HELDERSCHE
EK NIEUWEDIEPER COURANT.
Nieuws- en AiyertentieMaii voor Hollands Noorderkwartier.
1888. Nü 58.
Zondag 13 Mei.
Jaargang46.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
„Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90.
franco per post 1.20.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
Amsterdamsche kroniek.
10 Mei.
In een onzer Amsterdamsche dagbladen de naam doet
niets ter zake vond ik onlangs onder het opschrift
„Duitsche dwaasheden" den volgenden wenk aan het schrij
vend publiek.
„In Duitschland gaat men onvermoeid voort met pogingen
om de taal te zuiveren van vreemde indringers. Zoo heeft
de Keulsche zuster-afdeeling van de Algemeene Duitsche
Taalvereeniging de spijskaarten eens onderhanden genomen.
Voor de meest gebruikelijke Fransche benamingen stelt zij
Duitsche in de plaats, als JEierauflauf voor omelette soufjlée
Kartoffelmus voor purêe; Dunftobst voor compote, enz.
Verder wenscht zij te lezen:
Pension Kost und Wohnung; Restaurant Erfri-
schungshaus, Gastwirtschaft, Wirtshaus; Hotel Gasthof;
Menu Tischkarte, SpeisenkarteCouvert Gedeck
Déjeuner Frühstück, Frümahl; Diner Mittagsessen,
Mittagsmahl; Table dChote Gasthofstafel, Mittagstafel;
Souper Abendessen, AbendtafelPlat du jour Tages-
schussel, enz."
Uit hetgeen het blad hier onmiddellijk op laat volgen,
ziet men dat de bovengenoemde qualificatie van „dwaas
heden" slechts in scherts gebezigd is. Het zegt namelijk:
„Wij Nederlanders zijn natuurlijk een veel te groot en te
machtig volk, om niet op zulke dingen met een mede
lijdenden glimlach en schouderophalend neer te zien. De
Duitschers, tot hun Vorsten toe, mogen trachten op die
wijs nationaliteit en volksbestaan te handhaven, zich voor
vervreemding en ondergang te hoeden, wij zijn daar ver
boven verheven en bestellen liever een diner van zooveel
couverts in een restaurant, dan dat we ons een oogenblik
zouden kwellen over den onzin, dien we praten. Dat is
een der verborgen oorzaken van de hooge en veelbeteeke-
nende plaats, dien we steeds meer onder de volken innemen!"
Van tijd tot tijd hebben al onze Nederlandsche bladen
en tijdschriften wel eens zulke hooggaande buien van wat
men zou kunnen noemen vaderlandszin, omdat ik het uit-
heemsche woord nationaliteit in dit verband niet durf bezigen.
De bedoeling van zulke uitvallen tegen taalbedervers is
ontegenzeggelijk goed; jammer slechts dat zij dikwijls door
overdrijving zondigen (een moeilijk te ontwijken klip in dit
IJslandsche visschers.
Naar het Fransch van P IE R R E LOTI.
De zon van IJsland had een ander voorkomen, een andere
kleur gekregen, en wijdde den nieuwen dag door een somberen
morgen in. Zij had haar sluier weggeschoven en zond nu groote
stralen langs het luchtruim als voorboden van het naderende
slechte weer.
Het was de laatste dagen al te schoon geweesthet kon niet
lang zoo blijven. De wind blies op de opeen gehoopte schepen
alsof hij ze nit elkaar wilde jagen en de zee van dien last be
vrijden en werkelijk begonnen zij zich te verstrooien en te
vluchten als een leger, dat op den terugtocht is, voor niet3
anders dan die waarschuwing, die aan de lucht beschreven stond
en waarin men zich niet kon vergissen.
En altijd blies de wind sterker, zoodat menschen en schepen
begonnen te beven.
De golven, eerst nog klein, huppelden elkander na en begonnen
zich saam te voegenzij waren eerst omgeven door kringen van
wit schuim, waaruit weldra een fijne rook opsteeghet was alsof
het water kookte en brandde en met dat alles nam het ge-
drnisch van minuut tot minuut toe.
Aan visschen werd niet meer gedachtalleen aan heengaan.
De vischlijnen waren reeds lang binnengehaald. Allen haastten
zich om weg te komen deze om een schuilplaats te zoeken
in de fjorden en daar nog tijdig binnen te loopen die wilde liever
langs de zuidpunt van IJsland heen het ruime sop kiezen en
daar met den wind achter zich des te sneller vluchten. Hier
en daar zagen zij elkander nogop enkele punten richtten zich
te midden van de golven kleine, natte, vermoeide zeilen over
eind evenals de duikelaars, waarmede de kinderen spelen en
die, wanneer men ze omblaast, ook steeds weder rechtop gaan
staan.
De groote massa wolken, die aan den westelijken horizon een
eiland scheen te vormen, ging van boven uiteen, en telkens
raakte een nieuw stuk los, dat de wind langs het hemelruim
zweepte. Het was alsof die massa onuitputtelijk waszij rekte
zich uit in de lengte en in de breedte en scheurde onophoudelijk
donkere stukken af, die den helderen, gelen hemel hielpen be
dekken, zoodat deze een loodkleurige tint aannam.
En altijd werd die wind sterker, die alles in beweging scheen
te zetten.
De kruiser was vertrokken naar IJsland; alleen de visschers
bevonden zich nog op die woelige zee, die een akelige kleur
kreeg. Zij haastten zich om hun maatregelen te nemen voor
het onstuimige weder. De afstand tusschen hen werd hoe langer
hoe grooterweldra zouden zy elkaar uit het gezicht hebben
verloren.
De zich spiraalsgewijze krullende golven huppelde steeds
elkander na en vereenigden zich, om telkens grooter te worden,
terwijl tusschen hen wijde kloven gaapten.
Binnen weinige uren was alles over en door elkaar geworpen,
hier waar het gisteren zoo kalm was geweestde stilte had
plaats gemaakt voor een oorverdoovend geraas. Wat een beweging
thanswelk een onbewuste, nuttelooze, snelle verandering
Waartoe diende dat alles nu Een raadselachtige, blinde
vaarwater), daardoor liet doel voorbijstreven en meer kwaad
dan goed doen. Want waarom we wèl „een hooge en
veelbeteekenende plaats onder de volken" zouden gaan
innemen, indien we b. v. een quitantie een kwijtbrief, een
soiLper een avondmaal en een couvert een dekking noemden,
valt niet zoo heel gemakkelijk te begrijpen. In de dagen
van Hollands grootsten bloei, de dagen van de Republiek
der Vereenigde Nederlanden, was onze schrijf-en spreektaal
zóó doorspekt met vreemde en bastaardwoorden, dat een
oningewijde er tegenwoordig onmogelijk meer uit wijs kan
worden. En toch bekleedde ons landje toen zeer zeker
een hooge en veelbeteekenende plaats onder de volken,
want onze vlag was de invloedrijkste op alle wateren en
onze kooplui maakten betere zaken dan die van eenig
ander volk.
En ook toen reeds deed men pogingen tot taalzuivering.
Zoo weet Onno Zwier van Haren ons te verhalen, dat er
onder de verzoekschriften, kort na de herstelling van het
Stadhouderschap den Prins aangeboden, ook een was „om
tot verraad en roem van het vaderland alle gebruik van
woorden, niet zuiver Nederduitsch zijnde, te verbieden."
De Prins was wel geneigd tot een gunstig antwoord en
vroeg aan zijne hovelingen, welke zwarigheid hiertegen
bestaan zou. Waarop een hunner o. a. beweerde, dat de
Prins zelf in het verslag van zijne eigene handelingen niet
begrijpen zou, wat er door hem bevolen of gedaan was.
Kort daarna vroeg Zijne Hoogheid op zekeren morgen aan
het ontbijt: „Wie zal mij nu eens in zuiver Nederduitsch
zeggen, wat ik gisterenmorgen verricht heb?" Iemand
overhandigde hem toen de volgende proeve van zulk zuiver
Nederduitsch, die ook nog voor onze dagen dienst kan doen
„Zijn Hoogheid op Saturnusdag den 4den van Wiedeman
in de Klootslaandersbaan aan het voorhoofd van de beheer-
sching hollandsche bewaarders gesteldheid gevat en den
Algemeenen Van der Duin naast zich hebbend doen plaatsen,
zag eerst de oefening, en gaf na'dezelve geschiktheid aan
eenen van deszelfs hulpelingen algemeen, om aan den
pilaarleider te zeggen, dat hij aan den grooteren bevelen
zoude, om het veldslagsgewijs geregelde zeker getal gewa
pende geoefende krijgslieden te doen handwerken. De
grootere snelde terstond op eene groote evenredige huppe-
ling van de twee voorste en achterste voeten van zijn paard
naar den regtervleugel, en liet door een ligchamelijke voet
De wolken hadden, immer uit het westen opdagende, zich over
de geheele ruimte verspreid, zich op elkaar hoopend, alles ver
duisterend. Slechts enkele gele spleten lieten nog het zonlicht
door, dat in zijn laatste stralen aan den horizon schitterde. En
het water, thans geheel groen, werd meer en meer bedekt met
witte schuimende vlekken.
Tegen twaalf uur 's middags had men op de Maria alle
maatregelen genomen om den storm te kunnen weerstaande
luiken waren gesloten en de zeilen ingekort, zoodat zy ving en
licht voorthuppeldete midden van de verwarring scheen zy
slechts te spelen, evenals de brninvisschen, die pleizier hebben
als het stormt. Met niets dan het fokkezeil liep zij, zooals de
matrozen het uitdrukken, voor de zee weg.
Boven in de lucht was alles donker als een licht, drukkend
gewelf, waarop enkele groote zwarte vlekken zich vertoonden
het geheel scheen een onbeweeglijke koepel, en men moest zeer
scherp zien, om te hespeuren, dat dat alles jnist in woeste vaart
ronddraaidedat groote grijze lakens haastig schenen voorbij te
rollen om terstond door andere te worden vervangen, die ver
van den horizon kwamen waar de voorraad onuitputtelijk scheen...
De Maria liep voor de zee weg, steeds snelleren de zee
liep ook weg voor ik weet niet welk geheimzinnig, verschrik
kelijk iets. De wind, de zee, de Maria, de wolken, alles scheen
aangegrepen door een ontembare lust tot vluchten. Het snelst
ging de wind, daarna de hooge golf bergen, die de Maria
medesleepten. De laatste werd achtervolgd door tallooze witge-
kuifde kleinere golven, die onophoudelijk achter haar voortrolden
maar zy hoewel telkens ingehaald en gegrepen wist zich
ook telkens weêr los te rukken en door haar kielwater de ver
volgers op een afstand te houden.
Hoe luchtig schoot zij over alles heenZonder schokken werd
zy door den wind tot boven op die hooge golven getild en zachtjes
gleed zy weder naar beneden, zoodat men hetzelfde konde gevoel
ondervond, dat men bespeurt als men op een schommel met snelle
vaart omlaag gaat. Het was alsof zij achteruit gleedde schui
mende berg stoof haar woest vooruit en zy viel terug in een van
die wyde kloven die ook medcholden zonder zich te kwetsen
viel zy tot op den bodem, waar het water om haar heen spatte
om terstond voort te snellen en vóór haar als rook, als niets te
verdwijnen...
Onder in die diepe kloven was het nog donkerder, en elke
golf, die voorbij was, werd gevolgd door een nog grootere, die
als een groene, doorschijnende zuil zich in toornige bochten
wringend, kwam aanhollen, alsof zij zeggen wilde: „Wacht
maar, voort ben je verzwolgen."
...Maar zc lichtte het scheepje slechts zachtjes op, evenals men
door een schouderophalen een veertje wegwerptmen voelde haar
als een bruisende, schuimende waterval onder zich voorbij gaan.
Zoo ging het altyd doortelkens op grooter schaal. Die golven
volgden elkaar telkens hooger op, als lange bergketenen, wier
diepe dalen er angstwekkend uitzagen. En die dolle beweging
werd hoe langer hoe sneller, onder een hemel, die altyd donkerder
werd, te midden van een oorverdoovend geraas.
Het was ontzettend zwaar weder en allen moesten waken.
Maar men had de open ruimte voor zich L. En daar de Maria
het seizoen juist in het westelijkste gedeelte van het vischterrein
had doorgebracht, voerde die dolle vlucht naar het Oosten hen
steeds dichter hy huis.
zes aan wie men stuivers geeft erkennen een losmaking
draken van 't lijf zeker getal ruiterij zich in 't bosch
toonende, en, wederbrenging ontvangen hebbende, dat de
draken vlugwaakzaam waren, deed hij die met levendigheid
belasten," enz. enz.
In dien trant gaat het vermakelijke stukje nog een twintig
regels voort. Alleen door in de plaats van de onverstaan
bare woorden uitheemsche te zetten, kan men het begrij
pelijk maken.
Het overdreven purisme (dat zich nu en dan doet gelden)
is echter nog lang zoo belachelijk niet als het streven van
een clubje schrijvers ten onzent uit den naturalistischen
hoek, die onze taal met een stortvloed spiksplinternieuwe
woorden willen verrijken. Naijverig op den roem vaneen
Zola, een Daadet, een Flaubert, enz., willen zij met onze
goede taal hetzelfde beproeven als wat die heeren met hun
Fransche doen, en verkrijgen dan vaak de bespottelijkste
resultaten. Zola is hun Messias en De Nieuwe Gids hun
orgaan. Een uit dat clubje, onder den pseudoniem L. Van
Deijssel schrijvende, heeft een roman geschreven, getiteld
„Een liefde", een vies boek, dat ik niet gelezen heb, maar
in de Nieuwe Gids beoordeeld vond. Beoordeeld en
hemelhoog geprezen, vooral om de massa nieuwe woorden,
die de schrijver heeft weten te smeden. „Het is duidelijk"
zegt de recensent „dat de auteur voor die nieuwe
„sensaties (zijner heldin) ook nieuwe, persoonlijke en slechts
„voor die sensaties dienende woorden behoeft. En hij maakt
„er dan ook bij honderden De taal, als de natuur, begint
„te leven onder zijne handen, en wat de geleerden, met
„zóó pijnlijke moeite, door de eeuwen, hebben voortgezet,
„gooit hij om, met éénen slag, in het hevige willen van
„zijn kunstenaarstemperament. Het schijnt mij, dat de
„schrijver in deze richting door zal gaan; een ieder dus,
„die belang stelt in de Nederlandsche Letterkunde, moet
„hem volgen met den geest."
Welnu, niet waar, mijn vriendelijke lezer? gij en ik,
wij stellen belang in de Nederlandsche Letterkunde. Laat
ons dus eens zien, welke nieuwe woorden de heer Van
Deyssel voor onze taal schept. De Nieuwe Gids copiëert
daartoe blz. 155 van „Een Liefde", tweede deel, waar de
hoofdpersoon, zekere Matbilde, een wandeling doet in den
tuin. Die wandeling wordt daar in dezer voege beschreven
„Onder haar voeten licht-zwartte de pad-breedte voort.
Yann en Sylvester hadden zich stevig op het dek vastgebonden.
Zy zongen nog altyd het lied van Jean-Franpois van Nantes
half dronken door de snelle beweging, zongen zij uit volle borst
en lachten, omdat zy hun eigen stem niet konden hooren bij het
vreeselyk geweld der elementenmet opzet keerden zij hun
gelaat naar de zyde vanwaar de wind kwam, zoodat zij geheel
buiten adem geraakten.
„Wel, kinderen, ruikt het daarboven niet duf vroeg Guer-
meur, terwyl bij zijn gebaard gezicht onder het half geopende
luik door slak, evenals een duivel, die uit de doos te voorschijn
komt.
Neenduf rook het er zeker niet.
Zy waren niet bang daar zij precies wisten hoeveel zij konden
doenzij hadden vertrouwen in de stevigheid van hun schip en
in de kracht aan hun arm. Vertrouwen ook op de bescherming
van de porseleinen maagd, die in de veertig jaren, dat zij de
de rei8 naar IJsland medemaakte, dien wilden dans zoo vaak bad
meegedanst, immer grimlachend tusschen haar bouquetten van
nagemaakte bloemen...
Jean-Franpois van Nantes
Jean-Franpois
Jean-Franpois
Over 't algemeen kon men niet ver om zich zienop een
afstand van een paar honderd meter scheen alles te eindigen in
hooge, witgekuifde golven die het uitzicht belemmerden. Men
scheen immer in het midden van een kleine ruimte te zijn, hoewel
die onophoudelijk veranderde; daarbij was alles gehuld in een
waterachtigen rook, die met snelle vaart als een wolk over de
oppervlakte der zee vloog.
Van tijd tot tijd zag men in het noordwesten, waar de wind kon
veranderen, een heldere plek aan de lucht; dan bespeurde men
aan den horizon een bevende lichtglans, die een tragen weerschijn
wierp op de witte kammen der woelige golven, zoodat het
donkere koepeldak van den hemel nog somberder geleek. Maar
dat licht, dat met lange tusschenpoozen slechts een oogenblik
duurde, was juist oorzaak, dat het hart zich nog meer beklemd
gevoeldewant het liet al te duidelijk bespeuren, dat overal
dezelfde verwarring heerschte, dezelfde ontembare woede tot
ver, oneindig ver voorbij dien horizonde vernieling kende geen
grenzen, en men bevond zich geheel alleen te midden van haar.
Van alle kanten hoorde men een ontzettend getier, alsof alle
verschrikkingen van het einde der wereld waren losgelaten.
Duizenderlei stemmen weerklonken boven zich hoorde men schelle
of diepe klanken die uit de verste verte schenen voort te komen
dat was de wind, de ziel van al die verwarring en de onzicht
bare kracht, die alles bestuurde. Die stem boezemde vrees in,
maar er waren er nog veel naderbij, veel dreigender, die voort
kwamen uit het opgezweepte water, dat siste alsof het op gloeiende
kolen gegoten werd....
En dat alles nam hoe langer hoe meer in hevigheid toe.
Hoe snel zy ook vluchtten, de zee begon hen te overdekken
eerst geeselde een stofzee den achtersteven van het schiptoen
waren het grootere watermassa's, die met alles verbrijzelende
vaart kwamen aansnellen. De golven werden hoe langer hoe
hooger, ongeloofelyk hoog; hier en daar waren zij als 't ware
ingesneden en schenen er groote lappen bij te hangendat was
het naar beneden vallende water, dat de wind in alle richtingen
uiteenjoeg. Wanneer de zeeën knetterend op de brug vielen 4