Haar blikken vlotten neer, maar de grond trok ze vooruit, breed-zwart vooruit, glans-zwart vooruit, heen-zwartend (drukfout voor óeenzwartend tusschen het stijgende gras groen, voort-afstandend tot achter in den tuin. Zij was bang voor de ruimte tusschen haar en den afstand; liep zij, dan voelde zij den grond weer achter haar, ver, wech, wech onder haar voeten, en de ruischende ruimte van licht-lucht en de zwaar-roerloo3heden der opstanden. Maar het pad trok haar geloovende oogen verder, over een kabbeling van gelig-zwart voort, tot zij stuitten tegen den opstëigerenden gezichteinder; daar dwarrelden de verre hooge heesters omhoog, en joegen door-een, en dansten van groen, licht-groen opspringend en borend hun spelende mildheid door het lage neerdruischende blauw: Jozef! Jozef!" Lijkt dat moois niet sprekend op het werk van iemand, die boven zijn bier, ver boven zijn bier, ver wech boven zijn bier is? Maar dit alles is nog slechts kinderspel, in vergelijking van „boomen die luid in de hoogte staan." En die volgen er toch onmiddellijk op: „Mathilde keek langzaam in de rondte (vermoedelijk omdat Jozef nog niet uit het lage neerdruischende blauw kwam opdagen) met verfletsende oogen. Alle boomen stonden luid in de hoogte, in heffende opstamping gestooten naar de lucht Alle heesters krioelden hun groene zenuwnetten in dikke dof-verstijfde groen vlam men tusschen de boomen door, schuin tegen elkaar instijgend, op-schreeu wend tegen den blauwen middag, maar hoog van de boomentoppen wemelde in hitte-zilveringen, een kokende goud-geel-waseming tot de gloeijende klauwbekapping, waarin de laatste welken dradingen wechsluijerden. En over de buigende boomen gleden en beefden de goud-blau wingen tot Mathilde. En achter haar, van de verre geel- stoffing van den weg, waarin, door de gaten der hooge groenmassaas, pakken hittelicht neersidderden en doodren- telden op het platgebrande wit van den grond, kwamen, omstuwd door de breede kreten van het woestdartelende heestergroen om de blank-glansende stukken huizengevels, de hooge iepen op haar aan, klein in de verte, maar grooter, grooter wordend, man aan man met hun dikke, warme stammen, grooter, breeder, hooger, en eindelijk opstaand achter haar, bij haar in één geweld van geluidloos leven, één staan van groene krachten, één gestalten klimming van wil en van daad." (Een wil en een daad dus, die om 't hardst mastklimmen, maar onderweg stollen of bevriezen „En de hoogheden der boomen en de heete begeerten, die aanrolden kletterend geel over den weg, drongen Mathilde, vóór de sparrengroep heen, op het groote grasveld vóór het huis." En wat zegt de Nieuwe Gids dadelijk na het aanhalen dezer opeenstapeling van gekheden?.... //Dit boek is een mooi boek, een lief boek, een machtig boek, een waar boek, dit blijkt voldoende uit al het voorafgaande." Helaas! waar zou het met onze arme taal heen moeten, indien we den bombastischen poespas des heeren Van Deijssel als het type van mooi, lief, machtig en waar Hollandsch moesten aanmerken! Gelukkig behoeft men het slechts een mensch van gezonden zinne voor te leggen, om het onmiddellijk en onherroepelijk veroordeeld te zien. Er is Goddank een hemelsbreed onderscheid tusschen dit drabbig bezinksel van een onzuiveren geest, en den klaren, helderen stroom onzer reine, kuische, onopgesmukte laaiHet is zoo waar, wat de heer Van Hall onlangs in de Gids (de oude) schreef, aan het slot van een artikel over de „Décadents" in Erankrijk: „Wij kennen ze, die moedwillig vuiligheden in den stroom (onzer taal) werpen en het water zouden bederven, indien zij konden. Maar geen noodEen oogenblik moge een troebel waas de oppervlakte bedekken, straks stroomt het weder helder uit de altijd frissche, levende bron. Schep uit dien stroom; laat het water parelen in den een- voudigen beker of het fijn geslepen glas. Wie gezond is van hart, verlangt geen anderen dronk!" Daar kunnen Van Deijssel en consorten het voorshands mede doen! En ik zeg er „Amen" op. Amstelaar. Binnenland. Veebod van doorvoer. De Minister van Binnen- landsche Zaken brengt ter kennis van belanghebbenden: scheen de Maria van pijn te beven. Men kon thans niets meer onderscheiden door het witte, stuivende schuimbij eiken ruk wind zag men het als dolzinnig ronddwarrelen zooals 's zomers het stof op de wegen. Dikke regendroppels vielen schuins, bijna horizontaal nederen dat alles samen schuurde het gelaat zoo pijnlijk alsof men tallooze zweepslagen ontving. Zij bleven nog immer op het dek in hun glimmende over jassen, die hard waren als haaienveldie hadden zy om den hals en om de polsen stevig dichtgemaakt met geteerd garen, opdat het vocht nergens zou kunnen doordringen, en zoo lieten zij al het water op zich neerstorten. Wanneer de aanval al te hevig was, moesten zij zich buigen en zich stevig vasthouden om niet omver geworpen te worden. Hun wangen gloeiden en elk oogenblik waren zij buiten adem. Na elke stortzee zagen zij elkander aan en lachten zij om het zoute water, dat uit hun baard droppelde. Ten slotte was het volhouden echter vermoeiend die woestheid scheen nooit te bedaren, altijd op zijn toppunt te blijven. De driften van menech en dier raken uitgeput en bedaren spoedig die van de levenlooze, meestal rustende elementen, welke geen oorzaak hebben en geen doel raadselen, evenals het leven en de dood hebben tijd noodig om uit te woeden. Jean-Fran^ois van Nantes; Jean-Francois Jean-Fran^ois Op hun lippen, die bijna wit waren geworden, vormden zich nog de woorden van het oude lied, maar zonder dat men een klank hoordetelkens onwillekeurig weder aangeheven. De buitengewoon snelle beweging en het ontzettend geraas hadden hen geheel beneveldal waren zij jong, de glimlach werd een grijnslach om hun klapperende tandenhun oogen, onder de brandende oogleden half gesloten, staarden zonder uitdrukking vóór zich. Als marmeren pilaren aan hun plaats genageld, hielden zij zich met hnn verkleumde handen werktuigelijk vast, alleen door een onbewuste werking der spieren. Hun haren dropen van water, de lippen waren krampachtig op elkaiir geperst, iets van de oorspronkelijke woestheid van den mensch was in hen ontwaakt. Zij konden elkaar niet meer zienZij gevoelden slechts nog dat zij daar naast elkaar stonden. In de gevaarlijkste oogen- blikken, wanneer achter hen een nieuwe waterberg zich ophief, overhelde en bruisend met een krakend geluid tegen het schip stortte, maakten zij met de eene hand onwillekeurig het teeken des kruises. Zij dachten aan niets meer, noch aan Gaud, noch aan een huwelijk. Zij konden niet meer denkenhut geraas, de koude, de vermoeienis hadden hun denkvermogen verduisterd. Zij waren niet meer dan twee stukken verstijfd vleesch twee dierlijke wezens, die zich daar hadden vast gegrepen, omdat het instinct hun zeide, dat zy dan niet zouden vergaan. a. dat, nu uit ingekomen ambtsberichten gebleken is, dat de doorvoer van schapen, bokken en geiten gevaar oplevert voor den gezondheidstoestand van den Nederlandschen vee stapel, geen afwijking meer zal worden toegestaan van het verbod van doorvoer van buitenslands van schapen, bokken en geiten, bedoeld in artikel 1 van het Koninklijk besluit van 8 December 1870 (Staatsblad No. 194); b. dat de aan de Commissarissen des Konings in de onderscheidene provinciën verleende machtiging om die afwijking toe te staan (Staatscourant van 8 April 1885) is ingetrokken c. dat reeds gegeven en thans nog geldende vergunningen tot doorvoer zijn vervallen. De tegen 12 Juni a. s. uitgeschreven algemeene vergadering der Nederlandsche Pensioenvereeniging voor werklieden zal niet doorgaan. De Werkgeversbond zal nl. eerlang met directeur en commissarissen van het Werkliedenfonds in onderhandeling treden, en wanneer die onderhandelingen met goeden uitslag worden bekroond, zullen hoogstwaarschijnlijk nieuwe wijzi gingen in het reglement van genoemd fonds aan de alge meene vergadering moeten worden voorgesteld. Het Hoofd bestuur geeft er nu de voorkeur aan, de beslissing der aanhangig zijnde voorstellen tot na den afloop dier onder handelingen te verschuiven, ten einde niet tweemalen eene algemeene vergadering te moeten houden. De dag, waarop deze vergadering wordt gehouden, zal later worden bekend gemaakt. Aan het slot van een artikel „De verantwoordelijkheid der kiesgerechtigden" schrijft „De Tijd" o. a. het volgende „Waar geene Kies vereen iging bestaat, of waar zij bij de kiezers geen voldoenden invloed heeft, hangt alles af van het toeval. Neenalles hangt af van eenige intriganten of ook somtijds van de grap van dezen of genen spotvogel, zooals wij desnoods met voorbeelden, zoowel uit het buiten als uit het binnenland, zouden kunnen aantoonen. Wil men derhalve zijn kiesrecht aan de goede zaak ten goede doen komen, dan is het den kiezer geboden, zich bij eene deug delijke Kiesvereeniging aan te sluiten. Het bestuur kan zijne macht misbruiken, en dit is ook, zelfs meer dan eens, het geval geweest. Maar waar grove misbruiken op den duur in eene Kiesvereeniging mogelijk zijn, daar is de Kiesvereeniging niet deugdelijk ingericht. De vergadering der kiezers moet op het bestuur zijn invloed kunnen doen gelden; het is van de kiezers te veel gevraagd, wanneer men van hen vordert, dat zij slechts werkzaam zullen zijn en offers brengen voor het welslagen van candidaten, wille keurig, en misschien partijdig, door het bestuur gesteld. Doch is eens een candidatuur behoorlijk en onder ware deel neming der kiezers geproclameerd, dan is het de plicht van allen, ook van hen die persoonlijk tegen die candidatuur waren gezind, haar welslagen te bevorderen, en zeker is het in de meeste gevallen een vergeten van zijn plicht, wanneer men die candidatuur openlijk of bedekt zou tegen werken. „Groot is de verantwoordelijkheid der kiesgerechtigden in de gegeven omstandigheden. De kiezers hebben het optreden noodig gemaakt van eene anti-liberale Regeering, die een zwaren strijd zal te voeren hebben. De liberalen liggen op de loer; niet het minst houden zij het oog gericht op de kiezers. Het is hun toeleg reeds op verschillende plaatsen geven zij daar blijken van om de phalanx der Katholieke en anti-revolutionaire kiezers te verbreken. Zij zoeken tweedracht onder óns te zaaien met welk doel is bekend. Houden wij ons dus sterk aaneengesloten door eene strenge discipline in onze gelederen. En het geheim dezer discipline ligt in de moreele kracht der Kiesvereenigingen." Uit Assen wordt gemeld „Het programma van het alhier te houden 41ste Land- huishoudkundig Congres is thans vastgesteld35 vraag punten, op alle onderdeelen van het landbouwbedrijf betrek king hebbende, zijn ter behandeling opgegeven, verscheidene daarvan betreffen den landbouw in Drenthe. De afwisse ling van werkzaamheden en feestelijkheden is verder gere geld als volgt: Maandagavond 25 Juni ontvangst der leden in het Concerthuis; daarna verwelkoming door de feest commissie in de Buiten-Societeit; concert; Dinsdag, Woens- ...Op een vrij kouden dag in de laatste helft van September wandelde Gaud geheel alleen over de heide van Ploubazlanec in de richting van Pors-Even. De schepen der IJslandsche visschers waren reeds meer dan een maand binnen, op twee na, die in dien Junistorm waren vergaan. De Maria had zich goed gehouden; Yann en al zijn makkers zaten weder rustig thuis. Gaud kreeg een kleur, als zij aan het doel van haar wande ling dacht, het huis van Yann. Zij had hem eenmaal gezien na zyn terugkomst, toen allen samen den armen Sylvester hadden weggebracht, die in dienst ging. (Zij hadden hem uitgeleide gedaan tot aan de diligence, waar hij een paar en zijn oude grootmoeder tal van tranen had gestort; en toen was hij weggereden om zich naar Brest te begeven, waar de miliciens moesten bijeenkomen.) Yann was ook daarbij geweest en had, toen zij hem aanzag, zyn oogen afgewendgesproken had zij hem in 't geheel niet, het was er veel te vól, want de ouders van al de jonge soldaten waren er geweest om afscheid van hun kinderen te nemen. Toen had zy eindelijk het groote besluit genomen, en zij begaf zich, wel wat beschroomd, naar de familie Gaos. Haar vader was eens met dien van Yann in dezelfde zaak betrokken geweest (een van die ingewikkelde quaesties, welke bij visschers evenals bij boeren nooit worden afgedaan) en was hem nog een honderd francs schuldig als zijn aandeel in den prijs van een schuit, die voor gezamenlijke rekening was verkocht. „Vader", had zij gezegd, „u moest mij dat geld laten brengen in de eerste plaats zou ik gaarne Marie Gaos spreken, en dan ben ik nog nooit zoover in Ploubazlanec geweestik zou graag eens een groote wandeling doen." In werkelijkheid was het alleen nieuwsgierigheid geweest naar de familie van Yann, in welke zij misschien eens zou worden opgenomennaar hun huis. hun dorp. In het laatste gesprek, dat zij met Sylvester had gevoerd, had deze haar op zijn manier het karakter van zijn vriend bloot gelegd. „Zie je, Gaud, zoo is hij; hij heeft zich in 't hoofd gezet om met niemand te trouwenhij houdt alleen van de zee eens heeft hij zelfs gezegd, dat hij alleen met haar bruiloft zou houden." Zy zou hem dat dan maar vergeven en begon, daar zij nog immer dacht aan de vertrouwelijke wijze waarop hij haar opdat bal had toegelachen, weder hoop te koesteren. Zy zou hem nu thuis zien, maar zij zou niets zeggen neen, zoo brutaal wilde zij niet schijnen. Als hij haar zoo in zijn nabyheid zag, zou hij wel niet kunnen zwijgen.... (Wordt vervolgd.) dag en Donderdag te 9 uren vergadering der afdeelingen (in het Paleis van Justitie); te 1 ure algemeene vergadering (in de Hervormde Kerk), te 6^ uren 's avonds gecombi neerde vergadering der beide afdeelingen fin liet Paleis van Justitie). Gedurende die dagen telkens matinée en 's avonds vauxhall met bal champctre in de Buiten-Socie teit en Drostelaan. Dinsdagmorgen tentoonstelling van paarden; Woensdag van paarden, vee enz.; Donderdag volksspelen op de Markt; Vrijdag rijtoer naar Zuidlaren, matinée musicale aldaar; soirée in de Buiten-Societeit. Retoürbiljetten tegen den prijs van enkele reis zullen door verschillende Spoorweg-Maatschappijen worden uitgegeven, geldig van Maandag tot Vrijdag. Het lidmaatschap van het Congres kost f 2.50, aan te vragen bij den Penning meester. Het Hoofdbestuur van het Genootschap van Nijver heid in Groningen heeft aan de afdeeling de belangrijke vraag verzonden: „Welke Engelsche schapenrassen zijn het meest geschikt en voordeelig op de verschillende gronden der provincie om het Groninger ras er mede te kruisen In een zaakkundig rapport antwoordt de afdeeling Ten Boer: Het kruisen met Engelsche schapen heeft ontegen zeggelijk het Groninger ras veel verbeterd. Moge de melk- rijkheid er ook door zijn verminderd, en het schaap alzoo voor de huishouding een gedeelte van zijn nut verloren, zijn vorm en geschiktheid tot vetwording hebben er ver bazend veel door gewonnen, en het is voor de vetweiderij dus veel winstgevender geworden. Reeds vele jaren heeft men zich daarom beijverd, ons schaap met het Engelsche te laten kruisen en verscheidene rassen zijn met dit doel in den laatsten tijd aldaar ingevoerd, nl.de Leicesters, de Cotswolds, de Lincoln's, de Öxfords- hires en de Southdowns. Alle voldoen in meerdere of mindere mate met het oog op voordeeligen vleesch- en vetgroei, maar alle zijn niet even goed voor onzen bodem en onze weiden geschikt en hebben eenige minder goede en fijne wol. Zoo kunnen b. v. de beide laatstgenoemde rassen, die uit eene heuvel- en duinachtige streek afkomstig zijn, zeer slecht over natte en geile gras- en klaverweiden, en vooral de Southdowns voor de meeste streken dier provincie niet aan te bevelen, behalve misschien voor de hooge zandgronden. Beter zijn voor bijna alle gronden geschikt de Leicesters, en deze zijn misschien van alle rassen de voordeeligste, daar zij zich zelfs in groote koppels op schrale en natte weiden gemakkelijk laten vetmaken en zelfs door schoonen vorm en fijne wol in den handel zeer gezocht zijn. Zij zijn echter naast de Southdowns een van de kleinste rassen, en de kruislingen worden meest hoe langer hoe kleiner, wanneer men met deze kruising eenige jaren voortgaat; warrom men op de beste klei- en zavelgronden in den laatsten tijd uitziet naar een grooter ras, daar de schapen aldaar uit hun aard toch niet groot van stuk zijn. Met dit doel zijn daarom ingevoerd de Cothwolds en de Lin- colns, welke rassen grooter en zwaarder zijn en eene goede opbrengst wol geven, doch deze is van ietwat grover kwaliteit. In de Haarlemmermeer zijn de Lincolns reeds tal van jaren met den besten uitslag gebruikt bij de kruising met aldaar aanwezige schoone half-Hollandsche en half- Texelsche schapen, daar ook daar de afstammelingen van het Leicesterras op den duur te klein werden. Alle leden kwamen tot de slotsom, dat het Leicesterras is aan te bevelen op alle gronden, maar vooral daar, waar de schapen groot en grof zijn en men op fijne en zachte wol gesteld is. Dat de Lincolns en Cotswolds zijn aan te bevelen op gronden, waar men een meer fijn en kleiner schaap heeft, of ook de Oxfordshires wanneer de weiden hoog en droog gelegen zijn, daar laatstgenoemde anders wel eens, ook in geile klaverweiden, last van diarrhee krijgen, en dat alleen op hooge en droge zandgronden het Southdown- ras is aan te bevelen. De heer Willink Ketjen heeft cassatie aangeteekend tegen het arrest van het Gerechtshof te 's Gravenhage, bevestigende het vonnis der Haagsche Rechtbank waarbij hij tot f 25 boete is veroordeeld wegens beleediging van den afgetreden Minister van Koloniën Sprenger Van Eyk. Tengevolge van de aanhoudende lage prijzen der kip eieren hebben onderscheidene landbouwers te Ootmarsum hunne biggen met eieren gevoed. Zij hebben reeds de ondervinding opgedaan, dat dit hun eene betere winst op levert, dan dat zij eieren voor één en een halve cent verkoopen Jl. Zondag avond had in Wery's Honden- en Apen- theater, dat sinds eenige dagen te Gouda voorstellingen geeft, een paniek plaats, die zeer ernstige gevolgen had kunnen hebben. Toen de eerste afdeeling uitgevoerd en het scherm gevallen was, beproefde een persoon, daar er aan de gas leiding nabij den meter een lek was, dit op te sporen. Daartoe ging hij met een brandende lucifer langs de lei ding, met dit gevolg, dat het gas plotseling ontbrandde. Nadat vele pogingen waren beproefd om de vlam uit te dooven, kwam er van de straat een persoon en sloot plotseling de hoofdkraan, zoodat het publiek in volslagen duisternis zat (noodlantaarns waren niet eens aanwezig!) Sommigen van het publiek, die het vlammetje hadden gezien, dachten dat er brand was voldoende om enkelen te doen roepen: brand! brand! Men kan zich voorstellen welk een schrik ontstond en dat in het duister, terwijl onder 't publiek vele kinderen warenJongens op de gaanderij gezeten, schreeuwden: „de plank onder onze voeten brand reeds", wat slechts verbeelding was en daarop zocht een ieder een goed heenkomenHet was een algemeen „sauve qui peut!" Inderdaad mag men blij zijn dat niet velen het met den dood bekochten. Helaas! één droevig ongeluk moest weldra geconstateerd worden. Een löjarig meisje raakte onder den voet en werd zwaar gewond; zij werd eerst naar het Stadhuis en later per brancard naar het Gasthuis vervoerd. Wat de paniek zeer heeft vermeerderd was het geschreeuw van de menschen buiten de tent. Sommigen uit het publiek werden woest, ja half dol! Banken werden stuk getrapt en enkele planken vernield. Velen leden schade aan kleeding, lijfsieraden, enz. In het „Huisgezin" kwam dezer dagen een verhaal voor nopens den Minister van Oorlog, kolonel Bergansius. Het betrof een feit, voorgevallen in 't kamp te Oldebroek en verteld door zekeren E. A. Ivouw. De voorstelling was van dien aard, dat ieder, die den heer Bergansius kent, de schouders er over zal hebben opgehaald. Hij zou den pastoor van Hattemerbroek, die voor een stervenden soldaat was ontboden, met een „triomfwagen* hebben gehaald, onder geleide van «een zestal rijdende artilleristen in groot

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1888 | | pagina 2