Uit Atjeh wordt aari de „Soerab. Crt.* geschreven: //Apropos, van de berri-berri moet mij een woord van het hart, en ik durf wel zeggen een ernstig, maar vooral waar woord. Het is dit: de berri-berri is een bedroevend iets; zij doet zeer velen hevige pijn lijden en smart; zij dwingt menigeen tot een overhaast, niet altijd gewenscht vertrek. j,Ook echter om eene andere reden kan het denken aan de berri-berri droevig stemmen. Het schreit ten hemel, hoevelen onder de mindere militairen schandelijk den spot drijven met de vreeselijke ziekte. Iemand heeft (plat uit gedrukt) het land: eene straf staat hem te wachten. Een nieuwe commandant heeft eene nieuwe regeling op de benting ingevoerd, die niet in den smaak valt van sommige heeren, of wel: iemand wenscht eenvoudig eens te ver huizen. Welnu, men verklaart berri-berri te hebben, men gaat hem (eigenaardige spreekwijze van den soldaat) smeeren. Want hij heeft werkelijk verschijnselen van de ziekte (slechts een enkele die ze volstrekt niet heeft). t,De doctoren zijn zich bewust van het verraderlijke der vijandin, die ze hebben te bestrijden; ze zijn er van over tuigd; zij zouden in gemoede na ernstig onderzoek kunnen verklaren: //deze of gene heeft wel berri-berri, maar hij kan gerust blijven en dienst doen,* en zie, werd er vandaag gehandeld overeenkomstig die overtuiging, wie weet of de lijder morgen geen lijk is. Vandaar dan ook, dat een enkele wordt geëvacueerd tegen zijn zin, die getuigt niets te merken van berri-berri, maar toch door deskundigen als berri-berri-lijder wordt weggezonden." Eene commissie heeft zich te Cura§ao gevormd om, met toestemming en medewerking van het koloniale bestuur, op 2 Juli a. s. de voor de kolonie zoo gewichtige gebeur tenis van de emancipatie der slaven, die nu 25 jaren geleden plaats heeft gevonden, te herdenken. Het feest zal onder den naam //feest Willem III" gevierd worden, als een bewijs van hulde en dankbaarheid aan den beminden Vorst, onder wiens wijze Regeering die gelukkige maatregel is genomen. Het programma der feestviering zal door de Oommissie worden opgemaakt en den Gouverneur der kolonie ter goedkeuring worden aangeboden. Ter beurze te Amsterdam werd gisteren de prolon- fatie-rente li percent genoteerd. De oudste beursbezoekers erinneren zich niet, dat de koers van het geld ooit zóó laag is geweest. Naar men verzekert, moet de heer Arie Smit, burge meester van Vlissingen, zijn voornemen hebben kenbaar gemaakt, om binnenkort zijn ambt neder te leggen en zich met zijn gezin elders te vestigen. De heer dr. J. Hazenberg, sedert vele jaren genees-, heel en verloskundige te Vlissingen, herdacht gisteren zijne 50jarige praktijk. Zoowel uit die stad als van elders, ontving deze algemeen geachte geneesheer tal van de meest ondubbel zinnige blijken van belangstelling. Blijkens het 13de jaarverslag der //Prins Hendrik stichting" te Egmond aan zee, voor oude behoeftige zee lieden, werden in 1887 21 verpleegden opgenomen, zoodat op 31 December 64 verpleegden aanwezig waren, voor wie in het afgeloopen jaar f 11,301.08 werd te koste gelegd. Door eene in de bovenvertrekken aangebrachte vertimme ring werden 16 plaatsen beschikbaar gesteld. Door het bekende stukje van Justus Van Maurik, ten voordeele van de inrichting geschreven, werd f 4000 opgebracht, terwijl de regenten door grootere schenkingen van vermogenden wer den verblijd. Het getal leden werd vermeerderd met 36, dat der donateurs met 142, die tezamen f 1183 bijdroegen. De jaarrekening liep over f 20,615.84^, sluitende met een saldo van f 5061.33. In den nacht van jl. Zaterdag op Zondag, te kwartier vóór tweeën, is een hevige brand uitgebroken op de werf ,/Conrad", van den heer Th. Figee, gelegen aan den Spaarn- dammerweg No. 8, onder Haarlem, en wel in een groot houten gebouw van twee verdiepingen, beneden bestaande uit magazijn, timmermanswerkplaats, modelmakerij en hout- loods en boven uit magazijn en photographische inrichting. Toen de brand ontdekt werd, stond het gebouw reeds in volle vlam, en dit is dan ook geheel verbrand. De brand- Wegens de groote hitte had de plechtigheid 's morgens zeer vroeg plaats. Een sloep voerde het lijk, dat met de Fransche vlag bedekt was, aan wal. De groote, vreemde stad sliep nog toen wy aan land kwamen; op de kade stond een kleine wagen, door den Franschen consul gezonden, te wachten. Wy legden er Sylvester in, benevens het houten kruis, dat men in allerijl aan boord voor hem had vervaardigdde verf was nog nat, want men had zich moeten haasten, en do witte letters vloeiden half ineen met den zwarten grond. Wij trokken door dit Maleische Babel by het opgaan van de zon. Welk een aandoenlijken indruk maakte het, toen wij met een stap uit de onreine, gonzende Chineesche wereld verplaatst waren in de stilte van een Fransch kerkgebouw. Onder het hooge, witte gewelf, waaronder ik mij alleen bevond mét mijn matrozen, klonk het Dies irae, gezongen door een priester van de Katholieke missie, als een tooverzang. Door de open deuren zag men, als in een prachtigen tuin, op heerlijk groen en hooge palmboomen; de wind schudde de groote bloemen heen en weder en zond een regen van schoone roode bloembladen tot in de kapel. Vandaar begaven wij ons naar het ver afgelegen kerkhof. Onze stoet, enkel zeelieden, was kleinde kist was bedekt met de kleuren van Frankrijk. Wij moesten de Chineesche wijken doorgaan, waar het wemelde van gele, langgestaarte menschen, en de Maleische voorsteden, waar allerlei Aziatische gezichten ons verbaasd nastaarden. Toen kwamen wijop het veld, reeds sterk door de zon be schenen op beschaduwde wegen waar prachtige kapellen met blauwe, fluweelachtige vleugels ronddartelden. Overal een geur van bloemen. Eindelijk was het kerkhof bereikt. Chineesche graven, beschilderd met draken en monsters en veelkleurige opschriften, tusschen prachtig gebladerte, vreemdsoortige planten. De plek, waar wij hem hebben gelegd, gelijkt een hoekje uit de tuinen van Indra. Op zijn graf hebben wij het kleine houten kruis geplant, dat 's nachts haastig was gereed gemaakt. Het opschrift luidt: Sylvester Moan, oud negentien jaar. Daar hebben wij hem verlaten, want wij moesten ons haasten om terug te keeren, daar de hitte steeds grooter werd. Nog eenmaal zagen wij om naar zijn rustplaats onder die prachtige boomen en die groote bloemen toen gingen wij weer naar de haven. Het transportschip zette zijn weg door den Indischen Oceaan voort. Beneden in de ziekenzaal lagen nog verscheidene lijders. Boven op het dek zag men enkel gezondheid en jengdige onbe zorgdheid. Rondom zee, lucht en zonneschijn. Het was de tijd der passaatwinden. De matrozen lagen bij het heerlijke weder in de schaduw van de zeilen te spelen met hun papegaaien. (In Singapore verkoopt men aan de zeelieden weer was spoedig aanwezig en heeft de overige werk plaatsen op gemelde werf weten te sparen. Tot 's morgens zeven uren is water gegeven. De oorzaak is vooralsnog onbekend. Alléén het gebouw was verzekerd, maar de materialen, waaronder zich ook de inventaris van vier schepen bevond, niet. Gelijk te denken valt, is de schade alzoo zeer belangrijk, terwijl wij vernemen dat ook ver scheidene werklieden door dit onheil materiëel verlies hebben geleden. Bij de blussching hebben zes spuiten dienst gedaan, en de spuiten, bediend door de vrijwilligers, gaven het eerst water. Voor de Rechtbank te Amsterdam hebben Dinsdag en Woensdag terecht gestaan de 2Sjarige slager George Wüstefeld, zijn echtgenoote en zijn dienstmaagd, beschuldigd van opzettelijke brandstichting in het door hen bewoonde huis in de Warmoesstraat. Man en vrouw zouden de dienstbode overgehaald hebben petroleum te koopen, die stof over eenige meubels te gieten, terwijl zij en den man de boel aangestoken zouden hebben. Aldus luidde ook de bekentenis der dienstmaagd. Op grond van een groot aantal aanwijzingen, door de getuigenverhooren geleverd, eischte de substituut-officier van justitie, mr. Ort, 6 jaar gevange nisstraf voor den man, 5 jaar voor de vrouw en 2 jaar voor de dienstmaagd. De verdedigers van beide eerstge noemde beklaagden, mrs. B. E. Asscher en Haas, pleitten vrijspraak, die der dienstmaagd, mr. D. Simons, riep de welwillendheid der rechters in. In de jl. Dinsdag gehouden zitting van den Hoogen Raad heeft de advocaat-generaal, Jhr. mr. De Savornin Lohman, zijne conclusie voorgedragen in de zaak van den Amsterdamschen advocaat en procureur, die door het Gerechtshof te Amsterdam veroordeeld is tot 1 jaar gevange nisstraf, ter zake van verduistering eener schilderij, die zich bevond in een door hem gekocht huis, doch van den koop uitgesloten was. Die conclusie strekte tot ver werping van het beroep. De uitspraak is bepaald op 18 Juni a. s. Als een bewijs van de groote drukte, die gedurende de beide Pinksterdagen te Amsterdam heerschte, diene, dat vervoerd werden door de Amsterdamsche Omnibus-Maat schappij 145,000, met de havenbootjes 31,454, met de Rijnspoor 20,000 en met de Hollandsche spoor 24,000 passagiers. Aan het Hollandsche Spoorstation te 's Hage heerschte gedui'ende de beide Pinksterdagen een buitengewone drukte. Met de treinen naar en van het station 's Hage werden ongeveer 30 31 duizend personen vervoerd; ongeveer 45 treinen, behalve de gewone, alle uit zeer vele waggons saamgesteld, vervoerden of brachten aanhoudend reizigers. Vooral Maandagavond, tot ongeveer half twee in den nacht, verdrongen de menschen elkaar schier in de wacht kamers en op het perron. Er hadden echter geen ongelukken plaats, dank zij het optreden van gemeente- en rijks-politie, die het spoorweg personeel krachtigen steun verleenden. Ook op de stoomtram Hollandsche SpoorScheveningen was het vervoer zeer druk. Naar Scheveningen en terug gingen op de beide Pinksterdagen met de Rijnstoomtram 16,000 personen. Door de Rijnspoorweg-Maatschappij werden 4 a 5 duizend personen van en naar den Haag vervoerd. In locaal verkeer tusschen Voorburg en Den Haag kwamen en vertrokken 2400 personen. De Haagsche Tramweg-Maatschappij vervoerde op de lijnen binnen Den Haag, naar en van Scheveningen en Delft op den eersten Pinksterdag 19,073, op den tweeden 43,905, te zamen dus 62,978 personen. De Westlandsche Stoomtram vervoerde 3800 üi 3900 personen. De gemeentelijke Gasfabriek te Deventer behaalde in 1887 eene zuivere winst van f 20,338.74^. Bij het opbreken van een vloer onder het varkens hok op eene hofstede onder Borssele werden dezer dagen niet minder dan 190 stuks ratten gevonden en gedood. allerlei getemde dieren, vooral papegaaien en apen.) Zij hadden allen de kleinste papegaaien uitgezocht, beestjes, die nog kinderachtige vogelgezichten en nog geen staart hadden. Wel waren zij reeds groen, prachtig mooi groen. Hun vader en moeder waren groen geweest en dus hadden zij die kleur reeds jong geërfdwanneer zij op de heldere planken van het schip zaten, was het alsof er tal van frissche, groene bladen van den een of anderen tropischen boom gevallen waren. Somtijds zette men ze allen bij elkaar; dan zagen zij elkaar snaaks aan en draaiden kop en hals in alle richtingen, als wilden zij hun makkers van verschillende zijden goed opnemen. Zij konden slecht loopen, als iemand die kreupel is, en hinkten van den eenen poot op den anderensoms wilden zij wegvliegen en vielen dan dikwijls weder naar beneden. Een ander vermaak vonden zij in de kunsten, die de apen ver richtten. Zij hielden erg veel van deze dieren en de apen waren hunnerzijds bijzonder aan hun meesters gehecht. Zij sloegen hun armen om den hals van hun baas en zagen hem soms met guitige, soms met half droefgeestige blikken aan. Om drie uur werden twee linnen zakken, met groote, roode lakken verzegeld en beide gemerkt met Sylvesters naam, op het dek gebracht; men ging naar den eisch van het reglement al zijn klecderen en wat hem verder had behoord, bij opbod verkoopen. De matrozen schaarden zich begeerig in een kring aan boord van een ziekenschip ziet men zoo iets te dikwijls om er nog door te worden getroffen, en bovendien hadden zij Syl vester bijna in 't geheel niet gekend. Zijn matrozenkiel, zijn hemden, zijn blauw gestreepte tricots, alles werd betast, bekeken en eindelijk door den een of ander, meestal uit aardigheid, voor een veel te hoogen prijs gekocht. Vervolgens kwam zijn geliefd koffertje aan de beurt, dat op anderhalven gulden werd ingezet. De brieven en de medaille had men er uitgenomen om die aan zijn familie terug te geven maar wel werden verkocht het schrijfboek met liedjes, het boek van Confusius, en het garen, de knoopen, de naalden en allerlei kleinigheden, die grootmoeder Yvonne er in had gepakt, om te gebruiken, wanneer een van zijn kleedingstukken moest worden versteld. Daarna liet de onderofficier, die de voorwerpen verkocht, twee kleine afgodsbeeldjes zien, die hij uit een pagode had genomen om aan Gaud te geven, en die er zoo grappig uitzagen, dat er een algemeen gelach onder de koopers opging. Die vroolijkheid sproot niet voort uit gemis aan gevoel, maar enkel uit onnaden kendheid. Tot slot verkocht men de zakken zelf en de kooper begon terstond het merk er af te krabben en zijn eigen naam in de plaats daarvan te zetten. Een bezem veegde daarop het helder dek schoon van het stof en de draadjes, die uit het goed mochten zijn gevallen. Een oogenblik later zaten de matrozen weêr te spelen met hun papegaaien en apen. (Wordt vervolgd.) Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. 102de Al ge in eene vergadering. De 102de algemeene vergadering van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen werd gisteren in het gebouw z/Stroucken" te Amsterdam gehouden. De heer A. C. Wertheim, door het Hoofdbestuur uit zijn midden tot Voorzitter benoemd, leidde de werkzaam heden. Te circa 10 uur opende de Voorzitter de vergadering met eene schoone, kernachtige rede, waarvan wij hier een zeer kort uittreksel laten volgen: ,/De rede, die de Voorzitter, volgens het u welbekend gebruik, bij de opening uwer zittingen tot u richt, heeft in mijn oogen deze beteekenis, dat zij is voor uwe beraadslagingen, wat de stemvork is voor een orkest. Alvorens de symfonie aanvangt, weêrklinkt, door een der aan wezigen onder de uitvoerenden aangeslagen, de grondtoon, naar welke alle instrumenten gestemd moeten worden. Is die toon zuiver, dan i3, bij de bekwaamheid der executanten, de goede uitvoering verzekerd. Klinkt ze valsch, dan draagt de onjuiste stemming zich over op het geheele samenstel en wreekt zich in de uitkomsten. Behoeft het dus betoogd te worden, dat het thans moeielijker is dan ooit den juisten toon aan te slaan, die harmonisch weer klinken zal, waar wij allen nog onder den indruk zyn van een kortelings geleden gevoerden strijd op staatkundig, maar tevens ook op kerkelijk en maatschappelijk gebied? Zoo kort na dien strijd vergadert onze Maatschappij. Zal zij, de gevoelige, de trillende door al de indrukken van buiten, dien strijd ook ia hare besprekingen overbrengen - en zal de ontroering, die nog leeft in de gemoederen, zooals de rimpeling der golven na den storm, hare uitwerking doen gevoelen 't Zij verre van my het te bevroeden, veel minder het aan te moedigen. Onze Maatschappij heeft eene heerlijke roeping. Zij moet de uitingen des levens daarbuiten in zich opnemen, niet als de Camera Obscura, om ze zonder beteekenis weêr te geven, maar om ze te verwerken in eigen kring en ze met haar zegel als waarborg voorzien, aan te bieden aan de wachtende menigte. Om daarin te slagen, mag slechts één begrip den grondtoon onzer besprekingen uitmaken. Dat begrip is verzoening. Verstandige, practische verzoening. Die verzoening, ze is bedoeld in artikel I onzer Maatschappelijke Grondwet. Zij heet maatschappelijke toenadering en wederzijdscho steun rechtvaardigheid van allen tegenover allen. Slechts door practisch te zyn kan de verzoening duurzaam wezen, want zij berust dan op de objectieve beoordeeling van wederzijdsche zedelyke plichten en stoffelijke belangen. Laat ons daarom onderzoeken, hoe het practisch mogelijk is de maatschappelijke verzoening voor te bereiden, en tot zekere hoogte althans, tot stand te brengen. Tot zekere hoogtewant dat samenstel van vraagstukken op maatschappelijk, op ethisch, op economisch gebied, dat wij de sociale quaestie noemen, zal wel nimmer voor eene volledige oplossing vatbaar zijn. Het tijdstip is ondenkbaar, dat er geene kwalen meer te be strijden, geene leemten meer aan tc vullen, geene nooden meer te lenigen, geene ongelijkheden meer te effenen zullen zyn. Het onderwijs is onvolledig, maar het ontwringt zich allengs aan de routine en aan de overdrijving, die beide vijanden eener ingrijpende verbetering, en de onderwijzer wordt zich meer en meer van zijne beschavende missive bewust. De woningen zijn slecht, maar de ervaring van het gebrekkige is de grondslag tot onderzoek en de voorbode der verbetering. Belangstelling en belang gaan samen, om herstel aan te brengen. Het kind is niet meer de verlatenehet kraamvrouwcnasyl begroet zijne geboorte, do crèche-inrichting zijn eerste vorming, de bewaarschool zijn eerste ontwikkeling, de speeltuin de oefening en harding van zyn lichaam, de school zijne voorbereiding tot de maatschappij, het zang- en teeken-onderwys zyne verbeelding, de ambachtsschool de eerste proeven zijner bekwaamheid, de werk plaats [de eerste vruchten van zijn arbeid en den aanvang zyner zelfstandigheid. De fabrieksarbeid is dikwyls drukkend en ontzenuwend, maar de wet, die reeds de partij der kinderen heeft getrokken, zal ook voor de volwassenen de werkuren regelen en op grondslag der gezondheidsleer de ruimten bepalen. Arbeid en kapitaal zijn slechts vijanden in het stelsel der moedwillig-bedreigenden en in de verbeelding der door onwetend heid bedrogenen. Zij vullen elkander aan, zooals zij elkander vertegenwoordigen. En langzaam maar zeker ontwikkelen zich de meer juiste voor stellingen en denkbeelden omtrent onderlinge verhoudingen. Wij storen ons niet aan de verdachtmaking, het schouderop halen, het glimlachen, het twijfelen links en rechts, maar volgen de ingeslagen richting; want wij hebben een goed, een grootsch doel voor oogen. Wij willen woekeren met de goede eigenschappen der menschen en daardoor de kwade neutraliseeren. Zal dan inderdaad de verzoening komen? Zullen wij ze beleven Wij vragén het niet, evenmin als zij, die vóór ons kwamen, wier werk het onze voorafging, het angstvallig gevraagd hebben. Wij zijn de erfgenamen van een schat van kennen, weten en ver mogen. Het is onze plicht den heerlijken voorraad uit te breiden en erflaters te worden van nog grooter rijkdom. Laat ons dan arbeiden, zoolang het voor ons dag is, en moedigen wij anderen tot arbeid aan. Onderzoeken wij alles en behouden wij het goede om het te beves tigen en uit te breiden. Bestrijden wij den twijfel, maar maken wij ons zyne critiek ten nutte. Bestrijden wij het pessimisme, maar waken wy tegen optimis tische zelftevredenheid. Laat ons practisch zijn zonder zelfzuchtig of cynisch te worden. En bewaren wij ongekreukt het ideaal, dat ons aan het alle- daagsche ontheft, als een talisman bij de stormen des levens, in het heiligdom des harten. Zóó kome de verzoeningdoor de aaneensluitingde rechtvaardig heidhet plichtsbesefden arbeid en het geloof aan het Hoog ere." 't Behoeft niet gezegd te worden, dat de bezielde en bezielende voordracht van den heer Wertheim geestdriftige toejuichingen vond. Alvorens de punten, welke aan de orde waren, mede te deelen, geven wij hier een résumé van het verslag van het Hoofdbestuur aangaande den staat der Maatschappij en zijne verrichtingen gedurende het afgeloopen jaar: Tegenover de belangrijke vermindering van het aantal leden, welke in het vorig jaarverslag moest worden gemeld, kan het Hoofdbestuur dit verslag beginnen met de mededeeling, dat het aantal leden bij de intrede van het nieuwe dienstjaar vermoede lijk zal zijn 16368 gewone leden en begunstigers, benevens 387 eereleden, dat is in het geheel 241 leden meer dan bij den aan vang van dit jaar. In het Hooldbestuur werden de aftredende leden, mr. H. P. G. Quack, te Amsterdam, en mr. P. J. G. Van Diggelen, te Zwolle, vervangen door de heeren mr. G. A. Van Hamel, te. Amsterdam, en mr. A. Bloembergen Ez., te Leeuwarden.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1888 | | pagina 2