gangen en passen der hoogere dressuur. Het welkom, haar
gebracht, was van dien aard dat niet minder dan tien per
sonen noodig waren om al de bloemen, in ruikers, in korven,
op kussens geschikt, aan te dragen. De directeur werd
te dien opzichte ook niet vergeten, want na de voorstelling
van vier in vrijheid gedresseerde keurige goudvossen,
werden hem eenige kransen vereerd. De dressuur dezer
schoone paarden, nagenoeg geheel met Fet woord, is niet
minder merkwaardig dan die van het apporteerpaard „Pufï",
ook door den directeur voorgesteld. „Puff" is een oude
bekende, die echter nog vrij wat heeft aangeleerd. Hij
duelleert nu en wordt kreupel geschoten. Het kwaad is
echter spoedig voorbij, want alras jaagt hij zijn tegenstander
den circus uit, trapt hem qrgens buiten de deur dood en
komt met het lijk in den bëK door de arena heen naar
den stal hollen. Die niet gelooft dat 't zoo erg is kent
„Puft- niet.
Nog een andere bekende werd als vriend begroet. De
clown Albert Wolff werd ontvangen met al de hon
neurs, aan zijn rang verbonden. Hij bedankte voor die
onderscheiding met een kort en hartelijk woordtoen kwam
de clown weder in zijn element.
De voorstelling bood veel verscheidenheid en veel nieuws.
Men schrijft ons uit Anna Paulowna, dd. 5 dezer:
Zooals sinds verscheidene jaren gebruikelijk is, had ook
heden weder ter gelegenheid van het Sint-Nicolaasfeest een
schoolfeest plaats. Ging het vroeger uit van de afdeeling
van Volksonderwijs of van particulieren, thans geschiedde
het als verleden jaar vanwege de Vereeniging tot bevor
dering van Schoolbezoek. Deze Vereeniging heeft tot stel
regel aangenomen, in toenemende mate hen uit te sluiten,
die zich aan schoolverzuim schuldig maken.
Werden verleden jaar kinderen geweerd, die meer dan
150 maal verzuimd hadden, thans werden degenen, die meer
dan 100 maal afwezig geweest waren, niet toegelaten.
Verblijdend is het te zeggen, dat deze zedelijke maatregel
gunstig werkt. Alleen op school No. 1 waren 38 kinderen,
die dit jaar geen enkele maal om willekeurige reden de
school verzuimd hadden, terwijl er 121 waren, die hoogstens
10 absenten hadden. Wel valt er nog heel wat op aan
te merken, maar wij willen hopen, dat door de middelen,
die de Vereeniging aanvaard, ook op andere wijze, het
schoolverzuim binnen weinige jaren tot een minimum moge
beperkt zijn.
Voor de kinderen van school No. 1 was de Hervormde
kerk weder bereidwillig afgestaan en op aardige wijze
versierd. Elk kind kon een prijs kiezen; deze hingen alle
voor elk goed zichtbaar. Natuurlijk gingen degenen, die
't minst verzuimd hadden, vóór, maar elk kreeg toch wat,
en daarenboven werd op milde wijze koek en suikergoed
uitgedeeld. De Voorzitter der Vereeniging, de heer Pareau,
sprak een toepasselijk woord bij de opening van het feest
tot de kinderen, terwijl later de Burgemeester, de heer
Waller, meer inzonderheid het woord richtte tot de ouders,
welke op de galerijen tegenwoordig waren. Mogen deze
woorden ruime instemming vinden en dit blijken door ver-
mindërd schoolverzuim.
Een negental jonge meisjes leenden bereidvaardig hare
hulp bij het ronddeelen van het „zoet". Zeer zeker zal
ook dit feest mede veel aangename herinneringen achterlaten.
Morgen vieren de kinderen van school No. 2 feest in
hun eigen leerplaats.*
Te Utrecht ligt op 't oogenblik .een adres aan den
Koning ter teekening, waarin er op gewezen wordt, dat
eene belangrijke vermeerdering van inkomsten voor het
Rijk, dé provinciën en de gemeenten zou zijn te verkrijgen
door het beplanten der wegen met vrucht- en andere boomen.
Zoodanige beplanting zou bovendien, aldus wordt in het
adres betoogd, niet alleen geldelijkgroote voordeelen schen
ken, maar ook aan de nog vlakke wegen in óns vaderland
een schooner aanzien geven. Op deze redenen wordt tot
den Koning het verzoek gericht, te bevorderen dat een
grondig onderzoek worde ingesteld naar de wenschelijkheid
en uitvoerbaarheid om Rijks-, provinciale- en gemeentewegen,,
naarmate der geschiktheid van den grond, met vrucht- of
met andere boomen te beplanten en dat maatregelen worden
genomen om dit denkbeeld te verwezenlijken, indien uit
dat onderzoek blijkt, dat de zaak wenschelijk en uitvoer
baar is.
Door den heer A. Swart is in de duinen op Ter
schelling een daar zeldzaam voorkomende vogel gevangen
en naar het zoölogisch station gezonden, nl. een Jan van
kon ik my om raad wenden, want een raadsman had ik noodig.
Hoe vertrouwelijk ik ook met Valentijn omging, met hem kon
ik het punt niet bespreken, waarover mijn vader en ik verschil
hadden. Dezelfde redenen verhinderden mij "Öit onderwerp met
Lady Estmere te behandelen, terwijl Claudine de zaak wat heel
eenzijdig beoordeelde.
Met ongeveinsde blijdschap legde ik mijn hand in die van
Lord Rothwell en mijn hart klopte van vreugde, toen zijn harte
lijke handdruk mij zeide, dat ik zijn vriend was gebleven.
Kom binnen, kapitein Philip," zeide hy. Hij noemde mij nu
en dan nog wel eens bij den ouden jongensnaam, dien hij my
gegeven had. „Kom binnen en ga wat gezellig met mij zitten
praten."
Hy ging mij vóór naar een kamer, die hy reeds naar zyn
eigen smaak had ingericht. Twee groote tafels stonden in het
midden en waren met stapels boeken en papieren bedekt. Ik
lachte toen ik in het vertrek rondkeek.
„Gij zet spoedig den stempel van uw persoon op een vertrek,"
zeide ik.
„Ja, het verwondert mij somtyds, dat de hotelhouders dit
toelaten. Ik vermoed dat mijn titel hen zoo toegevend maakt.
Het bezit van een titel heeft groote voordeelen, als men er
behoorlijk gebruik van weet te maken. Het spreekwoord zegt:
noblesse oblige. Daar is niets van aan, Philip. Niemand
is zoo vry om te doen en te laten wat hij wil, als een edelman.
Gij znlt u wel eens schamen over mijn slordigheid."
Hij deed zichzelven onrecht aan. Want, hoewel hij gemakshalve
gaarne in een oude jas en op een ronden, houten keukenstoel
zat te werken, Lord Rothwell was, behalve op zijn eigen kamer,
waar hy alleen zijn heel intieme vrienden ontving, in kleeding
en manieren het type van een gentleman, terwijl zijn ridder
lijke hoffelijkheid en moed, hem verhieven boven eenigen edelman
dien ik ooit had ontmoet.
Hij had Lady Estmere en Valentijn nog niet gesproken en zyn
eerste vraag was hoe zij het maakten. Het verheugde hem te
hooren dat Valentijn als schilder naam begon te maken en hy
schudde droevig het hoofd, toen hij van zijn ongelukkige liefdes
geschiedenis hoorde, die zoo treurig was afgeloopen; Toen vroeg
hij naar myn engagement.
Ik verzweeg niets voor hem. Ik vertelde hem van mijns vaders
plotselingen terugkeerhoe hij Valentyn had weggejaagd en hoe
hy mij had gedwongen te kiezen tusschen hem en Claudine.
(Wordt vervolgd.)
Gent, een zwemvogel, welke tehuis behöort op de Doggers-
bank en ih Noorwë^enr. Het? dier is hoogst waarschijnlijk
door dén mist in de vórige' week verdwaald. Gewoonlijk
zijn deze vogels meer wit; deze js;donker grijs; de vlugt
is bijna 1.5 meter.
Iri een particulieren brief uit Florence in de Arnh. Crt."
wordt het volgende gemeld over Italiaaiische zindelijkheid
„Ik heb mijn hospita er eens ernstig over onderhouden,
met het gevolg, dat den anderen 'dag voor het eerst in de
afgeloopen twee maanden de vloer werd schoongemaakt.
Raad eens waarmede? Met olie en zaagsel. (Het is een
steenen vloer, gelijk in de meeste huizen). Groene zeep
kennen ze hier niet. En verbeeld je, mijn beddelaken
werd, nadat het vier weiten dienst had gedéan, eenvoudig
omgekeerd, waarschijnlijk met het plan, om me vier weken
op den anderen kant te laten slapen en het dan misschien
weder om te keereii. Dié toeleg is evenwel niet gelukt
en ik heb niet gerust voor bepaald werd, dat tenminste
om de vier weken schoon beddegoed werd gegeven.
De bekende aardigheid: houdt ge van kaas? houdt je
tante van kaas? enz. komt me hier dikwijls in de gedachte;
nadat ze eens bij mij was opgekomen, keert ze telkens
terug, naar aanleiding van de kaasvereering in dit land.
Ik krijg kaas uf alles, op alles, door alles: in de macaroni,
in de soep, in de rijst, op het brood. Kortom overal....
De knollen worden hier gebakken als aardappelen en de
witte hoonen bereid met oliè. 't Vleesch is hier zeer goed,
en de rest ook niet kwaad; het smaakt me althans, als ik
maar niet het geluk heb, mijn bord aan den onderkant te
bezien: borden worden Jiiér alleen aan den bovenkant
schoongemaakt, of liever afgeveegd."
Practisch! Op het groote Postkantoor te Londen
worden de boeten, door. de ambtenaars voor kleine ver
zuimen, te laat komen, enz. beloopen, terstond betaald of
liever van hun salaris ingehouden, en wel met postzegels,
die op de lijst tegenover hun naam geplakt en met den
dagstempel vernietigd worden. De verantwoording is dus
wel zoo eenvoudig mogelijk.
Bij een slager. Politieagent: „Is het waar, wat ik
gehoord heb, verkoop je hier ziek vleesch?"
Slager (vertrouwelijk): „Als je me niet verklapt, wil
ik het je wel zeggen: 't Is nog veel erger."
P. A. (verontwaardigd): „Wat zeg je, nog erger?"
S.„Ja zeker, het vleesch is niet alleen ziek, 't is heele-
maal dood, versta je?"
P. A. vertrekt zonder verdere opmerking.
Het Sint-Nicolaasfeest is zoo oud als ons volk; een
feest, dat zich wendt als een lichtstreep door onze historiën,
door honderden jaren van voorspoed en lijden.
Oude Sint, die uit Spatije komt, het land, dat wij sloegen
met den moed van de wanhoop in de ijzeren vuist, toen
de genius der vrijheid uit1 ónze polders omhoog Bteeg en
den weg wees der glorie aan het arme, vertrapte, mishan
delde volk; oude Sint, die uit Spanje komt en zoo kostelijk
ironisch ons appeltjes van. Oranjp brengt voor mutserd en
strop u blijven wij trouqr.: Het ras, waaruit wij stam
men, en welks bloed, ach, hoe verslapt en dun, nog in
onze aderen vloeit, hei vJéapóëet op eigen trant. Het
smachtte niet en het dweepte niet; nimmer verloor het
vasten grond, maar jolig was bet, vol van pit en sap en
zwier en levenslqst. In den ether zwom het niet, maar
het dronk de kleuren dezer aarde met zijn oogen; hemel
vond het in het lichtgetoover van zijn vochtigen damp
kring en bewolkte luchten. Gij, Decemberheilige met uw
zwarten knecht, wiens wambuis schemert van het goud-
bórduursel, gaarne zien wij u uit de lichtende duisternis
van Rembrandt komen en rijden over onze dakenen luister
vinkje spelen aan onze schoor steenen. J. H. Hooyer.
D AH W I 3NT.
In dé jongste tijden heeft een nieuw boek zeldzaam zooveel
opgang gemaakt, zoo meldt men uit Londen aan de „N. Rott. Ct.",
als „Het leven en de Brieven1 van Charles Darwin," die, verhaald
en uitgegeven door zijnen zoon Framjois, in drie deelen by John
Murray verschenen zyn. Het werk is als het ware verslonden.
Ik heb gelegenheid gehad de «jeeltjes des heeren Fran$ois
Darwin te doorbladeren en, bij het dichtslaan van het laatste,
moet ik bekennen, dat hun inhoud het welslagen der uitgave
alleszins wettigt. „The Life and Letters of Charles Darwin" is
een pikant boek nopens een groot man, groot geworden door
eigen studie, bijkans in spijt van zichzelven en zeker in strijd
met levensomstandigheden, die Darwin's roeping in de geschiedenis
der beschaving lang tegenhielden. Het doet nieuw licht opgaan
over eene persoonlijkheid, die, bij eene wereldvermaardheid,
weinig gekend, nog minder begrepen is geworden. De meeste
menschen hebben ongetwijfeld van Darwin gehoord, maar dan
alleen als van den man „die heeft getracht het bewys te leveren,
dat wij, menschen, van de apen afstammen," zonder ooit éenen
blik te hebben geworpen in zijne werken, die toch eene omwente
ling hebben teweeggebracht in de philosophie der natuurweten
schap. Laat dezulken, zoo zij niet al te verstokt zijn in hnnne
moedwillige onwetendheid, deze biographie ter hand nemen. De
fijngevoeligsten zullen niet geschokt worden door familieschan
dalen en pijnlijke onthullingen, als in de papieren van Thomas
Carlyle. Menigeen die, allioht op andermans inblazingen, zich
Darwin voorstelde als een mqnster, zonder God of geweten, zal
nu laat ons hopen aangenaam worden teleurgesteld
door het beeld van eenen geleerde, kalm en behagelijk een rustig
familieleven leidend, „far from the madding crowd," in het een
zame Down, op eenigen afstand van deze hoofdstad.
Darwin had, vooral op het laatst van zijn werkzaam bestaan,
een ziekelijk gestel. Hy leed aan eene smartelijke kwaal, en,
lezen wij, „gedurende veertig jaren genoot hij nimmer éénen
enkelen dag de alledaagsche gezondheid van een gewoon sterve
ling." Maar hij droeg zijn kruis in stille lijdzaamheid, gelukkig
onder de zijnen, die hy liefhad en die hem teer beminden, en
zonder ooit blijk te geven van een door pijn bedorven humeur.
Is dit op zichzelf bewonderingwekkend, hoeveel hooger moet nog
onze eerbied rijzen, wanneer wij beseffen, dat Darwin zijne
mcesterstnkken heeft kunnen volbrengen onder omstandigheden,
welke menig ander geleerde buiten gevecht zouden hebben gesteld.
Darwin had zeker één groot voordeel boven Spinoza. De
schryver der „Origin of species" had nimmer te kampen met
broodgebrek. De geriefelijkheden des levens faalden hem niet,
en hij kon onbekommerd voortwerken, zonder vrees voor den
nood van morgen. Veel van hetgeen wij in „Life and Letters"
lezen nopens Darwin's levensbijzonderheden, is vervat in eene
vrij uitvoerige antobiographio, in 1876 door hem geschreven, en
wel alleen voor de leden zyner eigen familie. Is dit hoofdstuk
dientengevolge allicht met minder zorg opgesteld dan anders het
geval zou zijn geweest Darwin klaagde op het laatst, van
zyn leven zelf over zyne toenemende slordigheid in het schryven
het wint daardoor voorzeker aan natuurlykheid, een waarborg
der echtheid.
Het behelst een aantal nog onbekende omstandigheden uit het
leven van Darwin's vader, den geneesheer te Shrewsbury, een
man voor wien de zoon eene soort van plechtige vereering aan
den dag legt, maar wien de wereld por slot van rekening slechts
luttel te danken heeft, want het lag niet aan hem, dat wy nu
spreken en schry ven over het darwinisme. Darwin senior
bad geen zeer hoogen dunk van zynen zoon, wien het ongeluk
trof van reeds op achtjarigen leeftyd zijne moeder te verliezen.
Darwin junior hield te veel van )Agen en honden, en papa ver
telde hem dat hij, als hij zóó voortging, „eene schande worden
zou voor zichzelf en voor zijne geheele familie." In 1818 bezocht de
knaap de school te Shrewsbnry, onder leiding van dr. Butler.
Darwin begon toen al smaak voor proefnemingen tc ontwikkelen,
en hij zat meestal bij zijnen broeder in het scheikundig laborato
rium. Dr. Butler vond dit eene „tijdvermorsing" en verweet
hem dit op eenen mooien dag, waarby hy den jongen voorhiëld,
dat hij een „poco curante" was. „Ik begreep niet wat hij zeggen
wilde," zegt Darwin, „maar het klonk mij in de ooren als een
ontzettend verwijt.
Papa vond bet zaak, zynen zoon ook maar in de medicijnen
te laten studeeren, en laatstgenoemde ging daartoe in 1825 naar
Edinbnrg. Doch deze loopbaan viel volstrekt niet in des jonge-
lings smaak. De voorlezingen over geologie vond hij zóó onuit
staanbaar vervelend, dat hij zwoer nooit meer geologie te zullen
studeeren een eed, dien hij gelukkig spoedig schond.
Dr. Darwin ontdekte eindelijk, dat Cbarley voor het dokteren
niet in de wieg was gelegd, en zond hem toen naar Cambridge,
waar hij het maar in de theologie moest probeeren. Charley had
niets daartegen, zoo vertelt hij ons; destyds nam hij elk woord
in den bybel voor strikte en volstrekte waarheid aan. Vole
jaren later deelde een Duitsch phrenelogist hem inderdaad mede,
dat bij hem „de bult der godsdienstigheid zóó sterk ontwikkeld
was, dat tien priesters er volop aan zouden hebben."
Te Cambridge legde de jonge Darwin den grondslag zijner
natuurkundige studiën, maar nooit zouden zij hebben gevoerd tot
de „Origin of species", zonder de reis met de „Beagle", het eigen
lijke keerpunt in het leven des geleerden. Het is zonderling, te
moeten lezen van hoe weinig het mislukken dezer wereldreis
afhing. Dr. Darwin was er tegen, en het had niet veel gescheeld,
of hij had zijn veto gehandhaafd. Toen déze moeilijkheid ver
dwenen was, verrees er voor Darwin junior een ander gevaar.
Fitzroy, de kapitein der „Beagle", had bezwaar tegen desjonge-
lings neus! Darwin's neus was hem niet ernstig genoeg; van
zulk een neus kon men niets goeds verwachten. En kapitein
Fitzroy beweerde nog wel een leerling van Lavater te wezen!
Men weet, dat de wetenschappelijke uitkomsten der reis op de
„Beagle" pas in 1859 aan de wereld werden medegedeeld, gelijk
zij in Darwin's brein waren verwerkt. De wording der „Origin
of species" duurde 22 jaar, gedurende welke de schrijver de
gegevens bijecnlas, waarop hij zijne gevolgtrekkingen grondde.
Darwin was een hoogst beminnelijk man, maar hij had zijne
eigenaardigheden. Eenig papier te vermorsen, was hem een
gruwel. Daarentegen had hij geen respect voor boeken, die hij
vaak middendoor sneed, als zij hem voor het hanteeren te zwaar
werden; nog minder voor vlugschriften, waaruit hij debladzyden
scheurde, die hem belang inboezemden, terwijl hij de overige
wegwierp. In zaken en in zijne studie's volgde hij anders het
onverbiddelijke methodisme, dat ook zyne werken kenmerkt. Alles
op zijn tijd cn plaats, was zyn gulden regei. Daarby kwam een
ijzeren geduld, eene taaie volharding.
Darwin had geen zin of oor voor muziek. De rijkbegaafde
man was arm in d i t opzicht. Ook aan poëzie begon hij in de
laatste helft zyns levens het land te krygen. Shakespeare vond hij
„onuitstaanbaar vervelend" en „walgelijk". Daarentegen behield
hij tot het einde toe zijne groote voorliefde voor romans. Hij
wilde gaarne hebben, dat zij alle blyeindend waren, en zeide
zelfs gekscherend, dat het Parlement eene wet behoorde aan te
nemen, waarbij het vervaardigen van alle vertellingen met een
somber slot straf baar zouden worden gemaakt. Geen roman vond
in zijn oog genade, of het boek moest ten minste één persoon
hebben, dien men van harte beminnen kon. „En als dat een
aardig vrouwtje is, des te beter."
Het meest curieuse gedeelte der autobiographie is misschien
een oordeel, dat Darwin over zichzelven uitspreekt, als mensch
en als geleerde. Het vonnis is niet zelfverheffend, eer overdreven
bescheiden, gelijk de man zelf was. Hij erkent schuld wat betreft
eene onbegrensde liefde voor natuurstudie, terwijl hij toegeeft,
dat hij de gave had van geduldig gadeslaan, opmerken, analy
seeren cn gevolgtrekkingen maken. Maar toch komt hij tot deze
slotBom: „met zulke matige bekwaamheden als die, welke ik
bezit, is het metterdaad verbazingwekkend, dat ik zulk een be
langrijken invloed heb kunnen oefenen op de overtuiging van
mannen der wetenschap in sommige gewichtige quaestiën."
Welke ook de feilen waren van Charles Darwin, zelfverheffing
was er niet ééne van!
Buitenland.
Jl. Zaterdag is te Versailles met 616 van de 842 stemmen
tot President der Fransche Republiek gekozen Sadi Carnot.
Die keuze valt bijzonder in den smaak van het Fransche
volk. Sadi Carnot toch staat bekend als een waardig
republikein. Hij is vijftig jaar oud en, evenals zijn groot
vader en vader, streng republikein; de naam Carnot is in
Frankrijk algemeen bekend en geacht. Marie Fran^ois
Sadi Carnot werd te Limoges in 1837 geboren en studeerde
voor ingenieur. Hij was achtereenvolgens in 1876 lid der
Kamer, in 1878 onder-secretaris bij openbare werken, van
18801882 Minister van Openbare Werken en thans is
hij tot de hoogste betrekking in Frankrijk opgeklommen.
Door zijne keuze is te Parijs alles rustig gebleven. Sadi
Carnot heeft Zondagavond zijn intrek in het Elysée genomen
en zijn ambt aanvaard, waarna de Ministers, volgens gebruik,
hun ontslag aanboden.
In één opzicht staat Sadi Carnot echter gelijk met zijn
voorganger hij heeft ook een schoonzoon. De nieuwe
president is vader van vier kinderen en onlangs trad zijn
oudste dochter in het huwelijk. Het is daarom te hopen,
dat van hem later nooit kan gezegd worden: „Ah, quel
malheur d'avoir un gendre!"
Een Algerijn8che Kolonist was naar Versailles gereisd
om tegenwoordig te zijn bij de Presidentskeuze en zie
hier wat hij meêdeelt omtrent deze zitting van het Congres
„Er mogen nog vijf-en-twintig Presidenten der Republiek
„verkozen worden, maar dit kan ik u verzekeren, dat ik
„er nooit weer eenen voet voor verzetten zal. Ik heb
„tusschen drie oude dames gezeten achter eene marmeren
„kolom, die mij belette iets te zien. Ik heb niet eens de
„enkele woorden verstaan, die de Voorzitter heeft gesproken
„hij deed het zoo zacht, dat ik het onmogelijk acht dat
„iemand anders de woorden gehoord heeft. Ik heb voorts
„gezien, dat een lange sleep van heeren hun stembiljet
„inleverden, en verder niets, hoegenoemd niets. Ik had
„even goed thuis kunnen blijven."
Onmiddellijk na zijne verkiezing reed de heer Sadi Carnot
in een rijtuig, vergezeld door generaal Brugère, den chef
van het Militaire Huis van den President, en geëscorteerd
door een afdeeling cavalerie, van Versailles naar Parijs.
Toen hij het Elysée binnenkwam, roerden de tamboers de
trom en brachten de kurassiers, die voor het gebouw
geschaard stonden, den nieuwen President het militair