i
houdsters genoeg iu de wereld! Als hij één advertentie in
de krant zet, krijgt hij er misschien wel vijftig briefjes
op. Vijftig? Hij schudt het hoofd en lacht schamper:
wel honderd!... Wie lachte daar? Hij schrikt van zijn
eigen lach en wordt boos op zichzelven. Want om een
belachelijk iets behoeft hij hier toch niet als vastgekluisterd
aan het venster te blijven staan en zijn zaken misschien
in de war te laten loopen. Neen, neen, die „muizenesten"
zal hij uit zijn hoofd verjagenEn wat een onnoozele
praatjes, meesmuilt hij, om de oorzaak van haar vertrek,
zoo hals-over-kop, te verklaren! Alsof hij niet opperbest
begreep, hoe de vork in den steel zat. Hij is waarachtig
geen kind meer„Zij kon thuis niet langer gemist worden."
Bah! en zij heeft nog drie zusters thuis, die ouder en
zachts zoo sterk zijn als zijNeen, dat is het hem niet
zij stoort zich aan de dwaze, onzinnige praatjes van lui,
die de zon niet in 't water kunnen zien schijnen, en zij,
die misschien honderdmaal beter en verstandiger is dan al
die lui samen, geeft den strijd op en blaast voor hen den
aftocht. Nu, zij moet het zelve weten Voor haar weêr
een ander!...
Een ander?! Bij dat woord ziet de groote, sterke man,
met zijn donker, zwaargebaard gelaat en zijne sprekende
oogen, verschrikt om zich heen. Hij krijgt een gevoel
alsof hij niet meer in zijn eigen huis is; hij kan er zich
geen voorstelling van maken, dat een ander zijn ontbijt
gereed zet, hem zijn thee schenkt, zijn zaken met hem
bespreekt, zijn kind verzorgt... Zijn kind! Bij die gedachte
komen al de „muizenestenweêr in vliegende vaart zijn
hoofd binnen, alsof de storm, die daar buiten nog steeds
voortwoedt, ze terugzweept. Want nu denkt de rijke man
terug aan zijn rijksten schat, dien hij op heel de wereld
bezit, aan zijn lieven, blonden jongen, zijn zevenjarigen
Willy, die pas uit een zware ziekte hersteld is en weinige
weken geleden nog op den rand des grafs zweefde. Nu
ziet hij in zijne gedachten dien lieveling in zijn bedje
liggen, waarvan de kussens telkens weêr door een liefde
rijke hand worden opgeschud en de dekens terecht gelegd.
Nu ziet hij ter zijde van dat bedje, dagen en nachten
aaneen, een jonge, dappere vrouw, onvermoeid strijdend om
dat kostbare offer aan den dood te ontrukken en door hare
onvermoeide zorgen het teedere leven te verdedigen tegen
de gevaren die het bedreigden. Nu hoort hij weder, hoe,
als het pleit eindelijk beslist en de knaap behouden is, de
grijze geneesheer Mar zijn bewondering en zijne warme
erkentelijkheid betuigt en hem, den vader, onomwonden
verklaart, dat hij alleen aan hare zorgvuldige verpleging
en schier bovenmenschelijke krachtsinspanning de redding
van zijn lieven jongen heeft te danken. Nu begrijpt...
Maar neen, het wordt hem te machtig! Hij begrijpt en
ziet en hoort en bedenkt niets meer, hij stormt de kamer
uit, de straat op, hij verafschuwt zich zeiven.... Die muize
nesten moeten zijn hoofd uit! Hij zal flink aan zijn werk
gaan op 't kantoor, op de Beurs, overal, en van avond,
als hij naar huis gaat, zal hij een mooi Kerstcadeau voor
zijn Willy koopen. Met Sint-Nicolaas heeft hij niets gehad
toen was hij te ziek.
De storm is bedaard, buiten althans, als de heer Weytens
dien avond huiswaarts keert. Het is nu bladstil, maar het
vriest dat het knapt en de koude is veel feller dan dezen
ochtend. „Echt Kerstweertje Hij stapt flink door, met
een mooie teekendoos onder den arm. Wat zal zijn jongen
blij zijn! Die gedachte maakt hem opgeruimd. Of de
muizenesten al weg zijn?....
Na zich in de vestibule van hoed en winterjas ontdaan
te hebben, loopt hij voorzichtig naar de huiskamer, waar
Willy nu wel aan 't spelen zal zijn. Neen, alles is er
stil. Hij luistert aan de deur en onderscheidt nu twee
zachte stemmen, eene die vraagt en eene andere die steeds
bereidwillig antwoordt. Hij treedt binnen en ziet dat Jane
bezig is, met Willy platen te kijken en hem er allerlei
vertelsels bij te doen. Er ligt een gelukkige glimlach op
het bleeke gelaat van zijn jongen, dat onder de pret door
een bekoorlijk blosje getint is. Jane slaat het boek toe
en wil de kamer verlaten, om de noodige orders voor het
diner te gaan geven; doch mijnheer noodigt haar op schert
send deftigen toon nog even te blijven, en te zien wat
Hij keerde zijn gelaat van my af en stapte zenuwachtig een
paar malen de kamer op en neder. Voor het oogenblik scheen
hy mijn tegenwoordigheid te vergeten.
„Laurence! Laurence!" hoorde ik hem zeggen. „De dag is
eindelijk gekomen de dag, dien ik voorspeld heb dat komen
zou; de dag, waarop u al die wreede woorden in het aan
gezicht zullen geworpen worden en uw hart als pijlen doorvlijmen
Laurence, zal het niet te veel voor u zijn om te dragen?"
Ik voelde mij verontwaardigd over zulk een misplaatste sympathie.
„Gij moest liever aan Lady Estmere denken dan aan dien
man!" zeide ik. „De verongelijkte verdient uw medelijdenniet
de rechter, die zoo kon dwalen."
Hij keerde zich ongeduldig, ja, schier toornig van my af.
„Wie zijt gij, dat gij u vermeet een oordeel te vellen, jong-
mensch? Ik zeg u, dat ik Lady Estmere jarenlang beklaagd en
met haar geleden heb. Ja, meer nog; ik heb nooit een oogen
blik getwijfeld aan haar onschuld. Maar op dit oogen
blik, nu ge mij gezegd hebt, dat gij bewijzen kunt dal zij rein
is en onschuldig, verklaar ik dat ik niet haar beklaag maar hem,
de edelste man die er bestaat; een man, die, als hij onwetend
een slaaf had verongelykt, als het moest, op zijn knieën daarvoor
vergiffenis zou afsmeeken; ja, hem mijn speelmakker, de vriend
mijner jeugd, mijn medeminnaar, maar toch mijn dierbaarste
vriend."
Ik werd door deze geestdriftige opwelling tot zwijgen gebracht.
„Mijn jongen," ging hij voort, „gij hebt uw taak naar behooren
volbracht, maar toch zou ik haast wenschen dat zij ongedaan
wareDenk aan dien man en sidder voor de gevolgen, die het
vernemen van deze tijding op hem hebben zal. Doch gij kondt
niet anders; het werk werd u te doen gegeven; gij hebt het
gedaangij waart er toe voorbestemd. God weet wat er gebeuren
zal, maar niettemin moest gij doen wat gij gedaan hebt."
Het scheen mij bijna fanatiek toe te gelooven, dat ik voorbe
stemd was geweest, Lady Estmere in haar eer te herstellen. Wel
was zij mij dierbaar en had ik haar zoon als een broeder lief en
zou hare nicht mijn vrouw worden, doch deze feiten waren niet
voldoende om als het werktuig gebruikt te worden, dat haar van
alle schuld moest ontheffen. Rothwell scheen te begrijpen wat
er in mij omging. Zijn toon werd kalmer en rustig aan de
tafel plaats nemende, zeide hij
„Vergeef mijn opgewondenheid. Vertel mij nu alles."
„Zijt gij niet vermoeid vau de reis? Wilt gij niet eerst
dineereri?" vroeg ik.
„Vermoeid van de reis!" riep hij uit. „Eerst dineeren? De
jongen moet krankzinnig zijn I Meer dan twintig jaren heb ik
gewacht en gehoopt deze tijding te hooren en hij praat van
dineerenBegin uw verhaal." (Wordt vervolgd.)
prachtstuk hij voor „zijn zoon" heeft meegebracht.
Een juichkreet loont den verheugden vader, als de teeken
doos van haar omhulsels ontdaan en door het knaapje
geopend wordt.
„O, Paatje! Lieve Paatje!" klinkt het hartstochtelijk van
de kleine roode lippen. En met stralende oogen bewondert
het kind zijn schat. Ook „juf" lacht hem vriendelijk toe
en verlustigt zich blijkbaar van harte in zijn gelukkige
opgewondenheid.
„Nu schrijven, Paatje! Ja, juf, nu schrijven; u hebt
het mij zelf geleerd, zonder dat Pa het wist! Stoute Juf,
hè Pa?"
Pa lacht maar eens. 't Is nog het beste, wat hij weet
te doen; en Juf keert zich naar het boeken rek, daar Willy
een vel papier ter hand heeft genomen en letters schrijven
wil, om een potlood uit zijn doos te probeeren.
„Doe geen moeite, juffrouw," zegt Pa, „ik heb hier al
ietsEn uit een bekertje op den schoorsteenmantel neemt
hij een der daar gedeponeerde visitekaartjes op. „De heer
en mevrouw RuvierPlansons", leest hij; „kijk eens,
Wil, kun je dat naschrijven? Dat zijn mooie letters!"
Met ingehouden adem en een lachend trekje om de
lippen volgen Weytens en Jane de bewegingen van den
kleinen schrijfkunstenaar. „De" komt er vrij goed af,
„heer en" nog beter, omdat er geen krullen bij hooren,
maar „mevrouw" is weêr een zwaar stuk werk voor de
jeugdige hand, die na afloop er van even poost.
„Wordt je moê, lieveling?' vraagt Weytens bezorgd.
„Ja," zegt het kind, „het zijn zulke lange woorden.
Wacht!... kleine namen... uw naam... jufs naam..."
En gehoor gevende aan een speelschen inval, schrijft hij
achter „mevrouw" het woordje „pa", dan een streep, en
daar weêr achter „juf", precies als bij de namen op het
kaartje, zoodat er nu voluit staat:
'e 14eel en mevim<u>
Wat is dat? Wat doet er eensklaps als een elektrieke
schok door het lichaam van dien krachtigen man varen?...
Hij loopt een paar maal in zenuwachtige haast de kamer
op en neer, en blijft plotseling voor Jane staan, die hem
met bevreemding aanziet.
„Jane," zegt hij op een toon, die uit het diepst zijner
ziel schijnt te komen, „ik kan de stem mijns harten niet
langer het zwijgen opleggenZoudt ge mij de hoop kunnen
geven, dat die onbewuste uiting van mijn kind voor mij
de profetie van een heerlijke, gelukkige toekomst mag
wezen? Wilt ge mij liefhebben, Jane, mij en mijn kind,
en wilt gij een moeder voor hem wezen?"
Zij lachte hem toe, door hare tranen heen, vol liefdeen
zaligheid
Zoo waren zij op dien avond vóór Kerstmis bijeengebracht
door een kinderhand. En het lied van het Christuskind,
van „vrede op aarde, in de menschen een welbehagen",
klonk elders wellicht schooner, maar nergens blijder en
dankbaarderAmstelaar!
Binnenland.
De heeren H. Holdert, mr. W. A. Paap en J. Zürcher
deelen in „De Amsterdammer" mede, dat het huis, waarin
Multatuli zijn laatste jaren doorgebracht heeft, in ïiet begin
van Januari wordt geveild. De daarop staande hypotheek
en de verdeeling der erfenis maken den verkoop noodzake
lijk. Zij, die het best met de stille wenschen bekend zijn,
welke Multatuli in zijn laatste levensmaanden koesterde,
weten dat men hem een groot genoegen had gedaan door
het bezit van dat huis aan zijne weduwe te verzekeren, die
ongetwijfeld op hare beurt zal zorgen, dat na haren dood
met dit gebouw op eene wijze gehandeld wordt, die de
nagedachtenis van haren man waardig is. Gemelde heeren
noodigen de vrienden, vereerders en geestverwanten van
den overledene uit mede te werken tot het door hen ge
vormde plan om dat huis aan te koopen. Ongeveer vijf
zes duizend gulden zijn er voor noodig.
Uit Apeldoorn wordt aan de „Amst. Crt." gemeld:
„H. M. de Koningin heeft weder voor het Kerstfeest vele
flinke geschenken uitgedeeld aan het werkpersoneel van
het Loo en ook aan de vroegere min van de Prinses.
Heden zal de kerstboom ten paleize aan de Prinses en vele
Apeldoornsche kinderen verrassingen brengen.
De terugkeer der Koninklijke familie naar 's Hage zal
vermoedelijk Woensdag 28 dezer plaats hebben.
Blijkens mededeeling van den Minister van Oorlog,
is de.proef met het aankoopen van inlandsche paarden reeds
in zooverre geslaagd, dat de noodige paarden voor de veld
en rijdende-artillerie daardoor zijn verkregen geworden.
Een oordeel over de geschiktheid der aangekochte paar
den durft de Minister nog niet uitspreken.
Vooral in de provincie Groningen legt men zich zeer
toe op het voorzien in de behoefte aan remonte-paarden.
Aangezien het gebleken is, dat in het meerendeel
der garnizoenen het eten van capucijners gewenscht wordt,
zullen deze in het jaar 1888 weder verstrekt worden.
De vergadering, jl. Donderdagavond te Alkmaar
bijeengeroepen door het Bestuur van de thans ontbonden
Centrale Liberale Kiesvereeniging, werd bijgewoond door
ongeveer 50 personen, onder welke slechts zeer weinig
nieuwe kiezers.
De heer mr. A. P. De Lange voerde het #voord en
schetste in korte trekken de beginselen, waarop hij meende
dat de nieuwe Kiesvereeniging zou moeten gegrond zijn.
In beginsel werd besloten tot het oprichten eener nieuwe
liberale kiesvereeniging.
In eene later te houden vergadering zal een definitief
bestuur gekozen en een reglement vastgesteld worden.
De vraag of kapelaans zouden moeten beschouwd
worden als inwonende huurders en recht hadden op het
kiesrecht, zal in de vergadering der „Vereeniging van
Burgemeesters en Secretarissen" in Twente worden behan
deld. Deze vergadering is belegd tegen Donderdag 29 dezer.
Tegen de volgende week wordt te Texel eene ver
gadering van kiezers belegd, uitgeschreven door een vijftal
ingezetenen, om te beproeven eene vrijzinnige Kiesvereeni
ging voor dat eiland in het leven te roepen.
Te Wieringerwaard bedraagt het aantal kiezers voor
den Gemeenteraad, de Provinciale Staten en de Tweede Kamer
der Staten-Generaal 121.
De lijsten voor 1887 waren gesloten met 95 kiezers voor
den Raad en 77 voor de Provinciale Staten en de Tweede
Kamer.
Onlangs vierde men te Wieringerwaard een zilveren
huwelijksfeest; het bleek echter later dat het echtpaar
eerst in 1863 was getrouwd.
Op de jl. Woensdag te Heer-Hugowaard bij J. C.
Hofdijk gehouden algemeene vergadering der Hengsten-
vereeniging. voor Alkmaar e. o. waren 48 aandeelen ver
tegenwoordigd. Na lezing en goedkeuring van de notulen
door den Secretaris, den heer S. De Jongh, werd door den
Voorzitter, den heer Jhr. mr. P. Van Foreestmededeeling
gedaan omtrent den toestand van „Horsa", die, ondanks de
vele daaraan bestede zorgen en kosten, nog steeds niet
geheel is hersteld. Het Bestuur stelde mitsdien voor, eenen
tweeden hengst aan te koopen op de te Aurich in Januari
te houden markt. De vergadering was zoozeer met het
Bestuur van de noodzakelijkheid van dezen maatregel over
tuigd, dat zij zich met algemeene stemmen daarmede ver-
eenigde. De mogelijkheid toch, dat de herstelling van
„Horsa" ook een volgend jaar niet geheel mocht worden
verkregen, zou de Vereeniging onvermijdelijk ten ondergang
moeten doemen. Haar voor de ontwikkeling der paarden-
teelt noodzakelijk voortbestaan maakte een dergelijken
ingrijpenden maatregel noodig. De vraag bleef slechts over,
hoe het geld te vinden, boven het in de kas beschikbare,
vrij aanzienlijke bedrag. Het Bestuur was van oordeel,
dat het aangaan eener geldleening de daarvoor aangewezen
weg was. Er waren er echter in de vergadering, die de
voorkeur gaven aan eene dadelijke bijbetaling op ieder aan
deel, tot een nader te bepalen bedrag. Zij achtten het beter
het nu te doen daar de verplichting daartoe toch aan
ieder aandeel verbonden was dan later te moeten bij
storten, wanneer b. v., wat men wel is waar niet hoopte,
doch hetgeen niettemin mogelijk bleef, ook de tweede hengst
ongesteld werd. De meerderheid echter was van oordeel,
dat het beter was deze kans te wagen, die valt zij naar
wensch uit bijstorting geheel onnoodig zal maken. Het
Bestuur werd dus gemachtigd, eene geldleening te sluiten.
Naar aanleiding van eenige ingekomen klachten werd even
eens eenparig besloten, den eigenaars van merriën, waar
mede zij in het afgeloopen jaar den hengst hadden bezocht,
zonder dat de merriën echter een veulen hadden geworpen,
het recht te geven, een volgend jaar, zonder betaling, met
dezelfde merriën terug te komen, zoodat zij, die hunne merrie
intusschen van de hand gedaan hebben of zullen doen, het
recht daarop niet verkrijgen of het verliezen. Het bedrag
van het dekgeld werd ook voor 1888 op f 10.gesteld,
evenals met groote instemming besloten werd, heide hengsten
weder aan de goede zorgen vau J. C. Hofdijk toe te ver
trouwen, die onder dankbetuiging verklaarde, op dezelfde
voorwaarden, „Horsa" te willen houden en ook den tweeden
hengst gaarne onder zijne verzorging nemen zou. Vervol
gens bleef over de benoeming der Commissie van aankoop,
waartoe dezelfde heeren werden aangewezen, die zich met
den aankoop van Horsa hadden belast, nl. jhr. mr. P. Van
Foreest, C. Swager en K. Dekker. Eerstgenoemde, ter
vergadering aanwezig, verklaarde de benoeming aan te
nemen. Tot eventuëele plaatsvervangers werden geko
zen de heeren C. De Geus en A. Bood. Het aftredende
Bestuur, bestaande behalve uit den Voorzitter en Secretaris
uit de heeren C. De Geus, C. Swager en A. Bood, werd
ten slotte met bijna algemeene stemmen herkozen. Bij de
rondvraag eindelijk stelde de heer Koov voor, aan J. C.
Hofdijk eene gratificatie toe te kennen. Hoezeer overtuigd,
dat de groote en zeer bezwaarlijke zorgen, door Hofdijk aan
Horsa betoond, een belangrijker toelage zonder eenigen
twijfel gerechtvaardigd maakten, besloot de meerderheid,
tegen het voorstel van den heer Kooy, die een hooger
bedrag had voorgesteld, die gratificatie te bepalen op f 15.
uitsluitend en alleen met het oog op de groote uitgaven,
die der Vereeniging te wachten stonden.
Het Nieuws- en Advertentieblad „Mataram", van
Djokdja en omstreken, behelst dd. 20 Oct. 11. het volgende:
„Gisteren morgen vertrok van hier, om met het stoom
schip „Burgemeester den Tex" de reis naar Patria te ver
volgen, de familie Van der Haar, tot het station uitgeleide
gedaan door tal van vrienden en kennissen, terwijl enkelen
de reis naar Samarang medemaken, om hen aan boord te
vergezellen.
Mocht de heer Van der Haar zich sedert zijn achttien
jarig verblijf als accuraat en consciëntieus apotheker hebben
doen kennen, en heeft hij van die nauwgezetheid ook weder
doen blijken in de keuze van zijn opvolger, zoodat zijn
vertrek telkens moest worden uitgesteld, ook als bestuurslid
van de Loge, van het verzorgingsgesticht, de Sociëteit en
andere lichamen, deed de vertrekkende zich als een der
verdienstelijkste burgers van Djokdja kennen.
Verliest Djokdja dus veel door het vertrek van Van der
Haar, meer nog verliezen velen aan de familie.
De groote gastvrijheid en hulpvaardigheid, die door hen
werd beoefend, was spreekwoordelijk en schertsend werd
hun huis wel eens genoemd een asyl voor veriatenen.
Door geheel Indië zijn ze verspreid, die in dit huis hartelijk
en gastvrij werden ontvangen, en met ons zullen dezen
allen der familie Van der Haar een goede reis naar Patria
en een gelukkig verblijf aldaar toewenschen.
Z. M. de Sultan verrastte de familie Van der Haar even.
voor haar vertrek met de portretten van zijn Vorstenhuis."
Te Haarlem is jl. Donderdag aanbesteed: het drie
jarig onderhoud van het Groot Noordhollandsch Kanaal,
in zeven perceelen. Raming: 1ste perceel f 17,450, 2de
perceel f 12,000, 3de perceel f 9350, 4de perceel f 8400,
5de perceel f-11,430, 6de perceel f 12,400, 7de perceel
f 18,970. Minste inschrijvers: 1ste perceel R. Kroon, te
Buiksloot, ad f 15,700; 2de perceel: J. Oldenburg, te
Bergen, ad f 10,436; 3de perceel: dezelfde, ad f 7936;
4de perceel: dezelfde, ad f 7136; 5de perceel: dezelfde, ad
f 10,200; Ode perceel: dezelfde, ad f 10,936; 7de perceel:
G. D. Van Doorn, te Amsterdam, ad f 17,800.
De tooneelspeler Veltman viert op 29 dezer zijn
70sten verjaardag. Hij is sedert 41 jaren aan het tooneel
verbonden.
In den Stadsschouwburg te Amsterdam is jl. Donder
dagavond een warme hulde gebracht aan Louis Bouwmeester,
bij gelegenheid van zijn 25jarig jubilé. Van vrienden en
kunstgenooten ontving hij tal van geschenken, o. a. zijn
eigen borstbeeld, door H. Teixeira de Mattos vervaardigd.
Urk zal niet langer van geneeskundige hulp ver
stoken zijn. Tot gemeente-geneesheer aldaar is benoemd
de heer De Jong, te Havelte.
In een diamantslijperij aan de Achteren (Plantage)
te Amsterdam is jl. Woensdagnacht voor omstreeks f 14,000
aan diamanten gestolen. Een jongmaatje, die tegen 6£ uur in
den ochtend ter fabriek moest zijn voordat de werklieden