In de Rijkspostspaarbank is gedurende de maand Sept. 11. ingelegd f 567,871.70£ en terugbetaald f 434,367.34. Het gezamenlijk tegoed bedroeg op ultimo September f 10,479,304.024. Het bericht, dat het Rijk alle Zuiderzeehavens zal gaan onderhouden, berust, volgens de „Zw.'Crt.*, op een misverstand. Men schrijft ons uit Anna Paulowna, dd. 30 Oct. jl.: „Gisterenavond is alhier het meergemelde plan tot op richting eener Kiesvereeniging ten uitvoer gebracht. Tot dat einde werd eene vergadering gehouden in „Veerburg", welke geleid werd door den heer Van den Berg. Behalve het stellen van candidaten voor gemeente- of polderbestuur, enz., heeft zij ten doel het houden van bijeenkomsten tot bespreken van publieke belangen. Tot leden worden ook toegelaten met-kiezers, welke in de vergaderingen eene raadgevende stem hebben. De contributie is bepaald op 50 cents 's jaars. Staande de vergadering traden 23 kiezers als lid toe. Als bestuursleden werden gekozen de heeren M. D. Van den Berg, R. Kaan Az., L. Metselaar, D. Kaan Dz. en G. H. Geerligs, welke uit hun midden achtereenvolgens tot Voorzitter, Secretaris en Penningmeester benoemden de heeren Van den Berg, Metselaar en D. Kaan Dz. Ten slotte zij nog gemeld, dat de jonggeboren Vereeni- ging den naam heeft gekregen van: Algemeen belang Men schrijft ons uit Schagen, dd. 1 dezer: „Bij het onweder, dat zich gisterenavond boven deze gemeente ontlastte, trof de bliksem een boerenwoning, bewoond door den eigenaar, den landman K. Mooij, en staande aan den weg, genaamd „de Lasschoten" alhier. Het perceel, dat oogenblikkelijk in volle vlam stond, verbrandde geheel; van den inboedel werd weinig, van de in het perceel ge borgen granen en hooi zoo goed als niets gered. Naar ik verneem, zijn woning en inboedel laag, granen en hooi in het geheel niet verzekerd. Persoonlijke ongelukken hadden niet plaats. Daar het huis op verren afstand van andere gebouwen verwijderd stond, bleef, daar er weinig wind was, de brand daartoe beperkt." Z. M. de Koning beëedigde jl. Zaterdag het lid der Eerste Kamer voor Noordholland, de heer C. Donker. De heer Conrad, te Haarlem, hoofdingenieur van den Waterstaat, is als Voorzitter gekozen van de voorloopige commissie tot behartiging van de belangen der Nederlandsche inzenders op de Wereldtentoonstelling te Parijs in 1889. De boerderij Pondok Ras va", aan den Bennebroeker- weg te Haarlemmermeer, groot 59.92.70 hectaren, is den 27 dezer voor f 56,100 verkocht aan den heer J. J. Van Loon, burgemeester van Steenbergen. De Locomotief" ontving van Soerabaja, dd. 21 Sep tember 11., de volgende twee telegrammen, welke van een op de reede aldaar plaatsgegrepen ongeluk eene eenigszins uiteenloopende lezing geven. Eerste telegram. De stoomboot „Brantas" keerde gisterenavond met zeven „djangolans" op sleeptouw van Bangkalan terug, waarin vele dames en heeren waren ge zeten, die deel hadden genomen aan een huwelijksfeest van een der inlandsche grooten, waarvoor te Soerabaja vele invitaties waren gedaan. Een der „djangolans" werd, dicht bij de reede, door bet Chineesche stoomschip „Bandjer- massing" overstoomd. Tengevolge van dit onheil worden vermist de dames Schoutendorp en Van der Chijs, de adjudant van den afdeelings-commandant, den lsten luite nant Engelman, de houtvester De Jong en twee zeeofficieren. Tweede telegram. Eene militaire prauw, gesleept door het bootje „Bromo", komende van Kamal en waarin zich de gasten bevonden, die van het feest te Bangkalan naar Soerabaja terugkeerden, werd gisteren avond, omstreeks 7 ure, door de „Bandjermassing", die naar Bandjermassing vertrok, middendoor gevaren. Vijf passagiers en twee in landers verdronken. De luitenant Engelman, de houtvester De Jong, mejuffr. Van der Chijs, de luitenant ter zee Groen en de jongejuffrouw Schoutendorp worden vermist. Te Midsland, op Terschelling, is eene afdeeling van de Hollandsche Maatschappij van Landbouw gesticht. Zij telt reeds 30 leden. De beer M., emeritus-predikant, vroeger te Haarlem, thans te Amsterdam woonachtig, is, toen hij wilde uitwijken voor eenige werklieden van de glazenwasscherij, die met Ik zou de zaak liever geheim gehouden hebben, maar de heer Grace stond er op. Dus beloofde ik gehoorzaamheid. Ik bracht dien avond en den daaropvolgenden morgen in gewetens wroeging, dankbaarheid en beloften van beterschap door. In den namiddag van den volgenden dag, overhandigde Grace mij een verzegeld enveloppe, waarin de prijs van mijn dwaasheid vervat was. Ik ijlde naar huis om het geld weg te sluiten. Tegen den avond zou ik naar de „Juventa" gaan en den man met het manke been mijn schuld betalen. Ik dineerde met matigen eetlust. Daar ik geen belofte gedaan had om de club te verlaten, maar alleen om niet meer te spelen, gebruikte ik mijn middagmaal in de „Juventa". Tot myn ergernis dineerde Chesham daar ook. Ik had niet verwacht hem zoo spoedig terug te zien en het speet mij dat ik het geld niet had medegenomen. Maar ik had het achter slot gehouden, daar ik zulk een groote som niet gaarne langer bij mij droeg dan noo- dig was. Chesham keek mij, naar ik my verbeeldde, nieuwsgierig en angstig aan. Misschien maakte hy zich bezorgd, dat hij het geld niet krijgen zou. Want het was een groote som voor een jong- mensch. Ëij gevolg stapte ik naar hem toe. z/Zijt ge heden avond tegen tien uur hier, kapitein?" vroeg ik. „Als gij het verlangt, zal ik komen, maar ik heb eigenlijk een andere afspraak." „Ik heb het geld voor u in mijn huis." De kapitein boog.. „Ik zal het, zoodra ik gedineerd heb, halen," vervolgde ik, „tenzij gij in mijn buurt mocht komen. Dan zoudt gij het in mijn woning in ontvangst kunnen nemen." „Gij woont in Albemarle-street, niet waar?" Ik knikte toestemmend. „Ik moet in die buurt wezen. Als u dit moeite bespaart, zal ik wel even bij u aanwippen." „Wy kunnen samen gaan, als gij gedaan hebt met dineeren," zeide ik, naar miju eigen tafeltje terugkeerende. Daar het diner van Chesham veel weelderiger was dan het mijne, bleef ik in de rookkamer op hem zitten wachten. Tegen acht nur kwam hij naar mij toe strompelen. Ik stond op en wij gingen samen de deur uit. „Bestel een vigilant," zeide hij tot den portier. „Dat ellendige been kost mij een kapitaal aan rijtnigen." Hij was op dezen korten rit naar mijn kamers uiterst minzaam hij verklaarde te hopen dat ik revanche zou nemen en allerlei moois meer. Ongetwijfeld verheugde het hem te bemerken, dat ik van plan was de som te betalen en op die wyze aan de zaak een einde wenschte te maken. Ik ging hem voor naar mijn appartementen en hij strompelde hun ladderwagens aan kwamen rijden, aan deKeizersgraclit bij de Reestraat te water gevallen. Eenige oogenblikken nadat bij uit bet water was gebaald gaf hij den geest, blij bereikte den leeftijd van 83 jaren. Men schrijft uit Nijmegen aan „De Tijd" „De zomer is voorbij, en na liem i3 de herfst aangebroken met koude, regenachtige dagen. Tot hen, die met weemoed aan dc zonnige zomerdagen terugdenken, behooren voorzeker niet dc vijf of zes gestalten, die des morgen vóór dag en dauw dc straten onzer stad uit- en het veld intrekken. Het zijn dc bij alle Nijmegenaars welbekende vogelvangers of „vogelpeuters", voor wie, met herfst en winter, ook bet jachtseizoen is aangebroken. Het gelaat door armoede of drank ingevallen, met havelooze kleeding en dito schoeisel, ongekamde baren en baard, schrijden zy daar voort, beladen met kooien, waarin zich de lokvogels bevinden, die straks onbewust zoo menigen natuurgenoot door hun gefluit uit den hooge op de aarde zullen doen nederdalen, om aldaar eene wisse prooi te worden van den bardvochtigen vogelaar. Zij zijn op een stuk grond gekomen, dat bun voor de vangst geschikt voorkomj;, bij voorkeur een stuk weide of braak liggend akkerland. De netten worden uitgespreid, de lokvogels gezet, en weldra noodigt de op de hurken zittende vogelaar, met de hand aan het net, met bedriegelijk nagebootst vogelgefluit, de lieve haag- en boschbewoners uit, de vrije natuur met een ge vangenis te verwisselen. Helaas, vele geven aan die lokstem gehoorvele, die in de lente- en zomermaanden beemd en veld opluisterden met hun lieflijk gezang en gekweel en ons zoo menig maal op onze wandelingen deden stilstaan en met welgevallen de oogen deden richten op boom en struik, waaruit de kleine zanger zijne melodieën ten hemel zond. ZietDaar heeft zich weder een vogel laten verschalken en is in de mazen van het net geraakt. Vlug springt zijn belager uit zijn zittende houding op en gaat zien welk buitenkansje hem in den waren zin des woords is toegevlogen. Maar wat betrekt eensklaps zijn gelaatOch, het is slechts eene zoogenaamde pop (wijfjesvogel), die in het net zit en niets waard is. Onverschillig tot welke vogelsoort deze behoort, vink, leeuwerik, maurik, seis, putter, enz., steeds wordt zij door den vogelaar met minachting beschouwdeen draai aan het halsje, een worp in eenen zak, en het beestjo is den vogelenhemel ingegaan. Anders is het evenwel, wanneer een maDnetjes-vogcl van een der genoemde soorten is gevangen. Dan neemt de vogelvanger hem voorzichtig uit het net, beziet hem een oogenblik met wel gevallen, blaast even tusschen zyne veertjes en plaatst hem dan in eene ledige kooi, om straks het getal zijner lotgenooten, die reeds in de groote kooien teft huize van den vogelmclker aanwezig zijn, met één te vermeerderen. Alles is van des vogelaars gading onverschillig of de vogels tot de soorten behooren, die volgens de wet gevangen of niet gevangen mogen worden. Heeft hij eenen vogel gevangen, die tot een der verboden soorten behoort, dan wordt deze fluks in een verborgen hoekje, gewoonlijk achter eene haag of eene droge sloot, in een kooi geplaatst, om aldus de aandacht van den bosch- of veldwachter, die het in zijn hoofd mocht krijgen het „zooitje" eens na te zien, te ontsnappen. De ergsten zyn evenwel dilettantvogclaars. Tot deze klasse van lieden behooren meestal renteniertjes, onderofficieren der infanterie en andere lieden, die weinig omhanden hebben. Dezen vangen alles op, draaien alles den hals om en eten alles op wat van vogels in hunne netten komt. Zoodoende wordt in de laatste jaren onder de rijke Nijraeegsche vogelwereld eene bloedige slachting aangericht, die niet anders kan uitloopen dan op totalen ondergang der vogels. Ongerekend nog de schade, daardoor, aan land- en tuinbouw toegebracht, wijl de meeste tweevoetertjes toch duizenden schadelijke insecten per dag verorberen, worden onze schoone omstreken ook nog van een gedeelte van hunne eigenaardigheid beroofd. En welke Nijmege- naar kan zich bijv. den Heesohen of Ubbcrgschen weg zonder gevleugelde zangers denken Het schijnt dat de vogelwet niets om het lijf heeft. Immers, de vogelvangers gaan ongestoord en zeer openbaar met hun bedrijf voort en vangen aldus duizenden vogels, die of voor eenige centen per stuk aan de poeliers worden verkocht, of te eigen gebruike in het huishouden verorberd worden een vogelvanger van beroep heeft soms ook een fijnen smaak óf tot kamervogcls worden opgeleid. De meeste mannetjes-vinken worden wreedaardig van het licht beroofd, door met eene gloeiende naald langs hunne oogen te strijken, omdat zij, blind zijnde, beter zingen. Hoewel de vogeh brutaalweg voor de ramen der vogelmelkeis worden gehangen, hoort men toch alhier zelden van een gestraften ontduiker der vogelwet gewagen. Het naburige Pruisen geeft ons, wat de toe passing der vogelwet betreft, een goed voorbeeld. Verleden jaar werden daar nog twee Nijmeegsche vogelvangers, die op Pruisisch grondgebied betrapt werden op het vangen van bij de wet ver boden vogels, zonder vorm van proces achter slot en grendel gebracht, wijl zij vreemdelingen waren eenige dagen in preven- met zijn stijf been achter my de trap op. Toen ik de deur mijner zitkamer opendeed, kwam de geur van fijnen tabak mij tegen en zag ik dat Valentijn Estmere zich wclbehagelijk in mijn gemakkelijkstcn stoel had neergevleid. Chesham bleef op den drempel staan, toen hij zag dat er bezoek was. Ik trad naar Estmere toe en gaf hem do hand. „Gij hebt visite bij u," zeide Valentijn, een zydelingschen blik op Asmodée werpende. „Zal ik heengaan?" „Zeker niet," antwoordde ik. „Lord Chesham zal mij niet lang ophouden." Daarop keerde Valentijn ons den rug toe en begon met groote belangstelling, de aan den muur hangende etsen in oogenschouw te nemen. Chesham, die in een stoel was neergevallen, wierp alles behalve vriendelijke blikken op dezen breeden rug. Ik ontsloot de secretaire en gaf Chesham het verzegelde enve loppe. Hij stak het, met een onverschilligheid alsof het een pakje stalen zonder waarde was, in den zak. Daarop vroeg ik hem, meer uit beleefdheid, dan omdat ik hem bij mij verlangde te houden, of hij ook een glas sherry zou gebruiken. Tot mijn verbazing nam hij dat aanbod aan. Ik haalde de sherry voor den dag, benevens een paar glazen. Chesham liet zijn gevuld glas onaangeroerd op de tafel staan en maakte een paar alledaagsche opmerkingen over een en ander. Intusschen wandelde Valentyn nog steeds, al rookende, van de eene schilderij naar de andere, terwijl hij voorbedachtelijk zijn gelaat van den kapitein had afgewend. Blijkbaar scheen bij hem met opzet te vermijden: Chesham's staalblauwe oogen glinsterden en zijn lippen plooiden zich tot een wreeden lach. „Mijnheer Estmere," zeide hij, met zijn metalen stem, „u schynt mij niet te kennen?" Valentijn keek terstond om. Er was een uitdrukking op zyn gelaat, die ik daar nooit gezien had. „O jawel, kapitein Chesham," zeide hij kalm, „ik ken u door en door." De lach van Asmodée werd nog wreeder, maar hij deed alsof hij de beteekenis van Valentijn's laatste en met nadruk uitge sproken woorden, niet verstaan bad. „Waarom spreekt gij dan niet tegen mij?" „Spreken wij ooit tegen elkander?" vroeg Valentyn. „Neen, dat doen wij niet," zeide Chesham opstaande en op zijn stok steunende, dien hij, zooals ik bemerkte, op straat bij zich had. „Doch aangezien uwe moeder en ik neef en nicht zijn, heb ik recht te eischen dat gy die bloedverwantschap erkent." Valentijn zag hem met onbeschrijfelijke verachting aan. „Wees zoo goed den naam van Lady Estmere buiten gesprek te laten," zeide hy. „Dat zij een verre bloedverwant ia van tieve hechtenis gehouden en later tot eenige dagen gevangenisstraf veroordeeld. Wij gclooven dan ook, uit naam van velen tot de Nyineegaehe en andere autoriteiten het verzoek tc mogen richten, scherper dan tot nu toe het geval was te doen toezien op de ontduiking der vogelwet. Wij raden dien heeren aan, eens de poeliers- of vogelwinkels met een bezoek te vereeren. Zij zullen daar hondo.rden ongeplukte doode vogels zien liggen, bestemd voor lekkerbekken of voor dameshoeden, of tientallen zangertjes in kooien zien opge sloten, die volgens de wet in het geheel niet van hunne vrijheid mogen worden beroofd. Eu gij, landbouwers, ondersteunt ons met al uwe krachten jaagt de „vogelpeuters" van uwe gronden en staat niet, zooals maar al te vaak gebeurt, met lachend gezicht de verdelging van het vogelenheir aan te zien. Bedenkt, dat één vogeltje uwe akkers jaarlijks van honderden schadelijke insecten bevrijdt." De Graaf van Parijs is jl. Zaterdagvoormiddag met zijn gevolg van Dordrecht per spoor naar Vlissingen ver trokken, om van daar per dagmail zijn reis naar Engeland voort te zetten. Volgens de „Celebes-Courant" liep te Makassar het gerucht, dat het Marine-eskader spoedig van daar naar Batavia zou gaan, oin in vereeniging met andere schepen, ook die nog uit Holland worden verwacht, onder bevel van den Vice-admiraal een bezoek te brengen aan Singapore en wel om de beleefdheid te reciproceren van Engeland, dat onlangs een eskader naar Batavia zond. Buitenland. De Hertogin van Connaught is jl. Donderdag met haar drie kinderen naar Indië vertrokken, waar haar gemaal, Victoria's derde zoon, een legerkorps commandeert. Victoria zelf heeft zich ernstig tegen dit vertrek verzet, omdat zij slechte gevolgen vreest van den invloed van het Indische klimaat op de gezondheid harer kleinkinderen, doch de Hertogin, een dochter van wijlen Prins Carl van Pruisen, heeft haar zin doorgezet, omdat zij tegen de scheiding van haar drietal te zeer opzag. Naar men uit Brunswijk meldt, is het Hongaarsche paard „Kisber", de overwinnaar bij de Derbysche wedrennen en bij den loop om den „grand prix" te Parijs, voor 50,000 Oostenrijksche guldens voor de hoofdstoeterij te Harzburg aangekocht. Benoemingen, enz. Bij Koninklijk Besluit is de heer J. M. Billroth, veearts te Hoorn, voor den tijd van drie jaren benoemd tot plaatsvervanger van den districts-veearts, wien Haarlem als standplaats is aangewezen. De surnumerair der directe belastingen, invoerrechten en accijnsen \V. G. Amons is, met ingang van 1 November, verplaatst van Rotterdam naar Amsterdam. De luitenant ter zee 1ste klasse P. A. R. Hennequin, gedetacheerd bij den torpedodienst alhier, wordt met den 16 November a. s. op non-activiteit gesteld. Bij het Marine-Departement in Nederl.-Oost-Indië is de lichtopzichter der 3de klasse J. A. Van Viegen bevorderd tot de 2de klasse en geplaatst te Batavia. De gouden medaille voor 36jarigen dienst met gratificatie van f 50 is uitgereikt aan den lsten schrijver der Marine J. Woerlee, gedetacheerd bij de verificatie van zee-instru menten te Leiden. Visclibe richt. Gedurende de afgeloopen week ging het den visschers over het algemeen weêr alles behalve voordeelig. Onvast, stormachtig weêr belette hun meermalen hn'n bedrijf uit te oefenen, evenals zulks de beide voorgaande weken het geval was. Vooral voor de korders waren er weinig zaken te maken; de vangst van tong, schol en tarbot was dan ook buitengewoon schraal, waardoor deze vischsoorten ter afslag hooge prijzen opbrachten. De beugers ging het wel eenigszins beter; hoofdzakelijk was dit echter een gevolg van de zeer hooge marktprijzen, minder van een buiten gewoon voordeelige vangst. Rog werd vrij wat aangevoerd. De haringvangst was niet ruim, zelfs nog zuiniger dan de voorgaande week. Gisteren is van de groote Noordzeevisscherij de eerste sloep aangekomende „Presto II", schipper Zwartveld, met 270U schelvisschen, die ter afslag gretige koopers vonden. Er werden aangevoerd 4900 schelvisschen, 1470 uwe familie, is mij bekend, maar ik behoud mij het recht voor dit te ignoreeren." Asmodée trad een paar schreden dichter naar Valentijn toe en zijn gelaat was ver van innemend, toen het naar dat van den jongen man gekeerd werd. Hij sprak met wreede duidelijkheid, zoodat elk woord mijn oor moest bereiken. „Er kunnen nog wel andere betrekkingen zyn tusschen u en mij, mijnheer Estmere; nauwer relatiën, die anderen niet zullen ignoreeren. Valentijn zag hem weder met denzelfden diep verachtelijken blik aan en zeide: „Ik weet niet wat gij bedoelt, kapitein Chesham." „Indien gij te eeniger tyd Sir Laurence Estmere mocht ont moeten en hem vader noemt, zal hy u waarschijnlijk mededeelen, dat hij geen aanspraak maakt op dien liefelijken naam, omdat hij behoort aan een man die Chesham heet." „Dat is een leugen!" zeide Valentijn. Zijn stem was dof,maar terwijl hij de woorden uitsprak, hief hij ziju rechterarm op en Chesham viel, duizelig en bloedend tegen het middenpaneel van mijn bonheur du jour, terwijl hij in zijn val minstens voor twintig pond waarde aan oud porselein met zich naar den grond sleepte. Ik was zoo verbijsterd over dit tooneel, dat ik een paar minuten als aan den grond vastgenageld bleef staan. „Neem den kerel van den grond op," zeide Valentijn. Ik nam hem op, zette hem op een stoel en wachtte af wat er verder zou gebeuren. Hij had zich niet ernstig bezeerd en kwam binnen enkele minuten weder bij. Het eerste wat hij deed, was naar zijn vestzak te voelen, om zich te vergewissen of het enve loppe er nog veilig in zat. Toen nam hij zijn hoed openmaakte zich gereed om heen te gaan. „Het spijt mij, dat dit op mijn kamer heeft plaats gehad, mijn heer Chesham," zeide ik. Hij deed alsof hij deze opmerking niet hoorde. By de deur keerde hij zich om en zeide tot Valentijn: „Tien jaar geledon zou ik u voor dien slag als een hond dood geschoten hebben. Maar ik zal wel andere wraakmiddelen vinden!" „Die ellendeling!" zeide Estmere, toen Asmodée de trap afstrom- pelde. „Die ellendelingAla gij begrepen hebt wat hij bedoelde, Philip, weet gij, die myn moeder kent, hoe afschuwelijk hij liegt en lastert. Mijn moeder, de reinste, heiligste ja, misschien de hoogmoedigste vrouw die er bestaat! De beschuldiging is te belachelijk om van te spreken!" Ik kon niet anders doen dan hem dit toestemmen, ofschoon mijn onbekendheid met Zijn familiezaken my belette, my sterker uit te laten. Uit Chesham's laaghartige aantygingen had ik opgemaakt, dat de echtgenoot van Lady Estmere nog leefde, maar dat zy gescheiden waren. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1887 | | pagina 2