aan dien spoorweg gelegen, minstens ten getale van 10
personen, een goedkoope x'eisgelegenheid naar Den Haag en
terug zal worden verstrekt, tegen overlegging van een
bewijs van den patroon bij wien zij werkzaam zijn.
Den 5 October a. s. zal het 25 jaren geleden zijn,
dat de eerste sectie der Staatsspoorwegen voor het publiek
werd opengesteld. Op dien datum zullen ook verschillende
ambtenaren hunne 25jarige ambtsvervulling herdenken.
De vice-admiraal Binkes, afgetreden commandant der
zeemacht in Oost-Indië, is met zijn adjudant, den luitenant
ter zee 1ste klasse Ellis, te 's Hage aangekomen.
De heer mr. Baron Van Zuijlen van Nijevelt, oud-
Minister van Binnenlandsche Zaken, oud-gezant te Parijs
en lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, is ernstig
ongesteld: zijn toestand is niet zonder gevaar.
Door den Minister van Waterstaat, enz. is bij beschik
king van 12 dezer vrije toegang tot de spoorwegen ver
leend aan de deurwaarders in Nederland voor de uitoefe
ning van hun ambt, ten blijke waarvan door hen een
zilveren penning met 's Rijks wapen aan een oranje-lint
om den hals wordt gedragen.
De „Temps" meldt, dat, nu ook Nederland is toe
getreden tot de overeenkomst betreffende het Suez-kanaal,
de goedkeuring van alle Staten officieel is verkregen.
Naar men verneemt, heeft de Regeering besloten
Nederlandsch-Indië te doen toetreden tot de internationale
Unie tot bescherming van den industriëelen eigendom. Tot
dusver behoorde alleen het moederland tot die Staten-
Vereeniging. Hierdoor zal een einde komen aan de vele
klachten, door buitenlandsche fabrikanten, vooral Franschen,
aangeheven over het misbruiken van hunne handelsmerken
in Nederlandsch-Indië door aldaar gevestigde huizen. Tevens
zullen nu de daar gedeponeerde merken voortaan ook be
scherming genieten in alle andere landen van de Unie,
waar de eigenaars dit verlangen.
Door tusschenkomst van de commissarissen in de
verschillende provinciën zijn inlichtingen gevraagd aan de
burgemeesters of er in hunne gemeenten gedwongen winkel
nering bestaat, en zoo ja, in welken vorm.
Van 20 tot 26 Augustus a. s. zal door den rijdenden
trein van het korps pontonniers in Noordholland eene
oefening worden gehouden in het slaan van bruggen, en
wel: te Haarlem over het Spaarne; Haarlemmerliede over
de trekvaart naar Amsterdam; Velsen en Buitenhuijze
over het Noordzeekanaal; Zaandam over de Zaan; tusschen
Akersloot en Alkmaar over het Noordhollandsch Kanaal.
De Koningin van Servië is jl. Dinsdagnamiddag
wederom te Scheveningen geweest en heeft toen besloten
voor verscheidene weken te huren en tot haar verblijf in
te richten de villa „Golfzicht", de laatste aan het strand,
een eindweegs voorbij het Oranje-Hótel.
Jl. Maandag heeft te Texel de jaarlijksche tienden
verpachting plaats gehad van alle te velde staande zaad
gewassen en veldvruchten, welke aldaar zullen worden
ingeoogst. De totale opbrengst was f 239.50.
Van Texel wordt gemeld
„Vermoedelijk door de sterke verversching door de menig
vuldige regens van het water, schijnt in sommige binnen
wateren de paling zoo benauwd te worden, dat zij uit het
water kruipt tusschen het gras der oevers. Alleen meteen
mesje gewapend, slaagde in de vorige week eene visschers-
familie er in, 300 pond paling buit te maken, die aan het
troebele water poogde te ontkomen."
Tot binnenvader en binnenmoeder in het R.-K. Wees
huis te Alkmaar zijn benoemd de heer A. Tel en echtgenoote,
thans in dezelfde betrekking te Zaandam werkzaam.
De heer C. P. T. Bigot verlaat het „Grand-Thé&tre"
te Amsterdam met 1 September a. s. Hij zal dan met de
heeren Kreukniet en Blaaser de leiding op zich nemen van
het „Salon" in de Amstelstraat. Het gezelschap dat daar
wordt gevormd, zal den naam dragen van „Vereenigde
V ariétés-Tooneelisten"
Ook te Hellevoetsluis is men van plan om, ter gelegen
heid van den verjaardag van Prinses Wilhelmina, de school
gaande kinderen een aangenamen dag te bereiden. Tot dit
doel is er reeds, onder eere-voorzitterschap van den Burge
meester dier gemeente, den heer Rich. P. A. Van Rees,
eenmaal zat ziet ge, een volwassen kerel zou zich niet fermer
rechtop hebben kunnen houden. „Wilkins," zei hij, „Wilkins,
zit ik zoo goed In de manége zitten ze ook rechtop, nietwaar,
Wilkins zei hij. „Ja," zeg ik, „zoo recht als een kaars, uwe
Lordschap," zeg ik. En toen lachte hy, en hij was zoo vroolijk
en hij zei „dat is goed," zei hij, „ik zal ook rechtop zitten,
Wilkinswaarschuw mij maar als ik niet rechtop zit," zei hij."
Maar rechtop zitten en zoo aan den teugel op en neer geleid
worden was nu juist niet Cedric's ideaal. Het duurde niet lang
of hij riep zyn grootvader toe
„Mag ik niet alleen rijden En ook een beetje harder Dat
jongentje in New-York mocht draven en galoppeeren
„Zoudt gij dat kunnen, draven en galoppeeren vroeg de Graaf.
„Ik zou het wel eens willen probeeren," hernam Cedric.
Zijne Lordschap gaf Wilkins een wenk, waarop deze zijn eigen
paard haalde, opsteeg en Cedric's pony bij den teugel nam.
„Ziezoo," zei de Graaf, „laat hij nu maar eens draven."
De eerstvolgende oogenblikken waren zeer inspannend voor den
jeugdigen ruiter. Hij merkte, dat draven lang zoo gemakkelijk
niet was als stappen en hoe harder het paard liep, hoe moeie-
lijker het werd.
„Het h-hotst ver-verschrikkelijk d-doet het n-niet zei hy.
„H-hotst gy oo-ook zoo, W-Wilkins?"
„Neen, Mylord," gaf Wilkins ten antwoord. „Gij zult er
langzamerhand wel aan wennen. Hef u maar op in de stijg
beugels
„D-dat d-doe ik al," zei Cedric.
Dat rijzen en dalen, dat hortend en stootend op en neergaan,
was zoo bijzonder pleizierig niet. Hij geraakte buiten adem, zijn
gezichtje gloeide van inspanning, maar hij bleef volhouden en zat
zoo recht als hij kon. De Graaf kon het uit zijn venster zien.
Toen de ruiters, nadat zij een oogenblik achter de boomen ver
borgen waren geweest, weer zichtbaar werden, was Cedric zijn
hoed kwijt; zijne wangen zagen er uit als twee klaprozen, hij
had de lippen stijf op elkander geklemd, maar hy draafde als
een man.
„Stil eens even!" riep zijn grootvader. „Waar is uw hoed?"
Wilkins raakte even aan den zijne. „Afgevallen, Mylord," zei
hy met onmiskenbare voldoening. „Hy wilde niet, dat ik zou
afstijgen om den hoed terug te halen."
„Is hij niet erg bang?" vroeg de Graaf droogweg.
„Bang, Mylordriep Wilkins. „Ik geloof, dat hij niet eens
weet wat dat woord beduidt! Ik heb al aan veel jongeheeren
rijles gegeven, maar ik heb er nooit een gezien die zoo dapper
volhield."
„Moe vroeg de Graaf aan Cedric. „Afstijgen
„Het hotst meer dan ik gedacht had," bekende zyne Lordschap,
openhartig, „en ik ben ook wel een beetje moemaar ik wil
eene feestcommissie gevormd en circuleert eene lijst ter
inzameling van bijdragen.
MeH is tot de ontdekking gekomen, dat bij een gezin
te Vlaai-dingen een Sjarig meisje 4 jaren lang is opgesloten
geweest door de stiefmoeder met medeweten van den vader.
Een jongen uit het eerste huwelijk die, ook al door
mishandeling, het ouderlijke huis had verlaten, heeft de
politie op het spoor gebracht. Het kind werd aangetroffen
in zeer ellendige toestand op een zoldertje in een fruitkist,
en is dadelijk in veiligheid gebracht en gereinigd.
De verontwaardiging van het publiek was zóó groot,
dat de politie het huis gedurende den nacht heeft moeten
bewaken.
Men herinnert zich waarschijnlijk, dat in Mei jl. in het
Boterstraatje te 's Hage door den bierhuishouder Van der
Linden, aldaar woonachtig, een te vondeling gelegd meisje,
10 i 14 dagen oud, opgenomen en door hem en zijne
vrouw liefderijk verpleegd werd. Het werd gedoopt Cornelia
Boterstraatje en is dezer dagen overleden tot droefheid van
de menschlievende pleegouders.
De moeder van de vondelinge stond jl. Dinsdag voor de
Rechtbank aldaar terecht. Zij bekende volledig het kind,
van hetwelk zij in het Ziekenhuis te Leiden bevallen was,
op genoemde plaats te hebben nedergelegd, daar zij hare
bevalling voor hare ouders geheim wilde houden. Zij kende
Van der Linden en zijne vrouw niet. Toen zij het te vondeling
had gelegd, bleef zij een poosje wachten om te zien wat er
met het kind zou gebeuren, en zij verwijderde zich toen
men het had opgenomen, waarna zij naar hare ouders
vertrok zonder van hare bevalling te reppen.
De president bracht beklaagde onder het oog, hoe slecht
zij gehandeld had door het kind op de straatsteenen te
leggen, zonder te weten bij wie het terecht zou komen.
Op subsituut-officier van justitie, mr. Ort, maakte beklaagde
den indruk, dat zij zich nog niet voldoende rekenschap
heeft gegeven van het misdadige harer handeling. Later
zou zij wel inzien, hoezeer zij het moederlijke gevoel ver
geten heeft. Het kind heeft het echter gelukkig getroffen.
En hier achtte substituut-officier de plaats om een woord
van waardeering te uiten voor de menschlievendheid van
het echtpaar Van der Linden, die het kind, tot baardood,
met de meeste toewijding verpleegd hebben en die der
moeder eene les hebben gegeven in liefde tot een hulpeloos
wicht. Substituut-officier vorderde, op grond van art. 256
Wetboek van Strafrecht, 3 maanden gevangenisstraf. Beklaagde
verzocht verzachting van straf.
Uitspraak Dinsdag a. s.
Op lOljarigen leeftijd is te Rotterdam overleden de
weduwe F. Schroll, geboren Van Graafland, de vrouw die
indertijd met haren man, een wachtmeester, verscheiden
veldtochten medemaakte, en onder andere als marketentster
den slag van Waterloo bijwoonde. Zij was gedurende de
laatste jaren van haar leven geheel kindsch, had haar
herinneringsvermogen verloren en begreep nauwelijks iets
van hetgeen er om haar heen voorviel.
Jl. Zondagavond heeft men nabij Velp vóór den
trein, die 's avonds ten 11 ure uit Arnhem vertx-ekt, een
zwaren balk en eenige planken op de rails gelegd, waar
schijnlijk met het doel om den trein te doen ontsporen.
In den aanstaanden winter zal te Dokkum een wed
strijd van Rederijkerskamers worden gehouden, waarbij
px-ijzen van f 250 eri f 100 zijn uitgeloofd.
Men beweert, dat in het graanpakhuis en in de olie
kelders van de firma Noux-y en Van der Lande te Deventer,
die bij den brand behouden bleven, voor een waarde aan
granen en olie van ruim 90 mille was geborgen. De schade,
door den brand veroorzaakt, wordt door sommigen op een
paar ton gouds, door anderen op nog hooger bedrag geschat.
Met zekerheid is daarvan nog niets bekend.
Dezer dagen vervoegde zich ten Raadhuize eener
gemeente in Noord bx*abant een persoon, tot het doen van
aangifte van een geval van overlijden.
Op de vraag van den betrokken ambtenaar, of de aan
gever ook familie van den overledene was, zette het boertje
vreemde oogen op, doch antwoordde niets.
Toen de vraag herhaald werd, bekeek hij de toppen zijner
toch liever nog niet afstijgen. Ik zou het graag zoo spoedig
mogelijk willen kunnen. Zoodra ik wat uitgerust ben, moesten
wy mijn hoed maar terug gaan halen." -
Indien iemand, die heel slim was, Cedric had willen leeren hoe
hij zyn grootvader het best voor zich kon innemen, dan zou hij
hem geen beter middel aan de hand hebben kannen doen. Toen
de pony naar de groote laan terug draafde, verspreidde zich een
blos van genoegen over het oude gezicht en de oogen onder de
borstelige wenkbrauwen tintelden van een genot, dat hij niet
gedacht had ooit weer te zullen smaken. Hij bleef zitten en
wachtte in spanning tot hij het geloid van de paardenhoeven weer
hoorde. Toen hy het vernam, was het tempo sneller dan daar
straks. Cedric had zijn hoed nog niet op; Wilkins droeg dien voor
hem zijne wangen waren hooger gekleurd dan ooit en de haren
fladderden hem om het hoofd, maar hij naderde in stevigen galop.
„Verbeeld u," hijgde hij toen zij stilstonden, „ik heb gegalop
peerd Ik deed het nog niet zoo goed als dat jongentje in New-
York, maar ik ben er toch niet afgevallen
Van dien dag af waren hij en Wilkins en de pony de beste
vrienden. Er ging geen dag voorbij waarop de dorpsbewoners
hen niet vroolijk zagen draven en galoppeeren door veld en bosch.
De kinderen in de boerenwoningen liepen naar buiten, om het
aardige bruine paardje en den kleinen ruiter, die zoo recht in den
zadel zat, te bewonderende jonge Lord nam telkens zijne muts
af, groette hen en riep „HelloGoeden morgenop eene alles
behalve deftige, maar o, zoo vriendelijke, trouwhartige manier.
Somtijds hield hij stil om met de kinderen te praten en eens
kwam Wilkins op het kasteel terug met het verbaal, dat de jonge
Lord bij de dorpsschool volstrekt had willen afstijgen, om een
gebrekkig jongentje op de pony naar huis te laten rijden.
„En ik mag sterven," zei Wilkins, toen hij de historie in den
stal vertelde, „ik mag sterven als ik er iets tegen kon doen.
Hij wilde niet, dat ik zou afstijgen, omdat het kind misschien
bang zou wezen op een groot paard. En hij zegt, „Wilkins,
dat jongentje i3 gebrekkig en ik niet en ik wil ook eens met hem
praten." En dat boerenkind moet op het paard zitten en Mylord
wandelt er naast, met de handen in den zak en de muts achter
op het hoofd, fluitend en pratend, alsof het de natuurlijkste zaak
van de wereld wasEn toen wij bij de kerk waren en de moeder
naar buiten kwam loopen, om te zien wat er te doen was, nam
hij zijne muts voor haar af en zei: „Ik heb uw zoontje thuis
gebracht omdat zijn been hem pijn deedik geloof niet, dat die
stok hem genoeg helpt om op te lennen en ik zal grootvader
vragen of hij een paar krukken voor hem wil laten maken." Ik
mag sterven, als de vrouw niet dacht, dat zy in den grond zou
zinken, en geen wonder! Ik stond zelf ook met open mond en
wist niet hoe ik het had."
(Wordt vervolgd.)
vingers, krabde eens aan dat vooruitstekend lichaamsdeel,
hetwelk men neus noemt, en antwoordde:
„Familie? Familie? krek nië meneer, want wé ze'k er oe
van zeggen, 't is men moeder."
Mag liet een hotelbediende al dan niet toegelaten
wox-den een knevel te dragen? Deze vraag wordt tegeix-
woordig hier en daar druk behandeld. De eigenaars van
een aantal voorname logementen hebben hun bedienden dien
mannelijken tooi van het gelaat verboden. Zij redeneex'en
als volgtIn aanzienlijke huizen wordt het aan de huisknechts
niet veroorloofd een knevel te dragen, en daar nu de knechts
in hotels bij reizende heeren de plaats bekleeden van hunne
eigene bedienden tehuis, zoo behooren zij dezen in kleedex--
dracht en gebruiken na te volgen. Met welken hartstocht
de kwestie somwijlen behandeld wordt, blijkt uit eene
brochure van een Weener „roaitre d'hötel", die zich tot de
volgende ontboezeming heeft opgewonden
„De jongeling wordt gedwongen het teeken van den
naderenden mannelijken ouderdom met geweld te vernietigen,
en daarmede wordt hem de eerste droppel gift van den
haat en den nijd ingegeven; hij gevoelt de vernedering
voor het aangezicht zijner medenxenschenhij heeft niet
het recht evenzeer mensch te zijn als andere menschendaar
hebt gij een schop roept men hem toe en draag zorg
dat gij onder de schepselen komt waartoe gij belxoort:
onder de apen en honden."
De stand der provinciale schuld van Noordholland
op 1 Januari 1888 was als volgt:
27,000 a 4^ pet., zijnde het restant van f 50,000, op
genomen in 1874, met jaarlijksche aflossing
gedurende 18771886 van minstens f 2000
en gedurende de volgende jaren van minstens
f 3000.
32,000 a 4 pet., zijnde het restant van f 55,000, op
genomen in 1875, met jaarlijksche aflossing
gedurende de jaren 18771886 van minstens
f 2000, gedurende de volgende tien jaren van
minstens f 3000 en in het 21ste of laatste jaar
van f 5000.
15,000 ii 4 pet., zijnde het x*estant van f 50,000, op
genomen in 1880, met jaarlijksche aflossing
van minstens f 5000.
60,000 h 4 pet., zijnde het restant van f 90,000, op
genomen 1 Jan. 1881, met jaarlijksche aflossing
van minstens f 5000.
210,000 a 4 pet., zijnde het restant van f250,000, op
genomen in 1883, nxet jaarlijksche aflossing
van minstens f 10,000.
23,000 a 4 pet., tot aanvulling der laatstgenoemde
leening, opgenomen in 1884, met jaarlijksche
aflossing van minstens f 1000.
48,000 a 4 pet., opgenomen in 1885, met jaarlijksche
aflossing van minstens f 5000, aanvangende
in 1887.
265,000 3£ pet., opgenomen in het laatst van 1886
en uitmakende het eex-ste gedeelte eener geld-
leening, waarvan het bedrag is bepaald op
f 465,000, met eene jaarlijksche aflossing van
minstens f 15,000, aanvangende in 1889.
150,000 a 3| pet., opgenomen in 1887 en uitmakende
het tweede gedeelte der bovengenoemde leening
van f 465,000.
830,000 (Haarl. Crt.)
Buitenland.
Het Duitsche eskader lichtte jl. Dinsdagnamiddag te 3 uur-
te Kroonstad het anker en vertrok onder het saluut van
de Russische vloot en de fox-ten. Nadat Keizer Wilhelm
op de hartelijkste wijze afscheid had genomen van den
Russischen Keizer, de Keizerin en de Grootvorsten, die met
hem het ontbijt hadden gebruikt, vertrok de „Hohenzollern"
op zijne beurt te 4£ uur, terwijl de Russische vloot, welke
zich in linie van parade had geschaard, saluutschoten loste
en het Pruisische volkslied werd aangeheven. Vele parti
culiere stoomschepen begeleidden de „Hohenzollern", onder
de voortdux-ende juichkreten van hen, die zich aan boord
bevonden.
Graaf Herbert Von Bismarck zal Keizer Wilhelm naar
Stockholm en Kopenhagen vergezellen.
Volgens geruclit is de Czaar voornemens in het aan
staande najaar een tegenbezoek te Berlijn te brengen.
Naar het „Journal des Débats" uit Kopenhagen verneemt,
heeft het voornemen van Keizer Wilhelm om Denemarken
te bezoeken allesbehalve geestdrift verwekt. De Vorst zal
goed ontvangen worden, maar de Denen hebben nog geens
zins hunne botsingen met Duitschland vergeten.
„Wanneer wij", zoo zegt het „Dagbladet", den Duitschen
Keizer met beleefdheid begroeten, dan is het, omdat wij
de goede bedoeling erkennen, welke hij met zijne reis heeft,
en omdat wij hopen, dat hij den weg tot eene volledige
verzoening zal openendaarbij moeten wij echter opmerken,
dat eene verzoening niet zal kunnen tot stand komen al-
vox-ens de Denen van het Noorden met die van het Zuiden
opnieuw een en dezelfde monarchie vormen."
De „Avisen", het orgaan van den Deenschen Minister
van Oorlog, zegt: „De Duitsche Keizer komt een beleefd
heid bewijzen aan onzen Koning; zijne beleefdheid heeft
aanspraak op de onze, maar ook op niets meer."
Een ander Deensch blad vraagt, of de Duitsche Keizer
de teruggave van Sleeswijk-Holstein komt aanbieden. „In
dat geval", zoo laat het blad zich uit, „zal hij welkom zijn".
Uit deze weinige staaltjes blijkt, dat Keizer Wilhelm bij
zijn bezoek te Kopenhagen niet op bijzonder veel geestdrift
behoeft te rekenen.
De Keizerin van Duitschland heeft aan haren gemaal
bij zijn vertrek naar Rusland een waaier ten geschenke
voor de Czarin medegegeven. De waaier is vervaardigd
uit het fijnste vioolhout, en reeds sedert Keizer Wilhelm
besloten had naar Rusland te gaan is een der eerste Ber-
lijnsche schilders voortdurend bezig geweest met de orna
mentatie er op te brengen. Hij heeft namelijk een prieel
er op geschilderd, tusschen welks bladergroepen men de
vier zoontjes des Keizers ziet, wier beeltenissen eene spre
kende gelijkenis hebben. Op de keerzijde heeft de Keizerin
in hare handteekening een bijbeltekst doen vlechten, betref
fende de vriendschap tusschen de machtigen der aarde. De
waaier ligt in eene doos van wit moiré, op welks deksel
de Keizerin hare eigene naamletters en die der Czarin
heeft geborduurd.
Uit Weenen wordt aan de „Daily News" gemeld, dat,
daar de Servische Synode zich ten slotte onbevoegd ver-