Deze ervaring is opgedaan door Engelseh spoorweg
personeel. De proef op de som kan bij gelegenheid ge
makkelijk genomen worden.
De Nederlandsche koopvaardijvloot bestond op den
31 December 1887 uit: 18 fregatten, 129 barken, 30
brikken. 45 schoenerbrikken, 86 schoeners, 19 galjoot en,
19 koffen, 144 tjalken, 26 andere zeilschepen als hoekers
enz., 105 stoomschepen, totaal 641, metende 725,275 M3
of 254,123 tonnen; tegen 692 schepen (metende809,785 M3
of 287,684 tonnen) op 31 December 1886.
Het provinciaal kerkbestuur van Noordholland heeft
het besluit van het classicaal bestuur van Alkmaar, waarbij
de bediening der predikbeurten in de vacante gemeenten
Oudeschild en Oosterend op Texel aan den ring Schar-
woude was opgedragen, en tegen welke beslissing deze ring
in verzet was gekomen, gehandhaafd.
Uit Oude-Niedorp wordt van 5 dezer gemeld
„Gisteren heeft in het tot deze gemeente behoorende
Zijdewind eene droevige gebeurtenis plaats gegrepen. Bij
gelegenheid van verkoop van eenen inboedel zakte een
man door den zolder van het huis. Een tweede persoon,
mede aldaar aanwezig, wilde hem nog te hulp komen en
grijpen, maar stortte daardoor mede naar beneden en kwam
met het hoofd op de steenen neder, ten gevolge waarvan
hij op de plaats dood bleef. Eerstbedoelde persoon viel
bewusteloos neder en is tot heden nog niet tot zijn ver
stand teruggekeerd.
Sedert ongeveer drie weken wordt een alhier woonachtig
jonkman vermist. Men zegt, dat zijne pet in het Noord-
hollandsch kanaal gevonden is en vreest dus dat hij door
het ijs gezakt en verdronken zal zijn.'
Landbouwcowmissie. De „Staatscourant" van gisteren
bevat een verslag, uitgebracht aan den Minister van Water
staat, enz. door de commissie, ingesteld bij koninklijk besluit
van 18 Sept. 1886, om te beraadslagen over de middelen,
welke van overheidswege kunnen worden aangewend, tot
verbetering van den toestand van het landbouwcrediet. De
commissie komt tot het volgende resultaat
1. dat wijziging der fiscale wetgeving, alleen om daardoor den
verkoop van onroerend goed met het recht van weder-inkoop
gemakkelijk te maken, niet door het belang van den landbouw
geboden wordt
2. dat de invoering van een conventioneel privilege voor den
geldschieter op het roerend goed van den geldopnemer-landbouwer,
of wel van een pandverband in dien zin dat het pand blijft in
handen van den schuldenaar, in het belang van den landbouw
aanbeveling verdient en dat daarbij aan den geldschieter een droit
de suite van 40 dagen zal moeten worden verleend
3. dat een bijzondere regeling van het vee-verhuurcontract
(Cheptel) niet noodig is
4. dat in art. 4 van het Wetboek van Koophandel de woorden
„alleen ten opzichte van kooplieden" behooren te vervallen;
5. dat bij art. 7 van het nieuwe bank-octrooi uitdrukkelijk
dient te worden bepaald, dat de operatiën van de Nederlandsche
Bank ook zullen omvatten het disconteeren van orderbriefjes van
landbouwers, niet langer loopende dan zes maanden
6. dat het wenschelijk is, dat de ingelegde gelden van de
Rijkspostspaarbank ook belegd kunnen worden in rentegevende
hypothecaire schuldvorderingen.
Een nota ter verdediging van een afwijkende raeening
wordt door zes leden der commissie bij dit rapport gevoegd.
Tevens bevat de „Staatscourant" een uittreksel van de ver
slagen omtrent de werkzaamheden der commissie van toezicht op
den doortocht en het vervoer van landverhuizers over 1887 te
Amsterdam en te Rotterdam. Over Vlissingen, Dordrecht en
Harlingen werden in '87 geen landverhuizers vervoerd. Uit
Amsterdam werden in 1887 8057 landverhuizers vervoerd, tegen
4647 in het voorafgaande jaar.
Het getal Nederlandsche landverhuizers was ruim driemaal
grooter dan in 1886, nl. 2385, tegen 771 in het laatstgemelde
jaar. De noordelijke provinciën leverden hiervan het grootste
contingent: Noordholland, Friesland en Groningen leverden te
zamen twee-derde van het totaal aantal Nederlandsche emigranten.
Limburg, dat vorige jaren geen of slechts een enkelen overzond,
verschafte er ditmaal 37.
Onder de vreemde landverhuizers was de vermeerdering in
vergelijking met het vorige jaar het grootst bij die, afkomstig uit
seriand gereisd en dat wij zeer in onmin van Eberhardt gescheiden
zijn."
„Mijn God, hoe is het toch mogelijk, dat ouders zoo ver
blind kunnen zijn!" stamelde ik, toen ik de weinige regelen
doorvloog; ik gaf het op, mij te rechtvaardigen; men had mij
toch niet geloofd.
Kathrine zag zeer bekommerd. „Hoor eens, Grethe," zeide
zij aan den avond van dien dag. „Je zoudt mij een groot ge
noegen doen, als je mij eens kalm wildet aanhoorcn. Zie, ik
word reeds zoo oud, het kan wel eens gebeuren, dat ik koud
en stijf ter neder lig en je mij spoedig moet laten begraven.
Doe mij dan het genoegen en wijs het niet van de hand, als
zij je hierover een thuis aanbieden. Je bent nog te jong om
alleen te leven, en je vader heeft je zooveel nagelaten, dat je
niet onder vreemden behoeft te gaan. Ik bedoel niet dat je
hierover zult introuwen, dat vindt zich later en zal God leiden
zooals hij wil. Neen, je zoudt maar naar mevrouw Renner
gaan; beloof mij dit, opdat ik kalmer worde."
„Kwel je niet, Kathrine," bad ik en knielde voor haar néér.
„Je blyft nog lang bij mij; denk niet aan sterven, bid ik je; ik
wil je alles beloven wat je wilt."
De oude streelde mijn hoofd en legde zich achterover in haar
stoel. „Dan is het goed, mijn kind, dan ben ik gerust."
Ik zette mij weder aan het venster en staarde in het avond
rood. Naast mij stond een bosje sneeuwklokjes; zij herinnerden
mij aan dien avond, toen ik met een beangst gemoed op Eber
hardt wachttetoen Bergen in zijn plaats gekomen was en mij
gezegd had, dat hij mij niet meer beminde. Wat had ik sedert
niet verloren Maar wat was dat Daar stond in de geopende
deur een hooge gestalteik kon niet meer onderscheiden wie het
was, maar ik voelde het, mijn hart klopte geweldig en ik was
niet in staat van myn stoel op te staan.
„Margarethe," klonk het zacht, „mag ik binnenkomen? Zult
ge mij niet van uw drempel weren, nu ik met een gewichtig
verzoek tot u kom
„Wilhelm," zeide ik zacht, „treed binnen." Wy stonden
tegenover elkander. Het was duister in het vertrek ik kon
zijn gelaat niet zien, maar ik voelde heete tranen op mijn handen,
die hij aan zyn lippen drukte, en met een zachte stem smeekte
hij „Vergeef mij
„Alles, Wilhelm, alles! Ik wenschte u gelukkiger te hebben
wedergezien."
„Grethe, ik wil u nu niet de geheele geschiedenis myner schuld
verhalen," zeide hij, nog steeds mijn hand in de zijne houdende;
„ik ben ellendiger geweest, dan gij misschien vermoed hebt
ik wil niets verhelenalles wil ik aan uw voeten belijden
later nu kan ik het nog niet, de tijd daartoe is nog niet ge
komen. Ik bid u slechts om één ding: ontferm u over myn
kind."
„Uw kindriep ik. „O, breng het mij, Wilhelm, ik smeek
het u."
Oostenrijk-Hongarije van daar gingen 1221 personen, tegen 410
in 1887, in Amsterdam scheep. Uit Noorwegen werden 376
landverhuizers getransporteerd, tegen 10 in 1886 uit Polen 223,
tegen 2 in laatstgenoemd jaar. De Russen en Italianen daaren
tegen, die dit jaar de route over Amsterdam kozen, waren veel
minder in getal.
In het jaar 1887 werden over Rotterdam vervoerd 12656 land
verhuizers, tegen 8514 in het daaraan voorafgaande jaar, waar
onder van Amsterdam vertrokken, doch te Rotterdam gepasseerd,
respectievelijk 1521 en 1237.
De 12656 personen bestonden uit 265!) Nederlanders en 9997
vreemdelingen en waren verdeeld in 7698 mannen, 2803 vrouwen,
1212 mannelijke en 943 vrouwelijke kinderen.
De staat der Nederlandsche landverhuizers geeft over de ver
schillende provinciën de volgende cijfersNoordbrabant 185,
Gelderland 358, Zuidholland 667, Noordholland 714, Zeeland
754, Utrecht 58, Friesland 1080, Overijssel 132, Groningen 940,
Drenthe 65, Limburg 65, totaal 5018, allen voor Noord-Amerika.
Besmettelijke veeziekten. De „Staatscourant" van heden
bevat een koninklijk besluit van 27 Maart jl., No. 67, waarbij
nader wordt bepaald, welke ziekten van het vee voor besmettelijk
worden gehouden en welke der in de wet van 20 Juli 1870
(Staatsblad 131) genoemde maatregelen bij het dreigen of heerschen
van elke dier ziekten moeten toegepast worden.
Voor besmettelijk worden gehouden de volgende ziekten van
het vee:
1. de veepest der herkauwende dieren
2. de longziekte (pleuro- pneumonia contagiosa) der runderen
3. het mond- en klauwzeer (besmettelijke blaaruitslag van den
mond en de klauwen) bij de herkauwende dieren en de varkens;
4. de kwade droes en huidworm bij de eenhoevige dieren
5. de schurft (sarcoptes schurft en dermatocoptesschurft) bij de
eenhoevige dieren en de schapen
6. de schaapspokken bij schapen, bokken en geiten
7. de varkensziekte (namelijk de besmettelijke vlekziekte en de
besmettelijke borstziekte der varkens)
8. de trichinenziekte bij de varkens
9. het miltvuur bij alle vee;
10. de hondsdolheid bij alle vee.
Buitenland.
Reeds meermalen werd gemeld, dat de Duitsche
Rijkskanselier zijn ontslag zou willen nemen, zonder dat
dit geloof vond. Nu echter de „Köln. Ztg.", met haar
bekende relaties, zegt liet „Berl. Tgbl.", het mededeelt,
heeft het zeer de aandacht getrokken. Het Keulsche blad
kreeg er het eerste bericht van uit Weenen, maar geeft
nu in een correspondentie uit Berlijn een tweede, veel
uitvoeriger mededeeling over de zaak en zegt daarin, dat
de reden van Bismarcks besluit te zoeken is in de huwelijks
plannen tusschen Prins Alexander van Battenberg, den
ex-Vorst van Bulgarije, en een der dochters van den Duit-
schen Keizer, de 22jarige Prinses Victoria, waarvan vroeger
reeds sprake was, doch die steeds door Keizer Wilhelm
tegengehouden werden. Thans moet Keizerin Victoria met
haar moeder, de Koningin van Engeland, alles in het werk
stellen om den Keizer daarvoor gunstig te stemmen.
De troepenbewegingen bij de Russische grenzen hebben
weder een aanvang genomén. Te Weenen verwacht men
weder bijeenkomsten van den grooten Oostenrijkschen
krijgsraad.
Rusland schijnt Europa's aandacht van Bulgarije te willen
afleiden en pressio op het Oostenrijksche Kabinet te willen
uitoefenen.
Het jacht, waarmede de Oostenrijksche Kroonprins,
zijn echtgenoote en twee Aartshertogen, een tochtje op de
Adriatische Zee maakten, (stiet op een zandbank en leed
bij het eiland Pago schipbreuk. Het weêr was fraai en
dank zij tijdige hulp, uit Fjume werd alle gevaar bezworen.
De Duitsche Kroonprins vergeleek in een toast,
jl. Zaterdag óp hét feestmaal bij Vorst Bismarck uitge
sproken, Duitschland met een legerafdeeling, die in een
slag haar opperbevelhebber verloren had en wier hoogste
officier zwaar gekwetst was.
„Op een zoo kritiek oogenblik," zeide de Prins, „slaan
46 millioen Duitschers den blik vol angst, maar toch
hoopvol, naar het vaandel en naar dengeen, die dat hoog
„Het is buiten in den wagen," zeide hij en ging de deur uit.
Met bevende handen ontstak ik licht, hij trad binnen, een bekoor
lijk kindergezichtje keek slaapdronken uit een pak doeken en
mantelsop eens lachte het rozige mondje en werden twee
armpjes verlangend naar mij uitgestoken met een uitroep
van verrukking nam ik het kind in mijn armenhalf weenend,
half lachend kuste ik de donkere oogen, de kleine juichte en
lachte en voer met zijn handjes door mijn lokken.
„Nu weet ik hem goed bezorgd," zeide Eberhardt, en zijn
oogen werden vochtig. „Ik ben voor eenige weken verplaatst
en zij is vertrokken, zonder naar het kind om te zien zij dacht
zeker, ik kon het wel verzorgen als altijd, en ik zou het ook
gedaan hebben, ware dit niet tüsschenbeide gekomen. De kinder
meid is weggcloopenzij verklaarde niet in een huis te willen
blijven waar de genadige vrouw altijd boos was. Grethe, ik
weet, gij...."
Hij reikte mij de hand.
„Wees zonder zorg!" riep ik. „Het zal mijn heiligste plicht
zijn, uw kind te verzorgen."
„Leef wel!" Hij boog zich over het kind en kuste de kleine
handjesdaarop ging hij heen.
Ik was alleen neen, niet alleen, ik hield immers zijn kind
in myn armen. Het was alsof mijn hart barsten moest van
zaligheid, van gelukik ijlde naar het licht en zag in de lieve
kinderoogen, kuste den kleinen mond en de ronde schouders, die
uit het jurkje te voorschijn kwamen. O, gij zoet, geliefd kindje,
gy zult uw moeder niet missen," fluisterde ik het toe en dan zette
ik het weder op mijn arm, ging de kamer op en neêr en begon
werktuigelijk te zingen:
Slaap, kindje, slaap!
Op eens riep Kathrine angstig uit de zijkamer:
„Maar, Grethe, kind, wat scheelt je toch
De oude had mij in zóó lang, zóó lang niet hooren zingen.
„O, Kathrine, zie toch, zie!" riep ik en hield haar het kind
voor, dat lachend en met handen en voeten spartelend op mijn
arm zat. „Wat ik hier hebZie eens, hij bracht mij zijn kind,
zijn liefste! Ach, Kathrine, nu wil ik weder opgeruimd en
vroolijk zijn en zingen
Marie, die binnengekomen was, moest de lamp brengen, opdat
Kathrine het lieve kind behoorlijk zien kon. De lippen der oude
beefden zacht, toen de groote, donkere oogen verwonderd op haar
neérzagen, en Marie zeide meer dan eens: „Och, dat lieve, kleine
ventje
Mijn droefheid was als weggevaagd; sinds langen tijd had mijn
hart niet zoo rustig geklopt als nu. Ik was vol drukte, de wieg
moest van den zolder naar beneden gebracht worden, er werd
melk gekookt, en toen zat ik bij de wieg, waarin mijn moeder
en ik reeds gelegen hadden, oude wiegeliedjes zachtkens zingende,
die Kathrine mij als klein meisje geleerd had. Toen zich de oogen
van het kind sloten, knielde ik neder, en een gebed vol innigen
dank steeg uit mijn hart naar boven. (Wordt vervolgd.)
houdt en van wien men alles verwacht. Die vaandrager
is onze beroemde Prins, onze groote kanselier. Dat hij ons
dan voorga, wij zullen hem volgen Leve Prins Bismarck
Men gaat te Kopenhagen verschillende feestelijkheden
tegemoet. De 70ste verjaardag van den Deensclien Koning
op 8 dezer zal op bijzonder feestelijke wijze worden ge
vierd en er bestaan plannen om in het najaar ook zijne
35jarige regeering te herdenken. In den loop van den
zomer valt de viering van de bevrijding der hoeren in
1788 en een groot feest van de Ivopenhaagsche Nijver-
heids-Vereeniging. De voornaamste festiviteiten zal echter
de Noorsche Tentoonstelling opleveren, waaraan een echt
nationaal karakter zal worden gegeven. Groote toebereid
selen zijn hiertoe reeds gemaakt.
Een man van „gewicht" heeft voor de aardigheid
eens nagegaan, hoe zwaar de ridderorden van Prins Bismarck
gezamenlijk wegen. Hij kwam tot het zeker aanzienlijk
gewicht van 20 kilogrammen.
De bekende muzikale knaap Josef Hofmann wordt in
Engeland verwacht met hetzelfde schip, dat den tooneel-
speler Ir ving uit Amerika terugbrengt. Naar men zich
herinnert, heeft zijn vader verklaard, dat de knaap in de
eerste jaren zich niet meer in het publiek zal doen hooren.
Intusschen schijnt het onwaar te zijn, dat een rijk Ameri
kaan 10,000 dollars had verstrekt om den knaap ongestoord
verder eene muzikale opleiding te doen geven. Als dat
geld beloofd was, is het toch nooit gegeven.
Bij de gewone militaire Paasch-manoeuvres in Engeland
is gebleken, dat men van het korps wielrijders, dat in het
Engelsche leger georganiseerd is, geene groote diensten te
verwachten heeft. Dat zij niet op ieder terrein bruikbaar
zijn, is het voornaamste bezwaar, dat, naarde „Globe" opmerkt,
moeielijk weg te nemen is. Er braken eenige rijwielen,
die kanonnen en instrumenten vervoeren moesten.
Jl. Zaterdag heeft de „Berner Zeitung" medegedeeld,
dat den volgenden dag generaal Boulanger te 11.10 zou
aankomen om te 1.45 door te reizen naar Montreux, waar
hij de Paaschdagen zou doorbrengen. Niet velen schijnen
aan den „lsten April" gedacht te hebben. Althans, Zondag
ochtend zag het aan het station zwart van raenschen.
Tusschen de zeven- en achthonderd nieuwsgierigen waren
zelfs uit omliggende plaatsen overgekomen om den generaal
te aanschouwen.
De Belgische schilder Jan Van Beers komt in de
„Indcpendance" op tegen de bewering der „Flandre Libé
rale", volgens welke hij stelselmatig valsche stukken onder
zijnen naam in den handel zou brengen. „Vroeger heb ik,"
schrijft hij, „voor liet voorbereidend werk van sommige
schilderijen, meest vrouwenkoppeir, jonge leerlingen gebruikt,
wien ik daarmee een dienst bewees. Maar steeds heb
ikzelf die koppen overgeschilderd alvorens er mijn naam
onder te zetten en ze te verkoopen. Ziedaar de waarheid."
Volgens het „Berl. Tgbl.", heeft de Duitsche Regee
ring thans aan de weduwe van den uitvinder der telefoon,
mevr. Reis, te Friedrichsdorf bij Homburg, een levenslange
toelhge van 1000 mark per jaar toegestaan.
Volgens de te New-York verschijnende „The two
Republics" heeft jl.. Zondag in het Mexikaansche stadje
Telaya een vreeselijk voorval plaats gehad.
Er werden dien dag stierengevechten gehouden, en het
houten gebouw, waarin dit schouwspel zou plaats vinden
was dientengevolge tot den top gevuld. Niemand was thuis
gebleven, en zelfs had men aan de gevangenen vergunning
gegeven, onder streng geleide de voorstelling bij te wonen.
Een dezer nu stichtte brand, om met zijn makkers te
ontkomen. In een oogwenk stond het geheele circus in
lichtelaaie en verdrongen zich de toeschouwers, om naar
huiten te komen. Wat men elders zag gebeuren, geschiedde
ook hierde vallenden versperden de uitgangen en velen
werden doodgedrukt. Daarbij kwam nog, dat de stieren,
door de vlammen tot razernij gebracht, op de toeschouwers
invlogen en ze met hun puntige hoorns doorstaken of in
de hoogte wierpen.
Volgens de laatste opgaven werden 28 lijken gevonden en
zijn een 200-tal personen min of meer ernstig gewond.
Al de gevangenen wisten van de algemeen heerschende
ontsteltenis gebruik te maken om te ontvluchten.
Jl. Donderdag is bij Newhampton irt Iowa een trein,
tengevolge van het wegslaan van eene brug door het hooge
water, in eene kreek gestort. Twaalf passagiers verloren
het leven en vijftien werden gekwetst.
De „Chin. Times" schat de tegenwoordige bevolking
van het Hemelsche Rijk op 380 millioen zielen.
Te Oskaloosa, in Kansas, is eene vrouw tot burge
meesteres en zijn verscheidene andere dames tot leden van
den Gemeenteraad gekozen.
Benoemingen, enz.
Door Z. M. is bepaald, dat de bij art. 31 van hét reg
lement voor het Koninklijk Instituut voor de Marine alhier
bedoelde commissie tot het afnemen van het eind-examen
aan de adelborsten 2de klasse in dit jaar zal bestaan uit:
den gepensioneerden vice-admiraal F. A. A. Gregory, voor
zitter der commissie tot het examineeren van zeeofficieren
en adelborsten, als president; de kapiteins ter zee C. H.
Bogaert en J. P. Mercier; den kapitein-luitenant ter zee
H. Van Broekhuyzen; den luitenant-kolonel van het korps
mariniers P. Spanjaard en den gepensioneerden kapitein
luitenant ter zee titulair L. A. Walaardt Sacré, permanent
lid der commissie tot het examineeren van zeeofficieren en
adelborsten, als leden; en dat als plaatsvervangende leden
der commissie zullen worden aangewezen: de kapitein ter
zee D. G. Brand, de kapitein-luitenant ter zee H. J. De
Wal en de luitenant-kolonel van het korps mariniers A.
H. W. De Gelder.
Zr. Ms. fregat „Evertsen", liggende alhier, wordt, ter
oefening van de in dit jaar in te lijven zeemiliciens, met
21 dezer in dienst gesteld en het bevel daarover opge
dragen aan den kapitein-luitenant ter zee M. A. Medenbach.
Met dien datum worden op genoemd fregat geplaatst:
de luitenants ter zee 1ste klasse J. E. Sickens, H. G. J.
Wolterbeek, J. D. Heyning en P. A. R. Hennequin, eerst
genoemde als 1ste officier; de luitenants ter zee 2de klasse
W. P. Coolhaas, P. H. Brocx, W. C. J. Smit, J. B. A.
Jonckheer, W. T. Van Vloten, A. W. Graaf van Hogen-
dorp en J. M. Zwanenbeek Pauw, beide eerstgenoemden
op het folio van luitenant ter zee 1ste klasse; de kapitein
der mariniers AS. A. G. De Petit, belast met het bevel
over het ingescheepte detachement mariniers; de lste luite
nants der mariniers P. J. Van Trooijen, A. J. Paehlig en
W. G. Vennekool; de 2de luitenants der mariniers C. P»