versche spek dikwijls nog minder. Toen kon de boer wegens
zijne geringe welvaart geen laken of buksking dragen. Hier
in de Graafschap droeg hij daags een grijs linnen en Zondags
een zwart linnen pakhet was geverfd (zwart gemaakt.)
door middel van eene soort zwarte aarde, modder, die men
kreeg, door de slooten dieper uit te graven. Ook wel
andere stoffen, als pilo, later mollenvel (Engelsch leer)
werden Zondags gedragen, maar altijd was daarbij „goedkoop
en sterk' het wachtwoord. De trouwjas, van betere stof
vervaardigd, was een kleedingstuk voor het leven, werd
zeer spaarzaam gebruikt en diende den zoon soms weder
als trouwjas.
Aan voedsel had de boer geen gebrek, maar geld was
een artikel, dat wegens den lageren prijs der voedings
middelen schaars, zeer schaars bij hem te vinden was,
maar had hij het eenmaal in de vingers, dan moest "het een
pootige of slimme kerel zijn, die het hem ontnam of ont
futselde, op welke wijs ookhet werd zeer zorgvuldig
achter slot en grendel geborgen, verstopt soms, op eene
zonderlinge, geheimzinnige manier. Die gehechtheid aan
zijn geld is den achterhoekschen boer in menige opzichten
no& bijgeblevenvooral aan belasting en uitgaven voor
geestelijk genot heeft hij een broertje dood. Van de belasting
zegt hij: „Dat is nu geld, waarvoor men hoegenaamd niets
krijgt* en vergeet, wat hem persoonlijke veiligheid en
zekerheid van eigendom, plus nog zooveel meer, al niet
waard is. Zelden is een boer lid van een leesgezelschap,
al kost dat hem ook maar 10 cents per week.
Ik hoop niet, dat iemand mij verdenkt dien „goeden ouden
tijd* voor den boer terug te wenschen integendeelde
verarming van onzen talrijken boerenstand heeft vrij spoedig
op vele takken van bestaan en op den duur op alles een'
nadeeligen invloed.
Gaat het den boer slecht, direct ondervinden de hande
laar, met name de kleinhandelaar, de ambachtsman en anderen
daarvan de nadeelige gevolgenalleen de ambtenaar pro
fiteert in den eersten tijd daarbij, doch ook zijn inkomen
klimt of daalt allengs, naarmate de algemeene welvaart
vermeerdert of vermindert.
In dien „goeden ouden tijd' verdiende een boerenknecht
's jaars f 20, een paar hemden, een paar schoenen en eene
pilosche broek, eene dienstmeid aan geld nog wat minder.
Het loon van den eerste varieert tegenwoordig tusschen
f 50 en 100, dat van eene dienstmaagd bedraagt nu ongeveer
f 50. Het daggeld van een daglooner is gedurende eene
reeks van jaren stationair gebleven. Vele gezeten land
bouwers hebben een of twee kleine pachters, die op verlangen
van hunnen landheer steeds bereid moeten zijn, deze op zijne
landhoeve behulpzaam te zijn. Zij verdienen zomers den
kost en 30 cents per dag, 's winters niet zelden nog minder.
Het is een sober loon en toch treft men bij zulke daglooners
nog zelden armoede aan. Hunne pacht is in den regel
niet hoog, althans niet te hoog. Gewoonlijk weten ze tijd
te vinden zelve hun plaatsje te bewerken, en verbouwen
ze voor eigen gebruik genoeg aardappels, rogge en tuin
vruchten.
Hunne kippen en de koe stellen hen in staat, de dage-
lijksche uitgaven te bestrijden, terwijl de opbrengst van één
of meer vette varkens of varkentjes moet dienen, om de
belasting te betalen, een kleedingstuk te koopen en andere
niet dagelijks terugkeerende uitgaven te doen. Treuriger
is de toestand van de daglooners, die weinig of" niets ver
bouwen en ook maar 30 cents per dag en den kost verdienen,
vooral als ze een talrijk gezin te verzorgen hebben.
De tijdelijke waarneming van de betrekking van
hoofdingenieur van 's Rijks Waterstaat, noodig geworden
door het overlijden van den heer W. H. Hubrecht te
Haarlem, is opgedragen aan den ingenieur 1ste klasse J. H.
Welcker, te Alkmaar.
De vergadering van deputaten van het doleerend
synodaal convent met kerkeraadsleden van de Christelijk-
Gereformeerden, werd jl. Dinsdagmorgen te 10 uur in
„Frascati" te Amsterdam door dr. Kuyper geopend. Tus
schen de 600 en 700 personen waren, volgens de telling
van „de Standaard', tegenwoordig.
ziek, en uit verveling over haar weduwschap begon zy haar
netten uit te zetten. Zij stuitte op tegenstand, ik was doorgaans
onbeleefd en soms lomp tegen haardat prikkelde haar nog meer.
Met de haar eigene sluwheid zeide zij tot zich zeiven
„Er moet een reden bestaan, waarom hij zich van mij terug
trekt een man loopt niet zonder dringende reden van een schoone
vrouw weg laat ons de oorzaak opsporen van deze koelheid
Zij zocht en vond vond, dat ik u beminde!
„Ik ben overtuigd, dat zij, dit ontdekkende, gelachen en tot
zich zeiven gezegd heeft„Is het anders nietZij overlegde
haar belegeringsplan zeer fijn, sprak over u als een goed, lief
meisje, ontvouwde haar geheele conversatie-talent op schitterende
wijzebabbelde, schertste en plaagde zoo pikant en aangenaam
mogelijk; toen het haar gelukt was en zij zag, dat mij deze
vernuftige en dikwijls lichtzinnige gesprekken vermaakten en ik
met genoegen naar haar luisterde, begon zij mij op dominé Renner
opmerkzaam te maken, eerst met een paar los heengeworpen
woorden, die mij niet konden doen vermoeden, dat zij voor mij
bestemd waren. Daarop verhaalde zij allerliefst kluchtig een
8 c n e, waarbij zij op bewonderenswaardige wijze zijn gang en
spraak nadeed hoe verliefd hij op u was, wat hij zeide en hoe
zeer zy zich vermaakte met eene ontkiemende liefde la Louise
van Vos8.
„Eerst sloeg ik daar geen acht op, toen gevoelde ik iets als
jaloezie en besloot op te passen misschien doet deze hartstocht
alles zien wat men zien wil. Ik meende te bespeuren, dat gij u
jegens den jongen man niet zoo gedroegt, als een verloofde be
taamt en dat hij tusschenbeide onbeschaamd was. In mijn mis
noegdheid werd ik koeler jegens u, ik zocht meermalen mijn
toevlucht bij mijn nicht, zat geheele avonden in haar boudoir,
waar zy in een kanten négligé op een chaise longue lag
uitgestrekt, en plotseling was ik zoo ver gekomen, dat ik voor
de schoone, behaagzieke vrouw een vurigen hartstocht gevoelde.
Wel is waar trok mijn hart zich krampachtig samen, toen zij
mij uw geheime verloving met den jongen predikant vertelde,
maar een blik op het schoone gelaat bracht mij weder tot kalmte
openhartig gesproken, Grethc, ik heb nooit aan uw ontrouw
geloofd, maar soms wenschte ik dat het waar mocht zyn, opdat
ik dit verdriet niet zou behoeven te dragen. Ruth trok mij aan
gelijk een nachtvlinder het lichtwas ik bij haar, dan vergat ik
alles, u ook, Grethe, en als ik later uw roodgeweende oogen,
uw bleek gelaat zag, was ik in een stemming om mij het liefst
een kogel door het hoofd te jagen, zoo erbarmelijk, zoo slecht
kwam ik mij zelf voor.
„Het eenvoudigste was geweest, u te vragen„Grethe, hebt
gij my nog lief, of is het waar wat men mij verhaalt Dan
ware alles in orde gekomen, maar ik wilde niet, de breuk
met Ruth was onvermijdelijk geweest en ik kon zonder haar niet
loven. Zoo liet ik het loopen hoe ik te moede was, heeft
iedereen my kunnen aanzien. (Wordt vervolgd.)
In de gisteren, onder leiding van den tweeden Voor
zitter, den heer C. De Goede Hz., van Purinerend, te
Beemster gehouden vergadering vnn de afdeöling -/Beemster,
Purmerend en omstreken' dor liolhmdsehe Maatschappij
van Landbouw werd o. a. besloten, dit jaar geen afdee-
lings-tentoonstelling te houden. Voorts werd tot candidaat
voor lid van liet Hoofdbestuur gesteld de heer J. Rinkes
Borger, te Leiden.
Pastoor Brouwers vertegenwoordigt ons land op het
te Parijs geopend Katholiek-wetenschappelijk Congres.
Eindelijk, zegt liet „Hld.", beeft Amsterdam weer
een concertzaal. Eindelijk is voorzien in het gemis, door
het verdwijnen van het Parklokaal veroorzaakt. Dank zij
het bestuur der Naamlooze Vennootschap „Het Concert
gebouw' heeft de hoofdstad nu een dergelijk gebouw harer
waardig. Het bestuur, bestaande uit de heeren P. A. L.
Van Ögtrop, H. J. De Marez Oyens, J. A. Sillem, D. H.
Joosten en R. Van Rees, heeft door het tot stand brengen
dezer zoo moeitevolle taak den dank verdiend van allen,
die voor het scheppen van „ideale vreugde" een milieu
wenschen, dat daarbij past. Ideale vreugde, 't waren de
woorden waarover de heer D. H. Joosten gisterenavond,
na een hartelijk welkom, een korte improvisatie hield tot
de aanzienlijke menigte, die het fraaie lokaal vulde en zich
daar nu reeds door de practische en comfortable inrichting
gezellig thuis gevoelde.
Door de bewoners van het Demrak te Amsterdam is
een adres aan den Gemeenteraad verzonden, met het ver
zoek, op het gedempte gedeelte geen bestrating, maar een
eenvoudig plantsoen aan te brengen.
Op de veemarkt te Leeuwarden heeft de politie de
hand gelegd op een vijftal jongens van 12 tot 14-jarigen
leeftijd, die een veehandelaar een zak met geld hadden
gerold. Gelukkig bespeurde de bestolene den diefstal nog
juist tijdig genoeg, om den jeugdigen dader met het gestolene
te kunnen grijpen.
Uit het onderzoek is gebleken, dat de jongens een goed
georganiseerde club hadden samengesteld. Er had zelfs zoo
nu en dan oefening plaats in het behendig „rollen'.
In een ingezonden stuk wordt in de „Mepp. Crt.'
gewag gemaakt van een verregaande baldadigheid, in den
avond van 6 April te Rouveen voorgevallen. De hervormde
predikant had zijn echtgenoote van den laatsten trein gehaald
en keerde met een tentwagen huiswaarts. Even voorbij
de herberg van Klooster bevonden zich een drietal jonge
lieden op den weg. Een van hen sprong achter het rijtuig
aan, stak zijn mes diep in liet achterkleed en haalde er een
lange snede doorheen. Gelukkig was de vrouw van den
predikant op de voorbank blijven zitten. Had zij 't
geen met het oog op de koude allicht mogelijk ware geweest
achter in het rijtuig plaats genomen, dan zou het mes
haar waarschijnlijk in den rug gedrongen zijn.
Een Parijsch blad klaagt over de tegenwoordige jeugd.
Er zijn geen jonge lieden meer, zegt de schrijver. De
meesten zijn veel te ernstig, te deftig. Zij spreken over
politiek, in plaats van over bals en aardige „partners" zij
schrijven geen sonnetten op de geliefde, maar artikelen over
Europeesche quaesties. Dansen doen ze niet meerzij
trouwen om geld; of de uitverkorene jong en mooi is komt
er minder op aan. Zij zijn ongevoelig voor alles, behalve
de practische resultaten van het leven. Hun hart klopt
in hun hersens, zij hebben niets jeugdigs dan hun uiterlijk.
Er is een type, dat zich kleedt als een Engelsche groom
en dat alleen over paarden en wedrennen spreektzijn
kleine ziel begint met zijn kleêrmaker en eindigt in zijn stok
Een oude boer bracht zijne dochter, die in een naburig
stadje gehuwd was, een bezoek. Op de ruggen van al de
stoelen hingen anti-macassers. Toen de boer een poosje
had gezeten, kwam de dominé, die hem had zien arriveeren,
hem een bezoek brengen. Zij stond op om de voordeur te
openen, van welk oogenblik de oude man gebruik maakte
om al het haakwerk bijeen te vatten en onder de tafel te
werpen. Na afloop van het bezoek zeide hij met veel
zelfvoldoening tot zijne dochter:
„Nou, Jennegien, ik was blij, dat ik net nog de wasch
van de stoelen kon halen vóórdat de dominé binnenkwam.'
Moeder (tot haar pas getrouwde dochter): „'t Komt mij
voor, kindlief, dat je er niet erg opgewekt uitziet.'
Dochter: „Ik geloof, dat ik het lot deel van alle andere
vrouwen.'
„Je hebt toch niet te klagen over behandeling van je man
„Neen moeder. Hij is heel gewoon, net als alle andere
mannen.'
„Ja, mijn beste meid, je kunt ook niet verlangen, dat
in deze prozaïsche eeuw ieder meisje de echtgenoot wordt
van een rooverhoofdman of een prins.'
„Neen, moeder, dat verlang ik ook niet.'
„Zoo, maar weet je wat je scheelt? Je hebt wat prik
kelende middelen noodig. Neem een tweede meid."
Een held uit den oorlog met België.
Jl. Dinsdagnacht is te Vlissingen overleden de gepen
sioneerde opperstuurman 1ste klasse Jacob Hobein. Hij
bereikte den ouderdom van 78 jaar.
Hobein is aan iedereen bekend, aan de ouderen door de
herinnering, aan jongeren door hun schooljaren. Want de
wakkere daad, waaraan zijn naam is verbonden, werd steeds
genoemd, waar de historie der Belgische omwenteling werd
behandeld.
In 1831 was Hobein geplaatst op Zr. Ms. kanonneerboot
No. 33, waarmede hij onder Philippine aan onderscheiden
schermutselingen met de Belgen deel nam. Daar werd een
gewapende sloep gestationeerd om het verboden visschen
te beletten en des noods de overtreders gevangen te nemen.
Te dicht onder het fort „Isabella' komende, moest de sloep
wijken en raakte zij op het „Shapen schor" aan den grond.
Daar de kanonneerboot, door het ongemeen lage water, de
sloep niet bereiken kon, verlieten de manschappen haar en
ontkwamen over het schor. De sloep bleef daar van 9
uur 's morgens tot 4 uur 's middags zitten, tot zij door
het opkomende water vlot werd en naar den Belgischen
oever dreef.
Er werden vrijwilligers gevraagd om de sloep te halen,
doch zij kwamen allen onverrichter zake terug, daar het
aanhoudend vuren hun belette de sloep te naderen.
Toen werd Hobein gevraagd om het te beproeven en hij
verklaarde zich bereid. Na zich zoo hoog mogelijk boven
stroom begeven te hebben, berekenende dat hij met den
stroom niet zoover zou afdrijven, dat hij de sloep missen
zou want dan ware hij ongetwijfeld verloren geweest
begaf hij zich te water en zwom ongeveer een half uur,
terwijl de vijand hem uit meer dan vierhonderd geweren
aanhoudend bestookte, totdat hij de sloep bereikte. Ilij
maakte zich meester van de sloep en van de Nederlandsche
vlag en kwam onverlet weder op zijn vaartuig terug.
Voor deze heldendaad werd hij den 8 April 1831 beloond
door zijn benoeming tot ridder der Militaire Willemsorde
4de klasse.
De daad van den jeugdigen matroos werd door vriend
en vijand om 't zeerst geroemd. Zijn geboorteplaats 's Hage
bood hem o. a. een zilveren medaille aan, waarop gegra
veerd was:
„De stad 's Gravenhage aan haren medeburger, den
„ridder Jacob Hobein, voor de trouw, kloekmoedigheid en
„zelfopoffering, waarmede hij op den 19 Maart 1831 voor
„het fort Philippine in het midden der golven zijne boot
„redde, en haar vlag behield"terwijl de ommezijde, waarop
een voorstelling van liet feit was gegraveerd, door het
randschrift was omgeven: „Zijne trouw wijkt voor water
noch vuur.'
Hobein bleef in 's lands dienst, klom op tot den hoogsten
rang beneden dien van officier (opperstuurman), maakte
verschillende expedities mede, werd broeder van den Neder-
landschen Leeuw en verliet in 1875 met pensioen op de
meest eervolle wijze 's lands dienst.
Men zal zich zeker nog herinneren, dat in 1881, bij
't vijftigjarig herinneringsfeest, zijn heldendaad door velen
werd herdacht. Geheel Vlissingen vierde toen met hem
feest. Zijn medeburgers vereerden hem een kristallen beker.
Z. M. schonk hem de zilveren medaille der Orde van de
Eikenkroon, terwijl Prins Frederik een vleiend schrijven
tot hem richtte, tegelijk met een stoffelijk bewijs van
belangstelling.
Oproeping Verlofgangers iu 1888.
Bij Koninklijk besluit van 7 dezer No. 10 is vastgesteld
de volgende staat, aanwijzende welke verlofgangers in 1888
krachtens art. 125 der wet van 19 Augustus 1861 (Staats
blad No. 72) in werkelijken dienst moeten worden geroepen,
met vermelding tevens van de tijdvakken waarvoor die
oproeping behoort te geschieden.
Lichting 1885 reg. grenadiers en jagers, 1ste, 2de, 3de,
4de, 5de, 6de, 7de, en 8ste reg. inf., en 1ste reg. veld
artillerie, van 13 Augustus tot 15 September; 2de en 3de
reg. veld-art. 1ste, 2de, 3de, 4de, 5de en 6de batterij, van
20 Augustus tot 22 September; korps rijdende art., van
27 Augustus tot 29 September; korps pontonniers, van
1 Augustus tot 4 September.
Lichting 1886: 1ste reg. vest.-art., 1ste en 6de comp.,
van 5 Mei tot 9 Juni; 4de en 7de comp., van 5 Juni tot
10 Juli; 10de comp., van 9 Juni tot 14 Juli; 5de en 8ste
eornp., van 7 Augustus tot 11 September; 9de comp., van
21 Augustus tot 25 September; 2de en 3de comp., van
18 September tot 23 October; 2de reg. vest.-art. 1ste en
3de comp. van 5 Mei tot 9 Juni; 8ste en 10 comp. van
5 Juni tot 10 Juli; 2de en 4de comp. van 7 Augustus
tot 11 Sept.; 5de, 6de, 7de en 9decomp. van 18 September
tot 23 October; 3d,e reg. vest.-art., 6de en 9de comp. van
5 Mei tot 9 Juni; 4de en 8ste comp. van 5 Juni tot
10 Juli; 5de en 7de compagnie van 10 Juli tot 14 Augus
tus; 1ste en 3de compagnie van 14 Augustus tot 18 Sep
tember 2de en 10de comp. van 18 September tot 23 Ocfc
4de reg. vest.-art. 4de en 9de comp. van 8 Mei tot 12 Juni
lste comp. van 15 Mei tot 19 Juni; 11de comp. van
12 Juni tot 17 Juli; 2de comp. van 19 Juni tot 24 Juli;
3de comp. van 26 Juni tot 31 Juli; 5decomp. van 10 Juli
tot 14 Augustus 13de comp. van 24 Juli tot 28 Augus
tus 8ste, 10de en 12de comp. van 14 Augustus tot 18 Sep
tember 6de en 7de comp. van 18 September tot 23 Oct.
Lichting 1885(de vesting-telegrafisten uitgezonderd)
korps genietroepen van 13 Augustus tot 15 September.
Lichting 1886(de vesting-telegrafisten uitgezonderd)
korps genietroepen van 2 Juli tot 4 Augustus.
Lichting 1886 (de vesting telegrafisten) korps genie
troepen, van 7 Augustus tot 17 Augustus.
Lichting 1885lste, 2de en 3de comp. hospitaalsoldaten,
van 13 Augustus tot 15 September.
Uit het verslag omtrent de onweders in Nederland in
1887, uitgegeven door het Kon. Ned. Meteorologisch
Instituut te Utrecht, blijkt, dat de heer E. Engelenburg
met Mei 1887 aanvankelijk voor één jaar, de leiding van
die waarnemingen van den heer Snellen heeft overgenomen.
Volgens de ingekomen berichten zijn in 1887 door den
bliksem getroffen42 gebouwen, nl. 12 boerenhuizen, 3
arbeidershuizen, 1 veestal, 4 woningen, 9 huizen, 2 kerken,
5 watermolens, 1 schaapskooi, 1 school, 2 kasteelen, 1 station
en 1 telegraafkantoor; voorts 9 boomen, onder welke 2
wilgen, 3 eiken, 1 iep, 1 populier ,1 hulst en 1 appelboom
79 dieren, onder welke 60 kippen (gelijktijdig), 3 pinken,
3 koeien, 3 varkens, 7 schapen, 3 paarden 1 hooimijt, en
1 korenmijt, 6 kerktorens, 2 fabrieksschoorsteenen en acht
personen.
Terwijl 45 maal een brandbaar voorwerp getroffen werd,
ontstond 22 maal geen brand, 5 maal een begin van brand
en 18 maal brandde hierdoor veroorzaakte schade wordt,
voor zoover ze opgegeven is, begroot op f 331,000
ongerekend de waarde van den oogst 1887, die, verzameld
in een korenmijt, geheel verbrandde.
Gemeenteraad van Schagen.
Zitting van Woensdag 11 April 1888.
In deze zitting werd, na voorlezing en goedkeuring der
notulen van de beide vorige zittingen, mededeeling gedaan
van:
a. Missive van HH. Gedeputeerde Staten, ten geleide
van de goedgekeurde kohieren van den hoofdelijken omslag
en de belasting op de honden.
b. Proces-ver baal van de opneming der kas en boeken
des Gemeente-Ontvangers, dd. 27 Maart 11., waaruit bleek
dat een en ander in orde was bevonden, en op dien datum
in de gemeentekas aanwezig was de som van f 4308.414.
c. Missive van de Maatschappij voor geraeente-crediet te
Amsterdam, houdende kennisgeving, dat het dividend over
1887, voor de aandeelen serie B van het Maatschappelijk
kapitaal, was vastgesteld op f 60 per aandeel van f 1000
en mitsdien voor de gemeente als aandeelhoudster in ge-