HELDERSCHE
EN NIEUWEDIEPER COURANT.
Nieuws- en AdyertenfleMad Toorlollands Noorderkwartier.
1888. N° 83.
Woensdag 11 Mi.
Jaargang46.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
9> DE KLEINE LORD.
,.Wi| huldigen
het geede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90.
Iniiico per post 1.20.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Advertentien: Van 1—4 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plnatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
Binnenland.
Door fabrikanten en handelaren in gouden en zilveren
en diamantwerken is aan den Minister van Waterstaat een
adres verzonden, waarin zij wijzen op de onhoudbaarheid
van verschillende toestanden, groolendeels voortspruitende
uit de wet van 18 September 1852 omtrent den waarborg
en de belasting van gouden en zilveren werken.
Yolgens die wet toch moeten alle werken, die slechts
eenig gering gehalte aan goud of zilver bezitten, van 's Rijks
stempel worden voorzien, en aldus worden ook de vergulde
en verzilverde werken, in den handel bekend onder den
naam „doublé", als goud en zilver afgestempeld. Het
publiek, dat met de verschillende stempels niet bekend is,
beschouwt dergelijke werken zeer natuurlijk als gekeurd
goud en zilver. In Frankrijk b. v. bedraagt daarentegen
liet minimum-gehalte voor gestempelde gouden en zilve
ren werken 750 duizendsten voor goud en 800 dui
zendsten voor zilver, en voor Duitschland 585 duizendsten
voor goud en 800 duizendsten voor zilver, zoodat al wat
beneden dit gehalte in die landen wordt vervaardigd, geen
Staatsstempel mag dragen. Ook worden, naar hun meening,
de meeste kooplieden in gouden en zilveren werken door
de wet gedwongen, om vreemde werken in hun bezit te
krijgen, zonder de invoerrechten te voldoen, ten nadeele
der schatkist en van de inlandsche industrie.
Adressanten meenen voorts in gemoède te mogen vragen,
of het rechtvaardig, of het billijk, of het in het goed be
grepen belang van het vaderland kan zijn, daar waar het
Nederlandsch fabrikaat van alle omringende markten door
allerlei bezwaren wordt geweerd, dat de Nederlandsche
fabrikanten en werklieden lijdelijk moeten aanzien, dat
diezelfde naburen zonder de minste verhindering hun op
eigen bodem het brood uit de mond komen nemen als
roofvogels, tuk op den kleinsten buit.
Ten slotte geven adressanten als hunne meening te kennen,
dat in den kwijnenden toestand der goud- en zilver-industrie
grootendeels verbetering zou worden gebracht:
1. door het minimum-gehalte voor af te stempelen gouden
en zilveren werken te brengen op 583 duizendsten voor
goud en 833 duizendsten voor zilver;
en 2. door de stempeling uitsluitend te doen geschieden
op onafgewerkte, d. i. „ongekleurde" en „ongepolijste*
werken, waardoor de bestaande bedriegelijke handelwijze
voor een groot doel onmogelijk gemaakt wordt.
Jl. Vrijdagnamiddag, omstreeks vier uren, deed H. M.
met de Prinses een rijtoer van het Loo uit. In het
midden van het dorp Apeldoorn gleed een der paarden uit
jüit het Engelsch van F. H. BURNETT.
De heer Havisham schonk zich nog een glas wijn in. Met
zijn hooggeboren patroon redetwisten deed hij uiterst zelden
nooit wanneer des hooggeborenen adellijk been door jicht werd
gemarteld. Op zulke oogenblikken was het maar beter hem „in
zijn eigen sop te laten gaar koken." Er ontstond dus eene pauze
in het gesprek. Het was de heer Havisham, die er een einde
aan maakte.
„Ik heb u nog eene boodschap over te brengen van mevrouw
Errol," begon hij.
„Ik heb geene boodschappen noodig," snauwde zijne Lordschap.
„Hoe minder ik van haar hoor, hoe beter."
„Hare opdracht is echter nog al van eenig gewicht," vervolgde
de advocaat. „Zij wil het inkomen, dat gij hebt vastgesteld,
liever niet aannemen."
De Graaf ontstelde zichtbaar.
„Wat?" riep hij. „Wat moet dat beteekenen?"
De heer Havisham herhaalde zijne woorden.
„Zij zegt, dat zij het niet noodig heeft en aangezien de betrek
king tusschen u en haar niet van vriendelijken aard is
„Niet van vriendelijken aard!" schreeuwde Mylord woedend;
„het zal wel waar zyn, dat dio niet van vriendelijken aard is.
Ik wil niets met haar te maken hebben. Eene inhalige, luid
ruchtige AmerikaanscheIk wil haar niet onder mijne oogen
hebben
„Mylord", zei de heer Havisham, „inhalig kunt gy haar niet
noemen. Zy heeft niets gevraagd, zy wil het geld, dat gij haar
aanbiedt, niet eens hebben."
„Alles comediegromde zijne Lordschap. „Zy denkt mij te
verlokken om met haar in onderhandeling te treden en verbeeldt
zich zeker, dat ik hare kordaatheid bewonderen zal. Maar dat
heeft zy mis. Ik geef geen duit om die Amerikaansche onaf
hankelijkheid. Ik verkies niet, dat zij op mijn grond als eene
bedelaarster zal leven. Zij is nu eenmaal de moeder van den
jongen en heeft als zoodanig haren stand op te houden. En dat
zal zy doen ook. Zy zal het geld aannemen, of zy het plezierig
vindt of niet."
„Zij zal het toch niet gebruiken," meende de heer Havisham.
„Het kan mij niet schelen of zy het gebruikt," bulderde de
Graaf. „Het zal haar toegezonden worden. Zij zal niet aan de
menschen kunnen vertellen, dat zy van de armen moet leven,
omdat ik niets voor haar gedaan heb. Zij schijnt te willen, dat
die jongen eene slechte meening van my zal krygen. Zij heeft
hem toch zeker al genoeg tegen mij opgestookt
„Neen," zei de heer Havisham. „Ik heb eene tweede bood
schap, waaruit u blijken zal, dat zij het niet gedaan heeft."
„Ik wil er niets van hoorenhijgde de Graaf, ademloos van
boosheid en opgewondenheid en pijn.
Maar de heer Havisham begon toch te spreken.
„Zij verzoekt u vriendelijk Lord Fauntleroy niet te laten merken,
en viel, de Koningin en de Prinses stapten uit en vertoefden
eenige minuten in het naastbij gelegen huis van den heer
Veenema, waarna zonder eenig verder ongeval een kwartier
later de terugrit naar het Paleis kon aanvaard worden.
Aan mej. Opzoomer is bij gelegenheid van haar
huwelijk op jl. Donderdag met den heer Antal Von Felsö-
Geller, hoogleeraar in de theologie te Papa, in Hongarije,
namens een zeer groot getal vrouwen in Nederland een
huldeblijk aangeboden. Het bestaat, behalve uit eenige
kostbare geschenken van huishoudelijken aard, o. a. uit
een wandschotel met eene voorstelling uit „Gerda" en een
portret van haren vader, dat door mej. Th. Schwartze
geschilderd werd.
Aan het jl. Vrijdag en Zaterdag gehouden examen
aan de Tooneelschool te Amsterdam is door de jury de
tweede prijs voor drama en een treurspel en een accessit
voor blijspel toegekend aan de eenige leerling der hoogste
klasse voor wie dit examen tevens eind-examen was
mej. Aleida Roeloffsen.
Van de leerlingen der 4de klasse kregen de jonge dames
Freida Herberich en Alida Klein elk eene eervolle ver
melding, de eerste voor het drama en treurspel, de tweede
voor het blijspel. Voor de derde klasse meende de jury
zich alsnog van het toekennen eener onderscheiding te
moeten onthouden.
Uit Cura§ao wordt dd. 15 Juni 11. gemeld:
Het herinneringsfeest van de vrijmaking der slaven, 25
jaar geleden, zal 1 Juli a. s. luisterrijk worden herdacht.
Des middernachts van 30 Juni op 1 Juli zal een schot
van het fort Nassau het begin van den heugelijken dag
aankondigen en zullen bestuur en commissiën zich veree
nigen tot het houden van een optocht langs de straten.
Des Zondags 1 Juli zullen bedestonden worden gehouden
en des namiddags zal vóór het Gouvernementshuis eene
herinneringsvlag aan den heer Gouverneur der kolonie
worden aangeboden.
Des avonds algemeene illuminatie en optocht.
Maandag 2 Juli zal aan den heer Gouverneur een ge
denksteen, gewijd aan Z. M. Koning Willem III, worden
aangeboden. Verder: optocht met dien steen naar het fort,
tot plaatsing daarvan aan den ingang van het fort Amster
dam, ter linkerzijde van bastion No. 4; een koninklijk
salut; aanbieding van eerewijn aan den heer Gouverneur,
de autoriteiten, collegiën, enz.; optocht van schoolkinderen
vóór den gedenksteen en vóór het Gouvernementshuis,
onder het zingen van toepasselijke liederen; uitdeeling van
dat gy hem van haar verwyderd houdt, omdat gy tegen haar
ingenomen zyt. Hij is zeer aan haar gehecht en zy is overtuigd,
dat uwe goede verstandhouding met hem er onder lijden zou. Zij
zegt, dat hij het niet begrijpen en misschien bang voor u worden
of ten minste minder genegenheid voor u voelen zou. Zij heeft
hem verteld, dat hij nog te jong is om de reden te begrijpen
dat hij het wel hooren zal als hij ouder is. Zij wil niet, dat er
eene schaduw zal liggen op uwe eerste ontmoeting met hem."
De Graaf ging in zijn stoel achterover liggen. Zijne diepliggende,
doordringende oogen flikkerden onder de borstelige wenkbrauwen.
„Kom, kom," zei hij, nog altijd naar adem hijgend. „Gy wilt
mij toch niet wijsmaken, dat zijne moeder het hem niet verteld
zou hebben
„Geen enkel woord, Mylord," hernam de advocaat op koelen
toon. „Ik verzeker het u. Het kind is er op voorbereid in u
den beminnelijksten en hartelijksten grootvader te zien. Niets,
volstrekt niets heeft hij vernomen, dat hem aan uwe volmaakt
heid zou kunnen doen twyfelen. En aangezien ik, terwijl ik in
New-York was, uwe bevelen stipt heb opgevolgd, beschouwt hij
u als een toonbeeld van edelmoedigheid."
„Welzoo doet hij dat?" zei de Graaf.
„Ik geef u mijn woord van eer," hernam de heer Havisham,
„dat de indruk, dien het kind van uw persoon ontvangt, geheel
van u zeiven zal afhangen, en als ik zoo vrij mag zijn u een
wenk te geven, dan geloof ik, dat gij het beter met hem zult
kunnen vinden, indien gy u in acht neemt en nooit met gering
schatting over zijne moeder spreekt."
„Kom, kom," zei de Graaf, „het kind is pas zeven jaar oud."
„Maar die zeven jaar heeft hij geheel aan zyn moeders schoot
doorgebracht, en hij is innig aan haar gehecht."
Het was laat op den middag toen het rijtuig, waarin de kleine
Lord Fauntleroy en de heer Havisham gezeten waren, de groote
laan van het kasteel inreed. De Graaf had order gegeven, dat
zijn kleinzoon moest zorgen vóór etenstyd bij hem te zyn en
tevens bevolen, dat het kind onverzeld naar de kamer gezonden
zou worden, waar hy plan had hem te ontvangen. Onder het
rijden zat Lord Fauntleroy, op zijn gemak tegen de mooie zijden
kussens geleund, met groote belangstelling rond te zien. Eigen
lijk vond hy alles wat hy zag even verbazend en mooihet
rijtuig met de groote, prachtige paarden en het blinkende tuig;
den deftigen koetsier en den palfrenier in hunne keurige livreien
vooral het kroontje op de portieren had zijne aandacht getrokken
en hij had opzettelijk een gesprek aangeknoopt met den palfrenier,
om er achter te komen wat het beteekende.
Toen het rijtuig door het groote hek van het park reed, had
hy uit het portier gekeken, om de groote steenen leeuwen,
die aan den ingang prijkten, in oogenschouw te nemen. Het
hek werd geopend door een blozend, moederlijk vrouwtje, dat nit
de met klimop begroeide portierswoning te voorschijn kwam.
Twee kinderen liepen haar achterna en stonden met hunne groote,
ronde oogen het jongetje in het rytuig aan te staren, dat op
zyne beurt ook naar hen keek. De moeder stond te buigen en
liefdegiften aan behoeftige»uitdeeling van „Oranje wijn*
aan het volk; inlandsche dansen, „zeu" en „cachoe koe heroe."
Des avonds zeegevecht in de haven tusschen Esclavitud
en Libertad. Triomf van Libertad. Voorts illuminatie en
vuurwerk op het Riffort.
Het bestuur van het feest Willem III heeft 100 dollars
(Amerikaansch goud) uit New-York ontvangen ten behoeve
van het emancipatiefeest. Dat bedrag is bijeengebracht door
vier onzer bemiddelde, aldaar gevestigde landgenooten,
waarvan één, de heer D. A. De Lima, aan het bestuur in
overweging heeft gegeven eene volksbibliotheek op te richten,
zich bereid verklarende om, als die oprichting plaats heeft,
500 dollars daarvoor beschikbaar te stellen.
Van Laguayra is aan genoemd bestuur 67 en van Coro
15 dollars voor de feestviering toegezonden.
Gedeputeerde Staten van Friesland hebben de besturen
der verschillende gemeenten in kennis gesteld dat voortaan
elk jaar door een commissie uit Gedeputeerde Staten enkele
gemeentekassen zullen worden opgenomen, terwijl er op
aangedrongen wordt, scherp toe te zien, dat alle bepalingen,
voorschriften, enz. betreffende de gemeente-ontvangsten
worden in acht genomen, alsook dat de instructie van den
gemeente-ontvanger worde nageleefd.
In de Jan Van der Heijdenstraat te Amsterdam is
jl. Donderdagavond, bij gelegenheid van een bruiloft, tus
schen twee „vrienden" een twist ontstaan, die zoo hoog
liep, dat de een den ander een steek met een zakmes in
den buik toebracht. Per raderbaar werd de gewonde naar
het gasthuis vervoerd, terwijl de dader in verzekerde be
waring werd genomen.
De heer E. Kiderlen zal vermoedelijk eerstdaags op
de baan van driewielers te Scheveningen weder mede rijden.
Hij is nog wel niet geheel genezen, maar hij schijnt het
toch weder te durven wagen.
De Rechtbank te Haarlem heeft K. Gorter, als ver
oorzaker van den dood van 2 werklieden door gebrek aan
voorzorgen bij het sloopen van een pakhuis te Wormer-
veer, tot 14 dagen gevangenisstraf veroordeeld.
Een zware kalfkoe is door den veehandelaar Voor-
spuy, van Groot-Ammers, voor f 450 verkocht aan een
veehandelaar te Mechelen. Het fraaie dier zal op de ten
toonstelling te Brussel te bewonderen zijn.
Jl. Woensdagavond hoorde men den stadsomroeper
te Rhenen den volke verkondigen, dat er een big was zoek
geraakt, en wel van H. Van Maanen. Niemand kwam met
het dier opdagen; toen men zich evenwel ter ruste begaf,
hoorde Van Maanen eenig geknor in de bedstede, en toen
te glimlachen, en op een wenk van haar maakte het tweetal ook
linksche, maar welgemeende buigingjes.
„Kent zij mij vroeg Lord Fauntleroy. „Zij verbeeldt zich
zeker, dat zij mij kent." En vriendclyk lachend nam hy zijn
fluweelen mutsje voor haar af.
„Hoe gaat het u vroeg hy met een opgeruimd gezichtje.
„Goeden middag
De vrouw zag er uit alsof iets haar genoegen deed. Er kwam
een nog blijder glimlach op haar blozend gelaat en eene vriende
lijke uitdrukking in bare oogen.
„God zegene uwe Lordschapsprak zij. „God zegene uw
lief gezichtHeil en zegen uwe LordschapWees hartelyk
welkom
Lord Fauntleroy nam andermaal zijn mutsje af en knikte haar
toe, terwijl het rytuig voortreed.
„Eene aardige vrouw!" zei hij. „Zij ziet er uit alsof zij veel
van jongens houdt. Ik zou er wel eens heen willen gaan om
met hare kinderen te spelen. Zou zij er genoeg hebben om eene
compagnie te vormen
De heer Havisham vertelde hem niet, dat hij waarschijnlijk
geen verlof zou krygen om met de kinderen van den portier
soldaatje te spelen. Hij meende, dat er nog wel eens eene andere
gelegenheid zou komen om hem daaromtrent in te lichten.
Het rijtuig vervolgde zijn weg tusschen de dubbele rijen zware
boomen, wier takken een donkergroen gewelf vormden boven hun
hoofd. Cedric had nog nooit in zijn leven zulke boomen gezien
zy waren zoo groot cn statig en de takken groeiden zoo laag
aan de zware staramen. Hij wist toen nog niet, dat Dorincourt-
Castle eene van de schoonste bezittingen in geheel Engeland en
byna geen park zoo uitgestrekt en zoo prachtig aangelegd was,
terwjjl de boomen en lanen ongeëvenaard mochten heeten. Maar
wel wist hij, dat hy alles even mooi vond. Hij was verrokt
van de zware, breedgetakte eiken en beuken, waar de late
middagzon haar gouden loovertjes doorhenen strooide; hy was
getroffen door de plechtige stilte, die op alles in het rond scheen
te rusten. Een geheel eigenaardig gevoel van genot doorstroomde
hem, terwijl hy den blik liet gaan over al het schoone, dat hy
overal gewaar werd de zacht glooiende grasperken, waarop weer
andere boomen stonden soms stil en statig en alleen, en dan
weer in groepjes vereenigd. Nu en dan reden zij langs plekken,
waar de sierlijkste varens groeiden, of waar de grond als bezaaid
was met liefelyke blauwe klokjes, zacht wiegelend op den adem
van het koeltje. Telkens sprong hij op met een kreet van genoegen,
als er een konijn over den weg sprong, om zich in het kreupel
hout te gaan verschuilen. Eens zag hij eene vlucht patryzen
opschieten en ruischend in de lucht verdwijnentoen kon hy
zich niet inhouden, maar juichte en klapte van blydschap in de
handen.
„Welk een prachtig park I Wat is het hier mooi!" riep hy.
„Nog veel mooier dan in „Central-Park".
Hy begon zich eindelyk te verwonderen, dat zy zoo lang onder
weg waren.
I «Hoe ver is het wel?" vroeg hy. «Van het hek tot aan de