sprekend getuigenis af van zijne kunde en zijne talenten
als bouwmeester.
f Men schrijft ons van Texel, dd. 23 dezer:
„Komen nu en dan in de varkenswereld al eens buiten
gewoon zware exemplaren voor, zoo wichtig als 't tweetal
zwijnen, dezer dagen voor rekening van het Algemeen
Armbestuur, ten behoeve der verpleegden in het gesticht
van weldadigheid geslacht, zijn zeldzaam genoeg om eene
bijzondere vermelding te verdienen.
Het eene varken toch woog 554 en het andere 504 halve
kilogrammen schoon aan den haak. Beide dieren waren
hier gemest.*'
Men schrijft uit Bennebroek
„Het bericht, dat de WA. Scholten" vergaan is, heeft
hier veel sensatie verwekt. Immers vier onzer dorpsge-
nooten kwamen naar alle waarschijnlijkheid bij de ramp
om het leven, nl. H. Troost, geb. Van Drongelen, die met
hare drie jeugdige kinderen haren man volgde naar de
nieuwe wereld, waarheen hij in Augustus jl. was gegaan
om werk te zoeken, hetgeen boven verwachting was gelukt.
Dat ieder diep medelijden gevoelt met den ijverigen man,
die op zoo treffende wijze vrouw en kinderen verloor, laat
zich begrijpen."
Te Amsterdam zijn jl. Maandag door prof. Tilanus
beide beenen aan Jacobus Mens geamputeerd. Men zal
zich herinneren, dat Mens tengevolge van brandwonden in
het Binnengasthuis werd opgenomen.
De gezondheidstoestand van Keizerin Eugénie, die
thans in 't Amstel-Hötel te Amsterdam vertoeft, geeft tot
de grootste bezorgdheid aanleiding. Bij de rheumatieke
kwaal is sedert kort een zielelijden gekomen. In hare
omgeving bevinden zich de echtgenoote van generaal Bour-
baki en de vroegere prefect van Politie Pitrie. Prins Victor
Napoleon wordt aldaar verwacht. (Amst. Crt.)
Te Boskoop is overleden de heer K. J. W. Ottolander,
een der oprichters van de Pomologische Vereeniging, een
man, die om zijn kennis op pomologisch gebied, tot zelfs
in het buitenland, algemeen bekend was.
De Rechtbank te Leeuwarden heeft S.Sybrandy, oud
49 jaren, boekverkooper te Makkum, schuldig verklaard
aan opzettelijke beleediging, den Koning aangedaan, en hem
veroordeeld tot 3 maanden gevangenisstraf.
Jl. Maandag zijn de lijnen HattemEpe en Apel
doornDeventer der Koninklijke Locaalspoorweg-Maat-
schappij „Willem III" voor het publiek verkeer opengesteld.
Uit Ede wordt gemeld, dat de slachter G. J. aldaar,
die, zooals gemeld is, eene zieke koe slachtte, terwijl hij
een wonde had aan zijn arm, te Arnhem aan bloedvergiftiging
is overleden.
De oudste Wethouder der gemeente Westdongera-
deel, de heer G. W. Idsardi, te Ternaard, een zeer gezien
man, kwam jl. Maandagavond op noodlottige wijze om'het
leven. Van eene vergadering naar huis terugkeerende, is
hij, door de duisternis misleid, in eene sloot geraakt en
verdronken.
Een inlander te Batavia werd door zijn heer met een
brief naar het Postkantoor gezonden, om er een postzegel
te koopen, dien op den brief te plakken en dezen vervolgens
in de bus te doen. De slimme Tjiïn deed wat hem gezegd
was, in zoover, dat hij werkelijk een postzegel kocht, den
brief in de bus wierp, maar den postzegel vervolgens op
de bus plakte. v:
De oude eerwaardige belijdenisschriften worden weieens
pilaren der kerk genoemd; en, tot zekere hoogte, heeft die
beeldspraak haar recht: pilaren ondersteunen de gewelven
der oude kerkgebouwen. Helaas! men ziet er ook velen
tegen leunen, achter schuilen en slapen.
J. C. Kindermann.
Nadere bijzonderheden omtrent de aanvaring
van het stoomschip „W. A. Scholten".
Volgens nader ingekomen bericht van een passagier van het
stoomschip „W. A. Scholten", deelt de Nederl. Amerik. Stoom
vaart-Maatschappij nog het volgende mede:
Ik zal hiermede een kort verslag van het gebeurde geven, voor
zoover dit mijne eigene ondervinding en de indrukken, die ik van
het gebeurde gekregen heb, betreft
De aanvaring had plaats om circa half elf; wij waren eenige
oogenblikken te voren ten anker geweest en stoomden nu „half
speed".
De schok wa3 zóó licht, dat ik niet aan eonig oogenblikkelijk
gevaar heb gedacht. Ik verliet de rookkamer en begaf mij met
den dokter, dien - ik op Het achtcrdtk vond, naar voren om de
stcerage-passagïers gerust te stellen. Op dit oogenblik werd van
de brug het commando gegeven om do booten naar buiten te
brengen en gereed te houden, llecds was van te Voren naar de
machinekamer getelegrafeerd om te stoppen en onmiddellijk daarop
om zacht aan vooruit te .stoomen, welke order door den roeper
werd herhaald, met bijvoeging van zoo zacht als mogelijk. Ik
meende, uit de rookkamer gekomen, oen schip te zien aan bak
boordzijde, hetwelk langzaam achter ons verdween.
Met den dokter begaf' ik mij in de steorage, waar ik alles in
dc grootste opschudding vond.
Het water stroomde echter nog niet in het tusschendekhet
gat, door de vreemde boot gemaakt, was echter door de bunks,
waarvan er twee compartementen ingedrukt waren, zoodanig
bedekt, dat er van binnen niets nauwkeurigs was waar te nemen.
Op het dek teruggekomen begaf ik mij naar de plaats waar
de „Scholten"- was. aangevaren (eenige meters vóór de brug) en
vond dat.de railing en het-tuig weg waren over een uitgestrekt
heid van circa drie meter (deze waarnemingen zijn echter niet
zóó nauwkeurig, dat zij als officieel zouden kunnen dienen.)
Ik begaf my weder nRar het achterdek.
De beide booten aan bak- .en stuurboord juist achter de brug
waren uitgebracht, echter nog niet te water, en men was bezig
met te trachten de beide achterste booten uit te brengen.
Ik begaf mij daarop naar: berieden om mijne overjas aan te
trekken en mijn lijfsprescrvet 'aan'-te doen, daar ik bemerkt had
dat vrij snel zonken. De lueht was sedert de aanvaring en dus
ook vóór de aanvaring iets mistig, echter niet zoo of wij konden
het schijnsel van óén der lichten („South Sand Iiead"), zien op
den wal. Boven gekomen, vond ik alles in de grootste ontstel
tenis de matrozen hadden de- achterste booten verlaten, en ieder
trachtte in de beide booten^ welke uitgebracht waren, te klimmen
van de brug werd door den kapitein getracht dc orde te herstellen
en ik hoorde hem, met den revolver in de hand, uitroependen
eerste welke in.de booten gaat, schiet ik een kogel door den kop.
Intusschen was de bakboordsboot te water, ik liep naar die
zijde en toen de boot langs het schip kwam, waar ik mij bevond,
wierp ik mijn jas in de boot. en sprong daarop mede er in. Wij
werden door het stoomschip. „Ebro" opgepikt, welk stoomschip,
nadat het de vuurpijlen en blauwlichten door ons afgevuurd, had
gezien, het wrak tot op 10,0. yards naderde.
De andere boot arriveerde eenige oogenblikken later en nu werd
door ieder, die slechts zijne zinnen bijeen had, getracht de zich in
het water bevindende schipbreukelingen te redden met touwen, welke
over het schip geworpen .werden en met de booten, gedeeltelijk
met onze manschappen, gedeeltelijk met die van „Ebro" bemand.
Wij bleven vier uur in de, nabij beid van het wrak er werden
in het geheel 80 menschen gered.
Ik bemerkte nog de lichten van twee kleine booten, welke zich
in dc nabijheid bevondenen naar alle waarschijnlijkheid ook
eenige schipbreukelingen zullen gered hebben. Daarna stoomde
de „Ebro" naar Dover. Door den kapitein en crew van dit
stoomschip werd alles gedaan om onze lieden aan droge kleedercn
te helpen.
Te Dover aangekomen, kwamen wij met Hammouth'sboot aan
wal en maakten toebereidselen vóór de ontvangst der passagiers,
terwijl de namen der geredden door den 2den officier werden
opgenomen.
Déze werden in het Sqamanshome gebracht, van kleederen
voorzien en voor zoover er geen plaats voor alle in het Home
was, door den secretaris elders ingekwartierd. Behalve twee
lijken, welke dóór het stoomschip „Ebro" werden aangebracht,
werden jl. Maandag nog achttien lijken door twee visschersboolen
aan land gebracht.
Het stoomschip dat de „W: A. Scholten" beeft aangevaren is
nu met alle zekerheid te hdéfneri:
Het is de „Rosa Mary"TJweIke Maandag te Dóver arriveerde
met haren boeg tot op het coljiusion bulkhead ingestooten.
Wij nemen aan, dat dit stoomschip, volgons dc gegevens die
wij hebben, na geankerd, te zijn geweest, onder stoom was toen
het met ons in aanvaring kwam en door nalatigheid de zijlan
taarns niet had ontstoken.
Aan de berichten in de „Times" van Dinsdag omtrent het
verongelukken van de „W. A. Scholten" is het volgende ontleend
Een-en-twintig lijken van verongelukten zijn thans te Dover
in eene loods uitgelegd: vijf vrouwen en zestien mannen. Met
behulp van den tweeden, stuurman der „Scholten" tracht men
zooveel mogelijk deze dooden te herkennen. Er zijn onder hen
verscheidene Poolschc Joden, die volgens den ritus van hunnen
godsdienst zullen begraven worden.
De begrafenis heeft gisteren plaats gehad.
Het voornemen is, zoo spoedig mogelijk (als het weder stil
blijft) een dnikèr naar het gezonken schip omlaag te zenden,
daar men vermoedt, dat er vele lijken nog in het wrak zelf
gevonden moeten worden. De „Scholten" ligt in ongeveer 12
vadem water, doch zij schijrit een weinig weg te drijven. Niet
ver weg is de plek, waar indertijd de „Strathclydc" en het
Duitsche landverhuizersschip „Pommerania" gezonken zijn.
De „Rosa Mary" ligt in het Granvillo Doek, en de gezag-
wegens zijn onverstoorbaar humeur. Doch ondanks al dat genot
en die gezelligheid, keerde niemand met grooter blijdschap zijn
gelaat naar Londen dan ik, daar Clandine mij geschreven had,
dat zij een paar dagen in de hoofdstad hoopte te komen, waar
wij elkander ontmoeten en onze beloften van eeuwige trouw
hernieuwen zonden. Ook Valentijn verlangde naar zijn atelier.
Dus pakten wij onze valiezen en keerdeD naar de groote stad
terng, versterkt door de frissche lucht, gebruind door dc zon, ge
spierd door wekenlange lichaamsoefeningen en gestaald voor alles
wat het lot voor ons in haar schoot mocht verborgen houden.
„Daar komt hij."
Ik kan de eerstvolgende achttien maanden, gedurende welke
weinig voorviel dat van invloed was op mijzelven en de andere
hoofdpersonen van dit verhaal, snel voorbijgaan. In spijt des
barschen generaals, is Claudine trouw gebleven aan haar gegeven
woord. Zij is in mijn oogen schooner dan ooit, terwyl mijn
liefde voor haar steeds toeneemt; Toch hebben wij onzen trouw
dag nog niet bepaald, hoewel Claudine reeds eenige maanden
geleden, meerderjarig is geworden en haar voogd haar, met mili
taire netheid en nauwgezetheid, rekening en verantwoording
heeft gegeven van het beheer van haar fortuin en haar in het
bezit heeft gesteld van een inkomen van meer dan duizend pond
sterling. Hij sloot de specificatie van den kasstaat met een
waarschuwing tegen avonturiers in het algemeen en fortuinzoekers
in het bijzonder, terwijl hij haar, ter wille van de nagedachtenis
haars vaders, smeekte haar engagement met dien jongen man,
Norris, te verbreken.
Claudine luisterde eerbiedig toe en na hem haar dank betuigd
te hebben voor zijn zorgen en zijn welwillendheid, verzekerde zij
hem dat zijn argwaan ongegrond was en dat zij van plan was
mijn echtgenoot te worden, zoodra ik begeerde haar naar het
altaar te brengen. Toen hij dit hoorde, verklaarde de oude man,
met droevige profetiën, dat hij zyn handen waschte van zijn pupil
en dat hij haar verder aan haar lot overliet.
Zij is thans voor onbepaalden tijd bij Lady Estmere en eenigs-
zins belecdigd, dat ik niet kan besluiten nu reeds met haar te
trouwen. Heeft zij niet geld genoeg voor ons beiden? Maar ik
ben trotsch en kan er niet toe komen, geheel van het geld myner
vrouw te leven, hoe lief en edelmoedig die vrouw ook wezen
moge. Voor zoo ver ik weet, hang ik geheel af van myn vader,
maar hoeveel zelfverloochening het mij ook kosten moge, toch
,heb ik vaat besloten, mijn huwelyk tot zyn terugkeer uit te stellen.
Ieder die recht heeft mij in deze zaak te raden, juicht dit besluit
toe. Er wordt losjes overheen gegleden, alsof het niets is, een
half, ja, misschien .een heel jaar te wachten. Maar men vergeet,
dat het Claudine Neville is op wie ik wacht. Dus wordt mijn
zelfverloochening niet zoozeer gewaardeerd als zij verdient. Gelukkig
kan ik, daar ik het recht heb haar zoo dikwijls te bezoeken als
ik wil, den tijd verbeiden totdat de zwerver, mijn vader, zal
terngkeeren.
Waar is hij? Bijna twee jaren zijn verloopen sedert hij naar
de nieuwe wereld vertrok en in al dien tijd zijn slechts twee
korte brieven tot. mij gekomen. Zij zijn gedagteckend uit een
onbekend plaatsje aan de antipoden en er staat weinig in over
hemzelven. Hij schrijft dat hij lichamelijk en geestelijk beter
is geworden, maar dat hij nog niet kan bepalen wanneer hij zal
terugkomen. Hij hondt het er echter voor, dat het reizen hem
te ceniger tijd zal gaan vervelen en dat hij het heimwee zal
krygen naar zijn vaderland.
Dan zal hij terstond terugkeeren. Er wordt niet vermeld of
hij mijn brieven heeft ontvangen. Misschien heeft hij opzettelijk
zijn reisroute veranderd. Want mijn vader ia een zonderling en
ik leef in de stille hoop, dat die reis hem van enkele zijner excen
triciteiten genezen zal. Ik ben niet van plan hem nogmaals te
schrijven, daar dit onnoodig tijdverlies zou zijn. Ik houd het er
voor, dat ik op eens een brief of telegram zal ontvangen, waarin
zijn terugkeer in het vaderland vermeld wordt. Moge dit spoedig
gebeuren, daar Claudine even verlangend naar zyn komst uitziet
als ik.
Ook Lady Estmere verbeidt, terwille van Claudine en mij, vol
blijde verwachting de tijding van zijn komst in Engeland. Ik
verherg er mij op, haar met myn vader in kennis te brengen,
daar ik mij overtuigd houd, dat zij groote sympathie voor elkan
der zullen gevoelen. Want mijn vader is te edel om zich aan
den laster der wereld te storen. Evenals ik, zal hij, wanneer
hy Lady Estmere ontmoet, terstond op haar gelaat zien dat de
dingen die er van haar verteld worden, schandelijke leugens
moeten zijn.
Zij is dezelfde als altijd lief, kalm, vriendelijk en droevig.
Mijn vriendschap voor haar is innige toegenegenheid geworden;
een toegenegenheid, die, ik ben er trotsch op dit te mogen
zeggen, door haar beantwoord wordt. De dag, waarop ik Sir
Laurence Estmere zal gevonden hebben en hem met bewijzen
zal kunnen staven dat uzijn vrouw onschuldig is, zal een van de
gelukkigste myns levens zyn. (Wordt vervolgd.)
voerder heeft reeds eene gerechtelijke dagvaarding ontvangen oru
getuigenis af te leggen.
De Londensche correspondent van de „N. Rott. Crt." seint:
Het voortgezette ambtelijke onderzoek heeft vooralsnog geen
nieuw licht doen vallen op de aanvaring van jl. Zondag. De
getuigen der „Scholten" houden vol dat de „Rosa Mary" niet
geankerd was, ofschoon zij ankerlichten vertoonde. Verscheiden
personen, zoo ook de bemanning der mailboot tusschcn Dover en
Cal.ais verklaren dat zij Zondag dc signalen van dc „Scholton"
zagen. Zij hechten daaraan echter geene bijzondere betookenis.
Vele kustbewoners zeggen hetzelfde, er bijvoegende, dat zij vaak
door zulke signalen misleid worden, wanneer zij bevinden, nudat
zij in zee staken om hulp te bieden, dat bijstand onnoodig was.
Ter zake van zeevuurpijlen bestaat geene internationale overeen
stemming. Vandaar zulke noodlottige vergissingen.
Dinsdagmiddag helderde in het Kanaal het weder op, maar
eene hooggaande zee belette een onderzoek naar het wrak, terwijl
het vuurschip van Trinity House, dat gestationeerd was in de
nabijheid van het wrak, omdat de ligging daarvan voor dc
scheepvaart gevaarlijk is, werd genoodzaakt terug te keeren. De
voormast der „Scholten" is omgevallen.
Een van de „Scholten" afkomstig lijk werd gisteren in de
haven van Dover opgevischt. Het bleek dat van den eerste
klasse passagier Wasser uit Duitschland te zijn.
Voor den heer Payn „Coroner of te Dover Borough" legde
de heer Franz Moritz, tweede stuurman van de „W. A. Scholten",
volgens de „N. Rott. Crt." de volgende verklaring af:
De „W. A. Scholten" vertrok van Rotterdam des Zaterdags
19 November, des ochtends ten 7 ure, en werd de reis zonder
eenige bijzondere gebeurtenis voortgezet tot des avonds 8 u. 30 m.,
toen het stoomschip ongeveer 6 k 8 Eng. mijlen beoosten South
Sandhead ten anker kwam. Het weder was te mistig om door
te varen, en bleef men ongeveer een nur aldaar liggen, tot het
weder opklaarde, ofschoon het nog cenigszins heijig bleef. Men
ging toen anker op, en de gezagvoerder, opperstuurman, derde
stuurman en de kwartiermeester die aan het roer stond, en hij
zelf, waren op de brug. Hij ontdekte op de brug bijna recht
voor uit twee witte lichten. Het eene scheen een ankerlicht te
zijn cn het andere een licht achter aan het schip, naar gissing
op vier of vijf scheepslengten afstand, waarop onmiddellijk het
bevel werd gegeven, „hard bakboord het roer" en waren de boido
lichten spoedig uit de kocrslyn van de „W. A. Scholten". Ily
dacht dat het schip hetwelk de vuren vertoonde ten anker lag,
doch bemerkte dat men het naderde, hij hoorde geen stoomfluit
noch beweging der machine, en binnen twee minuten nadat dia'
vuren gezien waren volgde de aanvaring. Er werden ommiddel-
lijk vuurpijlen afgestoken, waarmede men zoo lang voortging tot.
het stoomschip zonk. Het was onmogelijk meer booten dan twee
te water te krijgen, dewijl het stoomschip zoo spoedig scheef viel.
Het aanvarende stoomschip lag naar zijne meening nietten anker,
doch was in beweging. Hij heeft echter geen groen licht op het
aanvarende stoomschip gezien.
Ook de administrateur Hulsinga en de matrozen Sorensen en
Comelis De Voogd, die op de uitkijk waren vooruit, logden ver
klaring in denzelfden geest af, en hoewel zij geene gekleurde
lichten zagen zijn zij van meening, dat de „Rosa Mary" niet ten
anker lag. Ook zag geen hunner een ketting uitstaan.
Buitenland.
Het Agentschap „Havas" meldt het volgende uit
Parijs
De heer Henri Maret had gisterenmorgen een onderhoud
met den heer Orévy en hij verklaarde den President, dat
er maar één middel tot oplossing van de crisis was: zijn
aftreden als President der Republiek.
De heer Grévy antwoordde: „Ik heb het voornemen
mijn ontslag te nemen, dat is sedert gisterenochtend besloten.
Maar ik acht het mijn plicht, als bewaker der Constitutie,
het gezag met eere te verlaten en mijne verantwoordelijk
heid te dragen voor de binnen- en buitenlandsche verwikke
lingen, die ik voorzie en waarin de Republiek te gronde
zou kunnen gaan. Ziehier mijne bedoeling:
„Er zijn twee wegen open, óf het intrekken van mijne
aanneming van het ontslag van het ministerie Rouvier; óf
de samenstelling van een nieuw Kabinet ter bijeenroeping
van het Congres, dat een nieuwen President heeft te kiezen.
De tweede weg schijnt mij de beste, omdat het ministerie
van den heer Rouvier geen voldoend gezag meer bezit.
Heden zal ik den heer Ribot ontbieden; neemt hij de op
dracht eener Kabinets-formatie aan, dan zal hij aan het
hoofd van een Congres-Kabinet staanzoo niet, dan zal de
heer Rouvier het Congres bijeenroepen. De Kamer zal ik
niet ontbinden."
Men verzekert, dat de heer Rouvier de taak wil aanvaarden
van een Ministerie te vormen, dat aan het Congres het
aftreden van den heer Grévy zal kenbaar maken. In dat
geval zou het Congres reeds Maandag of Dinsdag kunnen
bijeenkomen.
De Kroonprinses van Duitschland vierde jl. Dinsdag
te San Remo haren 47sten verjaardag. Haar tweede zoon,
Prins Heinrich, was voor dien dag overgekomen.
Vorst Ferdinand van Bulgarije heeft zich een nieuw
landgoed in Hongarije aangeschaft; het heet „Tapolczany"
en hij kocht het van Graaf Keglevics voor 1,200,000 gulden.
Naar thans bekend wordt, waren er, tot bescherming
van den Keizer en de Keizerin van Rusland, van het
Russische grensstation Wirballen tot St. Petersburg, langs
de spoorweglijn twee aan twee, op 20 pas afstand, 80,000
man Russische troepen op wacht gesteld.
Te Hamburg is op 56jarigen leeftijd overleden de
componist Theodor Michaëlis, bekend door zijn „Turkische
Schaarwache". Onder zijn vakgenooten gold hij als een
voortreffelijk componist.
Te Boston, in den staat Massachusetts, werd dezer
dagen onder de leiding van het Skandanavisch genootschap
een monument onthuld voor den IJslandschen reiziger Leif
Erikson, die lang vóór Columbus Amerika ontdekt zou
hebben. Rekent men Groenland tot Noord-Amerika, dan
was Leif echter ook nog de eerste ontdekkei" niet, maar
zijn vader, de „viking" Erik Randa, die, van IJsland uit
varende, de oostkust van Groenland ontdekte en om de
zuidelijke kaap Farewell voer. Beschouwt men echter,
zooals velen doen, Groenland als een afzonderlijk land, dan
was de zoon van Erik de eerste die het vasteland van
Amerika vond, toen hij in het jaar 1000 een reis naar het
door zijn vader ontdekte land deed en daarop Labrador,
Newfoundland en de kust van Massachusetts ontdekte. De
Bostonners hebben dus nog zoo'n ongelijk niet, als zij voor
Leif Erikson in hun stad een monument plaatsen.
Een ballon vermist. Den 13 dezer is de bekende
luchtvaarder L'Hoste, met de heeren Mangot en Aver-
deacon, te Parijs met den ballon „Arago" opgestegen. Drie
uren later daalde men te Quilleboeuf, in de Beneden-Seine,
neder, waarvan de heer Averdeacon gebruik maakte om
naar Parijs terug te keeren. De anderen, ziende dat er
nog genoeg gas was, besloten het kanaal over te steken*