indien er werkelijk buitengewoon dreigende onweerswolken
aan de lucht waren. O, deze alarmistenHoe spoedig
hebben zij een nieuwe bron van onrust gevonden, nu de
Duitsche Keizer zoo merkbaar vooruitgaat en daaruit dus
voorshands geen aanleiding tot vrees te putten is. Al
beweren de doctoren nu ook, dat de beterschap slechts van
tijdelijken aard is, geeft 's Keizers krachtig gestel toch
hoop, dat dit „tijdelijke" van zeer rekbaren aard zal zijn.
Ik sprak dezer dagen een bejaard heer, die mij klaagde
dat hij nooit een goede gezondheid genoot en reeds sedert
zijn derde jaar aan koorts sukkelde; de goede man is
thans.... drie-en-tachtig jaar. Er zijn van die „kwalen",
waar men oud meê kan worden.
Of het Boulangisme ook tot dat soort van ongesteld
heden behoort, zal de tijd moeten leeren. Nu en dan heeft
het den schijn of heel Frankrijk door die kwaal aangetast
wordt en in stomme aanbidding aan de voeten van den
grooten generaal zal neerzinken. Maar dit is ook niet meer
dan schijn; want zóó verblind is een volk, zelfs het Fransche
volk, niet, of het ontwaakt toch eenmaal uit den roes der
Boulanger-begoocheling. De contra-manifestatiën, waarbij
een lang brood, versche eieren en schelle fluitjes den generaal
de bedoeling der manifestanten welsprekend verduidelijken,
nemen gaandeweg toe. En zoo zal het blijven gaan. Als
het gezond verstand nog iets in de wereld te beteekenen
heeft, zal Boulanger's zon spoorloos ondergaan.
17/V'88. P.
Binnenland.
In de „Amsterdammer" wordt de vraag gesteld waarom
Nederland zonder rechtstreeksche vertegenwoordiger blijft
in de Zuid-Afrikaansche Republiek.
Jhr. Beelaerts van Blokland treedt in alle landen van
Europa als Minister-resident van de Transvaal op. Men
zag hem in die hoedanigheid reizen naar Berlijn en Lissabon,
tractaten sluiten als gevolmachtigde van de Zuid-Afrikaansche
Republiek; hij voert den titel van Minister-resident zonder
eenige beperking, maar waar deze Nederlander de Transvaal
moge vertegenwoordigen, hier in Nederland doet hij dat niet.
Waarom wil jhr. Beelaerts, de Nederlander, juist voor
Nederland niet zijn, wat hij voor elk ander Rijk in dienst
van de Zuid-Afrikaansche Republiek wel is? Het blad
hoopt spoedig antwoord op deze vraag te erlangen, want
behoefte aan een vertegenwoordiger is er, nu de betrek
kingen tusschen Nederland en Transvaal zich voortdurend
uitbreiden.
Door den Minister van Binnenlandsche Zaken is aan
's Konings Commissarissen eene aanschrijving gericht van
den volgenden inhoud:
„De strenge maatregelen van voorzorg, bedoeld in de
circulaire van mijn ambtsvoorganger van 8 April 1885,
No. 1225, hebben, naar uit Engeland wordt bericht, niet
kunnen voorkomen, dat schapen, verschijnselen van mond
en klauwzeer vertoonende, uit Duitschland over ons land
naar Engeland worden doorgevoerd. In het belang van
den gezondheidstoestand van den Nederlandschen veestapel
blijkt het daarom noodig, dat het verbod van doorvoer van
buitenslands van schapen, bokken en geiten streng worde
gehandhaafd.
„De machtiging, UHEG. bij bovengenoemde circulaire
verleend, om ten aanzien van dezen doorvoer afwijking toe
te staan van het verbod, bedoeld in art. 1 van het koninklijk
besluit van 8 December 1870 (Staatsblad No. 194), wordt
hierbij ingetrokken. Alle reeds door u gegeven en thans
nog geldende vergunningen te dezen opzichte vervallen.
Ik heb de eer u te verzoeken, belanghebbenden daarvan
onverwijld kennis te geven."
Men schrijft ons van Texel, dd. 18 dezer:
„In den lammerenhandel begint alhier eenig leven te
komen. Gisteren en heden zijn vex'schillende partijen ver
kocht voor f 7. Aanstaanden Dinsdag wordt de eerste groote
markt gehouden. Door velen wordt dien dag met spanning
tegemoet gezien, want er is veel te betalen voor de boeren
en hooge prijzen zijn dit jaar noodig."
Aan de gemeente Sint-Maarten is f 460, aan Ter
schelling f 4000 en aan Urk f 4650 subsidie verleend voor
de behoorlijke inrichting van het lager onderwijs, boven de
gewone Rijks-vergoeding van 30 pet.
De Vereeniging „Getrouw Schoolbezoek" te Heer-
Hugowaard heeft besloten ook dit jaar den leerlingen der
4 openbare scholen een schoolfeest te bereiden, waaraan zij,
die niet meer dan 10 malen willekeurig verzuimd hebben,
mogen deelnemen.
Indien milde bijdragen der ingezetenen de uitvoering van
het beraamde plan mogelijk maken, belooft dit feest zeer
prettig en tevens leerzaam te zijn, daar dan met de jongste
leerlingen een rijtoer en met de oudste een reisje naar
Amsterdam zal gemaakt worden.
zou gaan, maar zijn zoon zenden. Dan, had zij zich voorge
nomen, zou zij, al was het vreemd voor een meisje, hem aan
spreken. Zij zou hem verwijten, dat hij haar eerst het hoofd
op hol gebracht en haar toen verlaten had als een man, die geen
eergevoel heeft. En als stijf hoofdigheid, beschroomdheid, liefde
voor zijn beroep of wel de vrees voor een weigering al hetgeen
Sylvester haar had opgenoemd de eenige zwarigheden waren,
zouden die na een openhartig onderhoud misschien wel verdwijnen.
Dan zou zij misschien weder zijn mooien glimlach zien, die alles
weder zou goed maken dienzelfden glimlach, die haar den
vorigen winter zoo had betooverd op het bal toen zij met hem
had gedanst.
Die hoop hergaf haar den moed, ja, deed haar ongeduldig naar
de ontmoeting verlangen.
In theorie scheen alles zoo gemakkelijk en eenvoudig.
En Yann kwam juist op een goed uur; haar vader zat nu zijn
pijp te rooken en zou zeker niet opstaan om hem naar de huisdeur
te geleiden. In den gang, waar niemand was, zou zij hem dus
kunnen aanspreken.
Maar nu het oogenblik naderde, vond zij haar plan toch al te
vermetel. Alleen de gedachte reeds, dat zij hem ontmoeten zou,
dat zij daar tegenover hem zou staan onder aan de trap, deed
haar over al haar leden beven. Haar hart klopte alsof het
barsten zou... En elk oogenblik kon beneden die deur opengaan
met het welbekende piepend geluid om hem den uittocht
te verleenen.
Neen, zij zou nooit den moed daartoe hebben liever nog zou
zij door angst verteerd worden en sterven van verdriet, dan zoo
iets ongehoords te bestaan. Reeds deed zij een paar passen
naar het midden der kamer, om zich weder neer te zetten aan
haar werk.
Maar plotseling bleef zij staan. Morgen zouden de IJslanders
vertrekken; als zij hem nu niet sprak, zou zij moeten wachten
tot de zomer voorbij was, weder zoovele maanden doorbrengen in
eenzaamheid, in afwachting...
De deur werd beneden geopend; Yann ging heen! Plotseling
Onder behandeling van dr. Mezg.T bevindt zich thans
in het Amstel-Hötel te Amsterdam eene dochter van den
vorigen Czaar van Rusland, Alexander II. Zij is een kind
uit het morganatisch huwelijk van den Keizer met Prinses
Dolgoruky. Waarschijnlijk zal de jonge Prinses zeer langen
tijd aldaar moeten vertoeven.
Jl. Woensdagmorgen had ter terechtzitting van de Arron-
dissements-rechtbank te Amsterdam, eerste Kamer, eene zeer
eigenaardige plechtigheid plaats. Beëedigd moesten nl. worden
een twintigtal makelaars, onlangs door het gemeentebestuur van
Amsterdam als zoodanig benoemd. Mankteu reeds deze circa
twintig lieden op zich zelf een vreemd verschijnsel ter civiele
terechtzitting, het werd cr niet beter op, toen de fungecrende
president, mr. Domis, de namen één voor één afriep, en ieder
van hen, zooals bij de recruten te doen gebruikelijk is, zijne
tegenwoordigheid kenbaar maakte door het uitroepen van het
woord „present"
Nadat de heeren ten slotte op aanwijzing van den Voorzitter
in drie gelederen waren opgesteld, las hy hun het eedsformulier
voor. Hij verzocht hun, onder het opsteken der voorste vingers
van de rechterhand, hem eerbiedig na te zeggen „zoo waarlijk
hclpe mij God almachtig."
En ziet, de heeren makelaars in spe, blijkbaar niet doordrongen
van het plechtige van den eed, staken als de jongens van de
laagste klasse eener school, die gezamenlijk een versje van Van
Alphen opdreunen, en corps hunne rechterhanden in de hoogte,
en uit een twintigtal kelen hoorde men brommend en gonzend
„Zoo waarlijk helpe mij God almachtig."
De Voorzitter was met dit tableau, hoe verdienstelijk ook uit
gevoerd, niet tevreden, en legde ieder afzonderlijk den eed op.
Door de Rechtbank te Rotterdam is tot 1 jaar gevange
nisstraf veroordeeld M. G. J. de M., 49 jaar, geschorst
ontvanger der directe belastingen en accijnsen te Nieuwe-
sluis, wegens het ten eigen bate aanwenden van aan hem
in zijne betrekking, ten behoeve van den Staat, betaalde
belasting.
Jl. Woensdagnacht omstreeks 12 uren werden de
inwoners van Gorinchem hevig verschrikt door een zwaren
knal. Spoedig bleek dat er een ontploffing in de gasfabriek
had plaats gehad. Aan de tegenwoordigheid van geest van
den baas, die de kranen afsloot, is het te danken dat de
gevolgen niet erger waren. Toch zijn er nog 5 menschen
ernstig gewond, waarvan reeds één is overleden.
In de fabrieken van de Gebrs. Palthe, te Almelo,
heeft eergisterenavond een hevige brand gewoed, waar
schijnlijk ontstaan door de ontbranding van naphta. De
brand bepaalde zich tot de chemische wasscherij, die geheel
vernield is. Zes arbeiders bekwamen daarbij brandwonden
zij worden in het Ziekenhuis verpleegd en men acht het
waarschijnlijk dat zij zullen herstellen. De werkzaamheden
in de ververij en de overige fabrieksgebouwen zijn gisteren
morgen op den gewonen tijd hervat.
Wanneer het vee in het voorjaar het eerst in de
weide komt, geeft het gewoonlijk zijn blijdschap door allerlei
kromme sprongen te kennen. Een koe van den vrijboer D.
in de „Maatschappij van Weldadigheid", die op wat al te
dolle wijze van haar vreugde blijk gaf, heeft er drie pooten
bij gebroken.
Naar aanleiding van het bericht uit Oldeberkoop,
omtrent de loodvergiftiging (2ie ons vorig nommer), wordt
nog het volgende gemeld:
„De firma C., te Joure, van wie het bewuste meel
afkomstig is, ontving in den herfst van het vorige jaar
van dit meel 200. balen, een. deel eener partij, welke ver
zegeld uit Stettin was aangevoerd. Het overige was bestemd
voor andere graanhandelaars, zoowel in Friesland als daar
buiten. Genoemde firma zette binnen korten tijd al dat
meel van de hand, waarvan ook eene baal (100 kilo) aan
bakker S., te Oldeberkoop.
Omstreeks einde Maart jl. was er van de geheele partij,
zoowel in als buiten de provincie, zoo weinig meel voor
handen, dat de koopers er gaarne een gulden meer voor
besteedden.
Geene enkele andere klacht over het meel kwam bij de
firma in.
In verband met het bovenstaande, eischt het geval met
het meel van bakker S., ts O., nadere opheldering en
onderzoek."
Onder de miliciens van dit jaar is er een, welke de
lengte heeft van 2.2 meter. Hij is thans te Arnhem in
gai'nizoen; geen uniform was voor die afmeting geschikt,
en tot dusverre zag men den milicien dus ook nog niet
in tenue.
Toen den 5 Januari jl. van dit jaar te Arnhem over
gegaan werd tot oprichting eener Nederl. Heide-Maatschappij
werd besloten, dat een op die bijeenkomst benoemde voor-
loopige Commissie, bestaande uit twee leden voor elke
provincie, nader bijeen zou komen, ten einde maatregelen
te beramen, om het leden-aantal der Maatschappij een zoo
danige uitbreiding te geven, dat deze zich verder zou
kuunen vormen en hare werkzaamheden beginnen. Deze
een besluit nemend, vloog zij de trap af en plaatste zich, zenuw
achtig bevend, voor hem:
„Mijnheer Yann, ik zou u graag even spreken."
„Mij!... juffrouw Gaud?..." zei hij op gedempten toon, terwijl
hij de hand aan zijn hoed bracht.
Hij zag haar met schuwe oogen aan, wierp het hoofd in den
nek en keek toen strak voor zich, als vroeg hij zich af of hij
wel naar haar zou blijven luisteren. Den eenen voet vooruit
schuivend om terstond te kunnen vluchten, drukte hij zijn breede
schouders dicht tegen den muur, om zoover mogelijk van haar
verwijderd te zijn in den nauwen gang, waarin zij hem verrast
had.
Bij het koude gevoel, dat zich van haar meester maakte, her
innerde zij zich niets meer van wat zij hem had willen zeggen
zij had in 't geheel niet gedacht aan de mogelijkheid, dat hij zou
kunnen weggaan zonder haar aan te hooren.
„Is u bang voor on9 huis, mijnheer Yann vroeg zij op
stijven, zonderlingen toon een geheel anderen dan zij van zins
was geweest aan te nemen.
Hij wendde de oogen af en zag naar buiten. Zijn wangen
hadden zich rood gekleurdhet bloed steeg hem naar het gelaat
en zijn bewegelijke neusvleugels trilden bij elke ademhaling evenals
die van een stier.
Zij trachtte verder te gaan
„Dien avond, toen wij samen op het bal waren, hebt u mij
tot weerziens toegeroepen alsof ik u niet onverschillig was...
Mijnheer Yann, zijt ge dat alles al vergeten Wat heb ik u dan
gedaan
...De boosaardige westenwind, die door de geopende voordeur
recht in den gang blies, streek Yann door de haren, deed de linten
van Gauds muts wapperen en wierp met kracht een deur achter
hen open. Die gang was toch geen geschikte plaats om gewichtige
zaken te behandelen. Gaud wist niets meer te zeggen, zij zweeg
een duizeling beving haar, die haar belette haar gedachten te
verzamelen. Onwillekeurig deden beiden eenige schreden naar
de voordeur. (Wordt vervolgd.)
vergadering is thans uitgeschreven op 15 Mei e. k., in de
Groote Sociëteit te Arnhem, en men zal dus binnenkort
meer kunnen vernemen van deze voor ons vaderland zoo
hoogst nuttige zaak.
Dr. Lingbeek, arts en oogheelkundige, te de Steeg,
bij Arnhem, zal zich met zijn familie naar de Zuid-Afri
kaansche Republiek begeven, en zich metterwoon te Pretoria
vestigen.
Als een curiositeit kan worden medegedeeld, dat dezer
dagen bij den heer Chr. Keutgens, te Limbricht (Limburg)
een nest van drie wilde konijnen werd gevonden in.... een
kachelpijp.
In het hoofdkiesdistrict Zaandam is bij herstemming
tot lid der Prov. Staten van Noordholland gekozen de heer
K. Cz. De Boer (lib.), burgemeester van Assendelft, met
804 van de 1310 geldige stemmen. De heer A. Laan (lib.)
te Wormerveer verkreeg er 506.
Wie denkt, dat de stroom landverhuizers naar Amerika
allengs vermindert, vergist zich. Gaat men de opgave der ver
trokken personen, zooals die bij het vertrek van elk stoomschip
naar Amerika vermeld wordt, na, dan krijgt men over de eerste
vier maanden van dit jaar een totaal van 3147 landverhuizers
van de verschillende nationaliteiten en bovendien 258 kajuits
passagiers eerste en tweede klasse. Over het geheele vorige jaar
bedroeg het getal van hier naar Amerika vertrokken landver
huizers 8057 en 959 passagiers. Dit jaar kan dus na van te
voren gemaakte berekening, het getal landverhuizers grooter zijn
dan in 1887.
Volgens mededeelingen, door ons van elders verkregen, waren
bij de 3147 landverhuizers van de vier afgeloopen maanden 1125
personen uit de verschillende provinciën van ons land. Velen
dus, die hier gebrek leden, hebben de stoute schoenen aangetrokken
en zijn ver over do zee een nieuw vaderland gaan zoeken.
Allicht zal de vraag luiden„hoe komen die menschen aan het
geld voor den overtocht?" Die vraag vindt haar antwoord in
het feit, dat betrekkingen en vrienden, die vroeger reeds naar
Amerika gingen en er welvaart vonden, voor hunne nabestaanden
vrijen overtocht koopen en hen dan doen overkomen. Daarginds
in „the far We9t" vindt de arbeidzame boer spoedig zijn brood
en later land dat hem honderdvoud oplevert.
Opmerking verdient het, hoe de Nederlandseh Amerikaansche
Stoomvaart-Maatschappij, ondanks de scherpe concurrentie met
Bremen, Hamburg en Antwerpen, het voorrecht geniet, dat men
hare lijn kiest boven de andere. Geen wonder. De directie spaart
moeite noch kosten om alles zoo goed mogelijk in te richten. (Hld.)
In de „Soerabaija Crt." vinden we een vreeselijk
drama verhaald, dat voor het ommegaand gerecht te Bangil
in behandeling is.
„Een inlander, weduwnaar met een 6 of 7jarig dochtertje,
had eene nieuwe gade genomen. Weinige dagen later
komt de vader thuis van het veld en verneemt van zijn
kind dat de stiefmama in zijne afwezigheid zich minder
ordelijk had gedragen. De vader vond dat minder goed
en onderhield daarover zijne echtgenoote. Een dag of wat
later weder van het veld thuis komend, wordt hij door de
vrouw onthaald op zijn geliefde „rawoon" (een soort van
inl. soep) aan welke hij evenwel een bijzonderen smaak
vindt. Hij zegt haar dit en te gelijk vraagt hij waar het
kind is. Antwoord: zij speelt daar buiten. Maar de toon
waarop dit gezegd wordt, geeft hem achterdocht. Hij gaat
zoeken, en zijn kind buiten niet ziende, gaat hij in de
keuken. Bij onderzoek blijkt hem dat in den soepketel
een kinderbeen ligt, en onder de „amben" (een lage baleh-
baleh) vindt hij het hoofd van zijn kind. Onmiddellijk
snelt hij naar binnen, trekt zijn mes en steekt het wijf
dood, waarna hij zich bij de inlandsche politie aangeeft.
De rechter zal natuurlijk den vader moeten veroordeelen
en het Hooggerechtshof kan hem dan slechts in de genade
van den landvoogd aanbevelen."
Een niet allledaagsche briefkaart is dezer dagen uit
Eindhoven afgezonden aan het adres van H. S., St.-Jacob-
straat te 's Hage. Op de briefkaart waren met een pen
24 hammen aangebracht, die aan een lijntje hingen; daar
naast stond de caricatuur van den geadresseerde, S., die zijn
best deed in het bezit te komen van de 24 hammen, doch
dit tevergeefs beproefde.
De inhoud der briefkaart was als volgt:
„Credietwaardige Heer,
„Ziehier de 24 hammen, mij besteld bij uwe missive in
dato -5 Mei 11. Mochten ze U niet bevallen, zoo beproef
elders uwe practijken. Ik zal U verder recommandeeren
in de nieuwsbladen."
Kapitein: „Ik zag je Zondag met zoo'n mooie dame
wandelen; zeker je liefste?"
Korporaal: „Integendeel, kapitein, dat was mijn vrouw."
De afdeelingen der Tweede Kamer hebben rapport uitgebracht
over liet ontwerp tot verlenging van den militiedienst voor dc
ingelijfden bij de militie te land der lichting 1883 en voor de
ingelijfden bij de zeemilitie der lichting van 1884. Verscheiden
leden waren van oordeel dat de omstandigheden, die deze wets-
voordracht zouden rechtvaardigen, niet aanwezig waren.
Het kan niet ontkend worden, dat de politieke toestand van
Europa weinig bevredigend is en de groote mogendheden blijven
voortgaan met haro bewapening op alle mogelijke wijzen te vol
maken; maar de tegenwoordige toestand heeft reeds zoo geruimen
tijd geduurd, dat hij veeleer een gewone dan een buitengewone moet
genoemd worden. Een aantal der leden, die deze meening uit
spraken, vreesden dat het bestaan van buitengewone omstandigheden
werd aangegrepen om op bedekte wijze zonder wijziging der
militiewet tot een voortdurende verlenging van diensttijd te geraken.
Andere leden echter achtten de bestaande verhouding tusschen
de groote mogendheden van zoodanigen aard, dat met reden van
buitengewone omstandigheden kan gesproken worden.
In verband met den wensch, dat de Regeering zoo spoedig
mogelijk een regeling van den dienstplicht tot stand zou brengen,
konden sommigen niet verzwijgen, dat de inhoud der rede, waar
mede de Minister van Binnenlandsche Zaken de tegenwoordige
zitting had geopend, teleurstelling had gewekt. Nu de belemme
ringen, die de Grondwet van 1848 aan den wetgever tot dusverre
op dit gebied in den weg legde, waren weggeruimd, had men
toch mogen verwachten, dat de nieuwe Regeering in haar openings-
woord duidelijk had doen blijken van haar ernstig voornemen
om een reorganisatie onzer levende strijdkrachten zoo spoedig
mogelijk tot stand te brengendat zij had uitgesproken, welke
de beginselen zyn, die haar daarbij zouden leiden; maar in stede
daarvan wordt alleen de mededeeling gedaan, dat de wet, gevor
derd bij de 2de alinea van art. 181 der Grondwet, betreffende
's lands verdediging, zal worden voorbereid door een Staatscom
missie. Daardoor zou vertraging ontstaan, hetgeen echter door
andere leden wordt betwist. De meening werd voorts uitgesproken,
dat de Regeering beter zou gedaan hebben zich geheel van de
buitengewone omstandigheden los te maken en een voorstel tot
wijziging van art. 6 der militiewet in te dienen.
Tegen de voorstelling, alsof de nu voorgedragen wet geen
moeilijkheden ten opzichte der plaatsvervanging zou opleveren,
werd van verschillende zijden opgekomen.
Yele leden bleven bij hun vroeger uitgesproken gevoelen, dat
bet wensehelijk ware de verlenging voor hoogstens 10 maanden
te doen plaats hebben»