij het kind op het kussen glyden. «Ik weet wel, dat het kleine ventje nooit zal leeren loopen,» zeide zy zachtjes, zich tot den geneesheer wondende, «maar ik inoet nu eenmaal iets te verplegen hebben en iemand om voor te zorgen, en als het kleine kind daar, dat wy nu reeds twee jaar hebben, sedert myn broer het onder de wielen van een hooi wagen gehaald heeft, gezond kon vertrekken, zou het mij voor komen, of ik niets meer op de wereld te doen had.» De breede, krachtige gestalte vaü den man was voor haar blyven staan en zag met een bijzonder ernstige uitdrukking op haar neder. «Als nu echter eens een groot kind, dat in een ander opzicht hulpeloos en zeer eenzaam is, zich aan u ter ver pleging wilde geven, Josepha, om u nieuwe zorgen te brengen zoudt gij dan dezen lieveling kunnen missen De ongewoon zachte klank zyner stem beangstigde haar; half glimlachend, half verschrikt zag zij tot hem op. «Hoe moet ik dat verstaan?» kwam van hare lippen. «Mij moet gy in uwe hoede nemen, maar slechts om u ook eens op de handen te laten dragen, gelyk gij tot heden anderen op de handen hebt gedragen. Josepha, de engelen, die gy met uw vroom kinderlijk geloof hebt aangeroepen, hebben u den armen patiënt afgenomenhij is voor altyd ingeslapen. Zegen over de hand en het hart, die hem in 't stervensuur zoo zacht in slaap hebben gewiegd.» Josepha knielde in diepe ontroering naast het bedje neder en kuste de koude, kleine hand. Een stil gebed begeleidde de ver loste kinderziel naar het paradijs. Toen zij opstond en den veel jarigen vriend in het aangezicht zag, glinsterden tranen in hare oogen, maar toch speelde een glimlach van geluk om haar mond. «Hoe goed zyt gij 1» zeide zy, «de arme ontslapene had u ook zoo lief!» «En zult gij mij nooit liefhebben Het is een ernstig aanzoek, aan een sterfbed, Josepha, maar ik heb u in uwe eigenschap van barmhartige zuster leeren kennen en liefhebben. Ik heb lang te De vertrekdagen der mails naar West-Indië gedurende de maand September zijn als volgt: Via Liverpool 22 en 29 September. Posteering: 4.50 uur 's avonds. De verzending der brievenmalen naar Curat^ao, via New- York, zal plaats hebben uit Rotterdam naar Vlissingen per trein van 7.14 uur 's av. en wel op 28 September; 7, 21 en 28 October; 11 en 22 November; 2 eu 16 December. Binnenland. Naar aanleiding van de ergerlijke tooneelen, onlangs te Rotterdam en te Utrecht voorgekomen, schrijft mr. A. Ker- dijk in het «Sociaal Weekblad': «Waren wij niet uitlandig geweest, zoo zouden wij reeds in het vorig nommer uiting hebben gegeven aan ons innig leedgevoel over de zorgwekkende gebeurtenissen, die in de toen verstreken week hadden plaats gehad. Van den eenen kant de hernieuwde oorlogsverklaring, door de woordvoerders der sociaal-democraten, heftiger dan ooit, in het Amsterdamsche Volkspark onder uitbundige toejuiching hunner volgelingen tegen de bestaande maat schappelijke ordening geslingerd. Een Croll, die er zich een verwijt van maakt, «niet genoeg te hebben gehaat», en die zijn hoorders duidelijk te verstaan geeft, dat hij het in hen prijzen zal, zoo zij grijpen naar den dolk. Een Van der Stadt, die oproept tot «organisatie voor den grooten verzoendag», waarop het zal zijn «oog om oog, tand om tand', waarop «niets mag ontzien worden, noch vrouw, noch kind», en in afwachting waarvan men «elkander in haat moet oefenen, opdat de slagen met succes nederkomen op de koppen der vijanden». En Domela Nieuwenhuis, de held van den dag hij, de erkende hoofdman der partij die zulke taal goedkeurt door haar aan te hooren zonder haar te wraken, en die, zelf aan het woord komend, verklaart: «lk herneem mijn plaats in de rangen der onver- zoenl ijken j!» vergeefs rondgezien nnar een vrouw als gij zijt een vrouw, die ik noodig heb, nis ik anderen nog een poosje zoo nuttig wil zijn, als het mijn plicht is. Nog eenshet overleden kind had mij liefzoudt gij het niet kunnen leeren Blos en bleekheid wisselden elkander af op hare wangen. «Te leeren behoefde ik het niet, Frans,» antwoordde zij vast en duidelijk, «want ik heb u lief gehad, sedert ik u voor de eerste maal bij een ziekbed heb gezien, maar uw vrouw kan ik niet worden ik laat myn broeder niet alleen. Hij was myne eerste liefde,» voegde zij er, tusschen tranen lachend, bij. «Ook, als hij zelf u verlof geeft, niet?» «Hij mag dat niet doen, hij kan mij niet verstooten «Beslis thans niets, wees bedaard ik zal niet verder aandringen, ik zal wachten, Josepha «Nog iets. Zeg mijn broeder geen woord van uw wensch,» bad zij bevend. Hij mag het niet bemerken, hy zou kunnen denken Zy hield op en sloeg de oogen neder. Hij nam zwijgend hare hand en kuste deze zoo eerbiedig als die eener koningin, terwyl over zyn scherp, onfraai gelaat, over welks hoekige trekken twee verstandige, gryze oogen een vriendelijk licht wierpen, een smartelijke uitdrukking zichtbaar werd. Toen opende hij de denr van do kamer des pastoors, streek volgens zijn gewoonte door zijn eenigszins borstelig grijs haar en zeide op gedemptcn toon: «Komt gij bij Josepha? voor mij is hier niets meer te doen. De kleine heeft gelukkig zijn lijden door staan, vroeger en gemakkelijker dan ik verwacht had.» Toen de geestelijke binnentrad, vond hij zijne zuster weenend voor het bedje. Zij vloog op hem toe en wierp zich met ongewone hevigheid aan zijn borst: „O, lieve, goede broeder, als gij slechts bij mij blyft, als ik u slechts heb, dan is het leven my nooit te moeilyk!» Bij den heer Wolfram vierde men de intrede in de wereld van zyne dochter met een bal en de geheele stad was over deze gebeurtenis in opgewonden stemming. Zoo iets placht toch slechts te geschieden, als een dochter van een kostschool was teruggekeerd, maar by juffrouw Inka, die nooit het stadje verlaten had, was het een ongehoorde en scherp afgekeurde nieuwigheid. Iedereen kende haar: waartoe dus een dergelijke plechtstatige voorstelling In zulk een geval placht men sedert onheugelijke tijden met de jonge dame slechts bezoeken af te leggen, haar de nuttige voor- bereidingschool van thee- en kolfievisites te laten doorloopen en haar eindelyk meê naar het casino en naar het zeer gezochte «thé dansant» in huiskleed, zooals men de samenkomsten dezer ver- eeniging, die eens in de drie maanden plaats hadden, in het stadje noemde, te nemen. In welk hoofd deze veelbesproken nieuwigheid, deze ontrouw aan overoude, onaantastbare tradities was opgekomen, bleef voorloopig onbekendmen had echter alle lust de schuld de dochter zelf op den hals te schuiven. Zij gaf helaas nu reeds door haar doen en laten, haar wezen en manieren, genoeg gelegen heid, om zich over haar te verwonderen. Inka Wolfram gedroeg zich namelijk niet zoo, als de jonge meisjes van het stadje gewoon waren, en wat nog erger wae, zij had geene vriendinnen onder hen. Zij groette hare schoolkennisjes weliswaar vriendelyk en bleef wel eens met een van hen staan praten, als men elkaar op straat ontmoette, maar de eigenlyk gezegde omgang was, sedert Inka van schoolwas, geheel opgehouden. «Ik kan mama en papa niet alleen laten,» luidde het antwoord van het jonge meisje op iedere vraag, die daarop betrekking had, «en bovendien heb ik nog veel te leeren!» Men verwonderde zich in alle gezelschappen over zulk eene vermetele houding tegen alle gewoonten der voorname kringen. Ja wie ervaren heeft, waarover men zich in kleine stadjes al verwondert, die weet er van meê te praten. Daartegenover aan den anderen kant de woeste tooneelen te Rotterdam, op kleiner schaal te Utrecht herhaald. De gewelddaden, door de sociaal-democraten gepredikt voor de toekomst, alvast nu tegen hen gepleegd onder de daardoor onteerde leuzen van koningsgezindheid en vaderlandsliefde. Wat in Februari te Amsterdam werd aanschouwd, is thans in nog erger mate bedreven in de tweede stad des Rijks. Ook ditmaal de overheid op bedroevende wijze in gebreke blijvend haar gezag te handhaven tegenover het gepeupel, dat straffeloos zich meent te mogen vergrijpen aan der sociaal-democraten have en goed. Dat gepeupel hierdoor nog overmoediger geworden, en de burgerij, op straffe van vernieling harer woningen, dwingend de driekleur uit te steken na daden, waarover ten rouw de vlag eerder halfstok waaien moest. Wij vragen ons af, wat meer bezorgdheid wekken moet: de woorden der sociaal-democraten of de daden van wie zich hun tegenstanders noemen. En wij antwoorden: deze laatste. Bovenal, omdat die daden gepleegd blijken te kunnen worden, zonder dat het openbaar gezag naar eisch zich doet gelden. Dat de overheid bij de heerschende gisting der gemoederen een loodzware taak te vervullen heeft, kan niemand miskennen. Maar zij behoort er zich van te kwijten tot eiken prijs, met evenveel kracht als beleid. Wij denken er niet aan te gelooven, dat zulke openbaringen van anti sociaal-democratische gezindheid, als waarvan Rotterdam nu wederom getuige is geweest, haar welkom en welgevallig zijn. Doch anderen en velen gelooven het wèl. En helaas, kwalijk kan het geloochend worden, dat haar dienaren veel hebben toegelaten wat zij niet toelaten mochten. Waardoor anders kan de aldus gevoede stemming be zworen worden, dan door voortaan de orde in onze straten te handhaven tegenover allen en een iegelijk, tegen over elke verstoring, van welke zijde zij ook komen moge? Door het Gerechtshof te Leeuwarden is het arrest uitgesproken tegen J. J. P., landbouwer op Terschelling, die door de Rechtbank aldaar was vrijgesproken van diefstal Gy gaat uit men ziet u in het geheim door de vensters en openlijk door de deur na, men verwondert zich over uw uitgaan, over uw toilet, over uwe snellen of langzamen stap. Gij blijft te huis men verwondert zich en ziet, als men voorbijkomt, met een vragenden blik naar uwe vensters. Gij verlicht 's avonds de vensters uwer woonkamer, maar laat de anderen aan den voorgevel donker; men verwondert zich; gij verlicht daaren tegen alle, om zonder struikelen van de eene kamer in de andere te kunnen komen, zonder eerst licht te behoeven aan te steken en men verwondert zich nog meer. Gij leeft eenzaam en afge zonderd en wiidt u alleen aan uwen arbeid of aan uwe familie men verwondert zichgy bezoekt gezelschappen en geeft partijtjes, die misschien een uur vroeger of later beginnen en eindigen als de traditioneele feestjes, die men in het stadje viert en men verwondert zich. Gij laat uwe tapijten 's avonds uit kloppen in plaats van 's morgens en men verwondert zichop uw tafel verschijnt misschien een gerecht meer of do gerechten worden in andere volgorde gepresenteerd als op de tafel van madame tout-le-monde en men verwondert zieh. Gij koopt uw wintervoorraad in November, in plaats van op 31 October men verwondert zich gij versiert de muren uwer kamers met gravures en photografiën, men verwondert zich of wel met gipsafgietsels of beeldjes en men verwondert zich nog meer. Gy houdt één dienstmeidmen verwondert zich, dat gij met een enkel meisje uw huis in orde kunt houden en be twijfelt dit natuurlyk sterkgij houdt twee dienstboden en men verwondert er zich hoofdschuddend over, dat gij werk genoeg voor hen hebt en geld voor zulke uitgaven van weelde. Gij zingt of speeltmen verwondert zich dat gij tijd hebt deze nuttelooze kunsten te beoefenen gij zijt niet muziekaal en men verwondert zich, dat gij zoo geheel zonder talenten zyt. Waarover men zich echter steeds en overal het meest verwondert, is, dat gij de kleine stad, waar gy leven moet, niet de voorkeur geeft boven alle steden der aarde, dat gy niet dagelyks op de knieën den hemel dankt, dat hij u in zulk een haven van aardsche gelukzaligheid liet binnenloopen, en dat gij nog iets anders wenscben, hopen en verlangen kunt, dan wat zij u kan schenken en wat aan zoo velen geheel voldoende voorkomt. O, wat is het gelukkig in een atmosfeer te ademen, waar men zich slechts over zichzelven behoeft te verwonderen 1 Over Inka Wolfram verwonderde men zich op dezen gedenk- waardigen feestavond zeer sterk en met volle recht. Ten eersten danste zij veel meer met studenten dan met zonen van koop lieden en haar vader was toch koopman; ten tweede droeg zij slechts eenige rozen in het haar en haar kleed was met roze- roode linten versierd, tefwijl iedere jonge dame, die haar in trede in de wereld deed, geheel in het wit gekleed behoorde te zyn en kunstbloemen moest dragen. Ook had niemand ooit vroeger bij zulk een gelegenheid een bouquet in de hand gehad, zooals Inkadat scheen uitdagend Verder had sedert onheuge lijke tijden geen jonge dame zich de weelde van schoenen van wit atlas veroorloofd. Was dan de duivel der hoogmoed gevaren in dat anders zoo eenvoudige echtpaar Wolfram, omdat hun eenig kind den jongen baron von Tellheim zou trouwen, die men voor dit feest verwachtte Men had hem het reisgeld natuurlijk toege zonden, fluisterde men elkaar in de ooren. Indien de jonge Miro echter, zooals de geheele stad meende te weten, binnen kort al muziekdirecteur aan het hof werd, dan rechtvaardigde dit nog volstrekt niet een dergelijk optreden van Inka. Het verwekte eenige geruststelling, mevrouw Wolfram ten minste in haar gewoon zwart staatsiekleed te zien, met haar ouderwetsche broche met brillanten van haar grootmoeder, vele ringen aan de vingers en de muts met gewerkte wit zyden linten op. Van de moeder zou het dqa wel niet uitgaan. Ook de heer Wolfram onderscheidde

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1887 | | pagina 1