RELRERSCHE
EK NIEIIWED1EPER COURANT.
Nieuws- en Advertentieblad Toor Hollands Noorderkwartier.
1888. N° 98.
Woensdag 15 Augustus.
Jaargang46.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
BEKENDMAKING.
DE KLEINE LORD.
„Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal0.90.
franco per post 1.20.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Advertentiën: Van 1—4 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
Verslag omtrent lichtsterkte, druk en zuiver
heid van het lichtgas der gemeente Helder,
gedurende de maand Juli 1888.
Datum.
Licht
sterkte
iu
kaarsen.
Zwavel
in
100 kub.
voet gas
in grains.
Zwavel
water
stof.
Ammonia
100 kub.
voet gas
in grains.
Druk.
16
6.8
Niet
8.1
Van 's avonds 8 uur
aanwe
tot 's nachts 12 uur:
20
7.6
zig.
7.04
32 tot 24 millimeters.
24
14.2
8.2
8.9
Van 's nachts 12 uur
tot 's morgens 6 uur:
28
8.3
6.8
20 tot 17 millimeters.
Van 's morgens 6 uur
tot 's avonds 8 uur:
17 tot 22 millimeters.
De waarnemende Burgemeester der gemeente Helder brengt,
naar aanleiding eencr ontvangen mededeeling van den Heer
Luitenant-Kolonel, Commandant van het 5de bataillon 1ste regi
ment Infanterie alhier, ter voorkoming van ongelukken, ter
algemeene kennis, en vooral van schippers, varensgezellen enz.,
dat op enkele dagen tusschen 20 Augustus en 12 September e. k.,
door de Infanterie van het garnizoen alhier, evenals gepasseerde
jaar, schietoefeningen zullen worden gehouden op beweegbare
doelen in zee, van af den Oostelijken Kanaaldijk,
200 meters bezuiden het fort O o s t o e v e r, in de richting
van het B a 1 g z a n d, waartoe op die dagen de onveiligheid van
het vaarwater aldaar zal worden aangekondigd door twee roode
vlaggen, die op de borstwering van genoemd Fort zullen worden
geplaatst.
Helder, 6 Augustus 1888.
De waarnemende Burgemeester voornoemd,
C. A. BEUKENKAMP.
Binnenland.
Dezer dagen werd gemeld, dat de Minister van Binnen-
landsehe Zaken bij de a. s. begrooting voorstellen zou doen
tot sluiting van twee Rijks-Kweekscholen voor Onderwijzers,
Uit het Engelsch van F. H. BURNETT.
Toen mevrouw Errol de ontvangkamer binnentrad, zag zij een
langen, deltigen ouden heer op het tijgervel voor den haard staan.
Hij had een Iraai besneden, maar streng en stuursch gezicht, een
arendsneus, een zwaren grijzen knevel en iets gébiedends in zijn
geheele voorkomen.
Mevrouw Errol, geloof ik," zei hij.
i/Mevrouw Errol," gaf zij ten antwoord.
;/Ik ben Graaf Dorincourt," zei bij.
Bijna werktuigelijk wachtte hij even, om baar in het opge
heven gelaat te zien. Hare oogen herinnerden hem zóó zeer aan
de groote, lieve kinderoogen, die gedurende de laatste maanden,
iederen dag zoo tallooze malen tot hem hadden opgezien, dat bij
er letterlijk van ontroerde.
„Hoe sprekend gelijkt het kind op uzei hij op eens.
«Dat wordt meer gezegd, Mylord," gaf zy ten antwoord, „maar
mij is het altijd een genot zijn vader in hem terug te vinden."
Zooals Lady Lorridaille hem reeds gezegd had, was hare stem
allerliefst en haar toon eenvoudig en waardig. Zij scheen in
het minst niet van haar stuk gebracht door zijne onverwachte
verschijning.
„Ja", zei de Graaf, „hij lijkt op mijn zoon ook." Hij hief
de hand op en trok met geweld aan zijn grijzen knevel. „Weet
gij waarom ik eigenlijk hier gekomen ben
„Ik heb mijnheer Havisham gesproken en hij heeft mij verteld,
dat er iemand is, die rechten meent te hebben
„Ik ben hier gekomen om u te zeggen, dat die rechten onder
zocht en betwist zullen worden, indien dit maar eeuigszins moge
lijk is. Ik ben hier gekomen om u te zeggen, dat bet kind ver
dedigd zal worden tot het uiterste. Zijne rechten
De zachte stem viel hem in de rede.
„Hij moet niets hebben, dat hem niet eerlijk toekomt, zelfs
al werd het hem door de wet toegewezen," sprak zij.
„Dat kan de wet, helaas, niet doen," zei de Graaf. „Was het
mogelijk, dan zou het gebeuren Die onbeschaamde vrouw en haar
kind
„Misschien heeft zij het even lief als ik myn Cedric, Mylord,"
zei het tengere vrouwtje. „En als zij werkelijk met uwoudsten
zoon getrouwd is geweest, dan is haar zoon Lord Fauntleroy en
de mijne is het niet."
Zij was evenmin bevreesd voor hem als Cedric geweest was,
zy keek hem aan evenals Cedric gedaan had en hoewel hij zijn
leven lang een echte dwingeland geweest was, deed het hem toch
in zijn ziel genoegen. De menschen durfden hem zoo zelden
tegenspreken, dat deze ondervinding hem door hare nieuwheid
aangenaam aandeed.
„Ik begin te gelooven," zei hij op ietwat barschen toon, „dat
het u niet onwelkom zou wezen, indien hij nimmer Graaf van
Dorincourt werd
Een donkere blos bedekte het lief gelaat.
„Het is een zeer groot voorrecht Graaf van Dorincourt te zijn,
Mylord," sprak zij. „Dat weet ik. Maar wat in mijn oog nog
meer waarde heeft, is, dat hy worde wat zijn vader geweest is
eerlijk en trouw en waar in alles,"
onder welke ree Is bepaaldelijk die van 's Hertogenbosch
is genoemd. Volgens sommigen behoort ook de Haarlemsche
school tot de ter dood veroordeelden. Naar aanleiding van
die geruchten schrijft „De Standaard"
„Het al of niet juiste van dit bericht zal wel eerst blijken
bij de indiening dier begrooting, maar dat het ministerie
op deze wijze zal trachten, reeds voorloopig iets te doen
tot vermindering van den ongelijkmatigen druk der tyran-
nieke schoolwet, komt ons alleszins aannemelijk voor. Want
dat toch het bestaan van zeven Rijks-Kweekscholen een
niet onbelangrijk gewicht van dien onrechtmatigen druk
uitmaakt, enkele cijfers kunnen dat aantoonen. Eene som
van f 575,000 wordt jaarlijks uit 's Rijks schatkist gelicht
tot vorming van neutrale onderwijzers aan de Rijks-normaal-
lessen; eene som van f 60,000 wordt jaarlijks uitgekeerd
voor subsidiën aan gemeentelijke Kweekscholen en f 500,000
of wel millioen beloopt het jaarlijksch budget van de zeven
Rijks-Kweekscholen.
„Aan die opleiding wordt dus telken jare gemiddeld eene
som van f 1,100,000 besteed; zegge: een millioen honderd
duizend gulden. En wat heeft ons volk daarvoor? Wij
merkten het reeds op: het grootste deel des volks heeft
daar niets voor, maar dat moet men nu niet zoo breed uit
meten de liberalen hebben er toch hunne moderne
secte-onderwijzers voor, en die zijn immers noodig om ons
volk te helpen brengen op den weg, daar het niet zijn moet
cn niet zijn wil. Tachtig beurzen a f 300 verzekert het
Rijk jaarlijks aan elk van die zeven weelderige inrichtingen;
voor alle 7 dus 7 X 80 X f 300 f 168,000 alleen aan
beurzen, en dat nog maar al door, al loopen de onder
wijzers ook bij honderden te vergeefs naar eene betrekking
te zoekenal komen ze zich op kleinere plaatsen ook bij
tientallen aanmelden voor minder dan werkmansloon. En
die dure pil wil men dan voor de belastingbetalende bur
gerij, die er niet van gediend is, vergulden met te zeggen
gij kunt er immers ook van profiteeren, onze Kweek- en
Normaalscholen staan immers ook open voor uwe zonen
en dochtersze zijn neutraal, „de beginselen van anders
denkenden worden er geëerbiedigd". Juist neutraal zijn
ze, of moeten ze ten minste zijn, en dan noemt men die
inrichtingen JTwjtfe&scholen. Onderwijzers en opvoeders
„kweeken", zonder beginsel, wie het vatten kan, die
vatte het; maar voor ons is het klaar, dat waar een beginsel
tot waarachtige vorming der persoonlijkheid ontbreekt, heel
„Het tegendeel dus van hetgeen zijn grootvader is, nietwaar?"
sprak zijne Lordschap ironisch.
„Ik heb niet het genoegen gehad zijn grootvader te kennen,"
hernam mevrouw Errol, „maar ik weet, dat mijn jongen gelooft
Zij hield even op en hem kalm in het gelaat ziende,
vervolgde zij: „Ik weet, dat Cedric u lief heeft."
„Zou hij mij lief gehad hebben," vroeg de Graaf droogjes,
„indien gij hem verteld hadt waarom ik u niet op het kasteel
wilde ontvangen
„Neen", gaf mevrouw Errol ten antwoord, „dat geloof ik niet
en daarom juist wilde ik niet, dat hij het weten zou."
„Wel zoo," zei Mylord kortaf, „er zijn weinig vrouwen, die
evenzoo gehandeld zouden hebben."
Eensklaps begon hij met groote schreden de kamer op en neer
te loopen en trok toen heftig aan zijn knevel.
„Ja, hij heeft mij lief," zei hij, „en ik hem. Vroeger heb ik
nooit iets of iemand lief gehad. Maar hem wel, hem wel! Van
het eerste oogenblik af voelde ik mij tot hem aangetrokken. Ik
ben oud en was het leven moede. Hij heeft mij iets gegeven
om voor te leven. Ik ben trotsch op hem. Het deed mij goed
te denken, dat hij eenmaal in mijne plaats zou optreden als het
hoofd van ons geslacht
Hij keerde terug en bleef voor mevrouw Errol staan.
„Ik ben ongelukkig," zei hij, „diep ongelukkig
En men kon aan hem zien, dat hij de waarheid sprak. Zijn
trots zelfs was niet bij machte om het beven van stem en
handen te bedwingen. Een oogenblik scheen het zelfs alsof zijne
donkere, diepliggende oogen vol tranen stonden. „Misschien is
het wel omdat ik mij zoo ongelukkig gevoel, dat ik tot u gekomen
ben," zei hij, haar doordringend aanziende. „Ik had een afkeer
van u, ik was jaloersch op u. Deze rampzalige gebeurtenis
heeft alles anders gemaakt. Nadat ik het terugstootende schepsel
gezien had, dat zich de vrouw van mijn zoon Bevis noemt,
voelde ik, dat het eeno onuitsprekelijke verkwikking zou zyn u
te mogen aanschouwen. Ik ben een oude gek geweest en ik
heb u schandelijk behandeld. Gy lijkt op het kind en het kind
is nu mijn eenig levensdoel. Ik ben diep ongelukkig eu ik ben
tot u gekomen alleen omdat gij zoo op mijn jongen gelijkt, omdat
hij u lief heeft en ik hem. Behandel my zoo goed als gij kunt,
ter wille van den jongen."
Hij zei dit alles met zyne gewone barsche stem, op bijna
ruwen toon, maar hij scheen zoo bedroefd en verslagen, dat
mevrouw Errol innig medelyden met hem kreeg. Zij stond op
en schoof een armstoel vooruit.
„Gij moest liever gaan zitten," sprak zij, zacht en vriendelyk
en deelnemend. „Gij hebt zooveel zorg gehad, dat ge wel ver
moeid moet wezen en gij zult uwe krachten nog zoo noodig
hebben."
Het was eene even nieuwe ondervinding voor hem, dat iemand
bezorgd voor hem was, en op die wijze met hem praatte, als
daar straks, dat hy werd tegengesproken. Weer moest hij aan
„den jongen" denken en hy deed wat hem gevraagd werd.
Misschien had bij al wat geleerd door zijne smart en teleurstel
ling; al9 hij zich niet zoo ongelukkig bad gevoeld zou hij haar
I misschien zyn blyven hatennu was hare nabijheid hem een
troost. Hy zou bijna alles aangenaam hebben gevonden na de
I kennismaking met Lady Fauntleroyon dit jonge vrouwtje had
de opleiding opgaan moet in intellectualistische drijverij
inaar weten moet hier trouwens wel het doel zijn, ook
daarom, omdat de onderwijzer op de neutrale school alleen
profijt heeft van wat hij weet. De vraag wie of wat hij
is, kan veilig buiten rekening blijven. En van zulke
inrichtingen zouden ook onze zonen profiteeren om gevormd
te worden tot onderwijzers niet alleen, maar ook tot
opvoeders
„Wij stippen ten slotte nog aan, dat van de ongeveer
450 kweekelingen, die gemiddeld aan deze Kweekscholen
zijn, er doorloopend niet meer dan een tiental zijn die voor
eigene rekening studeeren. Dat ouders, die tot de gegoede
burgers behooren, de opleiding hunner zonen liever uit
's Rijks kas laten betalen wie anders dan de schoolwet
drijvers hebben de demoralisatie in de hand gewerkt?
„Werden twee van die secte-Kweekscholen opgeheven
dat zou al eene jaarlijksche besparing van ongeveer
f 130,000 zijn."
Naar „het Vaderland" verneemt, heeft de Stoomvaart-
Maatschappij „Holland* zoodanige regeling getroffen met
de verschillende Spoorwegmaatschappijen, dat in de passage
van Java naar Nederland, zijnde f 700 eerste klasse en
f 425 tweede klasse, ook begrepen is de spoorvracht 1ste
of 2de klasse van Genua naar Amsterdam, Rotterdam en
Den Haag of omgekeerd, terwijl de bagage kosteloos met
het stoomschip wordt doorgevoerd.
Door de Nederl.-Indische Stoomvaart-Maatschappij zijn
voor bovengenoemde Maatschappij (HollandIndië) zes
nieuwe stoomschepen aangekocht. Deze schepen, gebouwd
naar de nieuwste eischen van den tegenwoordigen tijd, zijn
op uitnemende wijze ingericht, zoowel voor de vrachtvaart
als voor den passagiersdienst. Vooral voor deze laatsten
bieden zij het meest mogelijke gemak en comfort aan. Zij
zijn 4000 ton groot en voeren machines van de nieuwste
constructie.
De Vereeniging tot bevordering en verbetering der
kaasbereiding besloot in hare jongste algemeene vergadering
te Schagen, zich met een adres tot het Ministerie van
Waterstaat enz. te wenden, ten einde vrijdom of verlaging
van de belasting op het zout, hetwelk noodig is voor de
bereiding van boter en kaas, te verkrijgen. Zij meent dat
eene verlaging van dezen accijns zoowel ten goede van
landbouw en veeteelt als ten voordeele der verbruikers
harer producten zal strekken.
een zoo bekoorlijk gezichtje, eene zoo welluidende stem en iets
zoo waardigs in toon en manieren. Onder den invloed van deze
toovermacht, begon hij zich allengs minder ellendig te gevoelen
en opgewekter vervolgde bij
„Wat ook gebeure, voor den jongen zal ik zorgen. Niet alleen
nu, maar ook in de toekomst."
Eer hij heenging sloeg hy een blik om zich heen.
„Is het huis naar uw zin vroeg hij.
„Byzonder," was haar antwoord.
„Dit is eene vroolijke kamer," hernam hij. „Mag ik hier nog
eens weer komen praten
„Zoo dikwijls als gij wilt, Mylord," antwoordde zij.
Toen keerde hy Daar het wachtende rijtuig terng en reed weg.
Thomas en Henry zaten op den bok, stom van verbazing over
den loop, dien de zaak nu scheen te nemen.
Dick, de redder.
Zoodra de geschiedenis van Lord Fauntleroy en de zorg, waarin
de Graaf van Dorincourt verkeerde, in de Engelschen dagbladen
ter sprake kwamen, namen de Amerikaansche bladen de berichten
natuurlyk over. De historie was te belangwekkend om opper
vlakkig behandeld te worden, en er werd heel wat over geredeneerd
Er bestonden zooveel verschillende lezingen vaD, dat het wel
aardig geweest zou zyn al de couranten te koopen en ze eens
met elkander te vergelijken. Mijnheer Hobbs las er zoo veel
over, dat zyn hoofd er van in de war raakte. In het eene ver
haal was zijn vriendje Cedric een kindje, dat nog niet loopen
kon in het andere een student te Oxford, die al zyne examens
met glans aflegde en zich onderscheidde door het maken van
Grieksche verzende een vertelde, dat hij verloofd was met een
mooi jong meisje, de dochter van een hertogeen ander dat hy
pas getrouwd washet eenige eigenlyk, dat niet gezegd werd,
was dat hij een ventje was tusschen do zeven en acht jaar, met
een paar vlugge beenen en prachtig blond krulhaar. De een
beweerde, dat hy in het geheel geen familie van Graaf Dorin
court, maar een bedrieger was, die vroeger met couranten geloopen
en op straat geslapen had, vóórdat zyne moeder den rechtsgeleerde,
die naar Amerika wa9 gezonden om den erfgenaam op te zoeken, om
den tuin had weten te lijden. Daarop volgden allerlei beschrij
vingen van den nieuwen Lord Fauntleroy en zijne moeder. Dan
eens was zij eene Zigeunerin, dan eene actrice, dan weer eene
schoone Spaanschemaar daarin waren allen het eens, dat de
Graaf van Dorincourt haar doodsvijand was en zeker haar zoon
niet als zyn erfgenaam zou erkennen, indien er iets tegen te
doen wasen aangezien er eene kleine onregelmatigheid was in
de papieren, die zy getoond had, verwachtte men, dat een lang
durig proces volgen zou, belangwekkender dan eenige zaak, die
ooit op deze wijze behandeld was. Mijnheer Hobbs verdiepte
zich in al die tegenstrijdige berichten tot zijn hoofd er van
duizelde en des avonds praatte hij met Dick over niets anders.
Zy begonnen te begrypen welk een gewichtig persoon die Graaf
van Dorincourt was, welk een prachtig inkomen hij had, hoeveel
landgoederen hy bezat, en hoe grootsch en weelderig het kasteel
was, dat hij bewoondeen hoe meer zij daaromtrent hoorden, hoe
opgewondener zij werden.
„Er zal toch iets aan gedaan moeten worden," meende mijn
heer Hobbs. „Dergelijke dingen moet men goed onderzoeken