weder, ook dezen zomer hebben de veehouders gedurende de hooiing steeds met ongunstig weêr te kampen. Laat in deze streken de kwantiteit hooi niets te wenschen over, op de kwaliteit valt dus minder te roemen. Met „broeien" kan onmogelijk uitblijven. Enkele veehouders hebben dan ook reeds evenveel drukte met het ingehaalde hooi in de schuur, nl. met het zoogenaamde „hooidollen", als met het gemaaide gras te velde, dat in de laatste dagen in het geheel niet op -/geurig wintervoeder" wil beginnen te gelijken. Maar „de fennen" houden zich tengevolge van het natte, groeizame weder best, het „etgroen" groeit terdege, „het gemaak" der veehouders blijft ruim, de prijzen der zuivel producten zijn ferm. In welk vak men tegenwoordig ook klaagt over groote concurrentie, niet alzoo bij het predikambt der Doops gezinde broederschap. Tegenover 30 vacatures staat geen enkele proponent, en eerst binnenkort kunnen 6 candidaten beroepbaar worden. Dus kan hier ook gesproken worden van een grooten oogst en weinige arbeiders. Een der candi daten heeft van twaalf gemeenten eeneuitnoodiging ontvangen om proefpreek te doen, zoodat hij dadelijk kan beroepen zijn, zoodra hij het radicaal daarvoor heeft. Daar aan het „Centraal blad voor Israëlieten in Nederland" ter oore was gekomen, dat de chef van het Militair Hospitaal te Haarlem, de heer J. K. Stakman Bosse, den portier had opgedragen, Israëlieten, die hun aldaar opgenomen verwanten kwamen bezoeken, niet in het Hospitaal toe te laten, maar hun, onder bewaking van een oppasser, op de binnenplaats te laten en de patiënten daar tot h en te geleiden, terwijl aan Christenbezoekers vrijen toegang verleend werd, heeft liet blad een onderzoek inge steld. 't Gerucht bleek juist te zijn. Naar aanleiding der vernomen feiten heeft het blad zich tot den Minister van oorlog gewend. Volgens de door de „Haarl. Crt." ingewonnen inlichtingen heeft de chef van genoemd Hospitaal nooit last gegeven, bij de toelating van bezoekers der patiëmten, onderscheid te maken tusschen burgers van verschillende gezindte, maar alleen den toegang tot de zalen, waar bedden enz. geplaatst zijn, ontzegd aan iedereen, wie het ook zijn moge, die niet aan zekere onmisbare vereischten van zindelijkheid voldeed. Zijn de mededeelingen van het blad juist, dan beeft de portier zich echter niet aan zijn voorschriften gehouden, daar door hem aan sommige bezoekers de vraag, werd gesteld of zij Israëlieten waren. Jl. Vrijdag was het drie jaren geleden, dat het Rijksmuseum te Amsterdam geopend werd. Het aantal bezoekers in dat driejarig tijdvak bedroeg 1,587,465. Uit de hierboven vermelde opgaven blijkt, dat de belangstelling in den laatsten tijd niet verminderd is. De heer P. H. Hugenholtz, te Amsterdam, die zich thans in Amerika bevindt, heeft daar de jaarlijksche ver gadering der algemeene „American Unitarian Association" te Boston bijgewoond en er het woord gevoerd. In den wedstrijd tusschen ruiters en wielrijders, jl. Zaterdag te Amsterdam gehouden, is de overwinning aan de wielrijders gebleven. De 40 kilometer werden door hen afgelegd in 1 u. 24 m. De paardenbaan had een binnenomtrek van 320 M. en de wielerbaan van 401 M. De bepaalde afstand was 25 Engelsche mijlen, 40i kilo meter of ruim 40,000 meters. De ruiter had dus af te leggen 125 banen plus 225 meters en de wielrijders 100 banen plus 125 meters. Dezen mochten elkander afwisselen, terwijl de heer James Rellew vier paarden achtereenvolgens mocht berijden. Deze waren het eigendom van de Fransche manege te Amsterdam. Te 3 u. 24 m. begon de wedstrijd. Te 3.34 had de ruiter 3 Engelsche en hadden de wieiers 4 Engelsche mijlen afgelegd. Te 4 uur was de ruiter twee mijlen achter, hetgeen hoofdzakelijk moest geweten worden aan het ver wisselen van paarden, terwijl de wieiers elkander, op ver schillende rijwielen gezeten, afwisselden. Te 4 u. 5 m. stortte een der paarden en de berijder viel er af, doch stond dadelijk weêr op, besteeg zijn paard en zette onmid dellijk den wedstrijd voort. Te 4 u. 6 m., dus in 50 m., hadden de wielrijders 16 en de ruiter 13 Engelsche mijlen afgelegd en had deze het verschil een mijl korter ge maakt; daar hij echter eenige minuten daarna wederom stortte (ook nu steeg hij dadelijk weder te paard) verloor hij hierdoor nagenoeg een mijl. Hij had zich licht aan den schouder bezeerd. Te 4 u. 26 m. hadden de wielrijders 21 mijlen afgelegd en de ruiter een afstand van 18 mijlen. De wielrijders hadden toen 89 en de ruiter had 96 ronden gemaakt. Te 4 u. 36 m. was de verhouding: wielrijders 24 mijlen en de ruiter 21 mijlen. Te 4 u. 38 m. begon de laatste ronde voor de wielrijders, die te 4 u. 39 m. eindigde. De overwinnaars werden met het Engelsche volkslied begroet. De ruiter bad toen 22 Engelsche mijlen afgelegd. Ik heb nooit met kleine meisjes gespeeld, maar ik kijk er heel graag naar." Toen bij in do aangrenzende kamer kwam om te ontbijten, en zag welk een groot vertrek het was, en dat er nog een tweede kamer volgde, die, volgens Dawson, ook voor hem bestemd was, werd het besef van zijne kleinheid weêr zoo levendig, dat hij zijn hart bij Dawson uitstortte, terwijl hij aan de tafel zat, waarop het kenrige serviesje en het lekkere ontbijt gereed stonden. „Ik ben toch eigenlijk veel tc klein," begon hij peinzend, „om in zulk een groot kasteel te wonen en zooveel kamers te hebben vindt gij ook niet?" „O, kom zei Dawson, „in den beginne zult gy u wel een beetje vreemd voelen, dat is allesmaar dat duurt niet lang, en dan zult gy eens zien hoe pleizierig gij het hier vindt. Het is zulk een prachtig buiten „Ja, prachtig is het, natuurlijk," hernam Cedric met een zucht, „maar ik zou alles veel prettiger vinden als ik liefste niet zoo miste. Ik ontbeet 's morgens altijd tegelijk met haar en dan mocht ik de suiker en de melk in haar kopje doen en haar het geroosterde brood aangeven. Dat was natuurlijk veel gezelliger." „O zeker," stemde Dawson dadelijk toe„maar gij weet wel, dat gij haar iederen dag spreken kunt en gij zult eens zien hoeveel gij dan te vertellen hebtWacht maar, straks gaat gij wandelen en alles bekijken de honden en de stallen met de paarden er in. Een is er bij, dat gij hëél mooi zult vinden „Ja?" riep Cedric. „Ik houd zoo veel van paarden. Ik hield zooveel van Jim. Dat was het paard van mynheer Hobbs, dat den boodschappenwagen voorttrok een heel aardig paardje, als het ten minste niet koppig was." „Goed," zei Dawson, „maar wacht eens tot gij gezien hebt wat hier in de stallen staat. Wel lieve tijd, gij hebt nog niet eens in de andere kamer gekeken „Wat is daar dan?" vroeg Cedric. „Heb maar geduld tot gij ontbeten hebt, dan zult gij eens zien Natuurlyk begon hy na nieuwsgierig tc worden en zich zooveel De beweging ten gunste van vervroegde winkel sluiting heeft te Amsterdam voorloopig tot iiet resultaat geleid,., dat 24 firma's in de Kalverstraat hebben besloten, hunne magazijnen van 15 Juli tot 30 September des avonds te negen ure te sluiten. Door de politie te Groningen is proces-verbaal opge maakt tegen een drietal personen, die de wreedheid hadden, vleermuizen met petroleum te begieten en ze in brand te steken, zoodat ze piepende van de vreeselijke pijn rond fladderden, tot ze eindelijk door den dood uit hun lijden werden verlost. Gelukkig, dat de wet dergelijke onmen- schelijke daden strafbaar stelt. Bij onderzoek is gebleken, dat het zoogenaamde suikerballetje, waardoor het zesjarig meisje te Nijmegen is gestikt, bestond uit meel, gips en eene kleine hoeveelheid suiker met het bekende kleursel, waardoor alle pogingen, om het balletje door warm drinken en andere oplossings middelen te doen smelten, op de harde massa schipbreuk leden. Naar men verneemt, heeft de snoepgoedkoopman, die deze balletjes pas ten verkoop had ontvangen, het overschot haastig vernietigd. Te Maastricht zijn bij den bakker W. door de politie in beslag genomen 153 brooden, die van 1 tot 1.5 hecto gram minder wogen dan het vastgestelde gewicht. Tegen dienzelfden bakker werd bij die gelegenheid proces-verbaal opgemaakt wegens berooving van vrijheid. Hij had nl. de agenten van politie, die met de inbeslagneming der brooden waren belast, ingesloten. Het te New-York verschijnende maandblad de „New Amsterdam Gazette" bevat eene korte vermaning aan Nederland om de leden der „Holland Society", wanneer zij hun aangekondigd bezoek brengen, met „onbeperkte gastvrijheid en heuschheid" te ontvangen. Het zou eene schande zijn als dit niet geschiedde, verklaart het blad. De Vereeniging heeft zooveel rechtstreeksche belangstelling in Oud-Holland getoond, zulke kostelijke blijken van vriend schap voor sommige instellingen in „het vaderland" gegeven, dat het verkeerd zou zijn die vriendschap niet voor het vervolg aan te kweeken. „Wij hopen dus, dat deze woorden niet zullen worden in den wind geslagen," zegt de „Gazette", „maar dat Holland de groote belangstelling zal waardeeren voor zijn welzijn gekoesterd door mannen, op een afstand van meer dan 3000 mijlen geboren en gevestigd." VOOGD IJ WET. In vereenigde zitting kwam gisteren de Staten-Generaal bijeen. De Ministers van Binnenlandsche Zaken en van Justitie boden het ontwerp der wet op de voogdij aan, waarbij de Koningin tot voogdes wordt aangewezen, bijgestaan door een raad van voogdij, waarvan 4 leden worden benoemd door den Koning en 5 hooge Staats-ambtenaren door de wet worden aangewezen. Nadat de heer Vening Meinesz in afzonderlijke zitting der Eerste Kamer was toegelaten, werd in de vereenigde zitting de voogdijwet ingebracht door de Ministers van Binnenlandsche Zaken en van Justitie. De Minister Mackay hield een rede, waarin hij her innerde aan de lotgevallen van het ontwerp op de voogdij in 1850, dat verworpen Werd wegens bezwaren. De grond wet laat thans vrij een of meer voogden te benoemen. De beslissing dienaangaande viel de Regeering niet moeilijk. Waar Nederland het groote voorrecht heeft een Vorstin te bezitten, die met zooveel toewijding en moeder lijke zorg waakt voor de opvoeding der jeugdige Prinses, meent de Regeering zonder aarzelen te mogen voorstellen de voogdij op te dragen aan de Koningin-moeder. Ten einde te voorzien in de toeziende voogdij entevens rekening te houden met de bevoegdheid van den vader, om aan de langer levende moeder een bijzonderen raads man toe te voegen, wordt voorgesteld een raad van voogdij. De heilige rechten van den vader zullen daarbij het best worden geëerbiedigd door aan zijne wijsheid de keuze der benoeming van vier leden over te laten, terwijl vijf hooge Staatsdienaren, die mogen geacht worden aan hun ambt vol doenden waarborg te ontleenen voor een nauwgezette ver vulling, mede zitting zullen hebben in den Raad. Overigens zijn met enkele noodzakelijke uitzonderingen de bepalingen van het Burg. Wetboek betrekkelijk de voogdij toepasselijk verklaard. Moge het ontwerp nimmer of slechts in verwijderde toe komst behoeven in werking te treden. Het ontwerp is verzonden naar de afdeelingen. Er is een Commissie benoemd tot wijziging van het reglement van orde voor de vereenigde zitting. Onderscheidene onderwerpen zijn nog op de algemeene ver gadering der Maatschappij van Nijverheid behandeld. In de eene afdeeling werd jl. Woensdag door den heer P. mogelyk te haasten met het eten. Er was zeker iets heel bijzonders in de andere kamer; Dawson zette zulk een geheim zinnig gezicht; zij wist er zeker meer van. „Zie zoo," zei hij een minuut of wat later, terwijl hij zich van zijn stoel liet glijden„ik heb genoeg gegeten. Mag ik nu gaan kijken Dawson knikte en ging vooruit, met een gezicht, nog veel gewichtiger en geheimzinniger dan straks. Hij begon nu werke lijk erg nieuwsgierig te worden. Toen zij de kamerdeur opendeed, bleef hij op den drempel staan en keek vol verbazing om zich heen. Spreken deed hij niet; hij stak de handen in den zak, kreeg eene kleur tot achter de ooren en liet zijne oogen overal rondgaan. Hy bloosde van verrassing en was een oogenblik als buiten zicbzelven. Iedere jongen zou wel verbaasd geweest zyn, wanneer hij zoo iets te zien kreeg. De kamer was groot, zooals alle kamers hier schenen te zijn, en hij vond het er nog veel mooier dan beneden, maar heel anders. De meubels waren niet zoo zwaar en ouderwetschde gordynen en kleeden en behangsels waren lichter; er waren planken vol boeken en op de tafels stond allerlei speelgoed prachtig en kunstig gemaakt speelgoed zooals dat, waarnaar hij voor de winkelvensters te New-York zoo dikwijls met be wondering had staan kijken. „Het ziet er. uit als eene jongenskamer," zei hij eindelijk, toen hij wat bekomen was. „Aan wien behoort al dat moois?" „Ga maar eens kijken," zei Dawson. „Alles is voor u." „Voor mij?" riep hij. „Voor mij? Waarom is alles voor mij Wie heeft het mij gegeven?" En met een luiden kreet van blijdschap sprong hij de kamer binnen. Het was bijna te heerlijk dan dat hij het kon gelooven. „Zeker grootpapa!" riep hij met schitterende oogen. „Ik weet zeker, dat het van grootpapa is!" „Ja, gij hebt het geraden en als gij een lief jongeheertje wilt wezen en niet verdrietig zijt, maar vroolijk en blij den heelen dag, dan kunt gij alles van hem krygen wat gij maar wilt." (Wordt vervolgd.) Evckink het onderwijs in handenarbeid besproken, terwijl de heer F. W. Van Eeden huisvlijt als middel tot volkswelvaart schetste. Beide sprekers deden het belang uitkomen, dat de ont wikkeling door dezen tak van arbeid aau de hand en den geest kan geven als zy goed wordt geleid. Men hoopt er in de departe menten meer en uieer belangstelling voor te zien ontstaan. Daarna kwam de nationale kunstnijverheid op het tapyt. De conclusie, waartoe de inleider kwamdat de oud-Nederlandsche stijl door de Nederlandschc zilversmeden meer moest worden bestudeerd met het oog op de motieven die daaraan waren te ontleenen, werd algemeen als juist beschouwd. De bamboe-meubelen zouden in de vergadering zijn gebracht door den kolonel Van Zuylen, maar hy was afwezig. Zijn taak werd overgenomen door den heer Van Eeden. 't Kwam hem voor dat van die bamboe voor onze meubelen wel profijt zou te trekken zijn met het oog op de vele rieten stoelen, etc., tegen woordig in gebruik. De bamboe is sterk en licht en de gevlekte bamboe is een aardige versiering, ook zeer geschikt voor trap ladders, enz. In het koloniaal museum te Haarlem is men in den laatsten tijd druk bezig met het verschaffen van allerlei inlichtingen voor den handel. Het vraagpunt „de veredeling van het ambacht" leidde tot geen bepaald besluit. Terugkeeren tot het gildewezen achtte men onmogelijk. Verschillende denkbeelden werden aan de hand gedaan. Ten slotte werd besloten, dat men zich in verband zou stellen met „Arti et Industriae" in Den Haag by het voorbereiden van maatregelen te dezer zake. Daarna werd de vraag besproken welken invloed de nieuwe Engelsche wet op de fabrieksmerken heeft op den invoer van buitenlandsehe fabrieksartikelen, en welken invloed zij heeft op de Nederl. industrie. De heer De Waal (Arnhem) leidde haar in en stelde het belemmerende van de nieuwe Engelsche wet in het licht. Zoo is het zeer belemmerend, dat in sprekende letters moet aangeduid worden op de etiquetten het land der vervaar diging. Hollandsche hoeden met het inschrift: „Mode de Paris" worden geconlïsceerd, tenzij er bij sta„Mode de Holland". Voor alle artikelen is dat het geval. De Engelsche wet werkt feitelijk als een bescherming der Engelsche industrie met bena deeling der buitenlandsehe. Voor Holland is de zaak van temeer belang, omdat vele Hollandsche fabrikanten verplicht zijn vreemde woorden en merken te gebruiken, willen zij hun uitsluitend inlandsch fabrikaat in Holland ingang doen vinden. Nog al te zeer bestaat er in Nederland een volkomen ongemotiveerde tegenzin tegen nationale en bevoordeeling van buitenlandsehe fabrikanten. Hij achtte het zeer noodig, dat Nederland het voorbeeld van Engeland volge en deze Maatschappij en haar departementen gegevens verzamele, om te komen tot een wettelijke regeling van de eer lijkheid van fabrieksmerken. Met algemeene stemmen werd besloten aan het congres voor te stellen de zaak bij de departementen der Maatschappy aan hangig te maken en daarop een volgend jaar praeadvie3 van directeuren in te winnen. In de tweede afdeeling werd de ontginning van woeste gronden besproken door den heer jhr. mr. W. Van Citters. De stelling door hem verdedigd luidde: „Het is wenschelyk en mogelijk nagenoeg alle woeste gronden, zoowel in de duinen als op de heide, door middel van bezaaiing of beplanting met naaldhout of harshoudend houtgewas, te ontginnen en zoodoende ook alle zand verstuivingen te doen ophouden." Zij werd druk besproken en vond ten slotte by allen bijval. Men wees er op dat deze ont ginning tevens dienst kan doen als werkverschaffing en tot ver betering van ons klimaat. Na afloop van deze vergaderingen werd een bezoek gebracht aan de Haagsche kookschool. In de Woensdagochtend geopende vergadering van het congres werden de verschillende conclusiën, in de afdeelingsvergaderingen genomen, zoo goed als onveranderd aangenomen, terwijl uitvoe ring werd gegeven aan de voorgestelde besluiten. Tot leden der Commissie tot het onderzoek van de quaestie der rookvrije verbranding van het steenkolengas tot verwarming, werden benoemd de heeren Symons, te Rotterdam, D. Van der Horst, te Leiden en J. G. Rueb, te Breda. In plaats van de aftredende directeuren en het overleden lid, generaal Delprat, werden gekozen de heeren mr. J. C. Meijer, te Leeuwarden, G. A. A. Middelberg, te Bussum, dr. D. De Haan, te Haarlem en A. L. De Sturler, te Leiden. Tot Voorzitter van directeuren werd dr. De Haan gekozen. Leiden is aangewezen voor congres en vergadering in het volgende jaar. Na de gebruikelijke plichtplegingen werd de vergadering gesloten. Aan den rijtoer, die de algemeene vergadering en het Congres der Nederl. Maatsch. ter bevordering van Nijverheid jl. Vrijdag besloot, werd door een 50tal personen deelgenomen, meerendeels in landauers gezeten, zoodat een stoet van 10 rijtuigen het West- land doorkruiste. In den ochtend liet het weder zich niet fraai aanzien, doch allengs werd het beter en des middags zelfs warm, zoodat de heeren in dit opzicht niet te klagen hadden. Doch ook in allo andere opzichten waren zij bovenmate tevreden. Te Loosduinen werd hun, door de zorg van den heer P. F. L. Wal deck, een frissche dronk en eene frissche roos aangeboden, waar voor zij hem en zijn allerliefst dochtertje zeer erkentelijk waren. Toen volgde het bezoek aan den uitgestrekten tuin van den heer M. P. Van Ruijven, te Poeldijk onder Monster, eene blijkbaar met veel zorg en verstand onderhouden kweekplaats van allerlei soorten van groenten en vruchten. Dat de druiven en perziken nog lang niet waren wat ze wezen moesten, is alleen aan het zeer ongunstige seizoen te wijteneerst de voorjaarsvorsten en toen de zomerkoude. Met belangstelling werden ook de hop planten bezichtigd, met de cultuur waarvan door de afdeeling Westland van de Holl. Maatsch. van Landbouw o. a. in dezen tuin proeven werden genomen. De planten groeiden welig. Ze staan er reeds 2 jaar. Eerst in het 3de jaar kan men de uit komsten beoordeelen. Na dankbetuiging aan den vriendelijken eigenaar van den tuin, gingen de heeren over Monster naar 's Gravesande, waar in de „Spaansehe vloot" werd gedejeuneerd, om toen den tocht voort te zetten naar den Hoek van Holland, waar men te half twee aankwam. Het bezoek aan het pantser fort, door den Minister van Oorlog bereidwillig toegestaan, was het glanspunt van den dag. Na ontvangen te zijn door den majoor der artillerie, den heer Moorrees, commandant der pant- serfort-artillerie, werden de heeren in twee groepen gesplitst, die onder leiding van den luitenant J. E. Verburgh, van de genie, en C. Wafelbakker, van de vesting-artillerie, de geheele inrich- richting der gebouwen en der koepels bezichtigden. Zoowel de twee genoemde officieren als de hoofdofficier beijverden zich, alle gevraagde inlichtingen te verschaffen omtrent de beweegbaarheid der koepels, de behandeling van het geschut en de diensten, die dergelijke forten in staat zijn in oorlogstijd te bewijzen. De algemeene indruk was die van bewondering over den vooruit gang van de wetenschap op dit gebied en over de practische wijze, waarop alles in het fort was ingericht. Of het voor de bevolking in vredestijd eene aangename verblijfplaats is en op den donr gezond, is een andere vraag. Uiterst voldaan werd te half vijf de terugtocht aangenomen via Naaldwijk, Wateringen en Rijswijk. Buitenland. De „Norddeutsche Allgerneine Zeitung" bevat een scherp artikel tegen de Petersburgsche „Novoje Vremya" welke deed uitkomen, dat het voorstel tot de Keizersbïjeenkomst niet van Petersburg is uitgegaan. „Onder beschaafde volkeren" zegt Prins Bismarcks blad „is het gewoonte, dat de jongere vorsten bij het.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1888 | | pagina 2