HËLDERSCHE
EN MEUWEDIEPËR COURANT.
Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
1887. N° 140.
Woensdag 23 November.
Jaargang45.
Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal0.90.
franco per post 1.20.
Uitgever
A. A. BAKKER Cz.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Advertentièn: Van 1—4 regels 60 cents, elke
ragel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
De vertrekdagen der mails naar Oost-Indië gedurende
de maand November zijn als volgt
25 November Engelsche mail (via Brindisi).
26 November Hollandsche mail (uit Amsterdam).
28 November Hollandsche mail (via Marseille).
Posteering: Hollandsche mail (uit Amsterdam) brieven
8 uur 's morgens, drukwerken vorigen avond 8.45 uurHol
landsche mail (uit Rotterdam) 9 uur vorigen avond; via
Marseille: brieven 4.50uur'sav., drukwerken 2 uur 'savonds;
via Brindisi: brieven 11 uur 's morgens, drukwerken 10
uur 's morgens.
De vertrekdagen der mails naar West-Indië gedurende
de maand November zijn als volgt:
Naar Suriname: via Liverpool 29 November.
Posteering: 4.50 u. 's avonds.
Naar Cura<jao: via Liverpool 24 November.
Posteering: 4.50 u. 's avonds.
De verzending der brievenmalen naar Cura^ao, via New-
York, zal plaats hebben uit Rotterdam naar Vlissingen per
trein van 7.14 uur 's av. en wel op
2 en 16 December.
Belanghebbenden worden attent gemaakt, dat
deze opgaven uitsluitend gelden voor Amsterdam,
zoodat men, builen de hoofdstad wonende, zijne brieven en
drukwerken één dag te voren dient te verzenden.
Binnenland.
Dezer dagen trad in de eerste wintervergadering der
Yereeniging -,Algemeene belangen", te Kampen,als spreker
op 't bestuurslid, de beer mr. J. Nanninga Uitterdijk. Zeer
belangrijk was zijn onderwerp, bij gaf nl.uEen en ander
over armoede en hare bestrijding11
Spreker wees er op hoe, door den snellen aanwas der bevol
king, waarmede de voortbrenging niet gelijken tred houdt, telkens
meerderen verschynen aan den disch des levens, voor wie niet
of sobertjes is gedekt.
Terwijl door allerlei uitbreiding de voortbrenging vermeerdert,
en daardoor de welvaart ook onder de arbeidende klassen tijdelijk
af- en toeneemt, vermeerdert ook telkens weêr de bevolking in
nog grootere mate en gaat bet verkregen voordeel verloren.
Het schynt, dat die vermeerdering der bevolking meer aan 't
geringer worden van 't sterftecijfer, dan aan meerdere geboorten
moet worden toegeschreven.
Terwijl de menschenliefde gebiedt de hulpbehoevenden bij te
staan, beeft verstandige voorzichtigheid gepoogd armoede te voor
komen.
2°) EENE GEHEIMZINNIGE GESCHIEDENIS.
Naar het Engelsch van HUGH CONWAY.
Hoe wanhopig de toestand van bet groote verlaten huis ook
wezen mocht, toch waren er genoeg gezellige kamers voor de
logeergasten, wier aantal des avonds nog vermeerderde, door de
komst van mijn ouden kennis Stanton en onzen wederzijdschen
vriend Yigor. Dc laatste bad zich door mij aan Lord Rothwell
laten voorstellen en was sedert zeer roet hem bevriend geworden.
Stanton had ik sedert het avontuur met het stoomjacht niet terug
gezien. De beide logeergasten kwamen samen uit Londen zonder
elkander te kennen, maar zaten toevallig in denzelfden waggon.
Zij deden ons een allerkluchtigst verhaal van hunne reis naar
Wales, waarmede zij ons den geheclen tijd aan tafel vermaakten.
«Ik vind het vreeselijk om met een ander in een coupé te
zitten," begon Stanton, toen hij ons zijn ervaringen ging mede-
deelen.
«Ik ook," zeide de ander, „ik haatte je als de pest, zoodra ik
je zag."
„En ik had mij juist op mijn gemak neergevleid, toen gij met
groot lawaai binnenstormdet, mijn bagage omverwierpt en mij in
één woord op alle manieren overlast aandeedt."
„En wat deed mijnheer? Hij zette zijn lorgnet op, bekeek mij
van het hoofd tot de voeten, slaakte een diepen zucht en ging
toen voort met lezen. „Was dat niet genoeg," klaagde Vigor,
«om een menech geheel en al van zijn stuk te brengen?"
„Spreek niet van mij," antwoordde Stanton. „Weet gij wat
mijnheer Vigor deed, heeren Hij plofte op mijn zitplaats neder,
haalde een pak vuil drukwerk voor den dag proeven heeten
die dingen, geloof ik en begon die met een stomp potlood na
te zien. Daarna werden zij in een enveloppe gedaan en aan
iemand overgegeven, om ze aan het volgende station op dc post
te doen. Toen strekte hij zyn lange beenen uit, stak zijn handen
ir. zijn zakken en zeide hardop: „God zy geprezen! Nu ben ik
voor een maand klaar met myn werk."
„Toen Stanton dit hoorde," zeide Vigor, „trok hij zijn schouders
op en zag my zoo minachtend en tegelijk zoo ezelachtig aan,
dat ik mij niet onthouden kon zijn gelaat te bestudeeren en aan-
tcekeningen te maken voor een karakter in den roman dien ik
ga schryven."
„Hoe lang ging die aangename staat van zaken voort?" vroeg
Rothwell.
„Naar den tyd berekend uren en naar den afstand
mijlen," gichelde Vigor. „Ik kon den kerel die tegenover mij
zat niet uitstaan, omdat hy zich zooveel airs gaf en ik vervolgde
hem met mijn plagerijen, door hem voortdurend te kwellen en
te hinderen."
„En ik beproefde hem van mij af te schudden, maar hy hing
my aan als de oude man van Sinbad," zeide Stanton.
„Overal waar wy van trein verwisselden," ging Vigor voort,
„bleef ik wachten totdat ik hen in een coupé zag stappen en
dan volgde ik hem als zijn schaduw. Ofschoon bij deed alsof
hij mij niet zag, moest hij zich mijn tegenwoordigheid laten
welgevallen."
„Dat moest ik ook," zuchtte Stanton. „Ik dacht dat gy een
Allerlei inrichtingen ter voorkoming en ondersteuning van
armoede zijn in 't leven geroepen, maar 't is als of het gevaar
toeneemt met de middelen om het te bestryden.
Vooral de wijze waarop onderstand verleend wordt, laat dik
wijls veel tc wenschen over. Voor alles moet verslapping van
't gevoel van eigenwaarde en verantwoordelijkheid by den arme
worden voorkomen.
Armverzorging moet strekken om den arme op te heffen uit
den bodcmloozen poel der bedeelde armoede, tot het zelfstandig
maatschappelijk leven, tot het burger zijn.
Van die opheffing van den arme door staatsarmenzorg kan
geen sprake zijn. Ze is algemeen, en werkt daardoor slecht op
arbeidzaamheid, spaarzaamheid en voorzichtigheid der lagere
standenze is openbaardo arme daalt daardoor af tot den
geminachten kring der bedeelden. Gevoel van eer en eigenwaarde
gaat daardoor verloren.
Zedelijken invloed kan Staats-armenzorg niet doen gelden. Haar
organen zijn staatsambtenaren, die handelen niet naar de inspraak
van hun hart, maar volgens wettelijke bepalingen. De Staat kan
geen liefdedaad plegen; hij kan alleen streng zijn in 't stellen
van voorwaarden aan 't verstrekken van bedeeling verbonden.
Dikwijls is de Staats-armenzorg bij ons nog te toegevend.
Zeer gevaarlijk achtte spreker het verschaffen van werk aan
ieder, die er om vraagt op groote schaal met gezochten arbeid,
als een stilzwijgende erkentenis van 't socialistisch beginBel van
een droit du travail. Hij ontwikkelde dit uit de geschiedenis
der Fransche ateliers de charité, de latere ateliers nationaux, en
uit de werkverschaffing aan werklooz^n te Amsterdam, waar men
het vraagstuk moest oplossen om met zooveel mogelijk volk de
grens van te weinig werk, en welk werk 1 niet te overschrijden.
Armenzorg moet in beginsel een werk der liefde blyven, geen
tak van publieken dienst worden. Moet de burgerlijke gemeente
ondersteunen, dan is misschien een goed ingericht werkhuisstelscl
het meest verkieslijke. De liefdadigheid moet vooral aan de -kerk
overgelaten worden in 't belang van den arme cn van dc kerk
beide. De onderstand verkrijgt voor hem die de weldaad bewijst,
zoowel als voor hem die de weldaad geniet het kenmerk van
vaderlyke hulp, van broederlijke zorg, van kinderlijke erkentenis,
en wat de kerk aldus aan zedelijk godsdienstige kracht wekt en
wint, wekt en wint zij tevens aan stoffelijke kracht en welzijn.
Ook de stoffelijke middelen zullen de kerk, wanneer zy de
armenzorg krachtig ter hand neemt, naar 's sprekers meening,
niet ontbreken. Men zal dan liever vrijwillig als lid van 't
kerkgenootschap dan gedwongen als lid der burgerlyke gemeente
tot het onderhoud der armen bijdragen. Voor 't belang der armen
is kerkelijke armenzorg verre verkieslijk.
Bij Staats-armenzorg worden de kosten telken jare grooter en
de armen telkens armer en talrijker.
De wezenlijke en duurzame behoefte des armen is, dat mende
verslaggever van de een of andere courant waart, die rapport
moest uitbrengen over een moord."
„En ik hield u, vóór ik uw geweer gezien had, voor een
blufferigen handelsreiziger, die zich te voornaam vond om tweede
klasse te reizen."
„Hoe liep de zaak af?" vroeg ik.
„Een uur of wat vóér wij hier aankwamen, bemerkte ik tot
mijn sohrik, dat al mijn sigaren op waren. Ik hield het eindje
van de laatste die ik bij mij had in mijn mond, totdat ik mijn
lippen brandde. Toen besloot ik my gelaten in mijn lot te
schikken."
„Evenals de wijze maagden, had ik, in figuurlijken zin, olie in
mijn lamp gedaan," zeide Vigor.
„Dat had hij ook, die ellendeling! Toen ik eindelijk het laat
ste gloeiende puntje nit het raam wierp, haalde hy een welvoor-
zienen koker uit den zak en stak een lange sigaar op. Ik zeide
niets."
„Maar hij zag er uit als de verpersoonlijkte wanhoop en de
smeekende blik zijner oogen verried meer dan in woorden ban
worden uitgedrukt. Ik kreeg medelijden met hem en reikte hem
mijn koker over."
„Dat deed hij," antwoordde Stanton, „en ik nam er een sigaar
uit, terwijl ik bij mijzelven overlegde of ik er hem geen geld
voor moest aanbieden. Hoe dankbaar ik voor zijn vriendelijkheid
ook was, zou ik toch liever een goudstuk voor die sigaar betaald
hebben, dan een gesprek aan te knoopen met den gever."
„Als ik een aalmoes geef aan een bedelaar, verwacht ik niet
dat hij zyn dank zal toonen door gemeenzaamheid."
„Ik dacht," ging Vigor voort, „het is een koolblad, maar een
koolblad is beter dan niets. Doch de sigaar, die mijn vijand mij
gaf, had waarachtig in Havana het levenslicht aanschouwd."
„Toen werdt ge zeker toeschietelijker?" opperde Valentijn.
„Volstrekt niet," antwoordde Vigor. „Hij brak het ijs, door
mij op beschermenden toon eenige vragen te doen."
„Ik vroeg hem waar hij heenging. Hij antwoordde: „naar
Ditchett Road." Toen vroeg ik hem wat hij daar ging doen.
„Jagen," was zijn antwoord. Ik wilde den bedelaar niet gelooven.
„Waar is uw geweer?" zeide ik. „Ik heb er geen bij mij,"
antwoordde hij. „Mijn vriend heeft er genoeg; hij zal er my
wel een leenen." Ik wenschte mijzelven geluk dat ik niet behoefde
te jagen met een man die niet eens een eigen geweer heeft en
peinsde wie die vriend wezen zon."
„Toen deed hij mij allerlei wondervolle verhalen van jachtpar
tijen, die hy met zijn vriend Lord Rothwell had bijgewoond.
Die verhalen waren echter zoo lang, dat ik ze niet kan herhalen."
Het gelaat van Stanton betrok.
„Eindelijk begreep ik waar hy heenging," ging Vigor voort.
„Ik lachte, maar zeide niets. Ik wilde dat ge zijn gezicht gezien
hadt, Lord Rothwell, toen ik in uw dogcart stapte en hy bemerkte
dat ik een van uw gasten was."
„Het was een vreeselijke schrik," beaamde Stanton, „maar ik
nam de zaak zooals zij was en schikte mij in myn lot."
„Wij werden op het laatst zoo vertrouwelijk, dat men ons voor
oude vrienden had kunnen houden. Hij kende iemand dien ik
kende en ik kende iemand dien hij kende. In de dogcart staken
wij myn laatste sigaar op en zwoeren elkander eeuwige vriend
oorzaken zijner armoede opspore en hem verduidelijke, en hem
helpe die oorzaken weg te ruimen.
Terwyl de burgerlyke armenzorg verlaagt en demoraliseert,
verheft kerkelyke armenzorg den arme boven zijn toevallige
burgerlyke ongelijkheid tot zedelijk-godsdienstige gemeenschap
met wie hooger staan dan by.
By particuliere armenzorg is een patronaat over armen aan
bevelenswaard.
De lagere standen zijn dikwijls kortzichtig als kinderen. Ze
huwen zonder voor zichzelf bestaansmiddelen te hebben, veel min
der voor een gezin, desnoods wat de kosten betreft pro deo.
Wil men den arme helpen, dan moet men zijn opvoeding ter
hand nemen. Ook de verslagen der jongste enquête naar den
toestand van den arbeid in fabrieken en werkplaatsen leeren op
menige bladzijde hoe moeilijk dat is.
En toch, die opvoeding van het volk is de hooge, de ware, de
onafwijsbare taak van allen en een iegelijk in zijn kring.
Niet ten onrechte wenschte Cherbuliez, dat de gegoeden wat
minder uit hun beurs en wat meer door hun persoonlijkheid aan
de armoede zouden betalen.
Men heeft dikwijls den mond vol van allerlei gebreken der
armen, en inderdaad, zo zijn vele, maar men vergete niet, dat de
meergegoeden niet zelden daartoe medewerken.
Die talrijke gebreken der armen kunnen alleen door een ver
standige opvoeding worden bestreden.
Ook dan zal de armoede wel nimmer wyken, want waar is
het bybelwoord nu en altoos: „De armen hebt gij altijd met u",
maar door verstandige menschenliefde zal veel kunnen geheeld
en verbeterd worden, wat door geen socialistische omwentelingen
en beroeringen ooit zal kunnen worden verkregen.
Met groote belangstelling werd spreker's voordracht gevolgd,
zooals ook bleek uit do daarop volgende gedachtenwisseling, by
wolke door sommigen eenige bezwaren werden geopperd, door
anderen sympathie met spreker's beschouwingen werd uitge
sproken, terwyl allen instemden met het woord van dank, dat
de Voorzitter den redenaar bracht, en met zijn wensch, dat diens
voordracht op de armenzorg ook van gezegenden invloed moge
wezen. (Prov. O. en Zw. Crt.)
Tot geruststelling van hen, die zich bekommerd maken
over den veiligheidstoestand ten platten lande, heeft de
Minister van Justitie aan de Tweede Kamer medegedeeld,
dat, volgens de ambtsberichten der procureurs-generaal,
fungeerende directeuren van politie, die toestand gunstig
mag worden genoemd en de politiemacht nergens onvol
doende is gebleken. Wat bedelarij en landlooperij
betreft, daartegen wordt algemeen krachtig gewaakt; terwijl
in een enkel ressort nog in het laatste kwartaal 171 per
sonen ter dier zake werden veroordeeld en door strenge
handhaving der vreemdelingenwet vreemde landloopers
schap."
Een gezelliger disch dan dit vriendenmaal, was niet denkbaar.
Valentijn was weder even opgewekt als altijd en nam met hart
en ziel deel aan den strijd van repartees, die er tusschen
Stanton en Vigor gevoerd werd. Ook Lord Rothwell was zeer
opgeruimd en deed wat hij kon om zijn gasten genoegen te geven
En ik, wat had ik te vreezen? Bij mijn aankomst te Mirfield
had ik een brief van Claudine gevonden. Zij was wel en nit
eiken regel sprak liefde. Een paar jaren gaan spoedig voorbij.
Myn vader zal terngkeeren; hij zal haar zien en liefhebben,
en dan is alles in orde. Nu ter ruste en droomen van Claudine
en van groote weitasschen vol patrijzen, want de jagers van
Rothwell hebben mij gezegd, dat wy nooit zulk een goed patrij
zen jaar gehad hebben.
De hand van het lot.
Den volgenden dag werd de jacht geopend en hadden wy te
druk werk tusschen het knollenland en de stoppelvelden, om aan
iets te denken behalve aan patrijzen. Wij keerden dan ook met
een prachtigen buit naar huis terug. Rothwell, die jacht gemaakt
had op alle dieren in de wereld, welker bestemming het is voor
's menschen genot, welzijn of veiligheid te worden doodgeschoten,
was een uitstekend jager. Stanton, die meer patrijzen had ge
schoten dan eenig jachtliefhebber in Engeland, behoefde ternau
wernood voor zyn gastheer onder te doen. Ook over mij waren
de heeren tevreden en zelfs de met een geleend geweer gewapende
Vigor, bracht zijn aandeel tot den buit by. Valentijn alleen was
geen held in het patrijzen schieten of liever hij liet zich aan het
jagen weinig gelogen liggen. Een mooi vergezicht of een fraai
plekje was genoeg om zyn aandacht van zijn werk af te leiden,
terwyl hij zich door zijn onoplettendheid aan spot en verwijten
blootstelde. Maar, zooals ik zeide, wij hadden een prachtigen
buit gemaakt en Rothwell's gelaat straalde van genoegen, toen
wy hem onzen dank betuigden voor het genot dat hij ons
verschaft had.
Gedurende den rusttijd na ons tweede ontbijt, waren Vigor en
ik toevallig een oogenblik alléén. Valentijn was naar een op
eenigen afstand gelegen schilderachtig plekje gewandeld, om dat
met een kunstenaarsoog van naderbij op te nemen en Rothwell
cn Stanton warén nog bezig met hun déjeuner.
„Zijt ge de laatste maal dat ge in de stad waart, nog in de
club geweest, Philip vroeg Vigor, terwijl wij een sigaar opstaken
en onze vermoeide leden uitstrekten, om nog een half uur rust
te nemen.
„Slechts een paar minuten, maar ik heb er niemand gesproken.'
„Er is een alleronaangenaamst praatje in omloop, ten aanzien
van je vriend," ging hy voort, naar Valentijn wijzende.
„Wat wordt er van hem verteld? Heeft hy schulden gemaakt,
is hij krankzinnig geworden of ligt hij onder verdenking van een
misdaad gepleegd te hebben
„Niemand weet waar geruchten vandaan komen, maar zij ver
spreiden zich als een loopend vuurtje. „Hebt gij het gehoord
zegt Joncs. En dan, verheugd dat Smith het niet gehoord heeft,
maakt hy hem met het nieuws bekend. Weet Smith er echter
van, dan gaan beiden de geruchten, die zy wederzijdsch opge
vangen hebben, met elkander vergelyken, om zich van de waar-