HELDERSCHE EK KIEUWEDIEPER COURAKT. Nieuws- en Advertentieblad T0»r HoliaDds Noorderkwartier. 1888. N° 68. Woensdag 6 Juni. Jaargang46. PUB LICA TIE. STREMMING DER PASSACE. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag. Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90. Itudco per post 1.20. Uitgever A. A. BAKKER Cz. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Advertentiên: Van 1—4 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. De Commissaris des Konings in Noordholland, brengt ter kennis van belanghebbenden, dat de dubbele draaibrug over het Noordhollandsch Kanaal aan de voor malige Friesche poort te Alkmaar, ten behoeve eener uit te voeren herstelling, van en met Dinsdag 5 Juni e. k. tot en met Donderdag 7 Juni d. a. v., voor het verkeer zal zijn gesloten, en dat gedurende dien tijd in den overtocht van voetgangers en lichte handwagens en desgevorderd ook van klein vee zal worden voorzien door eene hulppont, terwijl het verkeer van rij- en voertuigen over de nabij gelegen Schermeer-vlotbrug, aan de Bierkade aldaar, zal kunnen plaats hebben. Haarlem, 31 Mei 1888. De Commissaris des Konings voornoemd, SCHORER. Verslag omtrent lichtsterkte, druk en zuiver heid van het lichtgas der gemeente Helder, gedurende de maand Mei 1888. Licht sterkte 100 kub. voet gas in grains. Zwavel water stof. Niet aanwe- 100 kub. voet gas in grains. Van 's avonds 7 uur tot's nachts 12 uur: 35 tot 25 millimeters. Van 's nachts 12 uur tot 's morgens 7 uur: 25 tot 20 millimeters. Van 's morgens 7 uur tot 's avonds 7 uur: 20 tot 26 millimeters. De deskundige, (gct.) A. C. ROEM. IV) IJslandsche visschers. Naar het Fransch van PIERRE LOTI. De regen viel onophoudelijk met een kletterend geluid neder, en voortdurend hoorde men het water van het dak langs den muur naar beneden stroomen. In het stroo en het mos waren langzamerhand een soort van goten ontstaan, die den regen altijd met hetzelfde eentonige geruisch afvoerden op sommige punten lekte het door, .zoodat hier en daar plassen ontstonden op den vloer van het vertrek, die eenvoudig gevormd werd door den rots bodem, waarop men grint en schelpen had neergestrooid. Het water was overal, het omgaf haar aan alle kanten met zijn nooit eindigende, koude stortvloedenals dolzinnig werd het voortgezweept, terwijl het de duisternis nog zwarter maakte en de enkele hutten op de vlakte van Ploubazlanec nog verder van elkander scheen te verwijderen. De Zondag-avonden waren voor Gaud de treurigste, omdat men dan overal elders vroolijk by elkander waszelfs in die verloren hutten aan de kust had men dan zijn gezellige uren altijd klonk bier of daar uit een stevig gesloten hut, tegen wier muren de regen voortdurend kletterde, een luid, opgewekt gezang. Daar binnen zaten de mannen aan tafels te drinken bij een rookerig vuurde ouderen stelden zich tevreden met den brande wijn de jongeren maakten het hof aan de meisjeszij zongen om zichzelf te bedwelmen, voor zoover de brandewijn het niet deed. En steeds begeleidde hen de zee, hun toekomstig graf, met haar ontzaglijke stem, die alles overheerschte... Sommige Zondag-avonden gingen troepjes jongelieden, die uit de herbergen of uit Paimpol kwamen, den weg langs die voorbij de deur van de Moans liep. Deze woonden in dien uithoek van Pors-Even. Het was altijd laat, als zij voorbij kwamen, zonder zich te bekommeren om het ncerstroomende water, gewend als zij waren aan rukwinden en stortzeeën. Gaud hoorde naar hun gezang en hun geschreeuw weldra overstemd door een nieuwe windvlaag, of door het geluid van de branding luisterend of zij de stem van Yann ook kon onderscheiden, en bevende wanneer zij meende die te hebben herkend. Dat hij nog niet weder bij hen geweest was, was verkeerd van Yannen dat hij nu zoo vroolijk kon zyn, zoo kort na den dood van Sylvester dat kon zy zich maar niet voorstellen Neen zy begreep hem niet meer en toch kon zy zich niet van hem losmaken zij kon niet gelooven, dat hij geen hart had. Feitelijk had hy na zijn terugkomst uit IJsland wat ongestadig geleefd. Eerst had by deelgenomen aan den gewonen Octobertocht naar de golf van Gascogne, dien tijd wijden de IJslanders zich hoofdzakelijk aan het genoegen, daar zij dan geld hebben waarmede zij naar vrije wil kunnen rondspringen. Zy ontvangen dan kleine voorschotten die de kapiteins geven op de opbrengst van de vischvangst, terwijl later in den winter geheel wordt afgerekend. Zooals alle jaren was men op de eilanden zout gaan halen, en hij was op Saint-Martin-de-Ré weder verliefd geworden op zijn meisje van het vorige jaar, een fiksche brunette. Zij hadden samen in den vroolijken zonneschijn door de lachende wijngaarden gewandeld, by het gezang der leeuwerikken, den geur van de Binnenland. In de oprichting van den Nederlandschen Werkgevers- bond begroet de „N. Rott. Crt." met ingenomenheid een nieuwen loffelijken maatregel in bet belang der werkmans klasse. Al bestaat er sedert eenigen tijd een Pensioen- vereeniging voor werklieden, er is alle grond om te vreezen, dat, wordt de zaak aan haar vrijen loop overgelaten, bet nog zeer lang kan duren voordat het denkbeeld, om ziek door een klein offer het genot van een onbekommerden ouden dag te verzekeren, onder onze werklieden wortel schiet. Het komt der ,/N. Rott. Crt." voor, dat de Werk- geversbond, wanneer bij er in slaagt een gewenschte samen werking te verkrijgen met de Pensioen vereeniging voor werklieden, den goeden weg gevonden heeft, vooral ook wanneer de hulp van den Staat wordt verkregen, om aan de verzekerden de grootst mogelijke veiligheid voor bun belegde gelden te waarborgen. Om de zaak der werklieden-pensioenen verdacht te maken bij de arbeiders, heeft men verkondigd, dat de rijken daar- oor ijveren uit eigenbelang, omdat als de werklieden door pensioen verzekering zorgen voor hun ouden dag, bet getal armlastigen belangrijk zal verminderen, en bij gevolg de rijken winnen wat de werklieden aan verzekeringspremiën betalen. Dat de werkman, die zich een pensioen verzekert voor den ouden dag, behoed wordt voor het treurige lot van te vervallen aan het armbestuur, is waar, zegt de ,/N. Rott. Crt." Maar dat is juist de goede zijde der pensioen verzekering; het is een zegen voor den werkman, wanneer hij niet na een werkzaam en oppassend leven ten laste van anderen komt, zijn einde niet moet halen door liefdegiften. Zelfs wanneer het waar was, dat men met het bevorderen der pensioenverzekering voor werklieden geen ander doel voor oogen had dan de armenzorg te ver minderen, zou dat dan afkeuring verdienen? Het pauperisme is zeker geen teeken, dat de maatschappij gezond is. Onwaar is bet bovendien, dat eenige last van de schouders der rijken wordt overgebracht op die der onvermogenden. Wanneer de patroon van die premie twee derden betaalt en anderen dragen bij om het betalen van de boogere premie, die van den ouderen werkman wordt gevorderd, mogelijk te maken, dan blijft er wel degelijk ook op de schouders van de vermogenden een last rusten. Wie het afkeurt, dat ock de werkman zelf bijdraagt, keure liet ook af, dat de werkman spaart; zijn bijdrage toch in het pensi rype druiven en de kastanjes en de frissche zeeluchtzy hadden samen gezongen en gedanst op de avonden van den wijnoogst, waar men zich uit verliefdheid en lichtzinnigheid dronken drinkt aan den zoeten wijn. Vandaar was de Maria naar Bordeaux gegaan, en daar had hij in een café met mooi vergulden gevel de juffrouw van het horloge teruggevonden, door wie hij zich weder acht dagen had laten aanbidden. In de maand November in Bretagne teruggekeerd, had hy daar bij verschillende huwelijken van vriendeD de rol van bruidsjonker op zich genomen en bijna al den tijd in zijn mooie kleeren door gebracht dikwijls was hij na middernacht tegen het einde van het bal dronken. Iedere week had hij een nieuw avontuur, dat de meisjes terstond met veel overdrijving aan Gaud vertelden. Drie- of viermaal had zy hem van verre op den weg van Ploubazlanec zien aankomen, maar altijd was zij tydig een zypad ingeslagentrouwens, hij nam dan ook altyd een anderen weg over de heide. Alsof zy zulks stilzwygend waren overeengekomen, ontvluchtten zy elkander steeds. Te Paimpol heeft een zekere juffrouw Tressoleur, een stevige dame, in een van de straten die op de haven uitloopen, een herberg, onder alle IJslanders wel bekend. Daar komen de kapiteins en de reeders met de matrozen een borrel drinken, zoeken de sterksten uit en monsteren die aan voor hun equipage. Vroeger mooi en nog altijd vol beleefdheden tegenover de visschers, is juffrouw Tressoleur thans een vrouw, wier lippen met gryzend haar bedekt zyn, met een breede mannengestalte en nooit verlegen met haar antwoord. Een marketentstersgezicht onder een groote witte nonneokapin haar geheele wezen ligt trouwens iets dat aan een religieuse doet denken, iets dat men niet onder woorden kan brengen, maar dat bestaat, alleen reeds omdat zij een Bre- tonsche is. In haar hoofd staan de namen geschreven van al do zeelieden uit den omtrek zij kent de goeden en kwaden onder hen, weet precies hoeveel zy verdienen en hoeveel zy verdienen kunnen. Op zekeren dag in Januari zat Gaud, die zij had laten komen om een japon te naaien, daar in een klein vertrekje achter de gelagkamer. De voordeur van het huis is gevat tusschen twee steenen stijlen de bovenverdieping steekt een weinig naar voren uit, zooals men veel bij ouderwetsche huizen ziet. Als men de deurknop omdraait, slaat de wind bijna geregeld de deur met een ruk open, waarom de bezoekers allen haastig binnentreden, alsof een golfslag hen in het vertrek wierp. De gelagkamer ia laag, maar ruim op de gewitte muren hangen schilderyen met vergulde lijsten, waarop men tafereelen uit het visschersleven ziet afgebeeldhier een thuiskomst, daar een schipbreuk. Zoolang Paimpol bestaat, in den kapertyd even goed als thans onder de IJslanders, die weinig van hun voorouders verschillen, hebben er tusschen die oude muren heel wat matrozenliederen weerklonken en zijn er heel wat ruwe en woeste feestgelagen gehouden. Verscheidene menschenlevens zyn daar, meestal in dronkenschap, aan die houten tafels verpand of verdobbeld. Met haar naaiwerk bezig, luisterde Gaud naar een gesprek, dat achter het beschot van het buffet tusschen Tressoleur en twee oenfonds, is niets anders dan een spaarduit voor den ouden dag. In tegenwoordigheid van den Minister van Marine, van Binnenlandsche Zaken, van Koloniën en van Waterstaat en zeer vele genoodigden, meest burgerlijke en militaire autoriteiten met hunne dames, werd jl. Zaterdag precies te 1*2 uur de Kuntstnijverheids-Tentoonstelling te 's Hage geopend. De plechtigheid werd ingeleid door een feest muziek van de Koninklijke Militaire Kapel en een feestzang van de Koninklijke Zangvereeniging vCaecilia'. Dr. Mulder, Voorzitter van het Tentoonstellings-Comité, verwelkomde de genoodigden, dankte voor de ondervonden medewerking en gispte de tegenwerking door het comité van één zijde ondervonden. De heer Conrad, Voorzitter der Hollandsche Maat schappij van Nijverheid, opende de Tentoonstelling na een rede. waarin hij de Tentoonstelling noemde de vrucht van de wetenschap en de energie van vroegere en tegenwoor dige Nederlanders. De Tentoonstelling is nog niet geheel gereed, doch belooft zeer schoon te zijn. Vele inzendingen zijn reeds opgesteld. Vooral de Hindeloper kamer in het gebouw en het Marker huis met de bewoners op het terrein, trekken zeer de aandacht. Naar het ffHld. meldt, heeft Z. M. de Koning eene der groote plantenkassen van Soestdijk laten afbreken en den inhoud aan het Kon. Zoöl. Genootschap ,Natura Artis Magistra" te Amsterdam ten geschenke gegeven. De kas bevat ongeveer duizend tropische planten en gewassen. Werd vóór eenige dagen melding gemaakt van step- hoenders, in de Kirgizen tehuisbehoorende, die zich hier en daar in ons land zouden vertoond hebben, thans bericht men uit Houtrijk en Polanen, dat ook aldaar zulk een vogel levend is gevangen. Het diertje is voorloopig in verzekerde bewaring gesteld bij den hotelhouder W. Coppee, die het in zijne volière heeft opgesloten en voor iedereen ter bezichtiging heeft gesteld. Te Vlissingen noemt men den heer G. H. Thomassen Theussink van der Hoop, oud-lid der Tweede Kamer voor het district Steenwijk, thans Burgemeester van Doorn spijk, als vermoedelijk opvolger van den heer Arie Smit, Burgemeester van Vlissingen. De assuradeur P. J. Van der Aa, te Amsterdam, is wegens valschheid in geschriften (brandpolissen), acht malen gepleegd, verwezen naar de openbare terechtzitting. oude visschers gevoerd werd. Do oudjes hadden het samen over een fraai schip, dat men in de haven bezig was op te tuigennooit zou, naar zij meenden, die Léopoldine gereed kunnen zijn vóór het naderend seizoen «Niet gereed gaf de waardin vaardig ten antwoord, „niet gereed?" of ze! Ik zeg je dat gisteren haar equipage is aangemonsterdal de lni van de onde Maria van Guermeur, die voor afbraak zal verkocht wordenvyf jonge mannen, die hier voor mij aan dezen tafel met mijn pen hebben geteekendEn flinke kerels: Laumec, Tugdual Caroff, Yvon Duff, de jonge Keracz van Trcguier en de groote Yann Gaos van Pors-Even, die wel voor drie telt." De Léopoldine Die naam, ternauwernood gehoord, van het schip waarmee Yann vertrekken zou, had zich terstond in Gauds geheugen vastgezet, alsof hy met een hamer er in geslagen was. Toen zy 's avonds in Ploubazlanec als naar gewoonte by het licht van haar kleine lamp zat te arbeiden aan het werk, dat zy uit de stad had medegebracht, weerklonk in haar ooren immer dat woord als iets droevigs. Aan de namen van menscben en schepen hecht men nu eenmaal, bijna hebben zy een beteekenis. En dat nieuwe ongewone woord Léopoldine bleef haar met onnatuurlijke, onheilspellende hardnekkigheid by. Zy had gedacht dat Yann weder zou vertrekken met de Maria, die zy vroeger eeDs had bezocht, die zij kende, die zoovele jaren reeds op haar gevaarlyke reizen door de porseleinen maagd was beschermd en de verandering in Léopoldine joeg haar als 't ware schrik aan. Weldra echter zei ze tot zichzelve, dat het haar ook eigenlijk niet aanging; dat niets, van wat hem betrof, haar meer belang mocht inboezemen. En welk belang kon het haar ook inboezemen, of hij hier was of elders; of by zich op dit of op dat schip bevond of hy vertrok of terugkeerde Zou zy meer of minder ongelukkig zijn als hij in IJsland was; als de zomer weder zijn lauwe, matte hand uitstrekte over de eenzame hutten, de verlatene, in angstige spanning wachtende vrouwenof als een nieuwe herfst aanbrak en deze de visschers weder naar huis zon voeren Dat alles was haar onverschillig, was voor haar hetzelfde; haar zou dat geen vreugde, geen hoop meer kunnen geven. Elke band tusschen hen was verbroken, nu hy zelfs den kleinen Sylvester kon ver geten; zy moest nu maar begrypen, dat van dien eenigen droom, dien eenigen wensch van haar leven, in werkelijkheid nooit iets kon komen zij moest dien Yann en al wat op hem betrekking had, vergeten, zelfs dien naam van IJsland, die zulk een weemoedige bekoring uitoefendedat alles moest uit haar geheugen worden weggevaagd, het was gedaan, gedaan voor immer. Zy sloeg een liefderyken blik op de arme, slapende, oude vrouw, die haar nu nog noodig had, maar die binnen korten tijd wel zou sterven. En waarom zou zij dan nog blijven werken, blijven leven Buiten was do westenwind weder opgestoken en het van het dak nederstroomende water vergezelde weder met zyn eentonig gekletter het geloei van de in de verte golvende zee. En ook haar tranen begonnen te vloeien, tranen van een wees en van een verlatene, die stil op haar werk neêrvielen gelijk een zomerregen, welke door geen enkelen wind wordt aangevoerd en die plotseling met dikke droppels uit een te bezwaarde wolk

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1888 | | pagina 1