HELDERSCHE M IUIE1IWED1EPER COURANT. Nienws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. 1888. N° 8. Woensdag 18 Januari. Jaargang 46. ,.Wij huldigen het goede." Uitgever A. A. BAKKER Cz. POSTKANTOOR HELDER. Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag. Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90. franco per post 1.20. BUREAU: MOLENPLEIN. Prys der Advertentiën: Van 1—4 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. De vertrekdagen der mails naar Oost-Iudië gedurende de maand Januari zijn als volgt: 20 Januari Engelsche mail (via Brindisi). 21 Januari Hollandsclie mail (uit Amsterdam). 24 Januari Hollandsche mail (via Marseille). 27 Januari Fransche mail (via Marseille). 28 Januari Hollandsche mail (uit Rotterdam). 31 Januari Hollandsche mail (via Marseille). Posteering: Hollandsche mail (uit Amsterdam) brieven 8 uur 's morgens, drukwerken vorigen avond 8.45 uurHol landsche mail (uit Rotterdam) 9 uur vorigen avond; via Marseille: brieven 4.50uur'sav., drukwerken 2 uur 's avonds; via Brindisi: brieven 11 uur 's morgens, drukwerken 10 uur 's morgens. De vertrekdagen der mails naar West-Indië gedurende de maand Januari zijn als volgt: Via Southampton 25 Januari. Posteering: 6.45 uur 's avonds. Via Liverpool 19 en 26 Januari. Posteering: 4.50 uur 's avonds. Belanghebbenden worden attent gemaakt, dat deze opgaven uitsluitend gelden voor Amsterdam, zoodat men, buiten de hoofdstad wonende, zijne brieven en drukwerken één dag te voren dient te verzenden. Lijst van brieven, geadresseerd aan onbekenden, gedurende de tweede helft der maand December 1887. A'amen der geadresseerden. Mej. Pol. E. De Vries Wed. Bergsma. J. Van Luijn W. Verkranit L. N. Nederhuizen. A. Van Hal J. Vechter J. K. Kramer J. Pand Plaatsen van bestemming. Alkmaar. Amsterdam. Deventer. Tiel. 44> EENE GEHEIMZINNIGE GESCHIEDENIS. Naar het Engelsch van HÜGH CONWAY. Tot zoover liep het verhaal van juffrouw Payne omtrent Sir Laurence's terugkeer in zijne woning. Ik behoef niet te zeggen dat Sir Rothwell en ik ons zeer ongerust maakten, daar we zijn tegenwoordigen toestand aan zijn zonderling gedrag te Monaco vastknoopten en de vrees mij beving dat de gebeurtenissen der laatste dagen zijn hersenen gekrenkt hadden. Ik wilde terstond naar hem toe gaan, maar Rothwell achtte het beter eerst den dokter te raadplegen. Deze was op verzoek van den rentmeester te Dower House blijven overnachten en wy konden terstond met hem spreken. Hij verklaarde dat Sir Laurence zeer ziek was, maar de koorts was niet hevig genoeg, om die zonderlinge Ijlhoofdigheid ten gevolge te kunnen hebben. Hij vreesde dat het een zielsziekte was. Of die verstandsverbijstering tijdelijk of blijvend zou wezen, kon bij niet beslissen. In elk geval was er geen gevaar voor zijn leven. Wij konden gerust naar hem toe gaan, daar het gezicht van vrienden of bloedverwanten hem misschien tot rust zou brengen. Dc dokter ging ons voor naar de ziekenkamer. Mijn vader was wakker. Zoodra wij de deur inkwamen, keerde hij zijn wijd geopende, donkere, planzende oogen tot ons, maar ik verbeeldde mij dat zijn blik over mij heenging en op Lord Rothwell bleef rusten. Toen zijn oude vriend naar hem toetrad, biet hij zich in zyn bed op en strekte zijn hand uit. «Frank! Frank!" riep hij uit. «Is zy hier? Is zij met u mede gekomen?" «Nog niet, maar zij zal spoedig komen," antwoordde Rothwell. «Spoedig? Hoe spoedig? Waarom wordt zij zoo lang van mij verwijderd gehouden? Waarom word ik zoo lang van haar gescheiden? Margaretha! Mijn lieveling! Mijn vrouw! Kom voordat het tc laat is!" Hij viel achterover op het kussen, terwyl zijn lippen bleven mompelen//Myn lieveling, myn vrouw, kom tot mij Ik ging naar het ledikant en vatte zijn hand. „Vader!" zeide ik, „kent gij mij?" „Ja, ik ken u gij zijt myn oudste zoon, maar gy zijt in al die droevige, donkere jaren by mij geweest. Thans heb ik geen zoon noodig. Geef mij mijn vrouw, mijn lieveling! O, die wreedaard! Waarom hebben zy mij haar ontnomen? Liefste, de tijd was zoo lang zoo lang zonder u. Kom!" Zijn stem daalde tot fluisteren; hij strekte met smeckend gebaar zijn hand uit. „Kom," fluisterde hij met onuitsprekelijke teederheid. Ik stond op en ging naar Rothwell toe. „De gebeurtenissen der laatste dagen zijn hem ontgaan," fluisterde Rothwell. „Gy moet uw moeder gaan halen." „Zal zij komen?" vroeg ik, gedachtig aan de schande en ver achting, waaraan zij zoovele jaren ten prooi was geweest. „Ga naar haar toe, zeg haar hoe gy haar verlaten hebt en dat hij ziek ligt en om haar roept. Dan zal zij komen of zij is de vrouw niet die ik zoolang heb gekend." „Waarom fluitstert gij?" riep mijn vader. „Frank, valsche vriend, hebt gij haar weggenomen? Hebt gij haar verborgen? Gij hebt haar ook liefgehad. Gij hebt mij dat nooit gezegd, maar ik weet het. Geef haar mij terug geef mij mijn vrouw." Rothwell trad naar hem toe en legde zijn hand op zyn schouder. „Philip gaat haar halen. Wees geduldig." Van het Hulpkantoor te Wieringen: K. PostNieuwediep. Briefkaarten: BanningAmsterdam. Brieven, verzonden geweest naar Duitschland: R. G. Volkers. Greetsyhl. Naar Frankrijk (van het Hulpkantoor te Wieringen): E. Hensenne Parijs. Naar Zweden: M. Hansen Christiania. Binnenland. „Het Vaderland" behelst het volgende: „Als prof. Buijs een staatkundig „Gids"-artikel in het licht zendt, is het „als een kneppel in het hoenderhok geworpen", zegt de „Spectator". Dan gaan alle couranten „aan het kakelen" en gedurende eenigen tijd levert het opstel stof. Zeer juist. Met belangstelling merkten wij op, dat ook „de Spectator" mee kakelt of mag op de beschouwingen van „den Spectator" zeiven deze beleefde en vereerende qualificatie niet worden toegepast Door de schoone beeldspraak, die een „Gids"-artikel vergelijkt met een kneppel die meer verwarring dan licht brengt, maar waarin toch eenige levenwekkende kracht schijnt te liggen, verheft „de Spectator" zich in elk geval ver boven het gewone courantengeschrijf." Door de heeren dr. L. Lhoest, firma Kon. Nederl. Papierfabriek; J. H. Rutten, fabrikant van behangelpapier J. G. Lambrics; Coenegracht en Polis; Jules Regout; Ferd. Van Oppen, ingenieur; Petrus Regout Cie; Thomas Regout Cie; Jos. Marres; Tielens Schrammen; Edouard de Beaumont; Serv. Doppler-ComesDolk Cie; G. Vogelaar, directeur-gérant der Société Céramique, allen te Maastricht, is aan de Nederlandsche indistriëelen een circulaire gericht, waarin weder beschermende en differen- tiëele rechten als de eenige middelen tot opbeuring van de Nederlandsche nijverheid en landbouw aangeprezen worden. Van nieuwe stappen bij Regeering of Vertegenwoordiging verwachten adressanten vooreerst geen heil. Zijn echter de aanstaande verkiezingen, die invloed kunnen oefenen op „Wie is Philip? Laat mijn zoon gaan myn oudste zoon, Laurence, die bij u is. Ik heb nog een zoon, maar die is te jong. Zend Laurence." „Hij zal terstond gaan, als gij belooft dat gij geduldig zult zijn en bedaard zult wachten." „Ben ik niet geduldig geweest? Heb ik niet jarenlang gewacht Mijn geduld is uitgeput. Margaretha, mijn vrouw, heb medelijden met my en kom." „Hij werd hoe langer hoe opgewondener, maar Rothwell bracht hem tot bedaren, door zijn belofte te herhalen. „Ga onmiddelijk, Laurence," zeide hij, zich tot mij keerende Ik drukto mijn vader de hand en kuste hem op het voorhoofd. Toen verliet ik de kamer. Rothwell volgde my een oogenblik later. „Leg u ter rust," zeide bij, „en zorg dat gij morgen ochtend gereed zijt om met den eersten trein te vertrekken. Ik zal u vóór uw vertrek niet meer sprekenik moet bij uw vader blyven." „Laat roy bij hem waken." „Neen; zoolang hy in den waan blijft dat gy vertrokken zijt om haar te halen, kan ik hem bedaard houden- Vertel uw moeder alles en keer niet zonder haar terug. Indien zij terstond met u kan medegaan, kunt gij morgen avond hier zijn." Ik verzocht hem mij toe te staan, vóór mijn vertrek nog even naar mijn vader toe te gaan, maar Rothwell was onverzettelijk. Hij beloofde mij dat hy mij zelf zou komen roepen en mij zeggen of hij een rustigen nacht had gehad. Toen de tijd van mijn vertrek kwam, hoorde ik met blydschap dat de toestand niet verergerd scheen. Zoolang Rothwell bij hem was, hield hij zich vrij kalm. Met goeden moed ging ik dns op reis, om Lady Estmere mijn moeder met het gebeurde bekend te maken. Zij was in Dorsetshirc, waar zij by oude kennissen logeerde. Ik wist den naam van de plaats en ook dien van hare vrienden, maar het kostte my eenige moeite de beste reisroute te vinden. Het gevolg hiervan was, dat ik in een verkeerden trein terecht kwam en des avond om tien uren, nog twee uren rydens ver wijderd was van de plaats waar ik wezen moest; zoodat het middernachtelijk uur geslagen had, toen ik voor de deur stond van het huis waar myn moeder verblijf hield. Het gcheele gezin had zich reeds ter rust begeven, maar mijn zending leed geen uitstel, noch ook mocht ik, zelfs al had ik zulks gewild, plichtplegingen maken. Mijn hart klopte onstuimig toen ik aan de schel trok en wachtte totdat zou worden opengedaan. Ik hoorde het nachtslot omdraaien en de deur langzaam openen. Een mansstem vroeg wat ik ver langde. Ik antwoordde dat ik Lady Estmere moest spreken over een zaak van groot gewicht. Ik gaf mijn naam op en werd na zorgvuldige inspectie binnengelaten. De slaperige, half gekleede knecht liet mij in een kamer en na een kaars te hebben aangestoken, ging hy Lady Estmere roepen. Ik bleef zitten peizen over hetgeen volgen zou. Een oogenblik later stond zij in een keurig ochtendgewaad voor my. Haar prachtige, zilverwitte lokken waren ongedekt. Angst en schrik gaven aan hare wezenstrekken een levendigheid cn karakter die ik daarop vroeger nooit gezien had. Nimmer was zij schooner en beminnelijker in myn oogen, dan op het oogenblik dat ik haar zeggen zou dat ik haar oudste zoon was. Zy trad haastig naar mij toe. „Philip," sprak zij, „hoe komt gy op dit uur hier. Wat is er gebeurd. Zeg my I Yalentyn die jachtpartij het behoud of de verandering van het Ministerie, achter den rug, dan zouden belangstellenden in de zaak zich kunnen vereenigen om gezamenlijk een naderen stap bij de Regeering en, des noodig, later bij de Staten-Generaal te doen, en zulks na daarover in eene voorafgaande bijeen komst in overleg te zijn getreden. Het doelmatigst komt het den onderteekenaars van de circulaire evenwel voor, dat bij de aanstaande verkiezing van de Tweede Kamer getracht worde candidaten te doen slagen, „welke de belangen van nijverheid en landbouw zijn toegedaan". Met dat doel zou men, zeggen zij, in de verschillende distristen des lands comité's kunnen instellen, welke in de aangeduide richting zouden werkzaam zijn, en die zich in de eerste plaats bij de candidaten zouden behooren te vergewissen van hunne denkwijze ten opzichte van het bedoelde vraagstuk, ten einde hen, naar gelang van de ingewonnen inlichtingen, te ondersteunen of te bestrijden. Zij, die het met dit stuk eens zijn, worden door de onderteekenaars uitgenoodigd hun dit mede te deelen, ten einde de noodige stappen tot de vorming van een comité te kunnen doen. De firma Van Maenen Scharper, kooplieden te Rotterdam in koffie en suiker, heeft haar betalingen gestaakt. Het passief wordt op f 300,000 geschat. Uit Pretoria schrijft men aan „De Avondpost" „Voor hen, die het een en ander omtrent Transvaal wenschen te weten met het oog op betrekkingen, zij ver meld, dat telegrafisten geplaatst kunnen worden, die ten minste 70 telegrammen in één uur kunnen opnemen en verzenden en dit gedurende 3 uur morgens, zes uur 's middags en 5 9 uur 's avonds kunnen volhouden; somtijds hebben zij zelfs 20 uur dienst per dag, maar worden voor de uren overwerk betaald. Gouvernementsbetrekkingen zijn niet te krijgen; op dit oogenblik zijn er reeds 400 aspiranten, die bij eventuëele vacaturen geplaatst zullen worden; voor notarissen en advocaten ik geen kans om werk te krijgen, want er zijn er reeds zooveel, dat zij elka&r in den weg loopenboven dien moeten zij hier eerst examen doen. Landbouwers echter, mits over een 300 ii 400 p. st. ^Valentyn is heel wel, waarde Lady Estmere. Ik heb hem niet gesproken, maar nog heel onlangs van hem gehoord." „Is er dan iets met Claudine? Laat mij niet in spanning." „Ook Claudine is, voor zoover ik weet, volkomen gezond." „Goddank, dat gy geen treurige tijding van Valentyn of Clau dine brengt. Maar gy ziet er zoo gejaagd, zoo zenuwachtig uit. Hebt gij my iets te zeggen „Ga zitten," zeide ik, haar naar de canapé brengende. Daar zette ik mij, hare hand nog altijd in de mijne houdende, naast haar neder. Zij zag mij verwonderd aan, maar trok hare hand niet terug. „Zeg mij nu wat er is," zeide zy. Ik had my in de laatste dagen dit tooneel herhaaldelijk voor oogen gesteld en bedacht wat ik zeggen zou. Ik had mij voor genomen haar de tijding voorzichtig mede te deelen; ik had alles wat ik zeggen wilde, vooruit bedacht. Maar nu het'oogen blik gekomen was, schenen woorden en gedachten my te verlaten en verzonk, alles in het onuitsprekelijk verlangen om mijn moeder aan mijn hart te drukken, haar te zeggen dat ik haar eeuwig zou beminnen en haar te smeeken my dé liefde te schenken, waarop ik zoo lang had gewacht. Doch ik durfde niet aan dit verlangen te voldoen, daar ik beducht was dat zy te hevig zou schrikken, als ik haar zoo plotseling met de waarheid op het lyf viel. Ik herinnerde my hoe vreeselijk ik zelf ontsteld was en ik was een sterke man en zij een zwakke, teedere vrouw. Ik bedwong my. „Ik breng u goede en slechte tyding," sprak ik, „maar beiden zijn van zoo groot gewicht, dat ik verplicht ben nog op dit late uur tot u te komen." Zij zag my angstig aan. „Waarde Lady Estmere," sprak ik. „Hoe zal ik u zeggen wat er gebeurd is. Ik kom van iemand die u eens heeft lief gehad iemand die u gruwelijk onrecht heeft aangedaan en die wat hij misdaan heeft wil goedmaken." Haar gelaat werd bleek. „Er is onrecht dat niet goedgemaakt kan worden," zeide zij. „Neen, maar dat onrecht kan vergeven worden. Lady Estmere, ik kom van Sir Laurence, uw echtgenoot." Zij zeide niets, maar trachtte hare hand uit de mijne weg te trekken. „Ik ben de brenger van een blyde boodschap. Wilt gy die hooren Mag ik u zeggen dat ik als een vredebode tot u kom Een -zonderlinge lach speelde om hare lippen. Zy trok hare hand zoo haastig uit de mijne, {dat ik die beweging niet kon beletten. Zij stond op en zag my aan. „Eindelijk," zeide zij, op bitteren toon. „Komt die boodschap eindelijk Na my twintig jaren veracht en verstooten te hebben, verwaardigt hy zich u tot mij te zenden. Misschien zal ik eru ook nog hooren by voegen, dat hij mij vergiffenis schenkt?" „Verre, verre van dien Geloof mij, alles is opgehelderd. Hij weet dat hij u in zyn achtordocht verongelykt heefthij weet dat hij de dupe is geweest van een gemeenen schurk." „Weet hy dat alles „Alles." „En zendt hy u tot my Mijn God, dit is de grootste belee- diging van allesIndien ik geleefd heb in de overtuiging dat de dag komen zou, waarop de waarheid aan hem zou geopen baard worden, kon ik natuurlijk ook niet anders denken, dan dat hij zich dien dag aan myn voeten zou werpen en ik alles aller eerst van zyn lippen hooren zou Toch zendt hy een ander."

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1888 | | pagina 1