HELDERSCHE
EN NIEUWED1EPER COURANT.
en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
1887. N° 137.
Jaargang45.
Woensdag 16 November.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Vergadering van den Raad
POSTKANTOOR HELDER.
,.Wij huldigen
hot goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90.
franco per post 1.20.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Ad verten tien: Van 1 4 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
der gemeente Helder, op Woensdag dei» 16 November
1887, des avonds ten zeven ure.
Helder, den 14 November 1887. De Burgemeester,
STAKMAN BOSSE.
Onderwerpen ter behandeling:
1. Onderzoek geloofsbrieven benoemd Raadslid.
2. Aanbieding begrooting 1888.
3. Benoeming leden Schoolcommissie.
4. Benoeming onderwijzeres.
5. Ontslag onderwijzer en onderwijzeres.
6. Voorstel van den heer Korver bestrating.
7. idem wijziging Reglement
van Orde.
8. Voorstel tot verhooging der som van f 3000 met f 800,
tot uitbreiding van loealiteit voorde gemeente-reiniging.
9. Voorstel afstand van grond achter de Loodsgracht.
10. Bezwaarschriften hoofdelijken omslag.
11. Mededeeling ingekomen stukken.
De vertrekdagen der mails naar Oost-Indië gedurende
de maand November zijn als volgt:
18 November Fransche mail (via Marseille).
19 November Ilollandsche mail (uit Rotterdam).
22 November Fransche mail (via Marseille).
25 November Engelsche mail (via Brindisi).
26 November Hollandsche mail (uit Amsterdam).
28 November Hollandsche mail (via Marseille).
Posteering: Hollandsche mail (uit Amsterdam) brieven
8 uur 's morgens, drukwerken vorigen avond 8.45 uurHol
landsche mail (uit Rotterdam) 9 uur vorigen avond; via
Marseille: brieven 4.50uur'sav., drukwerken 2 uur 'savonds;
via Brindisi: brieven 11 uur 's morgens, drukwerken 10
uur 's morgens.
De vertrekdagen der mails naar West-Indië gedurende
de maand November zijn als volgt:
Naar Snriname: via Liverpool 29 November.
Posteering: 4.50 u. 's avonds.
Naar Curasao: via Liverpool 17 en 24 November.
Posteering: 4.50 u. 's avonds.
17> EENE GEHEIMZINNIGE GESCHIEDENIS.
Naar het Engelse!» van HUGH CONWAY.
Wij stonden thans bij een groep boomen, die ons geheel voor
het gezicht verborgen. Toen vatte ik Valentün's hand en drukte die.
«Het is alles laster en logen," hervatte hij, dien handdruk
teruggevende, „door dien duivel verzonnen, om twee, ja, misschien
drie edele menschen ongelukkig te maken. Want ik ken mijn
vader, Philip, daar mijn moeder nu en dan met mij over hem
spreekt. Hij was, voordat die afschuwelijke laster in zijn brein
binnensloop en hem haar deed verdenken, de braafste, edelste man
die er bestond. En thans is hij een zwerver op het gelaat der
aarde en is het leven mijner moeder een bestaan van smart en
schande. O Philip! het beste wat ik hem kan toebidden, is dat
de waarheid nooit aan het licht zal komen cn dat hij nimmer
tot het besef zal worden gebracht, hoe diep hij myn moeder belee-
digd heeft."
„Hoort nwe moeder nooit meer van hem Moet bij haar geen
geld uitbetalen?"
„Geld! Neen, mijn moeder zou liever van honger sterven,dan
een penning aannemen van den man, die haar durfde beschuldigen
van ontrouw. Zonder twijfel heeft hij haar geld aangeboden,
maar dat aanbod werd vol verachting van de hand gewezen.
Zij had fortuin van zichzelve, dus behoefde zij zich niet te verne
deren, zooals zij zou gedaan hebben, als zij geld van Sir Laurence
Estmcre had aangenomen."
Wij wandelden een wijle zwijgend voort, nu cn dan stilstaande,
om de schoonheid van het uitgestrekte park te bewonderen. Indien
de bezittingen van Sir Laurence naar dit park konden worden
afgemeten, moest hij een rijk man zijn. Ik had diep medelijden
met Valentyn en vroeg mijzelven af, wat ik in de gegeven om
standigheden doen zou. Hoe vrceselyk moest het zijn, een vreem
deling te zijn in het huis zyns vaders en door hem verloochend en
verstooten te worden!
„En al deze goederen," zeide Valentyn, met bijtonden spot,
„zullen eens aan mijn broeder toebehooren. Aan dien nietswaar
dige, die nooit iets van zich heeft laten hooren en nooit naar
zijn moeder heeft omgezien. Hij ten minste behoefde zijn zoon
schap niet te betwijfelen," werd er op bitteren toon bijgevoegd.
Onze wandeling bracht ons naar den verwaarloosden bloemen
tuin. Daar stonden vazen, waarin sedert jaren geen bloemen
geprijkt hadden, terwijl mos en schimmel het witte marmer hadden
bevlekt. Daar waren fonteinen die nooit sprongen cn vischvij vers
zonder visch. Het was een somber oord, vooral voor iemand
die wist waarom het zoo verwaarloosd en vervallen was. Wij
namen het huis van allo kanten op, totdat Valentyn eindelijk
uitriep: „Ik moet cn wil het zien. Wij zullen naar juffrouw
Payne terugkeeren en nog een poging wagen. Zy schijnt mij toe
een goedhartig schepsel te zijn."
Juffrouw Payne, die blijkbaar op de uitkyk had gestaan, kwam
weder te voorschyn. Wy roemden het park en verklaarden het
te betreuren dat de tuin zoo verwaarloosd was. Daarop drongen
wij nogmaals op ons verzoek aan, om een kykje van het huis te
mogen nemen. Valentyn smeekte, vleide en beriep zich op Lord
Rothwell, die, zooals wij bemerkt hadden uit enkele door haar
gemaakte opmerkingen, in hooge gunst bij haar stond. Eindc-
lyk maakte ik een paar zinspelingen op het geldelijk voordeel
dat zy er van trekken zou en toen vertoonden zich teekenen van
overgave.
De verzending der brievenmalen naar Curacao, via New-
York, zal plaats hebben uit Rotterdam naar Vlissingen per
trein van 7.14 uur 's av. en wel op
22 November; 2 en 16 December.
Belanghebbenden worden attent gemaaktdat
deze opgaven uitsluitend gelden voor Amsterdam
zoodat men, buiten de hoofdstad wonende, zijne brieven en
drukwerken één dag te voren dient te verzenden.
Lijst van brieven, geadresseerd aan
onbekenden, gedurende de tweede helft
der maand October 1887.
hamen der geadresseerden. Plaatsen van bestemming.
J. WitAlkmaar.
Mej. WillemsenAmsterdam.
Wed. C. Naghuis
W. Nederhoorn
P. BelcourtBedum.
M. Van der Staat's Gravenhage.
Mej. M. BlossomHelder.
Mej. J. H. E. Van Sluiters Nieuwediep.
Idem
H. VoigtRotterdam.
Mevr. Van LoonUtrecht.
W. OostenhoutVeenhuizen.
B. Neij
Van bet Hulpkantoor Anna Paulowna:
J. RoosAmsterdam.
M. LootRotterdam.
Brief kaarteh
C. Voigt's Gravenhage.
Binnenland.
Het museum Catsianum, door Jhr. mr. W. C. M. De
Jonge van Ellemeet van Oost Ivappelle sa&mgebracht en
onlangs aan de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde
geschonken, is thans op de boekerij te Leiden bijgezet.
Het is een zeldzaam prachtige collectie.
„Ik geloof niet dat ik het mag doen," zeide zy weifelend. „Mijn
man is van huis. Hij is naar de markt en hij zou zeker vreese-
lijk boos zijn als hij wist dat ik het huis had laten zien."
„Maar wij verlangen alleen de benedenkamers te zien, juffrouw.»
„Daar is werkelijk niets aan te zien, heeren. De meubelen
zijn toegedekt en het porcelein, zoowel als alle andere snuisterijen,
weggesloten. Ik geloof zelfs niet, dat ik de luiken zou kunnen
openkrygen, om u licht te geven."
„O, daar zullen wij u wel een handje mede helpen," antwoordde
Valentyn. „Kom, juffrouw, ga met ons mede en ik zal u een
mooie zijden japon uit Londen zenden en u vóór wy vertrekken
een kus tot afscheid geven, als uw man ten minste nog niet
van de markt is terruggekeerd."
„Heb ik ooit van mijn leven!" zeide juffrouw Payne lachend,
„de tyd heugt mij niet, dat zulke dingen tegen mij gezegd werden.
Gij kunt doordrijven, mijnheer."
„Ja, daar ben ik voor bekend. Ik houd altijd vol totdat ik
mijn zin kryg. Wijs ons den weg maar; door de achterdeur,
niet waar? Het is my alsof wij elkander reeds jaren gekend
hebben, juffrouw. Wanneer wij het huis gezien hebben, komen
wij een kopje thee bij u drinken. Dus blijft het afgesproken.
Een zijden japon en als gy wilt, een kus."
Juffrouw Payne was overwonnen. Zij keerde zich om en
ging ons voor naar de achterzijde van het huis. Wy volgden
haar over de binnenplaats die naar de vertrekken der dienstboden
leidde. Toen opende zij een zware deur met yzeren staven en
Valentyn stond binnen de muren, of liever tusschen de keuken
muren van het verblijf zijner vaderen.
Het was een droevige intrede voor een zoon des huizes. Wy
volgden onze gids door ettelijke donkere, eindeloos lange, ver
warde gangen en portalen, die in jaren niet betreden waren.
Onze voetstappen weörgalmden door de doodclyke stilte, totdat
wy door een houten, met laken beklccdc deur in de groote vcsti-
bulo van Estmere Court kwamen. Terwyl wy juffrouw Payne
volgden, fluisterde Valentyn mij in het oor„Tracht te weten
te komen of zij lang in de familie is geweest. Ik zal wel zien
dat ik ergens achterblyf. Zeg dat ik een oogenblik moet uitrusten
of zoo iets. Beproef u dan van een cn ander op de hoogte te
stellen. Dit bezoek kan heel noodlottig voor my zyn, Philip."
De vestibule was groot en somber, welke somberheid nog ver
hoogd werd door het eikenhouten houtsnijwerk, dat donker afstak
tegen den ingelegden vloer en de hooge stoelen, met hunne
spookachtige witte, breede zittingen, die midden in deze voorzaal
om een reusachtige tafel geschaard stonden. Verscheidene deuren
voerden naar de verschillende kamers, terwijl aan het eene einde
van deze groote ruimte de groote trap verrees.
Juffrouw Payne had zich reeds in de omstandigheden geschikt
en geheel de manieren aangenomen van een huisbewaarster, die
een kasteel of paleis aan het publiek Iaat zien.
„Dit is het groote salon," zeide zy, op eenigszins plechtigen
toon een deur openmakende en ons voor een donker spelonk
plaatsende, door welko ik moedig heenstapte. Daarop hoorden
wij een worsteling met een wcerspaqnigen bout, het stooten van
een zwaren grendel, dat door een hevig gekraak gevolgd werd
en een van de zware luiken ging open en de duisternis werd licht.
Het salon was een hoog, ruim, fraai vertrek, maar al de
meubelen waren met afzichtelijke bekleedsels bedekt, terwyl de
kronen op dezelfde wijze omzwachteld waren en als reusachtige
uien aan het plafond hingen. Zelfs het vloerkleed lag opgerold
in een hoek. Zooala onze gids ons gewaarschuwd had, was er
Dezer dagen was het werk voltooid en waren al de
deelen, handschriften, enz., door den heer De Jonge zelf
geschikt, overgebracht. Hij nam toen, in tegenwoordigheid
van verschillende genoodigden, afscheid van zijn troetel
kind, waaraan bij 50 jaren zijn liefde had gewijd.
„Met onverdeelde aandacht schrijft de heer Louis
D. Petit in het „Leidsche Dagblad» werd de waardige
grijsaard aangehoord, toen hij ons wees op zoo menige
hoogst zeldzame editie der werken van zijn lievelings
dichter, op deze of gene merkwaardige vertaling van het
een of ander gedicht, dan weder op een vers, door Cats
eigenhandig geschreven, of op een boek, dat, blijkens de
opdracht, eenmaal aan Cats toebehoord had; of wanneer hij
ons een blik deed slaan in het kasboekje van den beroemden
staatsman en dichte»-, die het niet beneden zich achtte met
eigen hand in zijn huishoudboekje aan te teekenen hoeveel
aan port voor een brief uit Dort, hoeveel voor olie, voor
„corenten", voor „rintvleys", voor „kouckiens en craeke-
lingen* besteed of hoeveel „voor darme luyden aan de deur*
uitgegeven was; ons dan weder wees op het prachtige
diploma, waarbij Karei I van Engeland in 1627 Cats tot
ridder benoemde of ons de eigenhandige teekeningen van
A. Van der Venne deed bewondei*en, waarmede deze kunste
naar de werken van Cats illustreerde, enz. Door een en
ander werd bij hen, die het voorrecht hadden aan de hand
van den verzamelaar met het door hem verzamelde kennis
te maken, de overtuiging gevestigd, dat hier een monument
gesticht is voor den Zeeuwschen dichter, doch die gekend
en geëerd wordt overal waar men Neêrlands taal spreekt
en leest, een monument, dat den naam van De Jonge van
Ellemeet nevens dien van Jacob Cats bij de nakomeling
schap zal doen voortleven.»
't Volgende kan een denkbeeld geven van den rijkdom
der verzameling:
Er zyn niet minder dan 24 uitgaven der compleete werken van
den dichter voorhanden, beginnende met de eerste editie van
1655 en eindigende met de nieuwe uitgave, eerst onlangs door
de firma Cohen begonnen, benevens een Hoogduitscho vertaling
der compleete werken, in 17101713 te Hamburg in 8 deelen
uitgegeven. Onder die complecto werken bevindt zich o. a. ook
eene, in 1786 te Gent verschenen met kerkelijke approbatie,
waarin de uitgave om het goede „doelwit" toegelaten wordt, „al
werkelijk niet veel in Estmere Court te zien. Juffrouw Payno
ontsluierde ten onzen gerieve een paar oude kabinetten en nam
het bekleedsel van een der stoelen, ten einde ons een denkbeeld
te geven van de verborgen schoonheden. Er was een vochtige,
muffe, ongezonde lucht in de kamer, en indien, zooals onze bericht
geefster verklaarde, het vertrek in meer dan twintig jaren niet bewoond
was geweest, kon het geen verwondering baren dat de atmosfeer
eenigszins was bedorven. Met de andere vertrekken was het
niet veel beter gesteld. De eetzaal en de biljartkamer waren
kaal en somber. Alleen de bibliotheek was iets minder ongezellig,
daar ik bemerkte dat er achter de groote lakens, die over de
hooge eikenhouten kasten hingen, een boekerij van prachtige,
kostbare werken verborgen was.
De schilderijen-zalen bevatten vele fraaie kunstwerken, alsmedo
natuurlijk de portretten van Valentijn's voorzaten; knappe,
donkeroogige mannen en blonde en zwartgelokte vrouwen. Hier
drentelden wij geruimen tijd rond, lazen de op de lijsten staande
namen en luisterden naar de verhalen, die onze welbespraakte
leidsvrouw ons van al die lieden wist te vertellen. Onwillekeurig
beving mij, die omtrent mijn afkomst en familiebetrekkingen
geheel in duisternis verkeerde, een gevoel van afgunst, terwyl ik
naar de verhalen luisterde van Valentijn's grootvaders en over
grootvaders. Doch wat gaven hem' die voorvaderen zoolang hy,
die hem het naast bestond, hem het recht van bloedverwantschap
ontzegde. Valentyn liep werktuigelijk van de eene kamer naar
de andere. Hy sprak weinig en wanneer de opmerkingen van
juffrouw Payne hem nu en dan een lach afdwongen, was die
lach schril en onnatuurlyk. Toen hij al de schilderycn bekeken
had, zeide hy
„Is er geen portret van Sir Laurence Estmere den tcgen-
woordigen Sir Estmere, bedoel ik?"
„Neen, mynheerniet onder deze."
„Er zal toch wel ergens in het huis een portret van hem te
vinden zijn. Laat het mij zien."
Hij sprak op zulk een gebiedenden toon, dat de waardige
juffrouw Payne hem verwonderd en verstoord aanzag.
Natuurlyk is er een portret van hem van mynheer en
mevrouw samen, dat Millais kort na hun huwelijk geschilderd
heeft."
„Waar is het Laat mij het dadelijk zien
„Gij kunt het niet zien, mynheer," antwoordde juffrouw Payne
koel.
„Luister, juffrouw," zeide Valentyn. „Ik zal u vjjftig pond
sterling geven neen, ik scherts niet vijftig pond sterling,
als gij mij dat portret van Millais laat zien. Twyfelt gij aan
de waarheid mijner woorden Philip, hoeveel geld hebt ge bij u
Ik reikte hem mijn portcmonnaie over. Hij nam daar dertig
pond uit cn vulde de som met den inhoud van zijn eigen benrs aan.
Ziezoo, juffrouw, laat mij het portret zien en al dat geld behoort
u toe. Het is een groote som voor zulk een kleinigheid, doch
dat komt er niet-op aan."
Het bloed steeg haar naar de waDgen. Het was een groote
som voor een arme vrouw.
„Ik kan het geld niet verdienen, mynheer," zeide zy droevig.
„Ik wilde dat ik het doen kon."
„Gij kunt het, als gij mij slechts even het portret laat zien."
„Ik kan er niet bij."
„Waar is het dan?" Het zal toch wel ergens te vinden zyn."
„Het staat in gindsche kleine zykamer."
„Hoe komt het daar?"