HELDERSCHE EN VIEIWEDIEPER COURANT. Nieiws- en Advertentieblad voor Hollaads Noorderkwartier. 1887. N° 188. Jaargang45. Vrijdag 18 November. Uitgever A. A. BAKKER Cz. BEKENDMAKING. „Wij huldigen het goede.' Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag. Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90. franco per post 1.20. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Advertentièn: Van 1—4 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. Burgemeester en Wethouders der gemeente Helder maken bekend, dat de begrooting der ontvangsten en uit gaven van de gemeente, over het dienstjaar 1888, gisteren aan den Gemeenteraad is aangeboden en van heden af, gedurende veertien dagen, op de Secretarie der gemeente voor ieder ter inzage is nedergelegd, en in afschriit, tegen betaling der kosten, algemeen verkrijgbaar is gesteld. Helder, 17 November 1887. Burgemeester en Wethouders der gemeente Helder, STAK MAN BOSSE. De Secretaris, C. BOON. Binnenland. De heer Vitus Bruinsma, van Leeuwarden,- heeft de Volks-almanak van 1888, uitgegeven door de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, verrijkt door een zeer belangrijk artikel, onder het opschrift„De zorg voor de zuiverheid en het gehalte onzer levensmiddelen." Wij ontleenen aan dat stuk de navolgende regelen „Openbare laboratoria voor chemische en microscopische onderzoekingen dienen geopend te worden, en ambtenaren aaugesteld om controle over het gehalte en de zuiverheid der levensmiddelen uit te oefenen. De Staat komt door zijn ijk wezen wel een ieder te hulp, die zelf niet op de juistheid zijner maten en gewichten durft vertrouwen. Ook zorgt hij, dat in het openbaar ver keer alleen de juist verklaarde maten en gewichten worden gebruikt. Is het geen tijd, iets van dien aard ook voor de kwaliteit der waren in te voeren Merkwaardig is het, dat enkele soorten van waren reeds nü van Staatswege chemisch onderzocht worden. Er zijn Rijks-laboratoria, namelijk de kantoren voor den waarborg van goud- en 18> EENE GEHEIMZINNIGE GESCHIEDENIS. Naar het EDgelsch van HUGH CONWAY. „Wat de mensehen u ook van haar mogen vertellen." Behalve een fraai uitzicht op het park en het omliggende landschap, was er op de bovenkamers van Estmere Conrt, weinig belangrijks of merkwaardigs te zien. Toch bleef ik in die ver trekken toeven, omdat ik van juffrouw Payne volstrekt iets meer omtrent die oneenigheid tusschen Sir Laurence Estmere en zijn vrouw wilde te weten komen. Het was voor do eerste maal dat ik, aanstaand advocaat, iemand in verhoor ging nemen. „Gij zegt dat Sir Laurence van zijn vrouw gescheiden is?" begon ik. „Ja, mynheer." „Lady Estmere moet heel mooi geweest zijn toen dat portret gemaakt werd. Hebt gij haar gekend?" „Ik diende bij Sir Laurence toen hij trouwde. Natuurlyk heb ik haar dus gekend." „Aan wie lag de schuld van dat ongelukkige geschil?" Juffrouw Payne trok haar lip op. „U durft wat vragen, mijnheer, voor een vreemdeling. Oude, betrouwbare dienstboden mogen zich niet uitlaten over de huiselijke aangelegenheden hnnner meesters." „Dat mogen zij ook niet," antwoordde ik. „Maar de zaak wekt, vooral nadat ik dat portret van Lady Estmere en hare kinderen gezien heb, in liooge mate mijn belangstelling. Boven dien heb ik Lord Rothwell meermalen over hen hooren spreken." „Welnu, dan kunt gij hem vragen wat gij verlangt te weten. Wilt u den toren ook nog zien of zullen wij naar uw vriend terugkeeren „Nog een oogenblikje, juffrouw. Lord Rothwell kan onmogelyk zooveel van deze geschiedenis weten als gij. Ik zou zoo gaarne van u hooren wat er gebeurd is." „Waarom mijnheer? U hebt immers niets met de zaak te maken. Dit is de weg naar beneden." Juffrouw Payne was onverzettelijk. Toen besloot ik een laat- sten stouten slag te wagen. „Hieldt gij veel van Lady Estmere?" vroeg ik. „Lady Estmere was bemind by ieder die haar kendeeen betere meesteres zou er op aarde niet te vinden zijn." „Dat geloof ik gaarne, daar ik haar even hoog vereer als gij. Ik heb haar nog onlangs ontmoet en bij haar gelogeerd. Nu gij dit weet, zal het u misschien niet verwonderen, dat ik u met vragen lastig val." Juffrouw Payne zag mij thans op eens vol belangstelling aan en zeide: „Werkelijk, mijnheer. En hoe gaat het met mevrouw? Hoe ziet zij er uit?' „Zij is, vergeleken bij het portret dat ik zoo even gezien heb, veel veranderd. Hare haren zyn zoo wit geworden als sneeuw." „Die arme vrouw! Als u haar weder ontmoet, wilt u haar dan van mij groeten? Geef haar de complimenten van Hanna Jones. Zy zal zich dien naam nog wel herinneren." „Dat zal ik doen. En nu, juffrouw, zult gij mij zeker wel iets meer omtrent haar en Sir Laurence willen vertellen." „Er is weinig te vertellen, mynheer." „Die vriend van mij, beneden, is haar jongste zoon. Gy ziet dus dat het niet alleen uit dwaze nieuwsgierigheid is, dat ik met mijn vragen tot u kom." „Wat zegt gij, mynheerIs dat de jongeheer Valentyn Geen wonder dat hij er zoo op gesteld was het portret van zyn vader te zien. Die arme jongen Die arme Lady EstmereAls zy gezondigd heeft, heeft zy ook voor hare zonde geboet." zilverwerken, waar van «loze metalen met juistheid het ge halte bepaald wordt. Hier zijn het niet liet leven en de gezondheid der burgers, die den Staat er toe drijven als chemicus op te treden, maar de belangen der schatkist. Zoo ook worden herhaaldelijk in de „Staatscourant" de uitkomsten der van Staatswege verrichte suiker-analyses openbaar gemaakt, die ingesteld worden om eene nauw keurige accijnsheffing te verzekeren. Zouden daarnaast Rijks-laboratoria, om onze dagelijks gebruikt worderde spijzen en dranken te onderzoeken, zoo misplaatst zijn Men zou kunnen beweren, dat die inrichtingen onnoodig zijn wegens de bepalingen van het nieuwe strafwetboek, die zoowel vervalsching met schadelijke als met onschade lijke stoffen betreffen, en misschien zelfs tegen verontreini ging zouden kunnen te hulp komen. Menigeen gelooft nog altijd, dat dergelijke strafbepalingen op zichzelf iets kunnen baten. De ervaring zal wel leeren, dat, wie daarop bouwt, doet als hij, die in een drassigen bodem een fraai huis zet, maar verzuimd heeft te heien. De bedoelde wets bepalingen zullen weinig baten. Niet omdat zij onvolledig of ondoelmatig zijn; al kon op haar volledigheid en doel matigheid niets worden afgedongen, dan nog zouden zij het euvel van vervalsching en verontreiniging onzer levens middelen weinig of niet kunnen verhelpen. Wat stevige grond moet zijn voor elke strafbepaling, ontbreekt hier: de macht om de misdrijven op te sporen. De politie kan uitstekend bevoegd en bekwaam geacht worden om moord en diefstal op te sporenook zijn er talrijke soorten van bedrog, die bij ijver, bekwaamheid en tact haar niet zullen ontgaan. Maar van misdrijven, die nooit kunnen worden aangetoond dan door chemische of microscopische onder zoekingen, kan de opsporing niet aan de gewone politie macht worden toevertrouwd. De allergrofste vormen van vervalsching ontgaan ook den gebruikers nietdoch de gewone vervalschingen en verontreinigingen ontgaan zelfs der politie geheel.' De ongelukkigen door de zeeramp te Egmond aan „Maar heeft zij gezondigd Is het niet een noodlottig misver stand geweest Juffrouw Payne schudde droevig het hoofd. „Zeg mij alles wat gij er van weet," zeide ik smcekend. „Nie mand die Lady Estmere kent, zal ooit aan die lasterlyke praatjes geloof slaan. Gij, die destijds bij haar in dienst waart, kunt zeggen aan wien de schuld gelegen heeft." „Ik geloof dat het beter is geen slapende honden wakker te maken," zeide juffrouw Payne, droevig. „Neen, ik wil liever de waarheid hooren, voor zoover gy ons die zeggen kunt. Gij hebt haar gekend en liefgehad. Zeg my precies wat er gebeurd is." „Vraag my dit niet, mynheer. Ik wil er heusch liever over zwijgen." „Neen, zeg het mij. Wij moeten het weten, of hoe zullen wij ooit kunnen bewijzen dat het een leugen is. Welke venynige lastertongen hebben Sir Laurence tegen haar opgezet en het ver gif in zijn hart gestrooid „O, mynheer, dat vergif is niet gestrooid door de menschen. Neen, niemand had tot op dat oogenblik ooit iets kwaads van haar verteld. Maar Sir Laurence heeft het zelf gezien. Hij was veel te braaf en te edel om naar lasterpraatjes te luisteren. O, hoe heeft zij zich zoo kunnen vernederen Ik zou het nooit ge loofd hebben, maar hy heeft het gezien." Juffrouw Payne begon bitter te schreien. „Gij bedoelt dat hy dingen gezien heeft, die zijn argwaan hebben opgewekt, juffrouw?" „Neen, hij heeft het gezien en ik ook. O, waarom moest ik er juist by zijn! Als ik dien avond daar niet gestaan had, zou ik evenals gij, zijn blyven gelooven dat men haar wreed veron gelijkt en belasterd had. Als ik het alleen gezien had, zou ik gedacht hebben dat ik droomde. Maar wij kunnen het niet beiden gedroomd hebben." Zij werd zoo zenuwachtig, dat ik haar verzocht te gaan zitten. „Gy hebt my te veel en toch niet genoeg verteld." „Ik zal aan uw verlangen gehoor geven, mynheer. Beoordeel haar echter niet te hard. Misschien heeft zij geen kwaad bedoeld. Zy scheen vroeger van hem gehouden te hebbenwellicht beminde zij hem nog, maar was geenszins hare bedoeling, haar echtgenoot te bedriegen. Maar Sir Laurence was trotsch en streng en hij zou geen bedrog ooit vergeven." Zoo praatte zij cenige minuten in bet wild voort. Doch ik zeide niets, maar wachtte geduldig totdat zij den draad van haar verhaal weder zou opvatten. Het griefde mij te bemerken, dat juffrouw Payne geloofde, dat Lady Estmere schuldig was. Indien ik, terwijl zy sprak, al een oogenblik mocht hebben getwijfeld, werd die twyfel weggevaagd, zoodra dat lief gelaat en die reine, oprechte oogen weder voor mijn geest oprezen. „O, het was vreeselijk, mijnbeer. Het was erger dan de dood. Tot aan mijn laatste uur zal ik het gezicht van Sir Lanrenco niet vergeten, toen hy zag dat zyn vrouw hem bedroog. Maar ik zal u zeggen hoe alles gebeurd is, daar gij onmogelijk kunt begrypen wat ik bedoel. Mynheer en mevrouw brachten de zomermaanden op Dower House door, een kleine, niet ver van Estmere Court gelegen buitenplaats, die aan Sir Laurence toe behoorde. Het was een lief klein huis, een hutje vergeleken by dit paleis, maar mijnheer en mevrouw waren daar liever dan hier, omdat zy daar geen logés konden ontvangcD, terwijl zij op Estmere Court voortdurend gasten hadden. Ook verbeeldden zij zich dat de kinderen te Dower House gezonder waren dan hier en daarom hielden zy er dikwijls maanden lang verblyf. De jongeheer Laurence, do erfgenaam, was omstreeks drie jaren oud en Valentijn een kind dat nog gedragen werd. Ik was destyds onderkindermeid en een vroolyk, misschien wel wat al te dartel Zee ondervinden boven verwachting veler steun. Milde giften zijn, sedert de laatste vermelding, van vele zijden bij de commissie ingekomen, waaronder vermelding ver dienen de opbrengst van eene uitvoering van de afdeeling Alkmaar der Maatschappij ter bevordering van Toonkunst ad ruim f 200; van de Rederijkerskamers te Schermer en te Nieuwe Niedorp elk van een ongeveer gelijk bedrag eene collecte te Warmenhuizen gehouden van ruim f 100, om van verscheidene aanzienlijke kerkcollecten niet te ge wagen. Men verwacht nog eene inzameling uit Rotterdam ad f 300; de opbrengst van eene uitvoering te Schagenen te Egmond aan Zee, welke beide dezer dagen zullen plaats hebben, behalve die der Protestantsche Zang vereen iging te Arasterdam, op het einde dezes jaars te houden. Er is thans ruim f 6500 in het geheel ontvangen, en als de te verwachten giften zullen zijn ingekomen, hoopt de commissie op een zuiver bedrag van ongeveer f7000 te mogen rekenen. Die gelden zijn reeds grootendeels geplaatst in de Nuts- spaarbank te Egmond, rentende 3 [pet., en zullen waar schijnlijk toereikende zijn om gedurende een tiental jaren de vele ongelukkige nagelaten betrekkingen der op 2 Sep tember jl. verongelukte visschers te ondersteunen en te verzorgen. Na dat tijdsverloop zal verdere hulp zeker overbodig zijn, daar alsdan de meeste kinderen in eigen onderhoud of dat der hunnen zullen kunnen voorzien. De commissie brengt bij eene opgave der sedert de laatste maand ontvangen giften, haren oprechten dank aan al die weldadigen en goedgezinden, die door hunne gaven er toe hebben bijgedragen om het droevige lot dezer visschers- weduwen en weezen te verzachten en hun grooten nood te helpen lenigen. Een wetsontwerp is ingediend tot wijziging van de Indische Begrooting, strekkende om tekorten op sommige posten, ad f 1,129,000, te vinden door evenredige ver mindering van andere posten. O. a. is er.een tekort van f 630,000, in verband met de talrijke mouvementen bij het leger, tengevolge van beri-beri. meisje. Doch ik hield veel van mevrouw en van de kinderen. Mevrouw had oen neef, die dikwyls buiten bij hen kwam logee- ren. Die neef was militair en een mooie, knappe man. Ik had wel eens hooren vertellen, dat hy vroeger met Lady Estmere geëngageerd was geweest." „Die neef heette Chesham, niet waar?" „Juist, mijnheer, zijn naam was Chesham. Hij was een man die zich, als hy wilde, gunstig en aardig voordeed, maar hij was niet te vertrouwen. Dienstboden ontdekken veel spoediger dan hun meesters en meesteressen, het karakter van de lieden die in hun huis verblyf houden en wij wisten allen dat Chesham niet deugde. Hij was zoo vriendelijk en voorkomend voor Sir Lau rence en Lady Estmere als hij slechts wezen kon, maar ik heb hem hen meer dan eens met gesloten tanden en een duivelschen blik in zijn oogen zien aankijken. Hij schynt een aangename gast geweest te zijn ten minste hij kwam dikwijls by ons en logeerde toen die noodlottige gebeurtenis plaats had, op Dower House. Op zekeren dag moest Sir Laurence voor zaken naar Estmere Court. Hy vertrok in den morgen, met het plan een nacht te Estmere Court over te blyven en den volgenden dag terug te komen. De kinderen werden vroeg naar beneden gebracht, om hem goeden dag te zeggen en hem te zien vertrekken. Hy kuste hen en zijn vrouw tot afscheid en reed toen statig en fier als een ridder, op zijn prachtig ros weg. „Ik schaam mij bijna er voor uit te komen, mijnheer, maar de jeugd is nu eenmaal lichtzinnig en onbedachtzaam. Er was een jongman dezelfde persoon met wien ik nu bijna twintig jaren getrouwd ben die eei^goed oog op mij had. Hij woonde op een kleine boerderij, die zijn vader van Sir Laurence gepacht had. Ik had hem beloofd dat ik, als ik ongemerkt even kon wegloopen, dien avond in den tuin zou komen, waar hy mij zou opwachten. Tegen half elf sloop ik de deur uit. De kinderen lagen gerust te slapen en Lady Estmere was naar hare slaapkamer gegaan. Dit vertrek was aan de voorzijde van het huis, naa3t de kleedkamer van Sir Laurence. Een breede, aan weerszijden met hooge boomen beschaduwde oprijlaan, geeft toegang tot het huis. Ik liep die laan door, naar den op eenigen afstand gelegen stal, waar Jan reeds op mij stond te wachten. Een halt uurtje bleef ik met hem praten en toen namen wy afscheid. Daarop bracht ik hem, niet door de laan, maar langs een zijpad naar het tuinhek en keerde langs denzelfden weg terug. Toen ik bij het huis kwam, hoorde ik voetstappen eu vreezende dat het kapi tein Chesham kon wezen, hield ik mij achter het kreupelhout verborgen, totdat hij zou zijn voorbijgegaan. Maar het was de kapitein niet het was Sir Laurence. Hij was teruggekomen, in plaats van op Estmere Court te overnachten. Blykbaar had hij zijn paard naar den stal gebracht en wandelde hij te voet naar huis. Beangst dat hij mij in het oog zou krijgen, wendde ik myn oogen naar het huis om te zien of ik het zou kunnen wagen myn heil in de vlucht te zoeken en het huis in te komen vóór hij langs mij heen ging. Opkijkende, bemerkte ik dat er licht brandde in de kleedkamer van Sir Laurence en toen zag ik voor het opgetrokken gordijn, door het volle licht der lamp beschenen, Lady Estmere en kapitein CheshamO, als ik het niet zelve gezien had, zou ik het nooit geloofd hebben," voegde zij er bij, in snikken uitbarstende. Ik bleef sprakeloos staan, geheel verbysterd door dezeonweêr- legbare getuigenis. „Haar gelaat lag op zyn schouder, mijnheer haar rug was naar het raam gekeerd hare armen waren om de zynen en de zynen om de haren geslagen en hy kuste haar op het voor hoofd. Ik wilde schreeuwen om hen te waarschuwen, maar ik scheen een oogenblik mijn verstand te verliezen en toen was het te laat. Sir Laurence ging mij voorby. O, ik heb God gebeden,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1887 | | pagina 1