HELDERSCHE
EN NIEUWEDIEPER COURANT.
Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
1887. N°155.
Woensdag 28 December.
Jaargang45.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
35> EENE GEHEIMZINNIGE GESCHIEDENIS.
„Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal0.90.
franco per post 1.20.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Advertentiën: Van 1—4 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
BERICHT.
In het nummer, dat Zaterdag 31 dezer verschijnt, zal
weder gelegenheid bestaan tot het plaatsen van NIEUWJAARS
GROETEN, 25 cents van 15 regels; iedere regel meer
5 cents.
De vertrekdagen der mails naar Oost-Indië gedurende
de maand December zijn als volgt:
30 December Fransche mail (via Marseille).
31 December Hollandsche mail (uit Rotterdam).
Posteering: Hollandsche mail (uit Amsterdam) brieven
8 uur 's morgens, drukwerken vorigen avond 8.45 uurHol
landsche mail (uit Rotterdam) 9 uur vorigen avond; via
Marseille: brieven 4.50 uur 'sa v., drukwerken 2 uur's avonds;
via Brindisi: brieven 11 uur 's morgens, drukwerken 10
uur 's morgens.
De vertrekdagen der mails naar West-Indië gedurende
de maand December zijn als volgt:
Naar Curatjao via Liverpool: 29 December.
Posteering: 4.50 uur 's avonds.
Belanghebbenden worden attent gemaaktdat
deze opgaven uitsluitend gelden voor Amsterdam
zoodat men, builen de hoofdstad wonende, zijne brieven en
drukwerken één dag te voren dient te verzenden.
Binnenland.
In de jl. Vrijdag te Amsterdam gehouden vergadering
van den ^geneeskundigen raad van Noordholland werd door
den Voorzitter, dr. Dozy, hulde gebracht aan de verdien
sten van dr. Van Hengel, die sedert 1865 een warm voor
stander van sanitaire belangen, thans als lid zijn ontslag
heeft moeten nemen. Tot correspondeerende leden werden
benoemd de heeren Ph. S. Frank, te Haarlem, dr. C. P.
Van der Lee, te Purmerend, W. A. Logeman, te Haarlem,
en H. Van Oyen, Rijksveearts te Haarlem. De heeren-
lloeke en Willen berg, beiden van Haarlem, werden als
leden herkozen.
De vraag of een onderzoek naar loodhoudende glazuren
noodig was, werd bevestigend beantwoord en dat onderzoek
aan een commissie uit den Raad opgedragen met opdracht
tevens de aandacht der Regeering te vestigen op de wet
tegen de vervalschingen, die het volgend jaar in Duitsch-
land in werking treedt, en waardoor het mogelijk wordt,
dat wij hier met artikelen en voedingsstoffen worden over
stroomd, die in Duitschland als nadeelig voor de gezondheid
zullen worden verboden.
Aan prof. Pel werd opgedragen te willen vaststellen de
voorwerpen, die z. i. in de kist met middelen voor schijn-
doode drenkelingen aanwezig behooren te zijn en welke uit
de thans bestaande kist behooren verwijderd te worden.
Ten slotte werd besloten de aandacht te vestigen op de
noodzakelijkheid om bij de behandeling van melk en zuivel
producten de zindelijkheid uit een sanitair oogpunt te be
trachten.
Door de algemeene vergadering van 21 dezer van
het „Genootschap ter bevordering der Natuur-, Genees-en
Heelkunde* te Amsterdam zijn de volgende prijsvragen
uitgeschreven
1. een geschiedenis der Nederlandsche geneeskunde en
der Nederlandsche geneeskundigen van den dood van Boerhaave
tot aan de wet op het hooger onderwijs van 1875. Gouden
medaille en f 300te beantwoorden vóór 1 Januari 1890;
2. welk aandeel moet worden aangewezen aan de schei
kundigen in Frankrijk, in Engeland, in Duitschland en in
Nederland in het tot algemeene erkenning brengen van
het systeem van Lavoisier, met verklaring van het ten
dezen bestaand verschil. Voor de beste en op zichzelf
bevredigende beantwoording dier vraag biedt het genoot
schap zijn gouden medaille en f 300 aan; te beantwoorden
vóór 1 Januari 1890.
Tof nieuwe ge.ycQiiq, Jfeden zijn «r s. "benoemddr. G.
Naar het Engelsch van HUGH CONWAY.
Ik voelde mij wel eenigszins beleedigd, maar deed alsof ik deze
berisping niet hoorne. Ik zette mij op den anderen stoel en ver
telde hem alles wat er gebeurd was. Ik deelde hem mede, hoe
ik door Chesham's onvoorzichtigheid, het bestaan van juffrouw
Merton en hare aanspraken op zijn hulp, was te weten gekomen
hoe ik het nommer van het bankbiljet had ontdekt en naar
Surbury was gegaan om den vijand op te sporen; hoe de huis
houdster in juffrouw Mertoa, Mary Williams had herkend; hoe
ik eerst gisteren den aan hem geadresseerden brief had ontvangen,
die alleen tot hem zou gekomen zijn, als Chesham aan haar
laatste verzoek niet had voldaan hoe ik de voorzorg had genomen,
den brief door twee betrouwbare getuigen te laten onderteekenen
hoe ik hem dien brief gebracht had en nu ik mijn rol had afge
speeld, hem de zaak verder in handen gaf.
Hij bleef, zonder een woord te spreken, luisteren totdat ik mijn
geschiedenis verhaald had en het verzegelde pak in zyn handen
had gelegd. Hij scheen echter te diep in gepeins verzonken, om
het te openen.
wIk herinner mij haar," zeide hij„zy was een knap, donker-
oogig meisje, maar wat er van haar geworden is, heb ik nooit
gehoord."
Hy bekeek het pak van alle zijden.
„Zal ik het opendoen, Philip?" zeide hij.
„Waarom niet?"
„Omdat het voor een van beiden een doodvonnis kan zijn.
Zou het niet beter wezen, eerst Lady Estmere te raadplegen?"
„Ala aanstaand rechtsgeleerde gesproken, zou ik zeggen van
niet. Zij moet er niets van weten, totdat haar onschuld ten volle
aan haar echtgenoot bewezen is."
Rothwell zag mij met een zonderlinge, onverklaarbare uitdruk
king op zyn gelaat aan.
„Het zij zoo. Ik zal mij door u laten leiden," zeide hy op
ernstigen, schier plechtigen toon.
Toen deed hy den brief open en las en herlas zwijgend den
inhoud. Onder het lezen trokken zijn wenkbrauwen zich gedurig
samen en een paar malen sloeg hij met zijn hand op de tafel.
Daarop keerde liy zich tot my.
„Die daivels hebben ons afschuwelijk bedrogen
„Hebt gij den brief gelezen, Philip?" vroeg hy, na zijn oogen
nogmaals over het stuk te hebben laten dwalen.
„Natuurlijk, maar zeer haastig."
„Ga hem dan nog eens op je gemak zitten lezen, terwijl ik
even een paar straten omwandel. Ik moet in de vrye lucht adem
scheppen, of ik zal nog de een of andere dwaasheid doen."
Hij verliet mij en ik las langzaam en oplettend de geheele
geschiedenis van het afschuwelijke complot, dat Richard Chesham
had gesmeed om zich op Lady Estmere te wreken. Daar noch
de styl, noch de woorden verrieden dat de bekentenis door een
weinig ontwikkelde vrouw geschreven was, kan ik den brief in
zijn geheel weergeven. Hij luidde aldus:
„Ik schryf u dezen brief, hoewel het mijn voornemen niet ia
hem u te zenden. Noch ook heb ik byzondere redenen, waarom
hetgeen ik hier ga vertellen, op papier wensch te zetten, daar
de brief alleen voor het geval dat een zeker persoon na mijn
dood niet voor mij doet wat hij doen moet, in uwe handen zal
komen. Als gy deze bekentenis te lezen krygt, zal zy u zeker
welkom zyn, daar gy dan zult vernemen waarom Sir Laurence
Estmere zyn vrouw verlaten heeft en ook dat Lady Estmere
gruwelijk onrecht is aangedaan.
Ik schryf dit niet omdat ik, wat de menschcn noemen „berouw"
voel over hetgeen ik gedaan heb. Misschien kon ik destyds de
gevolgen van myn daad niet ten volle beseffen, maar ik heb die
later gezien en zelfzuchtige bedoelingen deden mij zwygen. Indien
ik eindelijk spreek, doe ik dit uit eigenbelang of misschien uit
wraak. Evenwel kunt gij u overtuigd houden, dat ieder woord
dat ik thans schryf, de waarheid is.
Mijn naam zult gy u nog wel herinneren. Ik heette Mary
Williams en ik was kamenier bij Lady Estmere. Ik was een
behaagziek, ijdel meisje. De menschen zeiden dat ik moei wa3
en wetende dat ik er goed uitzag, vertrouwde ik dat mijn schoon
heid mijn fortuin zou zijn.
Ik denk dat deze brief nooit tot u zal komen, en als gij hem
mocht ontvangen, zal het met mij gedaan zijn. Dus behoef ik
mij niet te schamen te zeggen, dat ik nooit geweest ben wat men
een goed meisje noemt. Mijn eigen ouders voorspelden mij reeds
als kind, dat ik den slechten weg zou opgaan en ik heb dat met
hen vooruitgezien, daar ik mij vóór alles ten doel stelde ryk te
worden. Ik kwam hij Lady Estmere in dienst, kort nadat haar
tweede kind geboren was. Het was geen slechte dienst, maar
voor mij te stil. Hoewel mijnheer en mevrouw reeds meer dan
twee jaren getrouwd waren, waren zij zoo lief met elkander als
een bruid en bruidegom. Wanneer mijnheer slechts voor een
paar dagen van huis ging, was mevrouw ontroostbaar. Ik heb
ook wel eens veel van een man gehouden, maar zulk een liefde
ging myn begrip te boven.
Natuurlijk werd ik, zoodra ik bij Lady Estmere in dienst
kwam, op de hoogte gebracht van al de familiegeheimen. Ik
vernam dat gy, Lord Rothwell, een vurige liefde voor onze
mevrouw hadt opgevat, maar dat gy te arm waart om haar |ten
huwelijk te kunnen vragen en dat gij juist na haar huwelyk met
Sir Laurence, onverwacht in het bezit kwaamt van een groot
fortuin. Ik hoorde ook dat Lady Estmere eens verloofd was
geweest met een neef, genaamd Chesham en dat dit engagement
om de een of andere reden was verbroken. Ik zag dat Sir
Laurence, die te grootmoedig en tegelijk te hooghartig was om
jaloersch te zyn, Chesham bij zich ontving en dat zijn huis voor
hem open stond. Toen reeds vond ik dat heel dwaas van Sir
Laurence en ik kan mij nog niet begrijpen, dat hij zulk een
schavuit aan zyn tafel liet aanzitten.
Kapitein Chesham kwam dikwijls te Estmere Court en werd
haast beschouwd als een lid der familie. Zoodra ik hem ééns
gezien had, wist ik wat hij waard was. Zooals ik gezegd heb,
zag ik er goed uit en hij sloeg terstond zijn oogen op my. Doch
het duurde geruimen tyd eer ik mij in de strikken, die hy my
spande, liet vangen. Ik was jong en ik had hooge eischen.
Indien hij met een huwelijksaanzoek tot my was gekomen, zou
ik dat heel natuurlijk gevonden hebben. Wellicht zou ik een
betere vrouw voor hem geweest zijn, dan vele van de deftige
dames, met wie hij omging.
Doch hij dacht er niet aan met mij te trouwen. Ofschoon hij
my allerlei lieve woordjes toefluisterde, wist ik dat hy my zou
uitlachen, als ik er aan durfde denken zyn vrouw te worden.
Hij liet my echter geen oogenblik met rust. Wanneer hij te
Estmere Court logeerde, zocht hij mij telkens weder met mooie
woorden te paaien. Hy was echter geen man door wien men
zich laat bedriegen. Ik had te veel van hem gehoord en kende
de namen van verscheidene meisjes die hij ongelukkig had ge
maakt. Ja, ik zou myn mevrouw dingen van hem hebben
kunnen vertellen, die haar hadden doen sidderen. Dus wat ik
deed, deed ik met open oogen. Hoewel ik hem niet vertrouwde,
ging ik toch van lieverlede eenige gehechtheid voor hem voelen.
Hij had een knap uiterlijk en kon, als hy wilde, aardig praten.
Bovendien sprak hy, als ik hem niet driftig maakte, altijd tot
mij alsof ik een groote dame was. Van het eene kwam het
andere en allengs hadden wij in den laten avond, in den tuin
onze plaats van byeenkomst. Daar wy beiden slim en doordacht
Doyer van Cleeff, leeraar aan de Hoogere Burgerschool te
Amsterdam; dr. Ch. M. Van Deventer, te Amsterdam.
Tot eereleden zijn benoemd prof. C. H. D. Buys Ballot
en prof. F. C. Donders.
Men verzekert, dat omtrent het aanbrengen van verande
ringen in de vergaderzaal van de 2de Kamer, in verband met de
aanstaande uitbreiding van haar ledental tot 100, tot dusver
slechts voorloopige maatregelen zijn genomen. Daar in de
Kamer plaats is voor ten hoogste 97 leden, zal de zaal
door het tijdelijk aanbrengen van 3 zitplaatsen geschikt
worden gemaakt om alle 100 leden te bevatten. De bedoeling
is, aan de Kamer van Honderd gelegenheid te geven te
beslissen, hoe de definitieve inrichting der zaal zal zijn.
Ook bestaat het plan, de koffiekamer opnieuw te verbouwen.
Volgens het „Dagblad" treedt Coquelin 11 en 13 Jan.
in de residentie op. Madame Agar komt later en zal denke
lijk beginnen met de rol van „Clyteronestre* in Iphigenie,
terwijl zij verschillende dichtstukken zal voordragen. Ook
„les Plaideurs* van Racine zal aldaar ten tooneele gebracht
worden.
Eindelijk komt nog Masson met de comédie „1'Abbé
Constantin", welk stuk in het Parijsche Gymnase furore
maakt.
De Rechtbank te Assen heeft J. Van der Laan,
vleeschhouwer aldaar, veroordeeld tot twee jaren gevange
nisstraf, wegens het vervalschen eener quitantie. Hij had
nl. de quitantie, betreffende een eersten termijn van achter
stallige, aan het Israëlietische kerkbestuur verschuldigde
belasting veranderd in eene volledige voldaan-teekening.
Bij deze behandeling der zaak is iets uitgelekt nopens
kwade practijken hij aanbestedingen van vleesch ten behoeve
van het Rijk. Verscheiden getuigen verklaarden, dat zij,
slagers, een combinatie hadden gevormd om, wanneer er
vanwege het Rijk eene aanbesteding plaats had, niet in te
schrijven dan in overleg met elkander; een schrijft dan in,
de anderen allen hooger of in het geheel niet. Wat dan
waren, vermoedde niemand wat er tusschen kapitein Chesham
en Mary Williams plaats had. Ik was te wereldwys om niet|te
zien, hoe die zaak tusschen ons zou afloopen. Eerst verbeeldde
ik my, dat zijn liefde voor Lady Estmere mij in den weg stond.
Doch ik ontdekte alras dat hy haar eerder baatte dan liefhad.
Ik twijfel echter geen oogenblik of hij zou, als hy kans had
gezien tot slagen, uit wraak middelen hebben bedacht om Lady
Estmere te dwingen haar echtgenoot te verlaten, maar hy was
te sluw om onmogelijke waagstukken op touw te zetten.
Toch plaagde ik hem dikwijls met zijn hopelooze liefde voor
Lady Estmere en maakte ik hem soms zoo boos, dat ik baug
werd dat hy mij zou aanvliegen.
Op zekeren avond zeide ik tot hem: „Gy behoeft het niet te
ontkennen; ik weet zeker dat gy duizendmaal meer van haar
houdt, dan van mij. Ik haat u."
Ditmaal werd hij niet boos, maar zeide spottend:
„Haat maar toe, myn liefje."
Deze onverwachte koelheid maakte my woedend.
„Ik ben veel mooier dan zy," zeide ik, „dat ziet de geheele
wereld."
„Maak nooit vergelijkingen dat is altijd in uw nadeel,"
zeide hy sarcastisch.
„Geef mij toiletten zoo mooi ais de hare. Kleed my zooals
zy; zeg aan niemand wie van ons beiden Lady Estmere is, en
gij zult zien dat ik gelijk heb."
Deze woorden schenen indruk op hem te maken. Hij keerde
zich tot mij en greep mij bij don arm.
„Dat zullen wij eens zien. Ik geloof dat gij gelijk hebt. Wy
zullen het eens probeeren."
Daarop werd de vrede gesloten en dacht ik er niet meer aan.
Een paar dagen later kreeg Lady Estmere een nieuwe japon
uit Londen, die zy daar had laten maken. Zy trok die japon
dienzelfden middag aan en toen ik haar 's avonds ontkleedde,
vertelde zij mij dat haar echtgenoot en kapitein Chesham haar
toilet zeer bewonderd hadden. Evenals alle dames, voelde zy
zich gestreeld wanneer haar goede smaak erkend werd, vooral
wanneer die door Sir Laurence werd geprezen.
Den volgenden dag ging Chesham even naar Londen. Een
paar dagen na zyn terugkeer te Estmere Court, gaf hy my een
groot pak.
„Ziedaar," sprak hy, „ik houd altijd mijn belofte. Ik heb aan
Lady Estmere's kleermaakster een kapitaal betaald, om een
duplikaat van haar japon te krygen. Den een of anderen dag
moet gij die voor mij aantrekken en dan zal ik zien ofgygelyk
hebt. Leg de japon echter voorloopig weg en laat haar aan
niemand zien."
Ik nam het pak mede naar myn kamer en deed het open.
Zooals Chesham gezegd had, was het een japon, precies als die
van Lady Estmere.
„Hoezeer ik ook verlangde met dit prachtige toilet te pronken,
durfde ik dit niet doen, daar ik, als iemand mij in do kleederen
myner meesteres uitgedost gezien had, terstond zou zyn wegge
jaagd. Eerst toen ik des avonds alleen was, durfde ik het wagen
my met het fraaie geschenk op te sieren en in den spiegel te
kyken of het my goed stond. Kort daarna keerde Chesham naar
Londen terug. Vóór hy Estmere Court verliet, had ik cr in
toegestemd daar by hem te komen en zijn maitresse te worden.
Ik verwachtte dat hy er op gestold zou zijn dat ik hem vergezelde,
doch dit was niet zoo. Onder voorwendsel van een geschikte
woning te moeten zoeken, stelde hij mij voor, myn komst nog
een paar maanden te verschuiven, terwijl hy beloofde my te
zullen schrijven, zoodra hy kamers gevonden had.
Twee maanden lang hoorde ik niets van hom. Toen gingen
Sir Laurence en Lady Estmere een paar weken op Dower House
doorbrengen. Ik verafschuwde dat stille landgoed, waar geen