„Onze richting wil het leven des geloofs door het volle
licht der wetenschap laten beschijnen, en indien zij ooit
daaraan ontrouw wordt, miskent zij hare roeping. Maar
zijn wij er ons wel altijd van bewust, dat er dingen zijn,
voor geen ontleding vatbaardat er is, wat wij nog niet
weten wegens onze niet ver genoeg gevorderde kennis,
maar dat er ook is wat wij nooit zullen weten, omdat het
niet behoort tot het gebied, waar het verstand naspeurt of
ontleedt Zoudt gij het niet afschuwelijk vinden, als iemand
u wilde verklaren, wat het is dat u tegenstraalt uit de
helder blauwe oogen van uw kind? Wat het is, dat u aan
uw vriend verbindt met een band, door de jaren nooit ver
zwakt wat de macht is der persoonlijkheid bij de lieroër
van ons geslacht? Dit afschuwelijke is nu en dan beproefd.
Een beroemd geschiedschrijver heeft het akelig moderne
woord gesproken „Hetgeen de baanbrekende geesten hebben
voortgebracht, daartoe zouden wij ook zonder hen gekomen
zijn, alleen maar wat langzamer.' Som op al wat heeft
meegewerkt om die uitnemenden te maken tot wat zij zijn
geworden; stel in het licht, hoe zij in sommige opzichten
kinderen zijn gebleven van hun tijd maar poog niet te
ontraadselen, wat immer geheimenis blijft. Dan pas ge
niet uw ziel, wat zeg ik uw historische zin, uw waarheids
zin vindt zich dan eerst bevredigd, als gij opziet tot hun
majesteit, als gij dankbaar en eerbiedig u buigt voor hun
zedelijk gezag.
Ons weten komt ons geloof ten goedesteunt het, rei
nigt het van onzuivere bestanddeelen, maakt scheiding
tusschen het tijdelijke en onvergankelijke en zorgt aldus,
dat het zout niet smakeloos worde. Maar de innigste kern
onzer religie, onzer persoonlijkheid immers, is voor ver
standelijke ontleding niet vatbaar. In geen enkel oogenblik
zijns levens is de mensch een blad wit papier gelijk. Geen
enkel wetenschappelijk onderzoek op niet één gebied ging
ooit van twijfelzucht uit. Niemand zoekt ooit naar een
overtuiging, maar men tracht de overtuiging, die zich
waarlijk niet willekeurig aan ons opdrong, door het onder
zoek denkend te vertolken, te bevestigen zoo mogelijk.
Geen beoefenaar der natuurwetenschap zet zich aan den
arbeid met de gedachte, dat hij ook weieens geen orde
in de natuur zou kunnen vinden. Wetenschappelijke bezie
ling is slechts een andere naam voor geloof. Hoe meer
nu het voorwerp van ons onderzoek ons innerlijk leven
raakt, des te meer wordt dit onderzoek door ons geloof
gedragen. De mineralogie is niet meer wetenschappelijk
dan de wetenschap van den godsdienst, omdat boven dit
laatste heiligdom geschreven staat het Godswoord tot Pascal
Gij zoudt mij niet zoeken, indien ge mij niet gevonden
hadt. En dit andere woordDe eerste plicht is, nooit te
twijfelen aan den plicht.'
Tweede Kamer. Uit het voorloopig verslag over
de Marine-begrooting blijkt, dat men het oogenblik onge
schikt achtte om tot een nieuwen aanbouw van oorlogs
schepen te besluiten. Men gaf den Minister in bedenking,
den eersten termijn voor een oorlogsschip te schrappen.
Ook de Commissie van rapporteurs sloot zich bij dit ver
zoek aan.
Jl. Dinsdag viel den heer Schut, onderwijzer aan de
school voor onvermogenden te Alkmaar, het zeldzame
voorrecht ten deel, zijn öOjarigen dienst als onderwijzer te
gedenken. Van de gemeente, van de Nuts-afdeeling, van
de plaatselijke commissie van toezicht, van zijn collega's,
van de schoolkinderen, kortom: van allen ontving de
waardige man de onbubbelzinnigste bewijzen van hoog
achting en genegenheid. Door den arrondissements-school-
opziener, den heer J. Nuhout van der Veen, en namens
het Nut door den heer ds. Oort werd hij op hartelijke
wijze met dezen heugelijken dag gelukgewenscht.
Het bericht, clat de vervolging tegen den bekenden
Methöfen den schrijver van het artikel in „Recht voor
Allen', getiteld: „Domela Nieuwenhuis en Jeanne Lorette'
zou gestaakt zijn, kan het „Dagblad' ten stelligste tegen
spreken. Het O. M. is integendeel in hooger beroep ge
komen van het vonnis in raadkamer gewezen en waarbij
rechtsingang tegen Methöfen geweigerd was.
Evenals belanghebbenden te Wieringen zich hij
request tot de Regeering hebben gewend, met het verzoek
om de wierwaarden en oestergronden in de Zuiderzee
haar zou terugzien en haar met een rein geweten in de lieve
oprechte oogen zou kijken en uit die oogen het lot zou lezen dat
mij wachtte.
Valentijn keerde den volgenden morgen naar Bournemouth
terug. Heel zelfzuchtig verzocht ik hem zijn vertrek niet uit te
stellen. Lachend stapte hij den trein in, na mij nogmaals beloofd
te hebben, dat hij mij bericht zou zenden zoodra de zaak in orde
was. Na zijn vertrek werd ik nog onrustiger dan toen hij by
mij was. Daar ik dien dag nog geen telegram kon verwachten,
moest ik op de een of andere wijze den tijd dooden. Toen her
innerde ik mij de aan Grace gedane belofte, dat ik Lord Roth-
well met mijn dwaasheid zou bekend maken. Ik zou geld gegeven
hebbeD, als ik die belofte had kunnen herroepen, maar aangezien
dit onmogelijk was, achtte ik het verstandig, mij zoo spoedig
mogelijk van dezen onaangenamen plicht te kwijten en ging ik
tegen den middag den beroemden reiziger opzoeken.
Hij was nog altijd in het hótel „Long" en scheen van plan
daar voorloopig te blijven. Het was hem veel te lastig, ver
klaarde hij, een huis of kamers te huren en daarom had hij een
lange, smalle slaapkamer genomen, die van al de meubelen, welke
zij oorspronkelijk had bezeten, wa3 ontruimd en waar hij het
boek zat te schryven, waarnaar de uitgever zijner reisverhalen
reeds verlangend uitzag. Op deze geïmproviseerde studeerkamer
werden slechts enkele personen toegelaten, waaronder Valentijn
en ik.
Ik ging de trap op, klopte aan de deur en hoorde de zware
stem van Lord Rothwell „binnen" roepen. Hij zat druk te werken
en noch zijn kleeding, noch de omgeving, zouden ooit hebben
doen vermoeden, dat men zich in de tegenwoordigheid van een
aanzienlijk Britsch edelman bevond.
Het meubilair der kamer bestond uit een paar stevige stoelen,
met houten zittingen, een paar kistjes sigaren, een groote tabaks
doos, verscheidene pijpen en twee planken tafels, zoo reusachtig
groot, dat ik niet begreep hoe zy de trap op gedragen waren.
Deze beide tafels waren, met uitzondering van een kleine ruimte
waaraan hij zat te schrijven, bedekt met kaarten, boeken, papieren
en schetsen. Vóór hem lag een open boek met aantcekeningen
en een stapel gelinieerd papier, en aan zijn linkerzijde was het
tapijt bestrooid met vellen beschreven papier, daar hij elke vol
tooide bladzijde op den grond wierp en de bladen later schikte
en aan elkander reeg.
Het toilet van den edelen schrijver was, op zijn minst genomen,
zonderling, daar het, voor zoover het oog reikte, bestond uit een
pantalon, een flanellen hemd, een kaal, versleten, fluweelen jacht
buis, sokken en pantoffels. Het eenige wat aan hem als sieraad
kon beschouwd worden, was een korte pyp. Hy knikte toen ik
binnenkwam.
voortaan niet meer te verpachten, zullen ook de Texelsche
visscliers doen. Reeds heeft de onlangs opgerichte Vis-
scliersbond in dien geest een verzoekschrift ingediend.
't Is zeer te hopen, dat de Regeering het alleszins billijk
verzoek der arme visscliersbevolking inwillige. Nu haar
bedrijf zoo aan banden is gelegd, kan zij ter nauwernood
droog brood verdienen.
„The Mikado" heeft te Amsterdam veel succès gehad;
verscheidene nummers werden gebisseerd èn een .trio moest
zelfs tweemaal worden herhaald.
De Rechtbank te Maastricht heeft een kleêrmaker
aldaar, die in de vorige week terecht stond ter zake van
1. het dronken maken van een kind beneden den leeftijd
van 16 jaren; en 2. het toedienen van bedwelmenden drank
aan iemand, die in kennelijken staat van dronkenschap
verkeert (in beide gevallen zijn kind van 5 jaren) veroor
deeld tot een gevangenisstraf van 6 weken.
Te 's Heerenberg is overleden de gemeente-genees
heer dr. W. Dammann, gepensioneerd dirïgeerend officier
van gezondheid, vroeger directeur-geneesheer van het gesticht
„Bethesda", te Laag-Soeren.
In een koffiehuis te Alkmaar had op een der laatste
marktdagen het volgende plaats
Een der bezoekers wilde vertrekken en vroeg den kaste
lein hoeveel hij schuldig was.
„Zestig cent," was het antwoord.
„Zestig cent, hoe kom je daarbij dat is veel te veel
„Weineen, voor stalling, een borreltje en een kop koffie
dertig cent en voor de dertig doosjes lucifers, die je af en
toe weggemoffeld hebt, elk cén cent, dus te zaaien zestig
cent."
Zonder verder een woord te zeggen betaalde de bezoeker
en kneep stilletjes uit.
Ieder volk heeft zijn eigen rouwkleuren:
De Syriër draagt hemelsblauwin den hemel hoopt hij
de afgestorvenen terug te zien.
De Egyptenaar geel en bruin: de kleur der verwelkte
bladen teekent den afloop van het leven.
De Aethiopiër grijs en grauwde kleur der aarde, waar
toe de doode wederkeert.
De Japannees rouwt in het wit: aan reine hemelingen
denkt hij; maar de Europeaan trekt zwarte kleêren aan:
een nacht is het graf en donker het doodsgebied.
De terminologie en de formuleering verschilt, maar het
vroom gevoel, dat de dooden eert, is overal één.
J. C. Biernatzki.
Gemeenteraad van Zijpe.
Zitting van Dinsdag 1 November 1887.
Tegenwoordig alle leden.
Na de opening der vergadering, lezing en goedkeuring
van de notulen der vorige zitting, komt punt 2 der agenda,
regeling der schoolgeldheffing voor het herhalings-onderwijs
van kinderen, buiten de gemeente wonende, in behandeling,
nadat men zich eenstemmig had verklaard om punt 1
Behandeling van het suppletoir kohier van den hoofdelijken
omslag, als gewoonlijk, na de openbare vergadering in ge
heime zitting te behandelen.
De lieer Nobel verzoekt den Voorzitter, den Raad het
gevoelen van het Dagel. Bestuur in deze kenbaar te willen
maken, wat waarschijnlijk aanleiding kan geven tot spoedige
afdoening van zaken.
De Voorzitter voldoet aan dit verzoek met de mede-
deeling, dat B. en W. oordeelen, f 1.50 voor ieder kind,
gedurende de 4 maanden dat er herhalingsonderwijs wordt
gegeven, te moeten stellen, wat zij als voorstel den Raad
ter behandeling aanbieden.
Na eene korte bespreking wordt dit voorstel met alge-
meene stemmen aangenomen.
Hierna wordt gelezen een verzoekschrift van den heer
S. Bregman, te Schagerbrug, om benoemd te mogen worden
tot makelaar, op grond dat hij tot verschillende werkzaam
heden wordt aangezocht, waartoe hij nu onbevoegd is.
B. en W. adviseeren, dit in een volgende vergadering te
behandelen, wijl het door te late inzending niet op het
convocatie-biljet kon worden gebracht, alsmede om eerst
„Neem die boeken van den stoel, Philip en ga zitten," zeide
hij. „Ik ben midden in een volzin."
Ik gehoorzaamde en wijdde mijn aandacht aan de pen, waarmede
die groote, flinke, karakteristieke letters op het papier gezet werden,
terwijl ik de hoeveelheid inkt en papier berekende, die voor het
schrijven van zooveel boeken verbruikt moest worden. Lord
RothwelI's schrift had de verdienste van leesbaar te zijn en daar
ik wist dat het bestemd was gedrukt worden, maakte ik geen
bezwaar om, terwijl hij schreef, een paar bladzijden te lezen.
„Er was niets aan te doen. Daar mijn gids door geen bevelen
of smeekbeden te bewegen was, zyn leven in den snel vlietenden
stroom te wagen, verzocht ik hem het verschrikte muildier vast
te houden en trok ik mijn kleederen uit. Tot op het oogenblik
dat ik in de rivier sprong, wist ik niet dat water zoo koud kon
zijn. Ik ril nog als ik er aan denk. Ik dook, dompelde en
waadde met wisselend goed gevolg in de bedding van den stroom
en toen ik door duizeligheid en vermoeidheid gedwongen werd
even op te houden, bemerkte ik, dat ik dc meeste zwaardere
artikelen, die uit het slordig vastgebonden pak in het water
gevallen waren, had teruggevonden. Maar, helaasmijn troost
in sombere dagen, mijn metgezel in eenzame nachten, mijn
tabak was, ofschoon ik dien in een naar ik meende water
dichte kan gepakt had, een doorweekte massa geworden."
„Ja, het was verduiveld koud, dat verzeker ik je," zeide hij,
ziende dat ik zijne woorden gelezen had. „Het pak gleed, bij
het doorwaden eener moeras, van den rug van het muildier, of
het koord brak, en ik had het genoegen mijn bagage, stuk voor
stuk, in het water te zien vallen. Al myn kleine weelde-artikelen
waren verloren."
„Gij schijnt die hier ook nog te kunnen missen," zeide ik, in
het kaal gemeubelde vertrek rondziende.
„Ik heb alles wat ik behoef. Dat is de grootste weelde die
een mensch kan begeeren. Dit is een goede les voor u, Sybariet
uit Albemarle-street."
„Hebt u het te druk om een paar minuten met mij te spreken
„Neen. Ik was juist van plan mijn pen neer te leggen en mij
een beetje fatsoenlyk te gaan kleeden. Wat hebt ge te vertellen,
Philip? Is het iets pleizierigs of iets onpleizierigs?"
„Ik kom u een onaangename bekentenis doen."
„Spreekt ge in ernst, Philip?"
„Ongelukkig ja," antwoordde ik somber.
„Kom dan rondnit met de waarheid voor den dag en beschonw
my niet als een man, oud genoeg om uw vader te wezen, maar
als een vriend van uw eigen leeftijd. Hebt ge geld noodig?"
„Gisteren had ik geld noodig, doch vandaag niet meer."
„Waarom zijt ge dan niet by mij gekomen? Ik heb meer dan
ik verteer. Zeg my alles." (Wordt vervolgd.)
een onderzoek in te stellen, alsvorens die bevoegdheid te
verleenen. Hoewel de heer Paarlberg meende het nu wel
te kunnen behandelen, kwam hij hierop spoedig terug, en
besloot men tot aanhouding.
Hiermede was de agenda voor de openbare zitting afge
handeld.
Bij de hierop als gewoonlijk volgende rondvraag, vroeg
de heer Van Beuzekom naar de goederen van het hand-
werken-ondenvijs te Burgerbrug, waarop de Voorzitter
antwoordde, dat het bruikbare daarvan reeds in het Wees
huis aanwezig was.
De heer Nobel betoogt het wenschclijke van eene herziening
der regeling van schoolgeldheffing voor het bezoeken der
dagschool van kinderen buiten de gemeente. Hij vindt
het onbillijk, wat de gemeente Zijpe door haar contract
met de gemeente Petten ook heeft erkend, dat Gemeente
besturen, in deze: Wieringerwaard, Anna Paulowna en
Callantsoog, de ouders schoolgeld aan de gemeente Zijpe
voor hunne kinderen laten betalen, omdat de afstand te
groot is, om eigen scholen te bezoeken, en zou wenscben, dat
het Dag. Best. met de Besturen van genoemde gemeenten
in onderhandeling trad, ten einde deze onbillijkheid voor
de betrokken ouders uit den weg te ruimen.
Den heer Biersteker, hoewel de onbillijkheid van dezen
toestand eenigszins erkennende, komt handhaving van den
bestaanden toestand wenschelijk voor, te meer, daar de
Zijpe bij eene eventuëele Verordening noch voor- noch
nadeel kan hebben.
Intusschen antwoordt hierop den heer De Wit blijft
die heffing op de ouders drukken, en kan het onze gemeente
niet schaden, iets in 't belang dier ouders te doen.
De Voorzitter erkent ten volle de billijkheid van des heeren
Nobels betoog, en zon gaarne medewerken hierin verande
ring te brengen, doch vreest, dat eene onderhandeling, evenals
vroeger, geen doel zal treffen. En wat dan? Dan zou men
die ouders nog meer treffen, als men tegen de betrokken
Gemeentebesturen te vergeefs had gezegd, geen kinderen
uit hunne gemeenten op de scholen toe te laten, als de
ouders het schoolgeld moesten betalen.
Nevens de moeielijkheid erkent de heer Kaan ook de
billijkheid, doch geeft als zijne meening te kennen, dat te
Wieringerwaard schoolgeld geheven wordt, in welk geval
het voor de bedoelde ouders, uit die gemeente althans,
weinig of geen voordeel zou opleveren. De heffing van
schoolgelden te Wieringerwaard was voor vele leden nieuw,
waardoor veler zienswijze gewijzigd werd en men besloot,
vooralsnog niet te trachten in den bestaanden toestand ver
andering te brengen.
Na mededeeling des Voorzitters, dat de redactie van de
„Gemeentestem" niet het gevoelen deelt van den lieer Nobel
opzichtens al. 1 van art. 50 der Gemeentewet, wat door
deze wordt erkend, wordt de vergadering gesloten.
Buitenland.
Mevr. Goldschmidt, geb. Jenny Lind, is gisteren
morgen te Berlijn overleden.
Eenigen tijd geleden werd gemeld, dat een 14jarig
Engelsch meisje met een clown van 16 jaren gevlucht was.
Het meisje was door de ouders in België opgespoord en
is verleden week, toen zij met hen op de tehuisreis van
Antwerpen naar Harwich was, vlak bij Fort Bath over
boord gesprongen en verdronken. Door de ouders moet
eene aanzienlijke som voor het vinden van het lijk uitge
loofd zijn.
Benoemingen, en z.
De luitenant ter zee 1ste klasse L. Haremaker is ge
plaatst aan het Departement van Marine te 's Hage.
Aan den adelborst 1ste klasse Jhr. G. C. Quarles van
Ufford is vergunning verleend tot het aannemen en dragen
der versierselen van ridder 5de klasse der orde van liet
Borstbeeld van den Bevrijder Simon Bolivar, hem door
den President der Vereenigde Staten van Venezuela ge
schonken.
De dirïgeerend officier van gezondheid 2de klasse bij
de landmacht dr. W. Gratama, te 's Hage, is op pensioen
gesteld.
Ingezonden.
(Niet van onzen gewonen correspondent.)
Mijnheer de Redacteur!
Op Zondag 30 October hield de Zangvereeniging „Euterpe"
alhier haar eerste Win ter-Concert in het lokaal van den heer
C. Kos Pz.
Indien ik mij verledig om daarvan een verslag te geven, dan
doe ik dit te liever, omdat het mij eene aangename taak is de
ontvangen indrukken, door dit Concert op mij teweeg gebracht,
mede te deelen, wegens het vele en goede kunstgenot, dat het
met zorg gekozen uitgevoerde programma op mij heeft gemaakt
en de alleszins loflelyke wijze, waarop de Zangvereeniging
„Euterpe" zich van hare taak heeft gekweten.
Over het algemeen is het Concert zeer goed geslaagd. Zoude
ik in bijzonderheden treden, dan muntten daarbij uit: No. 1
„Osaian", van J. Beschitt, hetwelk con amore werd uitgevoerd en
in klankgehalte en nuanceering een zeer goed effect maakte.
Niet minder voldeed my No. 5„Een kerk", van R. Hol,
waarvan de uitvoering m. i. in volkomen overeenstemming was
met de schoone woorden. Ook het daarin voorkomende kwartet
voldeed mij bijzonder. No. 6, „Het Krijgslied", van R. Rol,
werd met vuur en kracht ten gehoore gebracht. De afwisseling
daarin door liet kwartet, de treurige gevolgen van den krijg
schetsende, was werkelijk schoon, om met het krachtige koor,
tot het schoone van den heldendood voor het vaderland te sterven
opwekkende, te besluiten.
Het lied, met verdienstelijk pianospel begeleid, zoude m. i. nog
beter tot zijn recht komen door eene doelmatige orchestbegeloiding,
in plaats van piano-accompagnement, waardoor dit lied, myns
bedunkens, bijzonder geschikt zou zijn.
No. 8, „Het eenzame roosje in het dal", van Ed. Hennes,
blijft een altijd liefelijk lied, dat, mede met de noodige inacht
neming der nuanceering voorgedragen, een aangenamen indruk
maakte.
Daar, waar ik gaarne veel goed3 mag vermelden, gun ik ook
eene plaats aan de zeer verdienstelijke voordracht van den heer
P. Stadt, met het altijd beminde lied van Adelaïde Van Beet
hoven. Wij vernieuwden met genoegen de kennis met zijne reeds
vroeger gehoorde aangename tenorstem, die ook blijkbaar de
sympathie van het gehoor ruimschoots mocht ondervinden.
Ten slotte breng ik gaarne huldo aan het degelijke, krachtige
en kunstvaardige pianospel van den heer C. A. Bonten, van
Leiden, die zeer veel tot opluistering van het Concert heeft
bijgedragen. Voorgedragen werden: „Les Rameaux de Faure",
Fantaisie, van J. Leijbach; „Polonaise in A Dur", van Chopin,
en „Mondschein", Sonate, van L. Van Beethoven, in allo welke
stukken de degelijke opleiding en yverige studie van den heer
Bonten bleek, met wiens spel ik met belangstelling heb kennis