HELDERSCHE EK N1EUWEDIEPER COURANT. Nieuws- en AdTertentieWad voor Hollands Noordertwartier. 1888. N° 66. Vrijdag 1 Juni. Jaargang 46. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag. Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90. franco per post 1.20. Uitgever A. A. BAKKER Cz. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. VERTREK DER MAILS. Oost-Inaië. Met de stoomschepen van de Maatschappij „Nederlaud" en van de „Rotterdamsche Lloyd". f) Met de Fransche paketbooten. Met de Britsche paketbooten. Over Amsterdam of Rotterdam van 's Gravenhage 11.45 's avonds. Over Marseille van 's Gravenhage 4.15 's avonds. Over Marseille van s Gravenhage 8.15 's morgens. Over Brindisi van 's Gravenhage 12.30 's avonds. 1 Juni 8 15 22 29 5 Juni 12 19 26 3 Juli 2 Juni 16 30 8 Juni 22 Met de stoomschepen der Maatschappij „Nederland". Padang wordt alleen aangedaan door de stoomschepen van de Maatschappij „Nederland". West-Indië. Yia Engeland. (Verzending). Suriname: van 's Gravenhage: 13 en 27 Juni, te 8.15 's morg. Cura9ao, Bonaire en Arubavan 's Gravenhageover New-York: 8 Juni, te 6 u. 's avonds; over Engeland: eiken Donderdag te 6 uur 's avonds; over Havre: den 13 en 27 van elke maand te 12.30 's avonds. St. Martin, St. Eustatius en Saba: van 's Gravenhage: 13 en 27 Juni, te 8.15 's morgens. Via Amsterdam. Suriname: van 's Gravenhage den llden van elke maand, ten 11.45 's avonds. Cura9ao, Bonaire en Aruba: den llden van elke maand, ten 11.45 's avonds. Binnenland. De Haagsche correspondent van de „Zutf. Crt." noemt het een opmerkelijk teeken des tijds, dat de alge- meene vergadering van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen ditmaal is gepresideerd geworden door den heer A. C. Wertheim. „In de eerste eeuw van het bestaan der Maatschappij heeft nooit e.en Israëliet in het Hoofdbestuur zitting gehad en het heeft zelfs lang geduurd voordat zij 15) IJslandsche visschers. Naar het Fransch van PIERRE LOTI. Op zekeren morgen het was ongeveer drie uur zat een gedeelte der bemanning op het dek te droomen, toen plotseling onduidelijk het geluid werd gehoord van stemmen, die hun vreemd voorkwamen. Verbaasd zagen zij elkaar aan: „Wie zei daar iets?" Niemand. Ja, die stemmen kwamen van buiten, uit den nevel. De matroos, die met de zorg was belast voor den misthoorn, waarin sedert den vorigen avond niet geblazen was, vloog daarheen en spande al de kracht zijner longen in om een langgerekten alarmkreet voort te brengen. Dat geluid alleen joeg te midden van de stilte iemand reeds een rilling over de leden. En thans was het alsof die trillende hoornmuziek plotseling een verschijning had opgeroepen; tegen den nevel teekende zich onverwacht, dreigend, hoog, vlak by hen, een groot, grijsachtig lichaam af: masten, ra's, touwwerk, een geheel schip; het kwam niet langzamerhand te voorschijn, maar terstond in zijn geheel, gelijk een beeld uit een tooverlantaarn plotseling zich op een gespannen wit laken vertoont. En daar verschenen andere mannen, dichtbij, over de verschansing leunend en hen aanstarend met door verbazing en schrik wijdgeopende oogen... A 'len grepen naar riemen, stokken, noodmasten, naar alles wat maar lang en stevig was en staken ze over boord om dat schip en die bezoekers op een afstand te houden. Deze van hun zijde deden eveneens. Maar alleen de ra's raakten elkaar boven hun hoofden aan en het mastwerk was in een oogenblik weder los, zonder dat het schip eeDige averij had opgeloopen. De schok, bij kalme zee niet zeer hevig, werd geheel gebroken, ja was zoo zwak, dat het scheen alsof het vreemde schip een weeke, slappe massa was, byna zonder gewicht. Nu de schrik voorbij was, begonnen de mannen te lachen zij herkenden elkander: „Hade Maria." „Hallo! Gaos, Laumec, Guermeur!" Het spookschip was de Koningin .Bertha, kapiteinLar voër, ook van Paimpolde matrozen waren jongens uit de omliggende dorpen die groote, met zijn zwarten baard, die lachend zijn tanden liet zien, was Kerjegou van Ploudaniel, en de anderen waren uit Plounès of Ploune'rin. „Waarom hebben jullie niet in je hoorn geblazen, schurkentroep vroeg Larvoër van de Koningin Bertha. „En jullie danzeeschuimers, zee-onkruid „O! wij...dat is wat anderswij mogen geen leven maken." (Hij liet zijn antwoord vergezeld gaan van een vreemden glimlach, alsof er een vreeselijk geheim achter schoolen de herinnering aan dien glimlach gaf later aan de matrozen van de Maria heel wat te denken.) En alsof hy vreesde reeds te veel gezegd te hebben, liet hij er gekscherend op volgen „Hij daar heeft onze misthoorn doen barsten, toen hy er in blies." L-den der Maatschappij konden worden. Trouwens, bij de liatste reglements-herziening is het Christelijk cachet nog in artikel één bewaard geworden, maar het blijkt nu, dat zelfs geloovige Israëlieten geen bezwaar behoeven temaken om dat te onderschrijven. Wat stak de verdraagzame en vaderlandlievende rede van den begaafden Israëliet, die door de Staten van Holland eene plaats in de Eerste Kamer is waardig geacht, gunstig af bij de anti-semitiesche philippica, waarmede onlangs een zeer hoog geplaatst rechterlijk ambtenaar zijne Israëlitische landgenooten aan de algemeene verachting wenschte prijs te geven. Op de door hem gepresideerde Nutsvergadering heeft, zegt de briefschrijver, de woordvoerder van het volk van Israël echter duidelijk kunnen bespeuren, dat haat tegen zijne geloofsgenooten, die hier hun vaderland hebben gevonden en niet als gasten, maar als broeders willen behandeld worden, alleen nog voorkomt in het brein van enkele fanatieke anti-revolutio nairen." Men meldt uit Naaldwijk: „De asperge-verzending is thans in vollen gang. Kwaliteit zoowel als kwantiteit laten niets te wenschen over, doch de prijzen zijn laag. Voor de witte besteedt men 15 20 cent per bos, terwijl men voor de blauwknoppen slechts 10 cent betaalt. De vruchtboomen prijken in vollen lentedos, en wanneer geen nachtvorst haren nadeeligen invloed doet gevoelen, zal er dit jaar fruit in overvloed zijn. De aardappelen staan mooi op rij, doch groeien, evenals het koren, slecht, tengevolge van het koude, schrale weder. Ook het gras vermindert sterk, zoodat de koeien niet te veel geven voegt men hierbij de lage prijzen van boter en kaas, dan kan men zeer goed begrijpen, dat de boeren alleszins reden tot klagen hebben. De veestapel is gezond." Te Kolhorn gaat het dit jaar met de geepvisscherij zeer onvoordeelig. Hoewel de prijzen hoog zijn, hebben eenige het reeds opgegeven, daar de vangst te onbeduidend is, om slechts aan een half daggeld te kunnen toekomen. De laatste jaren is men hieraan gewoon; toch wordt het telkens opnieuw beproefd. In vroegere jaren werden dui zenden guldens in enkele weken besomd, en jaar op jaar hoopt men, dat die goede tijden zullen wederkeeren. In de elfde zitting van de Algemeene Synodale Commissie der Ned. Herv. kerk werd dispensatie verleend van art. 23 van het reglement op de vacaturen aan den kerkeraad te Eierland op Texel en ring Burg. Daarbij wees hij op een matroos met een gedaante als de zeegod Triton zelf, met breede borst en breede schouders, te breed, en zeer korte beenen, hetgeen aan zyn krachtig voorkomen iets bespottelijks en tegelyk iets angstwekkends gaf. Terwijl men zoo bij elkaar was, wachtende tot de een of anderen bries of strooming in het water de schepen van elkaar zou scheiden, maakte men een praatje. Zonder de stokken los te laten, waarmede zij elkander op een afstand moesten houden, als belegerden en belegeraars met pieken zouden doen, spraken zij samen over het vaderland, over de laatste brieven van daar ontvangen, over de bloedverwanten, over de vrouwen. „Wat de mijne aangaat," zei Kerjegou, „zij heeft mij kort geleden mijn twaalfde kind geschonken." Een ander had een dergelijk bericht, met dat verschil, dat zyn kroost met twee vermeerderd was, en een derde vertelde, dat de mooie Jeannie Caroff een meisje dat al de IJslanders kenden gehuwd was met een ziekelijken, maar rijken grijsaard uit Plourivo. Zy zagen elkaar als het ware door een wit gordijn, dat ook de klank van de stemmen scheen te veranderendeze klonken dof en als uit de verte. Yann kon al dien tijd zijn oogen niet afwenden van een der visschers, een klein oudachtig mannetje, dat hij nog nooit ergens had gezien, en dat hem niettemin terstond op vertronwelyken toon had aangesproken met: „Dag, lange Yann." Hij had het leelijk, afstuitend voorkomen van een aap en knipte, evenals zulk een dier doen kan, elk oogenblik boosaardig met de oogen. „Men hoeft," zei Larvoër van de Koningin Bertha nog, „mij geschreven dat de kleinzoon van de oude Yvonne Moan van Ploubazlanec, die in dienst was op het eskader in China, dood is; het spijt mij erg." Allen keerden zich, toen zij dat hoorden, naar Yann, a]s wilden zij hem vragen of hij die ongelukkige tyding reeds wist. „Ja", zei hij op gedempten toon, terwijl hij zijn gelaat in een trotsche, onverschillige plooi zette, „mijn vader heeft het in zijn laatsten brief geschreven." Zij zagen hem allen aan, verbaasd hem zoo onverschillig te zien, en dat hinderde hem. Zij wisselden nog haastig eenige woorden door den bleeken mist, want hun vreemdsoortig onderhoud zou waarschijnlijk slechts enkele minuten duren. „Mijn vronw schryft mij tevens," ging Larvoër voort, „dat de dochter van mynheer Mével de stad heeft verlaten en in Plou bazlanec is komen wonen om haar oud-tante, moeder Moan, te verzorgen; zij werkt thans overdag bij de menschen om haar brood te verdienen. Ik heb trouwens altijd wel gedacht, dat zij een flinke, brave meid was, ondanks haar damesmanieren en haar kanten en strikken." Onwillekeurig zagen allen weder naar Yann, wien dit zoo mishaagde, dat het bloed naar zijn gebruinde wangen steeg. Dat praatje over Gaud besloot hun gesprek met de bemanning van de Koningin Bertha, die niemand ooit zou wederzien. Een oogenblik schenen hun gestalten reeds minder duidelijk, want hun schip was niet meer zoo naby, en eensklaps voelden die van de Maria, dat hun stokken tegen niets meer stoottenal de haken, riemen of masthouten bewogen zich nog slechts in de ledige Volgens uitgebracht verslag over 1SÖ7 omtrent den toestand der Theologische School te Kampen, waren voor den afgeloopen cursus 76 studenten ingeschreven, van wie 31 in de theologische en 45 in de litterarische vakken studeerden. Bij het jaarlijksch examen werden 18 studenten uit de voorbereidende school tot de theologische lessen bevorderd. Negen theologische studenten deden het over gangsexamen A, terwijl 6 studenten werden bevorderd als candidaat tot den Heiligen Dienst. Jl. Maandag hield de Nederlandsche Weerbaarheids- bond zijne 19de jaarlijksche algemeene vergadering te Utrecht, onder leiding van Jhr. Beelaerts van Blokland. De rekening van den Penningmeester sloot met een voordeelig saldo van f 556.15^. Onder de ontvangsten was een bedrag van f 670, overgedragen door den vorigen Penningmeester, den heer Merkus, met een schrijven, waarin tevens het bedrag van de op den Bond rustende schuld kenbaar werd gemaakt. Tot dusver was zelfs het tegenwoordig centraal comité nog niet bekend geweest met dat juiste bedrag. Er valt niets belangrijks nopens het ter vergadering verhandelde te melden. De kas laat niet toe, een wedstrijd te houden. In de plaats van de heeren Moerman (over leden) en Jhr. Beelaerts van Blokland (aftredend) werden tot leden van het centraal bestuur gekozen de heeren Max en Van Boelens van der Haer. Berichten uit Batavia, dd. 28 April 11., luiden o. a. „Den 21 sten ten 1 ure arriveerde te Tandjong Priok Zr. Ms. schroefstoomschip 1ste klasse „Van Galen" van eene reis om de Kaap de Goede Hoop, waarvan état-major en bemanning bestemd zijn om hunne Indische collega's af te lossen. Daar de officier van gezondheid, tengevolge van een gedanen val, aan eene hersenschudding leed, bleef het gebruikelijk saluut achterwege. De „Van Galen" zal binnen eene maand weder repatriëeren." De sergeant-majoor Jhr. Van der Maesen de Sombreff, van het Oost-Indische leger, die het vorig jaar wegens zijn heldhaftig gedrag voor den vijand benoemd werd tot ridder der Militaire Willemsorde, is dezer dagen wegens opnieuw betoonde daden van „moed, beleid en trouw" op het slagveld, benoemd tot 2den luitenant. Jl. Dinsdag is aan de Stolpe (gem. Zijpe) de boeren plaats afgebrand van J. Hz. Smit, wiens inboedel met vee dien dag in veiling gebracht zou worden. ruimte en vielen één voor één als doode armen neêr in zee. Men haalde dus die nutteloos geworden verdedigingsmiddelen in de Koningin Bertha, weder omgeven door den dikken mist, was op eens uit het oog verdwenen, zooals een doorschijnend beeld uitgewischt wordt wanneer men de lamp, die er achterstaat, uitblaast. Zij trachtten haar nog aan te roepen, maar niets ant woordde hen dan een spottend getier van verscheidene stemmen, eindigende in een zucht, die hen elkander met verbazing deed aanstaren. Diezelfde Koningin Bertha kwam niet met de andere IJslanders terug, en daar de bemanning van de Samuel' Azénido in de fjord eenig houtwerk had gevonden, dat blyk-- baar van haar afkomstig was (de boog van den achterspiegel en een stuk van de kiel), verwachtte men haar ook niet langer. In October werden de namen van al haar opvarenden op zwarte bordjes in de kerk geplaatst. Tu38chen die laatste verschijning, wier datum de bemanning van de Maria goed had onthouden, en het tydstip van den terugkeer was het bij IJsland echter steeds goed weder geweest, terwijl daarentegen drie weken vroeger een windvlaag uit het westen verscheidene zeelieden en twee schepen had verzwolgen. Men herinnerde zich den glimlach van Larvoër, en dat alles samen gaf veel te denkenYann meende meer dan eens dien matroos met zijn apengezicht weder te zien, en eenigen van de Maria vroegen zich bevreesd af of zy dien morgen ook met de afgestorvenen hadden gesproken. De zomer verstreek, en toen tegen het einde van Augustus 's morgens de eerste mist kwam opzetten, zag men de IJslanders terugkomen. Sedert drie weken woonden de twee eenzaam achtergeblevenen samen tc Ploubazlanec in de hut van de Moans; Gaud had de plaats van dochter ingenomen in dat oude zeemansnest. Zij had er alles heengebracht, wat men haar had laten houden na den verkoop van haars vaders goedhaar mooi steedsch ledikant en hare fraai gekleurde rokken. Zij had zelf haar nieuwe, eenvoudige zwarte japon gemaakt en droeg, evenals de oude Yvonne, een rouwmuts van dik neteldoek, zonder eenige andere versiering dan een paar plooien. Alle dagen werkte zij als naaister bij de rijke lieden in de stad en kwam 's avonds thuis zonder dat zy door aanbidders werd lastig gevallen, daar zij nog steeds wat trotsch gebleven was en men haar altyd nog als een dame beschouwde; de jongens brachtten, wanneer zy haar goeden avond zeiden, ook evenals vroeger, de hand aan den hoed. In de schoone zomerschemering kwam zij langs den kustweg uit Paimpol terug, terwijl zij met ruime teugen den verkwik- kenden zeewind inademde. Het naaiwerk was niet by machte geweest haar jonge gestalte te misvormen zooals bij zoovelen gebeurt, die den ganschen dag scheef over hun werk gebogen zitten hier aan de zee richtte zy zich weer in haar volle schoonheid op, turend naar het ruime sop, waarop in de verte, heel in de verte Yann zich bevond... Deze zelfde weg voerde naar zyn woning. Wanneer men een eindje verder doorliep, tot de streek rotsaebtiger werd en meer open lag voor den wind, kwam men aan het gehucht Pora-Even^

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1888 | | pagina 1