HELDERSOHE MEIWEIMEPER COURANT. en Advertentieblad Toor Hollands Noorderkwartier. 1888. N° 4. Jaargang 46. Zondag 8 Januari. Uitgever A. A. BAK KEK Cz. BEKENDMAKING. Amsterdamsche Kroniek. 40> EENE GEHEIMZINNIGE GESCHIEDENIS. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag. Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90. franco per post 1.20. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Advertentiën: Van 1—4 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. De Burgemeester der gemeente Helder maakt bij deze aan de daarbij belanghebbenden bekend, dat het kohier der grondbelasting op de gebouwde en ongebouwde eigendommen, dienstjaar 1888, den 3 dezer door den Heer Provincialen- Inspecteur is goedgekeurd en invorderbaar verklaard. Helder, den 5 Januari 1888. De Burgemeester voornoemd, STAKMAN BOSSE. 5 Januari. Te midden van allerlei winter-vermakelijkheden, door de vrij felle vorst en de dik besneeuwde straten mogelijk gemaakt, is de hoofdstad met frisschen moed den nieuwen jaarkring ingetreden. "Wat zal 1888 haar brengen? Bij die vraag blijft aller mond sprakeloos, maar vermenigvuldigen de gedachten zich des te meer. De gedachte vooral aan de staatkundige veranderingen, die ons door de vorming van een nieuw kiezerscorps waarschijnlijk te wachtCD staan. De gedachte aan het aandeel, dat de hoofdstad in de samenstelling der Kamer van Honderd hebben zal, en hoe groot (of hoo klein) de invloed zal blyken der met zeldzamen voorspoed geboren „radicale partij", die nu reeds zulk een buiten gewoon stoute taal durft spreken. Doch het gevoel van vasten steun geeft ook zelfvertrouwenen nu de radicale partij duidelijk voelt dat de antirevolutionairen haar onder den eenen arm grijpen, om haren nog wankelenden tred te schragen, en de Katholieken gereed staan om haar onder den anderen arm te vatten, nu is het niet zoo gansch onverklaarbaar dat er forsche|klanken gehoord worden uit de krijgsklaroen, waarmee de radicaal den oorlog verklaart aan alles wat niet radicaal, maar bovenal aan alles wat wel liberaal is. Dit is zeker1888 zal ook voor Am sterdam een jaar van verrasssingen zijn in staatkundig opzicht. Doch hoe ze ook uitvallenmogen zy in ieder geval tot heil van stad en land strekken! Eu voeg ik er dadelijk bij moge het pasbegonnen jaar in zyn verderen loop ons veel schenken van wat het nu geëin digde ons onthouden heeft. In één opzicht echter zal 1887 altyd een schoone bladzijde in de geschiedenis der hoofdstad blyven beslaan: namelijk door de hartelijke toewijding, waarmede zy in Februari, maar vooral in April het zeventigste jubilé van den geliefden Oranjevorst gevierd heelt. Het waren gewichtige en beteekenisvolle dagen, die Amsterdam toen doorleefd heeft. In de maand Februari, toen een eigenlyke feestviering werd uit- Naar het Engelsch van HUGH CONWAY. Terstond kwam de gedachte in mij op, dat hij zijn woning had verlaten om zijn vrouw te gaan zoeken en ik maakte, toen wij Daar de eetkamer terugkeerden, dit vermoeden aan Rothwell kenbaar. „Neen," zeide deze, zijn hoofd schuddende, „hij is vertrokken naar de plaats die gij gisterenavond de dwaasheid hebt gehad te noemen. Tenzij wij hem onderweg inhalen, zullen wij hem niet vinden voordat wij te Monaco zijn. Hij heeft zyn woning ver laten om af te rekenen met Richard Chesham." Ik kon niet anders dan verklaren dat dit vermoeden juist moest wezen, daar Rothwell's theorie bevestigd werd door het oordeel, dat myn vader over meineedigen had uitgesproken. Maar hoe was hy gegaan Het was niet gemakkelyk in den nacht den weg over de heide to vinden. Toen dacht ik aan de visschersboot die ik had zien vertrekken. Ik begaf mij naar de kust en vond daar de vrouw van een der visschers, die my de vereischte inlichtingen gaf. Ja, mynheer was omstreeks drie uur in den nacht haar echtgenoot komen wekken en had hem gezegd, dat hij zijn boot onverwyld te water moest laten, daar hij door zaken van gewicht onverwacht van huis werd geroepen en zoo spoedig mogelyk naar Minchead moest worden gebracht. Er woei een frissche bries en haar man had met haar oudsten zoon de boot in het ruime sop gebracht en toen waren zij met hun drieën vertrokken. Zoodra wij dit bericht vernamen, was ons beslait genomen. Het eenige wat nog beslist moest worden, was hoe wy den vluchteling zouden volgen over land of over zee? Spoedig hoorden wij dat ons hieromtrent geen keus werd gelaten, aan gezien de andere visscher ook reeds met boot en vischtuig de kust had verlaten, zoodat ons niets anders overbleef dan over land te gaan. Alles liep ons tegen, daar wij in het logement geen vervoermiddel konden machtig worden. De pachter-loge- menthonder, Pasmore, was met zyn sjees van huis en er stond geen ander paard in den stal, dat ingeval wij een ander voertuig mochten krijgen, opgetuigd kon worden. Juffrouw Pasmore; die aan ons bemerkte dat wij dringend noodzakelijk geholpen moesten worden, gaf in haar muziekalen Devonshirschen tongval luide haar spijt te kennen, terwijl zij ons verzekerde dat haar echtgenoot ieder oogenblik kon terugkomen. Bij gevolg bleven wij wachten, terwyl Rothwell een lange sigaar opstak en ik, dit moet ik tot mijn spijt bekennen, heel wat krasse woorden met den rook vermengde. Doch de minuten verliepen zonder dat Pasmore terugkeerde. Na een kostbaar uur verloren te hebben, besloten wy, in de hoop een rijtuig tegen te komen, de reis te voet te aanvaarden. Weinig vermoedden wij, dat wij drie uren zouden moeten doorstappen eer er hulp kwam. Een wandeling van drie uren, met een valies, is geen kleinig heid. Het gevolg van die vertraging was, dat toen wij te Minchead aankwamen, de trein dien wij hoopten tc nemen, juist vertrokken was, zoodat het onmogelijk was bijtijds Bristol te bereiken en van daar met den avondtrein verder te gaan. Door al die ongelukken kwamen wy eerst in het holst van den nacht te Paddington aan, terwyl wij ons byna overtuigd konden houden, gi-steld tot de komst van het koninklijk gezin in April, uitte de dankbare en opgewekte stemming der ingezetenen zich door een uitdeeling op groote schaal van levensmiddelen, kleederen en geld aan armen en noodlijdenden, een feestbetoon waardoor men voorzeker het meest handelde in den geest van den koninklijken jubilaris. Hoogst te bejammeren blyft het altijd, dat er destijds, tengevolge van het onbeschaamd optreden der socialisten, betreurenswaardige botsingen ontstonden tusschen het Oranjelievende volk en een horde verachtelijke koningssmaders. Deze herinnering behoort nn juist niet tot de aangename herin neringen van het afgeloopen jaar; alleen dit goede lag er in, dat bij deze gelegenheid, en trouwens by al wat met de Konings feesten in verband stond, onwederlegbaar gebleken is, hoe weinig wortel het socialisme in de hoofdstad nog onder de kern van het volk geschoten heeft. Het socialisme weet op vele grieven te wijzen, weet vele wonden van het maatschappelijk leven bloot te leggen, maar gaat daarbij met de schromelijkste eenzijdigheid en met de grootste overdrijving te werk, zonder beslist de middelen tot genezing aan te wijzen, en het gevolg hiervan is, dat het zyn meesten aanhang vindt onder mopperaars, luiaards en leeg- loopers. Gelukkig hebben die botsingen zich niet herhaald bij onze glansrijke, onvergetelijke Koningsfeesten in April daaraan volgende. De socialisten, gedachtig aan de harde les die zij in de maand Februari grootendeels door hun eigen schuld ontvangen hadden, hielden zich wyselyk op den achtergronden daarenboven was de volksstemming ook over 't algemeen zoo goedwillig en inschikkelijk mogelyk. Men lachte om de socialisten, men ver maakte zich ten hunne koste, dat was al. Overigens vierde men met hart en ziel feest. De luisterrijke aanblik, dien het weelderig versierde en verlichte Amsterdam in die Aprildagen van het afgeloopen jaar aanbood, zullen èn door stadgenoot èn door vreemdeling niet licht vergeten worden. Het waren groote, schoone, koninklijke dagen 1 Maar voor het overige blijft het oog, bij een terugblik op den doorloopenden jaarkring, niet op vele lichtpunten rusten. De Voedingstentoonstelling men had gehoopt en gedacht dat zy een lichtpunt vormen zou, een stralende zon, die Amsterdams luister alom zou helpen verhoogen. Maar, eilacy, zij ging in te veel wolken en nevelen onder, om veel luisterrijke herinneringen na te latenEn er zou denkelijk van de gansche Tentoonstelling, met zoo grootsche verwachtingen op touw gezet, met zulke blijde vooruitzichten geopend, niet veel zija te recht gekomen, als zy niet door een bonte afwisseling van uitspanningen en vermake lijkheden tot op het allerlaatste oogenblik voor kwyning ware behoed. Voor kwijning.... want hoe ziek ze geweest was, bleek eerst recht nè. haar verscheiden, bleek vooral gevoelig in de zakken der inschrijvers voor het waarborgfonds, die alles moesten geven wat ze beloofden, schoon zij slechts op de helft gerekend hadden. dat mijn vader ons vier-en-twintig uren vóór was. Ik moet bekennen dat ik uitgeput was van vermoeidheid. Rothwell bemerkte dit. Hy zelf was te zeer gewoon aan zware tochten, om te voelen dat hij zoo ver geloopen had. „Wy kunnen dezen nacht niets meer uitvoeren," zeide hij. „Daarom zullen wy naar een hólel gaan en ons een paar nur ter rust leggen. Wij hebben een lange reis vóór ons en moeten zoo frisch mogelijk vertrekken." Wij gingen naar bed, maar niet lang. Om half acht zaten wy weder samen te ontbijten en te praten hoe wy de reis verder nemen zouden. „Hij kan ons slechts een paar uur vóór zijn," zeide Rothwell. „Wy komen tc Monaco eer hij tyd heeft eenig besluit te nemen." „Zijt gy volkomen overtuigd dat hy daarheen gereisd is? Zou het niet mogelyk zyn dat hy rechtstreeks naar mijn moeder is gegaan „Neen hij zal niet tot zyn vrouw terugkeeren, voordat hy het bestaan van Chesham heeft uitgewischt en wraak heeft genomen. Ik zou hetzelfde doen en gij ook, Philip of Lanrence zooals ik u moet noemen." „Toch zou ik gaarne daaromtrent zekerheid hebben," opperde ik. „Dat begrijp ik maar hoe zullen wy die krijgen Wij kunnen aan uw moeder telegrafeeren en vragen of er aan haar huis ook iets ongewoons heeft plaats gehad. Maar ik geloof niet dat hij weet waar zy is. Hebt gij hem gezegd waar bij haar vinden kan?" Ik schudde het hoofd. Toen stelde ik voor gezamelijk den heer Grace te bezoeken. Mijn vader had doorgaans weinig geld in huis en indien hij dit noodig had gehad, zou hy het waar schijnlijk by zyn zaakwaarnemer zijn gaan halen. Lord Rothwell stemde in dit voorstel toe. Zoodra wy ons ontbyt gebruikt hadden, reden wij naar Russell Square, daar het nog te vroeg was om Grace op zijn kantoor te vinden. De oude advokaat was tehuis en zoodra hij onze namen hoorde, stond by van zyn ontbijttafel op en kwam, een lekkeren koffiegeur in de kamer verspreidend en de broodkruimels van jas vegend, naar ons toe. „Lord Rothwell en mijnheer Philip Norris," zeide hy. „Ik ben verrast ik raag zelfs zeggen verbaasd u samen hier te zien." „Gy kunt dezen heer Estmere noemen," zeide Rothwell. „Hy weet alles. „Ik vraag u eerbiedig vergiffenis. Zonder in het minst het feit te betwisten, dat mijnheer Philip alles weet, moet ik hem blyven noemen bij den naam, dien zijn vader hem gegeven heeft, totdat die vader hem onder een andere benaming aan mij voor stelt." „Dat doets niets terzake," zeide ik. „Noem mij wat gy wilt." „Het is niet wat ik wil, mynheer. Het is wat uw vader wil." „Heb de goedheid ons te zeggen, mynheer," zeide Rothwell ongeduldig, „of Sir Lanrence by n is geweest." „Sir Laurence is, zooals gy weet myn cliënt, maar ik ben niet gemachtigd mij over zijn handelingen uit te laten." Rothwell maakte zich woedend over des advokaats slaafsche nauwgezetheid en zyn gehoorzaamheid aan zyn cliënt. „Mynheer Grace," zeide ik, „wy zullen Sir Laurence laten De periode van tegenwind doet zich op elk gebied gevoelen, óók op dat der Tentoonstellingen. Ja, waar niet De stilstaande machinefabriek De Atlas is een stomme, maar welsprekende getuige van de kracht, waarmeê de tegenwind zich hier in het afgeloopen jaar vooral op industrieel gebied deed gevoelen. Een wind van zóó geduchte kracht, dat zy de stoom uit de ketels dreef, de vliegwielen het wentelen, de raderen het snorren belette, de stoomhamers met machteloosheid sloeg en de werven ontvolkte. En waar vinden de duizenden bij duizenden, wie de werkeloosheid in armoede en ellende dompelde, waar vinden zy werk en brood, en wie lenigt het lijden dat er onder hen geleden wordt? O, de geleerde staat huishoudkundige moge in zyn studeervertrek peinzen en schryven over economische dépressies, zijn vertoogen geven zoo weinig voedsel aan hongerige magen en zoo weinig hoop aan onmatige harten 1 Moge het nienwe jaar althans in dit opzicht eenige beterschap brengen, al ware het ook slechts een begin van beterschap 1 Maar gelijk lief en leed zich in den afgeloopen jaarkring alom hebben dooreen gemengeld, zal het in de pasbegonnen periode ook wel evenzoo weêr gaan. Het leven in een groote stad heeft zijn sterk sprekende licht- en schaduwzijden, tegenover elkaar vaak de schrilste contrasten opleverend. Hier de grootste ellende, ginds geen wolkje aan de lucht. En och, de mensch is zóó niet of hij wil zijn zorgen dan toch ook wel eens voor een uurtje op zijde zetten. Nu, gelegenheid daartoe is er thans genoeg. Men behoeft de schaatsen maar onder te binden, of in slede of ar plaats te nemen, en „Hoe heerlyk lacht het schoone leven De blijde menschheid aan 1" zooals de dichter het uitdrukt. De amusementen, die de winter vermag aan te bieden, zyn dan thans ook in vollen gang. Op knnst- en natunrbanen slieren en zwieren rijders en rijderessen uit alle rangen en standen. De „tobogganning" een door de Amsterdamsche Sportclub ingevoerde nieuwigheid beeft grooten aftrek; het is dan ook een eigenaardig, ongekend genot om zich van veertig meter hoogte op een slede in vliegende vaart naar omlaag te laten gljjden. Het suizelt en duizelt u voor de oogen bij dien rit en alles wordt u groen en geel in die weinige seconden. Wedstrijden voor hard- en schoonryders zijn aan de orde van den dag, als voorbereiding voor anderen van neg veel grootscher aard; en (ijs en weêr dienende) krijgen we misschien Zaterdag zelfs een Carnaval op het IJs 1 Dat zal een pret zijn 1 Carnaval op het IJs, bij die woorden denk ik aan het bekende ballet van dien naam, waarmeê Carré in vroeger jaren zooveel volk placht te trekken. Vooral muntte daarbij een „Amerikaan" uit, die op zyn rolschaatsen ongelooflijke sterke en bevallige toeren deed. Tegenwoordig, in Carré's hyppologisck rusten, maar zeg of myn vader, de heer Norris, by u geweest is. Antwoord mij, als het u blieft, daar het een zaak geldt van leven en dood." „Uw vader, mijnheer Philip, is gisteren middag om één uur bij mij geweest. Hij kwam mij zeggen dat hij naar het buiten land ging. Hy had geld noodig en ik heb hem twee honderd pond sterling gegeven." Rothwell en ik zagen elkander aan. Ons vermoeden was juist. „Heeft hy niet gezegd waar hy heen ging, noch waarom hy zich naar het buitenland begaf?" „Neen, mijnheer." „Was hij welvarend? Zag hij er uit zooala altijd?" Hij scheen welvarend, hoewel ik niet zeggen kan dat hij den indruk maakte van heel sterk te zijn. Doch hy is slechts zeer kort hier geweest en heeft niet meer dan een paar woorden ge- Bproken." „Was hij kalm en bedaard?" „Hij was zeer kalm, zeer bedaard, mijnheer Philip." Wy betuigden Grace onzen dank voor zijn inlichtingen en vertrokken. Daarop maakten wy, ieder in zijn eigen kwartier, de noodige toebereidselen voor de reis, terwyl wij afspraken elkander bij den naar Dover vertrekkenden mailtrein te ont moeten. „Ik weet eigenlyk niet waarom wy naar Monaco gaan," zeide Rothwell, „tenzy om getuige te zijn van een eerlijk tweegevecht, Lanrence Estmere zal Chesham ditmaal den genadeslag geven." „Wij kunnen het doel verhinderen?" „Denkt gij dat Gij zult het niet tegenhouden, tenzij de beide heeren geheel veranderd zijn. Hoe laag en gemeen Chesham ook wezen moge, hij is geen lafaard en wat uw vader betreft, deze laat zich van een eens genomen besluit niet afbrengen. Bovendien, als hy verkiest Chesham in het publiek te beleedigen, kunnen wij als Engelschen dat duel moeilijk verhinderen," Ik wist echter hoe ik het beletten zou, daar ik eerst myn rekening met Chesham mocht vereffenen. Hij had geen recht het leven van mijn vader in gevaar te brengen, eer hij met my had afgedaan. Om alle tusschenkomst of bemoeiingen te vermij den, achtte ik het echter beter Rothwell vooralsnog van myn pandrecht onkundig te laten. „Wy moeten toch gaan." zeide ik. „Ja, wij zullen gaan. Maar ik zweer u, Philip, dat als uw vader verlangt dien man te dooden, wij hem de gelegenheid daartoe niet zullen ontnemen. Hij zal zijn doelwit niet missen." „Men duelleert tegenwoordig niet meer op leven en dood, geloof ik." „Denkt ge dat?. Misschien niet in Londen, maar ik heb zelfs in onzen ontaarden tyd duels bijgewoond, die tot het einde toe uitgevochten werden. Met dit tweegevecht zal het 't zelfde zyn. Het zal niet tegengehouden worden. Ik zal uw vader terzjjde staan, zooals ik dat vroeger gedaan heb en dien ellendeling zien vallen om niet weder op te staan." „Maar veronderstel..." „Ik wil niets veronderstellen maar één ding zal ik u zeggen. Als Chesham het terrein levend verlaat, zal ik hem uitdagen." Met drie zoo vriendelijk jegens hem gezinde heeren, liep Chesham groote kans dat het spoedig met hem gedaan zou zyn. Evenwell had ik vast besloten my het eerst met hem te meten. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1888 | | pagina 1