EK
HELDERSCHE
KIEUWEDIEPER COIRAKT.
Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
1888. N° 19.
Jaargang46.
Zondag 12 Februari.
7> VREDE NA STRIJD.
„Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90.
franco per post 1.20.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Advertentiën: Van 1—4 regels 60 cents, elka
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
Kijkjes over 't wereldrond.
Er is eigenlijk niet veel aardigs aan, om dezen keer te
beginnen met een kijkje in Heerenveen te nemen. Maar
het wemelt er dezer dagen zóó van spijtige en teleurgestelde
gezichten, dat het lieve Friesche plaatsje onwillekeurig de
aandacht trekt en de oningewijde met verwondering vraagt,
wat de reden van die algemeene mistroostigheid mag zijn.
Nu, de oorzaak is niet ver te zoeken. Het zit hem „in
het klimaat van de lucht*, zooals het populaire stopwoord
luidt, dat in dit geval echter volle recht van bestaan zou
hebben. Sedert den plotselingen en zwaren dooi van de
vorige week ziet men al de Heerenveeners met lange ge
zichten loopen. 't Is dan ook een geduchte streep door
hun rekening geweest; maar.... voor het „Nederlandsche
Schaatsenrijdersbond" kan het een heilzame les zijn. Allerlei
onfeilbare, oud-vaderlandsche spreekwoorden zijn hier van
toepassing. Men moet niet te veel hooi op zijn vork nemen.
Wie het onderste uit de kan wil hebben, krijgt bet lid op
zijn neus. Driemaal is scheeprecht, enz. enz. Ja, vooral
dat „driemaal is scheepsrecht! Men is nu tot driemaal
toe gewaarschuwd, welk een wanhopig waagstuk die „inter
nationale hardrijderijen" in den grond der zaak genoemd
mogen worden. Het is er hoe langer hoe erger meê
geworden. Te Leeuwarden was het maar half werk; te
Slikkerveer dreef men als een koppig kind zijn zin door,
maar was er niet de minste aardigheid aan; en nu te
Heerenveen komt er zelfs geen punt van een schaats op de
internationale ijsbaan, en smelten alle plannen en feestelijk
heden in een paar dagen spoorloos weg. Vandaar nu een
wrevelige stemming onder de goedé Heerenveeners. Zij
hadden al dagen lang op dit buitenkansje gevlastzij hadden
er zich zooveel vermaak van voorgesteld, en niet alleen
zooveel vermaak, maar ook zooveel winst. Want de toevloed
van al die in- en uitheemsche hardrijders en schoonrijders
zou dichte volksdrommen naar Heerenveen lokken, die er een
dikke duit geld zouden laten zitten, wat men ook te Heeren
veen best gebruiken kan. Maar, helaashet vermaak is niet
gekomen en de winst is uitgebleven. Zoo ging het te Leeuwar
den, zoo ging het te Slikkerveer, en zoo is het nu vooral te
Heerenveen gegaan. En nu moge het gezond verstand
dan eindelijk zegevieren en ons voor goed doen breken
met die hoogopgeschroefde, maar deerlijk mislukte inter
nationale hardrijderijen. Ons land en vooral ons onbe
trouwbaar en wisselziek klimaat verbieden ons deze gewaagde
nabootsing van wat in Noordel ijker-landen Denemarken,
Noorwegen en Zweden b. v. alle kans van slagen heeft.
Voor zulk een internationaal pretje moeten dagen te voren
maatregelen genomen en aankondigingen verzonden worden;
de deelnemers moeten tijd hebben om van over landen en
Naar het Duitsch van W. HEIMBURG.
Zoo spoedig mogelijk trok ik mij onder het voorwendsel van
hoofdpijn terng; ik geloof dat dit ook goed was, er moest nog
veel door de familie besproken worden, waarbij mijn tegenwoor
digheid hinderlijk kon zijnde jonge bruidegom wilde den
volgenden dag reeds weder vertrekken, en dus was de tijd kort.
Boven in ons gezellig kamertje dacht ik over den afgeloopen
dag naach, het waren zeer droevige gedachten. Vooreerst vond
ik het zeer onhartelijk van mijn vader, dat hij mij pas heden,
nadat alles bepaald was, het besluit om zijn betrekking neder te
leggen had meegedeeld; daarop zag ik weder den spottenden
glimlach om den mond van den jongen predikant en hoorde
eindelijk Kathrines strafrede. Mijn God, wanneer zij eens gelijk
had, wanneer Hanna ook eens spoedig verloofd werd en ik naar
mijn somber thuis moest terugkeerenDeze gedachten drongen
zich heden ten tweeden male met geweld aan my opik drukte
mijn hoofd in het kussen en snikte alsof my het hart zou breken.
Ik weende my ten laatste in slaap en droomde de wondcrlykste
dingen, zoodat Hanna, die ik niet had hooren komen, my angstig
vroeg of ik ziek was, omdat ik zulke vreemde woorden sprak.
De eerstvolgenden dagen had ik ter nauwernood tyd aan dit
alles te denken, want na hot vertrek des graven Satewski was
er veel te doen. Ruths uitzet werd door mevrouw Van Bendeleven
met al den trots eener gelukkige moeder gereed gemaakt en ook
wy moesten mede helpen. De groote kasten in de linnenkamer
werden geopend en lange rollen van het kostolykste lijnwaad
versneden. In een groot vertrek arbeidden zes naaisters, die wij
moesten helpen onder de vermaning „dat wy nu wat leeren
konden." Een tijdlang reden wij dagelijks naar de stad, gingen
van den eenen winkel naar den anderen en keerden altijd met
ontzaglijke pakken terug.
In ons torenkamertje lagen groote stapels fijne goederen, waar
Hanna en ik midden in zaten, ons werk op het naaifUissen
vastgehecht en ons best doende, de kleinst mogelijke steken te
maken. Buiten ontwikkelde de lente zich steeds heerlijkerwij
hadden het uitzicht op het park, dat met het helderste groen
prijkte. Bezijden af lag het dorp, waarvan de huizen tusschen
de bloeiende vruchtboomen als in een veld van sneeuw stonden.
Ik neuriede en zong bij mijnen arbeid om strijd met de vogels.
Werd het weder ons echter te fraai, dan trokken wij onze
rijkleeden aan en reden door de met lentegeuren vervulde velden.
Zoo naderde de tijd der brniloft. De groote kisten en koffers
waren reeds verzonden. Hanna had haar bruiloftskleed aangepast
en er zoo bekoorlijk uitgezien, dat ik een en al verruking was.
Eindelijk stond ik op een schoonen Meimorgen op het terras met
een zakdoek te wuiven, en uit den reiswagen die, met vier
paarden bespannen, schielijk den grooten weg afrolde, werd even
zeeën safim te komen, en ondertusschen draaien de
onbestendige haantjes der Hollandsche kerktorens eensklaps
hun koppen van Oost naar West, en daar liggen al de
grootsche plannen onherstelbaar in duigen. Al de gemaakte
kosten, die dikwijls tot een niet onbelangrijk bedrag stijgen,
zijn nutteloos verkwist en men heeft slechts schade voor
de hand. Zal men nu een volgende winter wijzer zijn,
en geen plannen maken die alleen bij zeer strenge en vooral
zeer langdurige vorst uitvoerbaar zijn? Laten wij ons
bepalen tot onze gewone, van ouds gebruikelijke wedstrijden
;n hardrijderijen, den eenen dag uitgeschreven en den
volgenden dag gehouden. Daar kunnen wij genoegen van
beleven en nog wel een winstje uithalen ook. En
willen de Noren, de Engelschen en de Zweden om 't hardst
rijden en een prijs winnen, laten zij het dan op hun eigen
banen doen. Ik meen te mogen zeggen, dat wij nu althans
op het stuk van internationale schaatsenrijderij leergeld
genoeg betaald hebben.
Naast de mislukking der Heerenveensche plannen
waarbij gelukkig alleen van geldelijke verliezen sprake kan
zijn staat als een der droefste gebeurtenissen in dezen
winter het jammerlijke onheil, dat op de Middelburgsche
buitenplaats „Torenvliet" is voorgevallen. Twee vrouwen
van goeden huize, uit de keur van Zeelands aanzienlijkste
geslachten, plotseling uit dit leven weggerukt te midden
an het zoo genotrijke ijsvermaakHet laat zich verklaren,
dat een algemeene ontzetting zich van de Zeeuwsche hoofd
stad meester maakte, toen deze schrikkelijke ramp rucht
baar werd, een ontzetting die ook ver daarbuiten, door
heel het vaderland, haar weerklank vond. En zoo er voor
het oogenblik aan troost en leniging voor de nablijvende
betrekkingen te denken is, zullen ze dien troost wel in
niet geringe mate geput hebben uit de onverdeelde belang
stelling en algemeene deelneming, die het treurig onheil
allerwegen verwekt heeft. Nu het ijsgenot weder zulk een
paar kostbate offers heeft geëischt, moge dit voor de lief
hebbers van het altijd gevaarlijke vermaak wel een dubbele
aansporing tot waakzaamheid en kalmte zijn. Bij het
plotseling intreden van dooi weder is het ijs al dadelijk
niet meer te vertrouwen.
Doch wenden wij onze aandacht van dit somber tafreel
naar een meer opwekkende omgeving! Nemen wij een
kijkje in den Duitschen Rijksdag, waar Bismarck jl. Maandag
een zijner schoonste triomfen vierde, door het uitspreken
van een zijner indrukwekkendste redevoeringen. Zonder
tegenspraak de Duitsche Rijkskanselier is de grootste
man van zijn tijd! Wiens woord heeft zooveel invloed
als het zijne, wiens verklaringen hebben zulk een vèrreikende
strekking? Sedert hij gesproken heeft en gesproken op
zulk een stelligen toon en in zulke besliste bewoordingen
eens met witte doeken gewuifd. Ik zag ben na tot de boomen
ben aan mijne oogen onttrokken, droogde de tranen, die het
afscheid van Hanna mij ontlokt bad en ging bedroefd naar onze
kamer. Het was mij een vreemd gevoel zoo alleen te zijn,
niemand te hebben met wie ik praten kon. Toen alle troost
redenen, die ik mij voorhield dat veertien dagen spoedig
voorbij waren, dat Hanna beloofd had altijd aan mij te denken
niets hielpen en de tranen telkens weder te voorschijn kwamen,
zette ik mijn stroohoed op en ging naar mijnB vaders huis.
Ik was er in den laatsten tijd zelden geweestde gedachte,
den jongen leeraar weder aan te zullen treffen, deed mij pijnlyk
aan.
Ik was zelfs op den Zondag, toen hij plechtig tot predikant
werd ingezegend, niet ter kerk geweest, iets waardoor ik Kathrines
toorn had opgewektik had moeite gehad, haar tot bedaren te
brengen.
De eigenlijke pastorie lag tegenover het huis mijns vaders; ik
was zeer verbaasd toen ik die bekeek, want zy was bijna niet te
herkennen. Netjes geverfd schitterden de nieuwe, heldere vensters
zoo vriendelijk, en daarachter blonken sneeuwwitte gordijnen en
keurige bloemen. Onder den ouden lindeboom in den kleinen
voortuin stond een witgekleurde tafel en bank, terwijl het slot
aan de oude huisdeur blonk en in de zon fonkelde. Alles zag
er zoo aanlokkelijk uit, dat ik onwillekeurig staan bleef en er
naar keek. Daar kwam het hoofd eener oude vrouw achter de
bloemen te voorschijn en twee goedige, blauwe oogen ontmoetten
een oogenblik de mijne; toen wendde het hoofd zich weder af en
zag ik alleen nog de strooken der witte muts.
Toen ik ons huis beschouwde, kwam het my nog hatelijker
voor dan anders. De sombere vensters zonder gordijnen, de
muren, waarvan overal de kalk was afgebrokkeld, de vervallen
huisdeur met diepe scheurenik trad de gang binnen, de
deur der woonkamer stond open en Kathrine lag op de knieën
den vloer te schnren.
„Kom hier niet binnen, anders maak je het weder morsig,"
sprak zij, juist niet al te vriendelijk. „Ik wil alles wat in orde
brengen, want de moeder van den jongen geestelijke zou wel
eens hier kunnen komen, en ik wil niet dat zij zeggen zal„De
oude Kathrine is een morsige huishoudster."
„Is de oude vrouw daar boven voor het raam zijn moeder?"
vroeg ik,
„Ja, Grethe, en een pracht van een vrouw is zij, dat moogt
gij gerust geloovenzij heeft my opgedragen je te vragen of jo
haar eens bezoeken wilt. Ik kon mijn boodschap echter niet
overbrengen, want in geen twaalf dagen zyt ge hier geweest, en
op het slot kom ik nooit.
„Is het waar," begon zij na een korte poos weder, toen ik
zweeg, „is het waar, dat de familie dezer dagen naar Weenen
reist om brniloft te vieren?"
Ik antwoordde dat zij voor twee uren vertrokken waa.
durft Europa weêr adem halen. Voorzeker, de man
die zóó kan en zóó mag spreken, moet een reuzengeest
van zeldzame genialiteit zijn. Als het hem geldt, is het
verbod tegen „gelooven op gezag" niet geschreven; aan
het gezag van zijn oordeel slaat heel Europa's bevolking
onvoorwaardelijk geloof. Wat baatte het of de Dnitsche
Keizer en de Russische Czaar zich al uitputten in vrede
lievende verklaringen en geruststellende toespelingen; wat
baatte bet zelfs of het jongste Petersburgsche hofbal de
Keizerin der Moscoviten den eersten dans opende aan den
arm van Oostenrijks gezant. Men vond het mooi, men
vond het treffend, maar deze demonstratie in 3/4 maat
maakte niet de uitwerking, die men er van verwachtte.
Er moesten krachtiger bewijzen en degelijker argumenten
geleverd worden, zou Europa omtrent de ware verhouding
tusschen Rusland, Oostenrijk en Duitschland gerust zijn.
Toen begreep de Duitsche Rijkskanselier, dat het tijd voor
hem werd om tusschenbeiden te komen, en ter verdediging
van het aan de orde zijnde militaire- en leeniugs-ontwerp
hield hij een rede, die als een meesterstuk van wel
sprekendheid en zeggingskracht een schitterende blad
zijde beslaat niet alleen in zijn eigen leven, maar
in de geschiedenis van de laatste jaren der negentiende
eeuw. Hij voor zich meende vertrouwen te mogen stellen
in de vredelievende bedoelingen van den Russischen Keizer,
en dat vertrouwen sprak hij onomwonden uit; maar tevens
wees hij er op, even onverbloemd, hoe, in geval van nood,
Duitschland als één man gewapend en gereed zou staan
om het pleit der rechtvaardigheid te helpen beslechten.
Doch in den eersten tijd zal het niet noodig zijnRusland
heeft geen aanval in den zin, Franrijk's President is nog
vredelievender dan zijn voorganger, en voor het overige
houdt het eene zwaard het andere in de schede. Die rond
borstige en duidelijke verklaringen maakten een overwel
digenden indruk; stormachtige toejuichingen gaven den bijval
der hoorders te kennen en zonder slag of stoot werden de
ontwerpen aangenomen. Alle oorlogzuchtige geruchten
hebben voor 't oogenblik hun waarde verloren. De „groote
Europeesche oorlog" is zoo niet afbesteld althans
voor onbepaalden tijd verdaagd, en Europa durft weêr
ademhalen en aan iets anders denken dan kanonnen en
puntkogels. Leve Von Bismarck!
En leve Heemskerk.... zullen we het er op laten volgen,
omdat hij ons ongeduld naar den uitslag der nieuwe ver
kiezingen met twee weken verkort heeft? Menigeen is er
hem nu juist niet dankbaar voor, menigeen nL die nog
niet behoorlijk slagvaardig is om ten strijde te trekken.
Terwijl iedereen er op rekende dat 20 Maart de datum
der stemming voor de Kamer van Honderd zou zijn, komt
er op eens een ministeriëele aanschrijving uit „het torentje"
„Dan kom je zeker zoolang bij ons, Grethe?" vroeg de oude
vrouw, en haar oogen blonken van vrengde.
„Neen, Kathrine," sprak ik zoo vriendelijk mogelijk, „dat kan
ik niet, ik moet de huishouding in het slot waarnemenmevrouw
Van Bendeleven gaf mij de sleutels in bewaring."
In plaats van te antwoorden, begon Kathrine zoo driftig te
schuren, dat zij myn lichtblauwe japon geheel met vuil water
bespatte.
Ik keerde my om en ging de steile trap op naar mijns vaders
studeerkamer.
„Het is goed dat gij komt," sprak deze, toen ik hem
begroet had.
„Ga even naar de pastorie en vraag myn ambtsbroeder of hy
eenige oogenblikken voor mij over heeft, het betreft ambstbezig-
heden."
„Kan ik Kathrine niet zenden vroeg ik.
„Ja, het is mij hetzelfde," zeide mijn vader.
Kathrine weigerde echter myn verzoek kortaf.
„Moet ik mij eerst aankleeden om die paar stappen te doen?
Gij ziet, ik kan zoo niet gaan," vervolgde zij, op haar morsig
voorschot wijzende. „Loop zelve maar eens vlug naar de overzy,
je hebt jonge beenen."
Ik had grooten lust het te weigeren, ging echter ten laatste,
om niet al te onvriendelijk te zijn. Aarzelend stak ik de straat
over en bleef een oogenblik voor de deur der pastorie staan."
„Nu, vrouwtjelief" viel de oude dame hier zich zelve in de
rede, „het is wel niet beleefd van mij, dat ik u zoo voor de huis
deur van den jongen predikant laat staan, maar ik heb in langen
tyd niet zooveel gesproken en ben vermoeid. Ik heb alleB nog
al uitvoerig verteld het staat mij alles nog zoo dnidelyk voor
den geest en ik kan mijn verhaal toch niet in eens ten einde
brengen ik wil het later vervolgen, als gij het hooren wilt»"
Ik was zoo in het luisteren verdiept, dat ik een droevig ge
zicht zette, toen zy zóó op eens haar verhaal afbrak.
„Maar ik bid u, vervolg het dan toch heel spoedig," zeide ik.
„Het boezemt my zooveel belangstelling in en gij vertelt zoo
onderhoudend. Slechts een ding heb ik gemistik weet niet hoe
gij er hebt uitgezien; is er ook een portret van u?"
„O ja, en gij zult het hebben," zeide juffrouw Sigismund,
terwijl zij opstond en het licht opstak, want het waa geheel
dnister geworden.
Zij ontsloot een oude kast vol vakken en schuifladen, en nam
er een klein étui uit.
„Hier, kindlief, bezie het als gy thuis zyt; ik ben zeer ver
moeid en heb rust noodig."
Zij kaste mij teeder op het voorhoofd, en toen ik haar het
verlof had afgebedeld, overmorgen terng te mogen komen om het
vervolg te hooren, spoedde ik mij naar huis om mij by mijn
man te verontschuldigen, wyl ik hem zoo lang alleen had gelaten.
(Wordt vervolgd.)