HELDERSCHE
EN MEUWEDIEPER CÖCRANT.
Nieuws- tn Advertentieblad voor Hollands Noordertwartler.
1888. N° 95.
Woensdag 8 Augustus.
Jaargang 46.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
BEKENDMAKING.
21> DE KLEINE LORD.
,.Wij huldigen,
het goede.";
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90.
franco per post 1.20.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Pryi der Advertentiën: Van 14 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
De waarnemende Burgemeester der gemeente Helder brengt,
naar aanleiding eencr ontvangen mededeeling van den Heer
Luitenant-Kolonel, Commandant van het 5de bataillon 1ste regi
ment Infanterie alhier, ter voorkoming van ongelukken, ter
algemeene kennis, en vooral van schippers, varensgezellen enz.,
dat op enkele dagen tusschen 20 Augustus en 12 September e. k.,
door de Infanterie van het garnizoen alhier, evenals gepasseerde
jaar, schietoefeningen zullen worden gehouden op beweegbare
doelen in zee, van af den O o s t e 1 ij k e n K a n a a 1 d ij k,
200 meters bezuiden het fort Oostoever, in de richting
van het Balgzand, waartoe op die dagen de onveiligheid vaD
het vaarwater aldaar zal worden aangekondigd door twee roode
vlaggen, die op de borstwering van genoemd Fort zullen worden
geplaatst.
Helder, 6 Augustus 1888.
De waarnemende Burgemeester voornoemd,
C. A. BEUKENKAMP.
Een Nederlandsch belang.
De „Staatscourant" van 4 dezer behelst een uitvoerig rapport
van den heer J. J. B. Heemskerk, lid der firma Heemskerk Co.,
te Shanghai, aan den Minister van Buitenlandsche Zaken over
de laatste geweldige overstroomingen der Gele Rivier in China,
waarbij 7500 vierk. Engelsche mylen zwaar werden geteisterd,
ongeveer 12,000 vierk. Engelsche mylen schade geleden hebben
en 2 millioen menschen het leven hebben verloren, terwijl het
getal der broodeloozen en haveloozen zich nog niet schatten laat.
Dat na zulke rampen zeer groote werken moeten worden uitge
voerd, zoowel om de geleden schade te herstellen als om her
halingen te voorkomen, ligt voor de hand. Van uit Engeland,
Frankrijk en Duitschland, waar men steeds op zyn qui vive is,
zijn reeds onmiddellijk de noodige stappen gedaan om zich een
gedeelte van de uitvoering dier werken te verzekeren, en het
stuk van den heer Heemskerk strekt voornamelijk om de Neder-
Uit het Engelsch van F. H. BURNETT.
Bezorgdheid in Amerika.
Toen het kleine vriendje van mijnheer Hobbs dezen verliet om
naar Dorincourt Castle te gaan en Lord Fauntleroy te worden,
en toen de komenijsman tijd had gehad om tot het besef te komen,
dat de Atlantische Oceaan hem nu scheidde vau het aardige ventje,
waarmee hij zooveel prettige uurtjes had doorgebracht, begon hij
zich erg eenzaam te voelen. Mijnheer Hobbs was eigenlijk vol
strekt geen knap man, niet eens bijzonder vroolijk of aardighij
was niet vlug van begrip, nog al vervelend zelfs, en had weinig
kennissen. Hij was geestelijk niet ontwikkeld genoeg om zich
aangenaam bezig te houden, en zyne eenige uitspanning was het
lezen van de couranten en het optellen van zijne rekeningen.
Dat laatste ging hem niet gemakkelijk afja, Cedric, die al heel
aardig op de vingers kon tellen en cijfers op de lei schrijven, had
wel eens gevraagd of hij hem ook helpen zouhet kleine ventje
kon zoo aardig zitten luisteren in dien goeden, ouden tijd, hij
stelde zooveel belaDg in hetgeen de couranten vertelden en hij
en mijnheer Hobbs hadden zoo menigmaal lange gesprekken
samen gehouden over de Revolutie en de „Britschen" en de ver
kiezingen en de republikeinsche partij, dat zyn vertrek werkelijk
eene groote leegte achterliet in den komenijswinkel. In den beginne
was het mynheer Hobbs alsof Cedric niet zoover weg was, alsof
hij nog wel eens terug zou komen en op een goeden dag weer
bij de deur staan in zijn wit pakje, met de roode kousen aan en
den hoed achter op het hoofd; alsof hij hem weer met zijn helder
stemmetje zou hooren roepen „Hello, mijnheer HobbsWarm
weertje van daagMaar toen de tijd verliep en er niets van
dit alles gebeurde, begon mijnheer Hobbs de tijd lang te vallen.
Zelfs van zijne courant genoot hij niet meer zoo van ganscher
harte. Als hij al het nieuws had gelezen, liet hij vaak het blad
op zijne knie rusten, om onafgewend naar den hoogen kantoor
stoel te kijken. Er waren krassen op de pooten, die hij niet
kon aanzien zonder droevig gestemd tc worden. Die krassen waren
afkomstig van de hakken van den aanstaanden Graaf van Dorin
court, en hij had ze er op gemaakt omdat hij altijd zat te schoppen
onder het praten. Het schijnt dus, dat zelfs jonge Graven beheht
zijn met de slechte gewoonte om te schoppen tegen de dingen,
waarop zij zittenadellijk bloed en doorluchtige voorvaderen
blijken dus geen afdoend remedie tegen die kwaal te zijn
Wanneer hij een poosje naar die deuken en krassen gekeken had,
haalde mynheer Hobbs zyn horloge uit den zak, en opende het
om naar de inscriptie te kijken: „Van zijn oudsten vriend, Lord
Fauntleroy, aan mynheer Hobbs. Als gij dit ziet, vergeet mij
niet." En dan sloot hij het weer met een diepen zucht en ging
aan de deur staan, tusschen een vaatje gedroogde appelen en eene
mand aardappelen, om op straat te kijken. Des avonds, wanneer
de winkel gesloten was, stak hy zyn pijpje aan en drentelde langs
de kleine steentjes tot aan het huis, waar Cedric gewoond had
en waar nu een bordje uithing„Te huur" dan bleef hij een
poosje stilstaan, bekeek het van onder tot boven, schudde het
hoofd, deed een paar flinke halen aan zijne pijp en nam dan met
een bedrnkt gezicht den terugweg aaD. Twee of drie weken ging
dit zoo voort, zonder dat er een nieuw denkbeeld in zijne ziel
opkwam. Aangezien hij nu eenmaal langzaam en op zyne manier
diepzinnig van natuur was, duurde het een geruimen tijd eer
eene nieuwe voorstelling zich in zyn brein ontwikkelde. Na die
twee of drie weken, waarin de toestand wel verergerde, maar
niet verbeterde, begon er eindelijk een plan in hem op te doemen.
Hij zou Dick gaan opzoeken. Hij was geheel op de hoogte van
alles van Dick betrof; Cedric had het hem verteld en hetboven-
1 tndsche waterbouwkundigen, wier vermaardheid ook tot in China
D doorgedrongen, op te wekken zorg te dragen, dat ook zij hun
aandeel daarin bekomen.
De heer H. schrijft o. a.
„Intusschen dienen gegadigden te weten, dat de Chineesche
Regeering de benoodigde gelden voor zulk eene onderneming niet
beschikbaar heeft en naar alle waarschijnlijkheid alleen onder
handelingen kan en zal voeren met dezulken, die tegelijkertijd
de kapitalen kunnen voorschieten, of doen voorschieten, anderzijds
voor de terugbetaling in geregelde termijnen echter de noodige
garantiën zou willen stellen, en bij de luttele schuld die het
Hemelsche Rijk heeft, bestaat ook niet het minste gevaar bij het
leenen der vereischte sommen, hoe groot of klein die mogen
blijken te zullen zijn.... Het is nu eenmaal de aangenomen poli
tiek, dat wie leveringen aan het Chineesche Gouvernement doet
zelf de gelden daarvoor vindt, die dan geleidelijk worden terugbetaald.
„Ook voor de N'ederlandsche yzer- en andere industrie zou
het van een ontzaglyk belang zijn, wanneer deze aangelegenheid
in ernstige en dadelijke overweging genomen werd, al ware het
alleen wegens het aantal baggerstoomers, zandzuigers en derge
lijke machinerieën, die voor de uitvoering ongetwijfeld noodig
zijn. Maar wordt langer getalmd met het nemen van practische
stappen, dan is er geen twijfel of de kans is verkeken.
„Kan de zaak in behandeling genomen worden, dan is zij van
zoo omvangryken aard, dat het zelfs niet raadzaam zou zijn, dat
één persoon of ééne firma die geheel op zich zou nemen. Veel
wenschelijkcr zou het zijn dat allen die zich met de uitvoering
van dergelijke werken bezighouden zich combineerden, waarby
dan tevens alle „jalousie de métier" wordt te niet gedaan, en
Nederland eens eene grootschc onderneming op zich neme, die
de voorlooper zijn kan van tal van zulke werken, die vroeger of
later in China moeten tot stand gebracht worden langs zijne
oneindig lange kust en de monden zijner tallooze groote rivieren.
Al zullen wij ook in China misschien binnen betrekkelijk
korten tijd spoorwegen zien aanleggen, het geheele wezen en
zijn, en het geheele onderlinge verkeer berust voor deze menschen-
massa van 300,000,000 zielen op communicatie te water, langs
rivieren of over zee, en het is nauwelyks mogelyk zich een veld
te denken dat voor Nederlandsche waterbouwkundigen zóó vrucht
baar zou kunnen worden. Uitgestrektheden, vyftigmalen grooter
dan Nederland, zijn, naar mij van deskundige hand is verzekerd,
onderworpen aan dezelfde euvels van eenen gestadigen strijd
genoemde nieuwe denkbeeld was, dat het hem misschien troost
zou geven als hy eens met Dick kon praten.
En zoo gebeurde het, dat Dick, terwyl hy druk bezig was de
laarzen te poetsen van een klant, eens op een goeden dag een
kort, dik mannetje met een groot gezicht en een kaal hoofd zag
naderen, dat met alle aandacht naar zijn uithangbord bleef staan
kijken.
„Professor Dick Tipton
is onovertrefbaar."
Dat stond er op te lezen. De man bleef zoolang op de letters
staren, dat Dick ook met aandacht naar hem keek, en toen de
laarzen van zijn dagelijkschen klant eindelijk mooi genoeg waren,
vroeg hy
„Een streek je, mynheer?"
De dikke man trad naderby en zette bedaard zyn voet op het
bankje.
„Jawel," zei hij.
Daarop ging Dick aan den arbeid en de dikke man keek
intusschen gestadig van Dick naar het uithangbord en van het
uithangbord naar Dick.
„Hoe komt gij daaraan vroeg hy eindelijk.
„Van een vriend van mij," zei Dick, „een klein kereltje.
Alles wat ik hier heb, heeft hij mij gegeven. Ik heb nooit zoo'n
aardig kereltje gezien. Hij is nu in Engeland bij de grootelui
hij is een Lord geworden."
„Lord Lord vroeg mijnheer Hobbs, met zijne gewone
langzaamheid, „Lord Fauntleroy naderhand Graaf van Dorin
court
Dick liet van verbazing den borstel uit de hand vallen.
„Wat drommel!" riep hy, „kent gij hem ook?"
„Ik heb hem gekend van zyne geboorte af," hernam mijnheer
Hobbs, terwijl hij zich het zweet van het voorhoofd wischte,
„Wij zyn levenslang vrienden geweest dat zijn wij!"
De aandoening overmeesterde hem bijna terwijl hy sprak. Hy
haalde het mooie gouden horloge uit den zak, opende het en liet
Dick de inscriptie zien.
„„Als gij dit ziet, vergeet my niet,"" las hij. „Dat was zijn
afscheidsgeschenk. Och, ik zou hem niet vergeten hebben," ver
volgde hij, droefgeestig het hoofd schuddend, „al had hij mij
niets gegeven en al had ik hem nooit weêrgezien. Hij was een
jongen, dien geen mensch zou kunnen vergeten."
„Ik heb nooit een aardiger ventje gezien," betuigde Dick
nogmaals. „Ik mocht hem zoo graag lyden, dat mocht ik,
en wij waren ook vrienden van den beginne af zijn wij goed
samen geweest, dat kleintje en ik. Ik heb eens een bal voor
hem teruggehaald, die tusschen de rijtuigen gevallen was, en dat
heeft hij nooit vergeten en als hij hier met zyne moeder of de
meid voorbijkwam, dan riep hij altijd„Hello, Dickalsof hij
een kerel van zes voet was in plaats van zoo'n kleine pepernoot,
met eene meisjesjurk aan. Hy was zoo vroolyk altijd en als ik
eens verdrietig was of ontevreden, deed een praatje met hemmy
altijd goed."
„Juist, dat is zoo," zei mijnheer Hobbs. „Zonde en jammer,
dat hij een Graaf moe9t worden. Hij zou als kruidenier bijvoor
beeld, of in een ander vak hebben uitgeblonken uitgeblonken
zeg ikEn mynheer Hobbs schudde het hoofd en werd hoe
langer hoe zwaarmoediger.
Het bleek nu, dat zy elkander zooveel te vertellen hadden, dat
het niet mogelijk was alles op straat af te doen, en er werd dus
afgesproken, dat Dick den volgenden avond een bezoek zou komen
brengen in den winkel en mijnheer Hobbs gezelschap houden.
Dit plan was Dick zéér naar den zin. Hij was zijn levenlang
een straatzwerver geweest, en had altijd verlangd naar een
fatsoenlijker bestaan. Sedert hij nu zaken dreef op zyn eigen
tegen het element, water, als waartegen in ons vaderland steeds
moet worden gestreden en gewaakt....
„De kosten die er mede gemoeid gaan om een deskundige
uit Nederland hierheen te zenden, en hem te doen rapporteeren
over hetgeen gedaan kan worden, behoeven, vooral in den aanvang,
niet groot te zijn. Voor reis en onderhoud zijn nauwelyks
f 12,000 per jaar benoodigd, en wanneer zulk een persoon hier een
paar jaren vertoeft, zal hij niet met ledige handen huiswaarts
behoeven te keerenmaar kan hij het grootsche werk nu op het
oog niet machtig worden, hij zal hoogst waarschijnlijk een loonenden
werkkring kunnen vinden door het uitvoeren van onderdeelen of
het sluiten van andere contracten met de Chineesche Regeering.
Want er zyn nog andere plannen die binnenkort of lang ten
uitvoer gelegd zullen worden, namelijk die van eene haven op
het eiland Formosa, hetwelk tot nu toe alleen eenige open reeden
heeft, waar jaarlijks tal van Chineesche jonken en ook eenige
Europeesche bodems gedurende den typhoontijd schipbreuk lijden.
Zoo ook het aanleggen van dyken in de noordelijke deelen des
Rijks en dergelijke meer.
„Het zou waarlyk tc betreuren zijn, dat, waar andere natiën
zooveel activiteit ontwikkelen, Nederland stil thnis bleef,
wachtende op dingen die komen zullen, in eene branche die zoo
speciaal en algemeen erkend bij de Nederlanders haren zetel heeft...."
Belangstellenden kunnen van de in dit memorandum vermelde
bylagen inzage bekomen aan voornoemd Ministerie.
Binnenland.
Onze Amerikaansche bezoekers, de leden der „Holland
Society", zullen 9 of 10 dezer met de „Amsterdam" te
Rotterdam aankomen en zich van daar met een uit salon
rijtuigen safimgestelden extra-trein naar Amsterdam begeven,
waar zij in „Brack's Doelen-Hötel" hun intrek zullen nemen.
Dienzelfden avond of den volgenden avond wordt een
receptie gehouden, waarschijnlijk in het „Amstel-Hötel".
Het voornemen bestaat bij de Amsterdamsche commissie
om een tocht met het gezelschap te doen naar die plaatsen,
welke een bepaald Hollandsch karakter dragen en vooral
waar monumenten uit het begin der 17de eeuw aanwezig
zijn, terwijl men het gezelschap behulpzaam zal zijn bij het
bezichtigen der merkwaardigheden in de hoofdstad. (V.)
gelegenheid, verdiende |hy genoeg om ten minste onder een dak
te kunnen slapen in plaats van op straat, en hij hoopte in stilte,
dat hy het mettertyd nog wel verder zou brengen. Het was dus
in zyn oog geene geringe eer zoo uitgenoodigd te worden door
een gezeten burger, die een komenijswinkel, ja zelfs paard en
wagen bezat.
„Weet gij iets van Graven en kasteelen vroeg mynheer
Hobbs. „Ik zou zoo graag meer bijzonderheden willen weten."
„Er staat een verhaal van in een Penny-Magazinezei Dick.
„Het heet „„Gravenkroon en misdaad of de wraak van Gravin
May."" Het is een prachtig verhaal. Een paar andere jongens
en ik koopen het altijd en dan lezen wij het samen."
„Koop er ook een voor mij, als gij kunt," zei mynheer Hobbs,
„ik zal het betalen. Breng alles mee waar iets van Graven in
staat. Als liet geen Graven kunnen zijn markiezen zyn ook
goed, of hertogen, hoewel hij nooit van markiezen of hertogen
gesproken heeft. Wij hebben wel eens over gravenkronen ge
praat, maar gezien heb ik er nooit een. Ik geloof niet dat zy
hier gebruikt worden."
„Als iemand ze heeft, zou het Tiffany moeten zijn," zei Dick,
„maar ik weet niet of ik wel zou kunnen zien of het er een
was, al had hij er een."
Mijnheer Hobbs vertelde niet, dat hij evenmin op de hoogte
was en schudde alleen maar langzaam het hoofd.
„Ik denk, dat er hier weinig vraag naar is," zei hij en daar-
meê was de zaak afgedaan.
Dit was het begin van een blijvend vriendschapsverbond.
Wanneer Dick in den winkel kwam, ontving mijnheer Hobbs
hem met de meeste gastvrijheid. Hij gaf hem een stoel, dien
Dick terstond achterover wipte tegen de deur, en zoodra hy zat,
maakte mijnheer Hobbs met den steel van zyn pijp eene zeer
welsprekende beweging naar eene mand met appels, waarmee
hij zeggen wilde
„Ga uw gang 1»
Dan keek hy de nieuwe aflevering van het verhaal eens door,
daarna lazen zy het hardop en vulden het aan met hunne op
merkingen over de Britsche aristocratie; mynheer Hobbs blies
geduchte rookwolken uit zijne pyp en schudde het hoofd, vooral
wanneer hij naar de merkteekens op den kantoorstoel keek.
„Ja," kon hy dan zeggen, „die krassen zyn nog van hem
afkomstig; urenlang zit ik er soms naar te kyken. Alles is
veranderlyk in deze wereld. Hier heeft hy gezeten, hier heeft
hy beschuitjes uit mijne trommels, appels uit mijne manden
gegeten en de klokhuizen op straat gegooid, en nu is hy een
Lord en woont in een kasteel. Dit zijn krassen van een Lord
mettertyd kunnen het krassen van een Graaf worden. Somtijds,
als ik daar zoo over zit te peinzen, zeg ik wel eens tot mij-
zelvenwel, ik mag een staart krijgen 1"
Deze overdenkingen, gevoegd bij Dick's bezoek, schenen hem
een weinig op te wekken. Vóórdat Dick heenging gebruikten
zij samen het avondeten in de donkere achterkamer beschuit
en kaas en sardijntjes en andere lekkere dingen uit den winkel
en mijnheer Hobbs trok plechtig een flesch gemberbier open,
schonk twee glazen vol en sprak een welgemeendenj zoo al geen
weisprekenden toast uit.
„Daar gaat hij 1" zei hij, zijn glas opnemend„en ik hoop,
dat hij hun een lesje zal geven graven en markiezen en her
togen, allen met elkander 1"
Na dezen eersten avond zagen zij elkander dikwijls genoeg, en
mynheer Hobbs werd veel opgeruimder en voelde zich minder
verlaten. Zy lazen het Penny-Magazine en allerlei andere interes
sante dingen en verzamelden een schat van wetenswaardigheden
omtrent de levensmanier van graven en gravinnen, waarvan deze
verachte klassen verbaasd zouden hebben gestaan, indien zy er