HELDERSCHE
EN IVIEUWEDIEPER COURANT.
Nieuws- en Adrerteetieiilad vour Hollands Noorderkwartier.
1888. N° 81.
Vrijdag 6 Juli,
Jaargang46.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
7> DE KLEINE LORD.
„Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90.
franco per post 1.20.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
EENE VOLKSBEHOEFTE.
Eenige invloedrijke mannen van verschillende politieke
richting hebben zich vereenigd tot het oprichten van een
dronkaards-asyl in Nederland en roepen daarvoor de mede
werking hunner landgenooten in. De drankzucht, meenen
zij, is eene ziekte die, tot eene zekerehoogte gekomen,
niet anders kan genezen worden dan door opneming van
den patiënt in een herstellingsoord, hoedanige reeds sedert
lang in andere landen, Amerika, Engeland, Duitschland,
Zwitserland, Frankrijk en Noorwegen bestaan.
De genezing van duizenden dronkaards in die gestichten
is bewezen. Daar hebben de lijders zekerheid om er tijdelijk
en groote kans om er blijvend herstel te vinden. Niet
allen genezen, maar in goed ingerichte asyls toch 24 tot
40 percent. En die genezing wordt bereikt door het toe
passen van eene doeltreffende geneeswijze, in de eerste
plaats gegrond op het stellige voorschriftniet drinken.
De smart der onthouding voor lichaam en ziel wordt zooveel
mogelijk dragelijk gemaakt, beider weerstandsvermogen
gewekt en op alle wijzen versterkt. Krachtig voedsel,
geschikte lectuur, opwekkende toespraak, gezonde arbeid
ziedaar de voornaamste geneesmiddelen die voorgeschreven
worden.
Het behoeft wel geen betoog, dat aan het hoofd van
zulk een gesticht eene voortreffelijke persoonlijkheid moet
staan een man, die zoowel liefde weet in te boezemen
als zedelijk overwicht weet te verkrijgen. Groot moet zijne
toewijding zijn, maar ook practisch zijn blik, krachtig
zijn geloof, maar ook scherp zijn menschenkennis. Wil
men weten wat zulk eene persoonlijkheid vermag, men
bezoeke b. v. het asyl te Lintorf bij Dusseldorp. Hoevelen
zijn daar onder leiding van ds. Hirsch van de ellendige
ziekte verlost geraakt en als nuttige burgers aan hun gezin,
aan de maatschappij teruggegeven!
Yan groot gewicht zijn natuurlijk ook de inrichtiug en
de ligging van het herstellingsoord. Het moet verrijzen
in eene streek, die gelegenheid biedt tot wandeling en
natuurgenot, eenzaam en toch uit alle oorden des lands
gemakkelijk te bereiken; goedkoop, opdat de verpleegkosten
zoo laag mogelijk kunnen worden gesteld.
Aan de volvoering van het plan, om ook in Nederland
een in alle opzichten voortreffelijk asyl te stichten, zijn
natuurlijk bezwaren verbonden, maar onoverkomelijk achten
[Uit het Engelsch van F. H. BÜRNETT.
Tot den dag van zijn vertrek toe bracht de kleine Lord den
meesten tijd door in den winkel van mijnheer Hobbs. Somber
heid zetelde op 's heeren Hobbs' voorhoofd; hij was stil en
terneergedrukt. Toen zijn vriendje hem met een triomfantelijk
gezichtje, als een aandenken een gouden horloge met ketting
bracht, viel het mynheer Hobbs moeilijk behoorlijk zijn dank uit
te spreken. Hij zette het doosje op zijne breede knie en snoot
een paar maal bijzonder luidruchtig den neus.
„Er staat iets opgeschreven," zei Cedric, „binnen in de
kast. Ik heb zelf aan den man gezegd wat hij er in moest
zetten„Van zijn oudsten vriend, Lord Fauntleroy, aan mijn
heer Hobbs. Als gij dit ziet, vergeet mij niet." Want gij moogt
mij niet vergeten!"
Mijnheer Hobbs begon weer vreeselijk hard te snuiten.
„Dat zal ik zeker niet doen," sprak hij met eene stem, even
heesch als die van Dick geweest was; „blijf gij ook aan mij
denken als gij daar bij al die Engelsche grootelui zijt
„Ik zal u nimmer vergeten, bij wie ik ook ben. Mijne pret
tigste, ten minste vele van mijne prettigste uurtjes, heb ik bij u
doorgebracht. Ik hoop, dat gij mij later eens zult komen opzoeken.
Grootpapa zou het zeker heel prettig vinden. Misschien zal hij
u zelf wel eens schrijven en het u vragen wanneer ik hem van
u vertel. Het kan u immers niet schelen, dat hij een graaf is,
nietwaar? Ik bedoel, dat gij niet weg zult blijven als hij het u
vraagt, omdat gij niet bij een graaf wilt komen?"
„Ik zou stellig komen om uwentwil," verklaarde mijnheer
Hobbs met de meeste welwillendheid.
Het bleef dus afgesproken, dat hij terstond zijn koffer pakken
en al zijne republikeinsche vooroordeelen op zijde zetten zou,
wanneer hy van den Graaf eene dringende uitnoodiging ontving
om een paar maanden op Dorincourt-Castle te komen door
brengen.
Eindelijk waren alle toebereidselen gemaakt; de dag kwam,
waarop kisten en koffers aan boord werden gebracht, het uur,
waarop het rijtuig voor de deur stond. Toen overviel den kleinen
knaap een zonderling gevoel van verlatenheid. Zijne moeder was
een poosje alleen geweest in hare eigene kamer en toen zij de
trap afkwam, waren hare oogleden vochtig en hare vriendelijke
lippen trilden. Cedric liep naar haar toe en zij boog zich over
hem heenhij sloeg zijne beide armpjes om haren hals en zy
kusten elkander. Hy voelde, dat er iets was, waarom zij beiden
bedroefd waren, al zou hy niet hebben kunnen zeggen wat het
was. Een enkele opmerking kwam hem maar over de lippen
„Wij hielden zooveel van dit huisje, nietwaar, liefste? Wij
zullen er altyd van blijven houden, is het niet zoo?"
„Ja ja," gaf zy met hare lieve, zachte stem ten antwoord.
jJa, mijn schat!"
En toen stapten zij in het rijtuig en Cedric ging dicht naast
haar zitten en toen zy zich nog eens omkeerde, om uit het raampje
te zien, keek hij haar aan en nam hare hand lief kozend in de zijne.
En toen het scheen alsof er geen tijd tusschen was
waren zij op de boot, midden onder allerlei drukte en gewoel;
rijtuigen reden af en aan en zetten passagiers af; passagiers
de ontwerpers die hier evenmin als elders. En innig over
tuigd dat eene dergelijke instelling een zegen zal worden
voor tal van ongelukkigen en hunne gezinnen, roepen zij
de medewerking in van allen die met hen doordrongen zijn
van het besef, dat hier te lande reeds te lang is verzuimd
iets te doen tot genezing van alcoholisten.
Of er bij voldoende medewerking terstond een asyl zal
worden opgericht, dan wel of men zal beginnen voorloopig
enkele drankzuchtigen op eene geschikte plaats onder leiding
en toezicht te stellen van een man, van wien men hoopt
en verwacht dat hij blijken zal geven de geschiktheid te
bezitten om later aan het hoofd van een herstellingsoord
te staan, dat zal afhangen van de omstandigheden en
van de inzichten der belangstellenden, die zich straks tot
eene commissie van uitvoering zullen vereenigen. Thans
komt het er in de eerste plaats op aan, dat zij, die het
doel toejuichen, van hunne instemming doen blijken.
Daartoe doen de ontwerpers op de burgers van Nederland
een drieledig beroep:
1. Gij allen die dit leest, zeggen zij, voor zoover gij het
met ons eens zijt, toont ons uwe instemming door toezen
ding van een naamkaartje of eene briefkaart.
2. Mocht iemand uwer bekend zijn met een uitnemend
persoon, geschikt en geneigd tot de betrekking van direc
teur, hetzij om de voormelde geneeswijze op kleine schaal
toe te passen in zijne eigene woning op enkele lijders,
hetzij om aan het hoofd te staan van eene eventueel grootere
stichting, zoo verzoeken wij daarvan opgave te zenden.
3. Mochten er onder u zijn die lust en opgewektheid
gevoelen om aan het werk dat wij tot stand wenschen te
brengen een meer werkzaam aandeel te nemen en b. v.
lid te worden van eene uitvoerende centrale of eene plaatse
lijke commissie, zoo zullen zij ons verplichten door ook
daarvan mededeeling te doen.
Antwoorden worden ingewacht en geldelijke hulp voor
de uit den aard der zaak kostbare inrichting wordt dank
baar aangenomen door den heer Herman Hoyer te Dor
drecht, die bereid is nadere inlichtingen te geven.
De circulaire, waaraan wij het bovenstaande ontleenden,
is onderteekend door „De voorloopige Commissie", bestaande
uit de heeren C. S. Adama van Scheltema, em. predikant,
te Arnhem mr. R. D. Baart de la Faille, rechter arr.-
rechtbank te Utrecht; mr. C. J. E. Graaf v. Bijlandt, lid
van Ged. Staten, te 's Hagedr. J. Coert, arts en genees-
maakten zich ongerust en zenuwachtig over bagage, die te laat
dreigde te komengroote koffers en kisten werden voortgesleept
of voortgedragen matrozen wonden de touwen los en liepen heen
en weerofficieren gaven hunne bevelenheeren en dames,
kinderen en kindermeiden kwamen aan boord enkelen lachten
en zagen er opgewekt uit, maar de meesten waren bedroefd en
stilhier en daar stonden er een paar te schreien of met hunne
zakdoeken te wuiven. Cedric vond overal iets te kijkende
groote stapels touw, de opgerolde zeilen, de lange, lange masten,
die bijna tot den blauwen hemel schenen te reiken, en hij begon
al plannen te maken om de matrozen eens aan te spreken en te
vragen hoe het eigenlijk met de zceroovers gesteld was.
Op het allerlaatste oogenblik, toen hij, op het bovendek over
de leuning gebogen, naar de toebereidselen tot de afvaart stond
te kijken en met aandachtige belangstelling de drukte onder de
matrozen gadesloeg, ontstond er eensklaps eene buitengewone
beweging in het groepje naast hem. Het scheen, dat de een of
ander zich met geweld een doortocht baande en hem naderde.
Het was een jongen met iets roods in de hand DickAdem
loos van inspanning kwam hij nader.
„Ik heb den heelen weg over hard geloopen," sprak hij. „Ik
kom u nog even goeden dag zeggen. De zaak gaat uitstekend
Dit heb ik voor u gekocht voor het geld, dat ik gisteren ver
diend heb. Gij kunt het gebruiken als gij by de grootelui zijt.
Ik heb het papier verloren toen ik beneden door al die menschen
heendrong. De kerels wilden mij niet naar boven laten gaan...
Het is een zakdoek."
.Hy sprak dit alles achter elkander alsof het één zin was. Daar
luidde de bel; hy sprong op, eer Cedric tijd had gehad om een
woord te zeggen.
„Vaarwelriep hij. „Gebruik hem als gij bij de grootelui
zijtEn weg was bij. Een oogenblik later zagen zij hem door
de menigte heendringen en den wal bereiken even vóórdat de
plank werd weggenomen. Hij stond op de werf en wuifde met
zijne pet.
Cedric hield den zakdoek in de hand. Hy was van helder
roode zyde met gele paardehoefjes en kopjes.
Nu volgde er een vreemd geschuif eh gekraak, en schijnbaar
groote verwarring. Do menschen op de werf begonnen hunne
vrienden toe te roepen en de menschen op de stoomboot riepen
terug
„Vaarwel, Vaarwel! Vaarwel!" Iedereen scheen te zeggen:
„Vergeet ons nietSchryf ons uit LiverpoolVaarwelVaarwel
De kleine Lord Fauntleroy stond by de leuning en zwaaide
zyn zakdoek.
„Dag Dick!" riep ook hij zoo luid hij kon. „Dank u wel,
voor den zakdoek Vaarwel Dick
En de groote stoomboot zette zich in beweging en de menschen
riepen nog eens en Cedric's moeder trok hare voile voor het
gezicht en op den wal was nog altyd veel drukte en rumoer,
maar Dick zag niets dan het vriendelyke kindergezichtje met de
blonde krullen, die door de zon beschenen, door den wind bewogen
werden, en hy hoorde niets dan de hartelijke kinderstem, die
„Dag, Dick riep, terwyl de kleine Lord Fauntleroy langzaam
voortglijdend, zijn geboortegrond verliet, om henen te trekken
naar het onbekende land zyner vaderen.
lieer van 's Konings hofhouding, te 's Hage; dr. H. Fabius,
geneesheer te Amsterdam; dr. F. Van Gheel Gildemeester,
predikant te 's Hage; A. Gildemeester, lid van de Tweede
Kamer, te Scheveningenmr. H. Goeman Borgesius, lid
van de Tweede Kamer, Voorzitter van den Volksbond, te
's Hage; E. W. Heinecken, predikant te 's Hage; Herman
Hoyer, kassier te Dordrecht; jhr. mr. J. F. Humalda van
Eysinga, lid van den Raad van State, te 's Hage; dr. C.
D. Janssen, te Amsterdam; E. J. W. Koch, em. predikant,
Voorzitter der Nederl. Vereeniging tot afschaffing van
Sterken Drank, te Scheveningen; dr. J. P. T. Van der
Lith, hoogleeraar te Utrecht; mr. J. H. M. Baron Mollerus
van Westkerke, Commissaris des Konings, te Arnhem; dr.
A. Th. Moll, geneesheer-directeur van het geneesk. ge
sticht voor krankzinnigen te Utrecht; mr. A. Van Naamen
van Eemnes, lid van de Eerste Kamer, te Zwolle; mr. C.
J. Sickesz, oud-lid van de Eerste Kamer, te Lochem; A.
Baron Schimmelpenninck van der Oye van Nijenbeek, lid
van de Tweede Kamer, te 's Hage; rar. F. W. J. G.
Snijder van Wissenkerke, referendaris dep. van Justitie,
algemeen Secretaris van den Volksbond, te 's Hage;A.C.
Wertheim, lid van de Eerste Kamer te Arasterdam.
Binnenland.
In het eerste jaarverslag van het Noordhollandsch Land-
bouw-crediet, dat met 9 Maart 1887 in werking is getreden,
wordt medegedeeld, dat van tijdelijke credieten aan gemeente-,
polder-, en kerkbesturen gedurende het afgeloopen dienst
jaar door zes besturen voor een totaal bedrag van f 55,000
werd gebruikt gemaakt. Vele aandeelhouders maakten
gebruik van hun bevoegdheid om hun aandeelen vol te
storten, zoodat op het einde des jaars een bedrag van
f 58,750 was gestort. Er werden 246 credietaanvragen
tot een bedrag van f 631,645 behandeld, waarvan 48 tot
een bedrag van f 134,820 werden geweigerd. Van de
aangeboden gelegenheid om een giro-rekening te houden,
wordt weinig gebruik gemaakt: het doen van betalingen
door 't afgeven van chèques op kassiers schijnt, niettegen
staande het groote gemak en voordeel, daaraan voor gros
siers en fabrikanten verbonden, hier moeilijk ingang te
vinden. De winst was niet voldoende om, na uitkeering
van 4 pet. over de onverplichte stortingen, ook over de
verplichte stortingen winst uit te keeren, doch er waren
voldoende gegevens om aan te nemen, dat de vennootschap
In Engeland.
Toen zij voor goed onderweg waren, bad Cedric's moeder hem
eerst verteld, dat zij niet in hetzelfde huis zouden wonen, en
toen hy het pas hoorde, was zijne smart zoo groot, dat de heer
Havisham op eens begreep hoe wijs de graaf gehandeld had, toen
hij haar eene woning had aangewezen zóó dicht in de buurt, dat
zy elkander dagelyks konden zien en sprekenhet werd hem op
eens duidelyk, dat het kind de scheiding niet zou hebben kunnen
dragen. Maar zijne moeder wist zoo liefderijk en verstandig met
hem te spreken, en hem te overtuigen dat zy dicht, heel dicht
bij hem zou zijn, dat hij weldra zijne vrees te boven kwam en
niet meer aan eene werkelijke scheiding dacht.
„Mijn huis is niet ver van het kasteel, Cedric" herhaalde zy,
zoo vaak het onderwerp ter sprake kwam„gij kunt iederen
dag bij mij komen. En wat zult gy mij dan veel te vertellen
hebben, en wat zullen wij gelukkig zijn samen Het is zulk
een prachtig park papa heeft er mij zoo menigmaal van verteld
hij was er zoo aan gehecht en gy zult u er ook spoedig thuis
gaan gevoelen."
„Ik zou het toch veel prettiger vinden als gy er ook waart,"
gaf het kleine Lordje met een diepen zucht ten antwoord.
Natuurlijk kon hy zich niet zoo spoedig schikken in eeD stand
van zaken, die zyne „liefste" in het ééne huis voerde en hem in
het andere, en mevrouw Errol vond het toch beter hem niet te
vertellen waarom dit plan gemaakt was.
„Ik heb liever, dat het hem niet verteld wordt," sprak zy tot
den heer Havisham. „Begrijpen zou hij bet toch niet; het zou
hem maar hinderen en verdriet doen, en ik weet zeker, dat zyn
gevoel voor den Graaf natuurlijker en warmer zal zyn als hij
niet weet, dat zijn grootvader zulk een bitteren afkeer van mij
heeft. Hij is nooit in aanraking geweest met hardheid en haat
en het zou hem een grooten schok geven als by merkte, dat
iemand mij haten kon. Hy is zelf zoo hartelyk en aanhankelijk
en hy heeft my zoo lief! Het is beter, dat hij het niet hoort
vóórdat hij wat ouder is, en voor den Graaf is het véél beter.
Het zou een hinderpaal zyn voor elke toenadering, al is Cedric
nog maar een kind."
Cedric wist dus alleen, dat er eene geheimzinnige reden bestond
voor deze schikking, eene reden, die hy nu nog niet kon begrijpen,
maar die hem uitgelegd zou worden wanneer hij wat ouder was.
Hy vond het vreemd, maar eigenlijk was het enkel het feit
en niet de reden, waarover hij verdriet had, en na vele en lang
durige gesprekken met zyne moeder, waarbij zy haar best deed
hem de lichtzyde van de schildery voor oogen te stellen, begon
de schaduwzyde allengs te verdwijnen, hoewel de heer Havisham
hem nog menigmaal met een peinzend gezichtje zag nederzitten,
in zijne eigenaardige oudmannctjesachtige houding, en een onkinder-
lijken zucht over zijne lippen hoorde komen.
„Ik vind het heel naar," zei hij eens by gelegenheid van een
zyner bijna ernstige gesprekken met den advocaat; „gij weet
niet half hoe naar ik het vind, maar er is zooveel verdriet in
de wereld en men moet het geduldig dragen. Dat zegt Mary
altyd en ik heb het mijnheer Hobbs ook dikwijls hooren zeggen.
En liefste wil zoo graag, dat ik het prettig zal vinden om bij
grootpapa te wonen, weet ge, omdat al zijne kinderen dood zijn
en dat is natuurlyk heel droevig voor hem. Men moet mede
leden hebben met iemand wiens kinderen gestorven zyn en