HELDERSCHE EN NIEUWEDIEPER COURANT. Nieuws- en Adyertentiebiad voor Bollanda Noorderkwartier. 1888. N° 11. Woensdag 25 Januari. Jaargang 46. BEKENDMAKING. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag. Abonnementsprijs per kwartaal0.90. franco per post 1.20. Uitgever A. A. BAKKER Cz. BUREAU: MOLENPLEIN. Prjjs der Advertentiën: Van 1 4 regel» 60 cents, elke regel meer 16 cent». Groote letter» naar plaatsruimte. Voor winkelier» bij abonnement belangrijk lager. Burgemeester en Wethouders der gemeente Helder herinneren hij deze de belanghebbenden, dat de vorderingen ten laste der gemeente, over het jaar 1887, vóór den 1 Julij 1888 moeten zijn ingediend, bij gebreke waarvan die vorderingen, volgens de wet, worden gehouden voor verjaard en vernietigd. Helder, 23 Januarij 1888. Burgemeester en Wethouders voornoemd, STAKMAN BOSSE, Burgemeester. C. BOON, Secretaris. Binnenland. Het lid der Tweede Kamer mr. Goeman Borgesius heeft in het Departement Zwolle van het Nut een voordracht gehouden, te belangrijk om daarvan niet in wijder kring melding te maken. We ontleenen het verslag bijna in zijn geheel, aan de „Prov. O. en Zw. Crt." De talent volle spreker, zegt genoemd blad, had het oog gevestigd op de middelen waardoor de nooden der Maatschappij kunnen worden gelenigd. Ongetwijfeld heeft de heer Borgesius hier recht van spreken. Jare t lang staat hij aan de spits, waar het aankomt op verbetering van den zedelijken en stoffelijken toestand van het volk, vooral van de minder door de fortuin bevoor rechten onder ons. Ieder weet wat hij heeft gedaan ter bestrijding van het misbruik van sterken drank. Onge twijfeld is de wet van Modderman voor een goed deel te danken aan den levendigen, overtuigenden, onverbiddelijk voortgezetten strijd, door hem tegen dat misbruik gevoerd. Ook is het bekend, dat op zijn initiatief de arbeids-enquête tot stand kwam, de enquête die het meer beschaafde gedeelte van het Nederlandsche volk de oogen opende voor toe standen, welke, naar men meende» in ons land niet konden bestaan. Zoo is Borgesius steeds een man van het woord en van de daad geweest. Een korte inleiding was gewijd aan de veranderingen, door onze woelige eeuw tot stand gebracht. Steeds roept men om vooruitgang en zoo zal men Jan Van Beers heeft het jaren geleden keurig in dichtmaat gezegd blijven roepen. De factor, die de grootste verandering teweeg heeft gebracht, is wel de stoom. Groote productie, grooten rijkdom heeft de aanwending van den stoom ten gevolge gehad, maar ongelukkig zijn ook de nadeelen niet EENE GEHEIMZINNIGE GESCHIEDENIS. Naar het Engelsch van HUGH CONWAY. Zyn wenkbrauwen trokken zich samen. „Neen," zeide hij. „My"n vader zal ik vergiffenis schenken, omdat hij mijn vader is en omdat myn moeder hem heeft vergeven. Hem zal ik trachten lief te hebben. Maar met mijn broeder heb ik niets gemeen. Hem wil ik niet zien en met hem wil ik niet spreken." Gij hebt reeds met hem gesproken. Gij kent hem." wDan toch zonder het zelf te weten?" z/Ja. Zal ik u nog meer zeggen, Valentijn. Ge hebt uw vader gezien en gesproken." «Waar? Zeg het mij, Philip. Spreek niet langer in raad selen." Hij had geen flauw vermoeden van hetgeen ik bedoelde. Hij dacht dat hij zijn vader en zijn broeder misschien ergens in Londen ontmoet had. Hij was even onvoorbereid als ik, toen Rothwell in de eetkamer te Torwood tot mij kwam. «Gij hebt uw vader gezien en met hem gesproken, op dien morgen toen ge op de heide zat te schilderen den dag waarop gij Torwood verliet." Hij scheen my niet to willen begrypen. Hoe kon hy zoo kortzichtig zijn! z,Wat praat gy, Philip! Ik heb uw vader gezien en niemand anders." Ik vatte zijn beide handen en klemde die in de miinen. z/Maar gij zijt Philip Norris," riep hij uit. z/Neen, ik ben niet meer Philip Norris. Sir Laurence Estmere heelt zich jarenlang onder den naam van William Norris verborgen maar nu hij zijn eigen naam weder heeft aangenomen, kan ik dit ook doen. Ik ben Laurence Estmere, uw broeder, Valentyn." Ik heb geen duidelijke herinnering meer van hetgeen toen volgde. Het ecnige wat ik weet is dat Valentyn mijne handen schudde, om mij heen liep, my omhelsde en mij, geloof ik, ook kuste. „Broeders!" riep hij gedurig uit, „zyt gij en ik broeders! Philip, het is al te heerlijk! Uw moeder de myne mijn vader de uwe! Waarom hebt gij dit voor my geheim gehouden? Gij hadt mij gerust kunnen vertrouwen!" Het duurde eenigen tyd eer ik hem kon doen gelooven, dat ik tot op enkele dagen geleden evenzeer in duisternis verkeerde als hijzelf; dat onze kennismaking, onze vriendschap, de ont dekking van Chesham's samenzwering, in één woord, dat alles gebeurd was, zouder dat ik wist dat ik aan het geslacht van Estmere was verwant of dat ik gerechtigd was mij vermaagschapt te achten met die lange rij van voorvaderen, wier portretten mijn afgunst zoozeer gewekt hadden. Ik moest hem de geheele geschie denis van het begin tot het einde vertellen. Hij luisterde in verbazing. Toen vatte hij mijne hand. „Onze ouders verzoend! De broeder dien ik haatte, Philip Norris! Chesham dood! Gy zyt te Monaco geweest, Philip. Hebt gij hem doodgeschoten?" „Neen," antwoordde ik. „Ik ging naar Monaco om met hem te duelleereD, maar ik kwam te laat." uitgebleven, 't Mag een opwekkend gezicht zijn, wanneer men in een fabriekstad de nijverheid aan 't werk ziet; vaak zijn daarmede allertreurigste topneelen verbonden van werkeloosheid en nijpende armoede. Groote rijkdom heeft de 19de eeuw voortgebracht, maar ook op tal van plaatsen de ellende zien toenemen; paleizen worden gebouwd, maar daarnaast verrijzen vunzige, ongezonde arbeiderskazernen. Die ongeëvenredigde toestand is een ziekte van onze maat schappij daartegen moet een geneesmiddel worden gezocht. Geneesmeesters zijn er genoeg, ten minste, er zijn er genoeg die beweren het te zijn. Onder dezen noemde spreker als een voornaam element, ook in ons land, de sociaal-democraten. Zij beschouwen de ziekte der maat schappij als ongeneeslijk en willen daarom de bestaande inrichting doen plaats maken voor een nieuwe, al moest daardoor ook een oogenblikkelijk aanzienlijk verlies van kapitaal plaats hebben, en al worden met de nadeelen der tegenwoordige maatschappij ook haar voordeelen opgeruimd. Van de wijze waarop de nieuwe sociaal-democratische maatschappij zou ingericht zijn, gaf spreker een uitvoerige schets, die wij hier niet in haar geheel behoeven te her halen. De grondslag zou de volkomen gelijkheid van al harer leden zijn, een gelijkheid, zoo ver mogelijk doorge voerd. Dat was echter juist het onmogelijke. Volkomen gelijkheid kan niet bestaan; de ongelijkheid is jnist de prikkel tot beschaving; valt die weg, dan is er niet alleen geen vooruitgang meer, dan is er de dood. Wat de sociaal-democraten vooral vergeten bij hun zwarte beoordeeling van de tegenwoordige maatschappij, was, zei spreker, te letten op hetgeen de geschiedenis leert. De ongelijke verdeeling van den rijkdom, de armoede onder een groot deel der menschheid, is niet uitsluitend een ver schijnsel van onze dagenbij het opslaan van het geschied boek zien wij die in vroeger tijd even goed; wat onze dagen moeilijker maakt, is dat wij leven in een tijdperk van uv6rSa»g. Wat men onze «,„r «cker niet dat zij geen rijkdom heeft voortgebracht, maar, terwijl wij al de voordeelen van die groote productie hebben ondervonden, heeft men nog vergeefs naar een middel ge zocht om, met behoud van die voordeelen, van de nadeelen verlost te worden. En beweert nu de sociaal-democraat, dat men in zijn ideaal-maatschappij daarmede niet zou heb ben te worstelen, men kan tegenover deze bewering de vraag stellen, of er nog wel zooveel geproduceerd zou worden, dat er iets te verdeelen viel. Waar ieder gelijke lijk 't zij dan naar zijn werkuren of, zooals de leider „Ik beu blijde dat gij bet hebt willen doen en nog blijder dat het niet noodig was. Ja, Pbilip Laurence, broeder en vriend, de gelukster zal voor ods opgaan. Laat ons gaan naar ons huis." Wij gingen naar buiten en begaven ons naar den stal. Daar vonden wy een dogcart en een paardentuug. Wij spanden het paard van den rentmeester voor den wagen en vertrokken. Eer wij een half uur gereden hadden, kwamen wy Stanton en Vigor tegen. Zy hielden ons staande. „Waar rijdt gij lieden zoo haastig heen vroeg Stanton. „Als ge u verbeeldt dat Yalentijn met u zal wegloopen, vergist ge u, Philip." „Is het een geheim?" fluisterde Valentyn mij in het oor. „In het geheel niet," antwoorde ik. „Stanton, Vigor," zeide Valentijn, zijn hoofd uit het rytuig stekende, „sta my toe, u aan mijn oudsten broeder voor te stellen." De beide mannen zagen elkander onthutst aan. Vigor schudde droevig het hoofd. „De zon was zoo heel heet niet," zeide hy, „maar zachte hoofden zijn vatbaar voor zonnesteken. Philip, rijd zoo spoedig mogelijk naar den dokter." „Hy kan ook wel dronken zyn," opperde Stanton. „Men kan zulke jongens niet vertrouwen. Zij gebruiken zoo licht te veel." „Dit is mijn broeder Laurence," zeide Valentijn met waar digheid. „Wy zyn op weg naar Dower House, naar myn ouders." Stanton floot. Vigor stak zyn hand uit en vatte die van Valentyn. „Is het waar?" zeide hy, zich tot mij keerende. „Zeker. Myn vader, zoo lang bekend onder den naam van William Norris, blijkt de verloren Sir Laurence te zyn. Ik vlei mij dat onze kwellingen en verdrietelijkheden thans een einde zullen nemen. Rothwell is te Dower House; hy zal morgen wel eens overwippen en alles verder verklaren. Vaarwel wij moeten weg." De beide heeren wenschten ons hartelijk geluk. De ge schiedenis was hen genoeg bekend om de feiten aan elkander te verbinden en tot een recht begrip te komen van hetgeen er gebenrd was. „Wacht een oogenblik," zeide Viger, toen ik den zweep op het paard legde, „daar komt de jager aan met de weitasch. Leg die in het rijtuig. Wanneer een familie terugkeert in een huis dat twintig jaren gesloten is geweest, kan zy wel eens den hond in den pot vinden en dan zullen een paar stuks gevogelte goede diensten doen." „Vooral voor Valentijn," zeide Stanton. „Die kerel is altyd zoo uitgehongerd." Valentyn lachte en na vele afscheidsgroeten en goede wenschen reden wij weg, aan onzo vrienden genoeg stof tot praten latende totdat zij ons zouden terugzien. Myn moeder stond aan de deur om ons te ontvangen. Met haar aangeboren beminnelijkheid en gratie, wendde zy zich het eerst naar haar oudsten zoon. der sociaal-democraten in ons land wil, naar zijn behoeften wordt beloond, zal de prikkel tot voortbrenging zoo groot niet zijn; vooral niet wanneer, zooals thans geschiedt, stoffelijk genot aan den werkman als het hoogste voorge spiegeld wordt. De sociaal-democraten zijn steeds gereed om, wat er verkeerd is, te wijten aan verkeerde wetten. Zij hebben daarin ongelijk. Meestal is een minder rooskleurige maat schappelijke toestand te wijten aan natuurlijke oorzaken, waartegen somtijds wel iets, vaak ook niets te doen valt, b. v. misgewas, ongunstige weêrsgesteldheid, enz. Het is waar, er zijn wetten, en zelfs verscheidene, die op de stoffelijke middelen der ingezetenen invloed uitoefenen belastingwetten, enz. maar meer en meer dringt ook het bewustzijn door, dat deze telkens aan de rechtvaardig heid moeten worden getoetst. En waar beweerd wordt, dat er door den wetgever voor de lagere klassen in de laatste vijf en twintig jaren niets is gedaan, daar overdrijft men en is men onwaar. De afschaffing van den accijns op het gemaal; de oprichting van de Rijkspostspaarbank; de wet tot beteugeling van het misbruik van sterken drank die, goed uitgevoerd, ook goed werken kan al wat voor het onderwijs der onbemiddelden is gedaan, bewijzen het tegendeel voldoende. Is er dan geen zondenregister van veel wat gedaan had moeten worden en wat nagelaten is? Helaas ja. Vooreerst wat de rechtspraak aangaat; er is in ons land goed recht, maar alleen voor hem, die het betalen kan of die zoo arm is, dat hij gratis kan procedeeren. Goedkoop recht en snel recht is er niet. Nalatig is men geweest in het regelen van het toezicht op de levensmiddelen: vergeefs zoekt de kooper een waarborg tegen vervalsching. Nalatig vooral waar het de bescherming gold van de zwakkeren, van den arbeidenden stand. Ten hunnen behoeve is ,een Riiksnnst- spaarbank opgericht, maar wat helpen enkele bespaarde guldens, wanneer de huisvader, die ze gestort heeft, na weinige jaren komt te sterven, of wanneer hem een ongeluk overkomt? Zeker evenveel, als naar de spaarbank wordt gebracht, gaat naar ziekte-, naar begrafenis-, naar verzeke ringsfondsen, waar de spaarpenningen van den handwerks man vaak het offer worden van een sluwen bedrieger, die, wanneer hij zijn tijd gekomen acht, aan de verzekerden eenvoudig laat aanzeggen, dat de zaak niet verder wordt voortgezet. Tegen zulke dingen wordt de werkman door geen enkele wet beschermd. Ten hoogste wenschelijk zou „Eindelyk?" fluisterde zij. „Man, vrouw en kinderen onder één dak. O, ik ben zoo gelakkigl" Na lange jaren. Mijn vader herstelde spoedig. Binnen enkele dagen waren alle angsten voor koortsen of blyvende verstandsverbijstering ver dwenen en mocht hij de ziekekamer verlaten. Toen hij een paar malen buiten was geweest, kon ik myn moeder zelfs de ver verzekering geven, dat hy er in jaren niet zoo goed had uitge zien. By zijn eerste onderhoud met Valentijn was ik niet tegen woordig. Mijn broeder vertelde mij later dat hy hem tot zich had geroepen, zyn hand had gevat en zyn blydschap had to kennen gegeven, dat hem een zoon was teruggeschonken, die zijn geslacht eer aandeed. Hij had hem gezegd hoe bitter het hem smartte, dat zij door een wreed noodlot zoolang vreemdelingen voor elkander gebleven waren. Maar de toekomst zou het ver- ledene goedmaken. Zijn woorden waren vriendelijk en teeder, maar tegelijk gehuld in een toon van waardigheid, die zijnjong- sten zoon verbood een oordeel over het gebeurde uit te spreken. Valentijn verliet hem tevreden, maar tegelyk als iemand die niet weet wat hij van de zaak denken moet. „Het schijnt mij toe," zeide hy, „dat hy zich het verledene niet meer kan of wil herinneren. Maar hij was heel vriendelyk en hij is een man, wien men blijde is vader te mogen noemen." Zoodra hij weder hersteld was, scheen er, behalve mijn moeder, niemand te zijn dien hij zoo gaarne bij zich had als Valentyn. Zijn vrouw verliet hem schier geen oogenblik, maar Valentijn was ook altyd om en bij hem, zoodat ik een tydlang geheel aan mijzelven werd overgelaten. Doch ik morde niet. Ik voelde my te gelukkig om te klagen. Mijn voorspelling kwam uit. Binnen enkele dagen had Valentyn het hart van mijn vader stormenderhand veroverd. Alle verlegen heid scheen als met eeu tooverslag te verdwynen en al heel spoedig zat mijn broeder met den ouden man te keuvelen en te schertsen, alsof zij elkander hun gansche leven gekend hadden. Mijn vader had inderdaad ook geen beter gezelschap kunnen kiezen, daar Valentyn alle kwellingen en ziekelyke angsten, waaronder hy misschien nog gebukt ging, door zyn opgewektheid en levenslust wist te verjagen. Ik kon hem dus met een gerust geweten aan de bewaring van zijn jongsten zoon en van myn moeder overgeven. Rothwell was vertrokken om Vigor en Stanton verschooning te vragen voor zijn onbeleefdheid. Van lieverlede begon ik het tijd te vinden, zyn voorbeeld te volgen en mijn tenten op te slaan op een plaats, waar iemand vertoefde, die ray zeker met open armen ontvangen zou. Ik had aan Claudine geschreven en baar met den ongedaebten keer van zaken bekend gemaakt. Ik zal mij onthouden haar antwoord op myn brief voor mijn lezers ten beste te geven, daar dit verhaal, zooals ik reeds vroeger gezegd heb, geen liefdes geschiedenis is. Ik wil alleen zeggen dat de wyze waarop zij my met myn welslagen en mijn nieuwe vooruitzichten geluk- wenschte en de vleiende loftuigingen dio zy my toezwaaide, over hetgeen zy mijn scherpzinnigheid noemde, mij deed verlangen naar het genot om al die lieve woorden door hare lippen te hooren

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1888 | | pagina 1