HELDERSCHE EK JVIEUWEDIEPER COURANT. Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. 1888. N° 106. Jaargang 46. Zondag 2 September. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Vergadering van den Raad POSTKANTOOR HELDER. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag. Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90. franco per post 1.20. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Advertentiën: Van 1—4 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.J der gemeente Helder, op Dinsdag de» 4 September 1888, des avonds ten zeven ure. Helder, den 1 September 1888. De Burgemeester, C. A. BEUKENKAMP. Onderwerpen ter behandeling: 1. Herstemming voorstel adres van den beer Leich. 2. Herstemming voorstel voorziening vacature hoofd der school N°. 3. 3. Vaststelling rekening en verantwoording 1887. 4. Voorstel benoeming plaatselijk Teekenmee3ter. 5. Benoeming Wethouder. 6. Bezwaarschriften hoofdelijken omslag. 7. Mededeeling ingekomen stukken. Lijst van brieven, geadresseerd aan onbekenden, gedurende de eerste helft der maand Augustus 1888. Namen der geadresseerden. Plaatsen van bestemming. C. VolderAmsterdam. J. Hoogerwerf B. K. v. d. Est A. Blomy H. HeukelsDeventer. Mej. J. Lebbink. 's Hage. Mej. M. C. Kempff Mej. M. Boelee Mej. F. Lammers Harlingen. ScheermanHaamstede. Mej. R. De Bruin Rotterdam. Van het Hulpkantoor te Anna Paulowna: E. Schreuders *t Zand. Van het Hulpkantoor te Wieringen: J. D,e GrootAmsterdam. Briefkaarten J. De JongAmsterdam. J. Smitu H. MeulenbroekHelder. Amsterdamsche Feestkroniek. 30 Augustus. Schoon ik al de lezers der „Heldersche en Nieuwedieper ~6) THYR A. Naar het Noorsch van MARIE COLBAN. Wy stonden bij mijn ziek vogeltje, zeide Magdalena, buiten adem van 't loopen, en toen nam hij zijn schetsboek en begon te teekenen. Ik dacht, dat hij het vogeltje teekende, want ik moest het in mijn hand houden, maar het stilstaan begon mij te vervelen, en toen keek ik over zijn schouder. En wat denk je, dat ik zag? teekende hij uit, die vent! Ik zag het dadelijk aan mijne ^orden.die losgegaan waren. Maar ik wil niet uitgeteekend v-gQ(r En ze stampte met haar voet. Het was goddank ^„^iet af en ik liep gauw weg. Thyra was bleek orden onder dat verhaal. Zij begreep niet, hoe hij een andj^ .on uitteekenen terwijl zy zat te wachten om hem het antwooaifJ .e geven, dat hy zoo angstig verlangd had. Magdalena's wotue was nog niet bedaard. Zij hield hare oogen onafgebroken naar den kant vanwaar die nare man moest komen, klaar om weg te vliegen op het oogenblik, dat zij hem zou zien. En zij moest wel een hevigen haat tegen hem voelen, want Thyra hoorde met verbazing de tranen in haar stem, toen zij uitriep, dat die gek haar niet voor den mal behoefde te houden ,en haar uitteekenen, daar bedankte zij voor Thyra was te vol van hare eigen gedachten om het kind goed te volgenzij ving alleen het woord //gek" op en zei verstrooid, dat men hem zeker het minst van alles kon beschuldigen een gek te zijnhij was immers een bedaard en ernstig jongmensch. Hij ernstig! riep Magdalena heftig. Hy lacht altijd! Thyra voelde weer een schok. Wat was dat? Met het kind was hij jong en uitgelaten, en met haar, ouden ernstig En hij noemt mij Narrifasging Magdalena voort met klimmende woede. Niemand mag my meer zoo noemen, en hij het allerminst Je hebt dien naam altyd heel goedmoedig gedragen, en wij vonden allen, dat hij precies voor je paste, zeide Thyra, die op merkzaam begon te worden. Ja vroegerriep Magdalena en barstte in tranen uit. Vroeger kon het mij niets schelen hoe men mij noemde. Thyra zag haar verschrikt aan en zeide in spanning Ben je dan nu veranderd? Lieve Hemelmen blijft toch niet altijd een kind, ant woordde Magdalena met groote tranen in hare oogen. Je zegt mij immers zelf altyd, dat ik moet bedenken, dat ik geen kind meer ben. En nu vindt je, dat je oud genoeg bent om voor een vol wassen meisje te worden gehouden! Hoe lang is dat zoo geweest? Zal ik het je zeggen Neen, neen, neen, wat jij wilt zeggen is niet waar! Das je weet wat ik zeggen wilde Ik weet niet waarom je zoo onaangenaam bent vandaag, Thyra, zeide Magdalena, die vuurrood was geworden. Ik ben niet onaangenaam, antwoordde Thyra somber. Ik wou alleen maar weten of je het naar zoudt vinden als onze gast op eens weg moest? Weg? riep Magdalena verward. Bedoel je, dat hij dan voorgoed weg zou gaan en nooit meer terugkomen?" Courant" gracieuselijk heb uitgenoodigd tot bijwoning der Amsterdamsche Prinsessefeesten, kan het toch wel zijn, dat velen door omstandigheden van allerlei aard verhinderd worden, zich met eigen oogen te komen verlustigen in al het bezienswaardige dat de feesten zullen opleveren. Voor die velen nu, die zeer velen misschien, volge hier een beknopt maar volledig overzicht van den geheelen loop der festiviteiten. Met wat goeden wil en verbeeldingskracht kan de vriendelijke lezer of lezeres zich dan voorstellen, de drie Prinsessedagen in de hoofdstad te hebben bijgewoond. Aan het verzoek der feestcommissie om gedurende die drie dagen het dundoek te laten wapperen, is vrij algemeen voldaan. Amsterdam is in feestdos, althans in vlaggentooi, gehuld. Buitengewone versieringen van openbare en parti culiere gebouwen heeft men ditmaal om drieërlei redenen achterwege gelaten. Vooreerst wijl het gehoopte bezoek van de Koningin en het Prinsesje niet doorgaat; ten tweede omdat de zeer kostbare versiering bij gelegenheid der Aprilfeesten nog betrekkelijk zoo kort achter ons ligt; en ten derde om reden men ii\ Mei van het volgende jaar, bij de viering van 's Konings 40jarige Regeering, in dit opzicht weer eens kranig voor den dag hoopt te komen. Thans is de stad één en al vlaggen. Om zich dit voor te stellen, is zoo heel veel verbeeldingskracht niet noodig. Wat het weder betreft zoo'n invloedrijke factor bij dergelijke gelegenhedendit scheen zich voor de feeste lijkheden niet gunstig in te zetten. Gedurende den afgeloopen nacht vielen er herhaaldelijk plasregens, die het ergste deden vreezen; en ook op het oogenblik dat ik dit schrijf, terwijl de Amsterdamsche jeugd zich in optocht naar het terrein der kinderspelen begeeft, achter het Rijksmuseum, staat de zon weer geducht in den waterman. De namiddag echter was gelukkig droog en zonnig. Die spelen vormen feitelijk de opening der feestelijkheden. Vijfduizend leer lingen van de openbare armen- en tusschenscholen en daar mede gelijk te stellen bijzondere scholen zijn uitgenoodigd doch van laatstgenoemden hebben alleen de Roomsche en de Waalsche scholen de uitnoodiging aangenomen, wijl die der Hervormden en Doleerenden liever op eigen houtje willen feestvieren. (Zie ,/Het Schotje" van De Genestet.) Te half twee trekken al die kleine feestelingen met rosetten, vlaggen en banieren, voorafgegaan door muziek, naar het terrein der kinderspelen, onder het zingen van hun „Feest- lied op Prinsessedag 1888": Ja. Hij woont immers in Rome, en zijn tyd hier zal bijna om zijn. Wij zullen hem wel eens weerzien.... als wij allemaal oud zijn. Hij mag niet weg van ons! riep Magdalena, en wierp zich hartstochtelijk om Thyra's hals. Zeg hem, dat hij niet weg magEn zij verborg haar vuurrood gezicht aan Thyra's schouder. Ook het kind, mijn kind heeft hy een nieuwe ziel gegeven, dacht Thyra, terwijl zij zoo stonden, en zij voelde hoe de geheele gestalte trilde van eene aandoening, die het kind zelf niet begreep, maar zij, de gemartelde, begreep het al te goed. Bij Narrifas duurde het verdriet niet lang, en zij had het al weêr vergeten voor een nieuw denkbeeld. Is het ver naar Rome, Thyra vroeg ze plotseling, en haar oogen schitterden weêr. Dan gaan we allemaal hem in Rome opzoeken. Grootvader doet alles wat ik wil en als ik aangenomen ben wil ik naar Rome. Dan noemt hij mij geen Narrifas meerMaar hy blijft toch nog wel tot ver in den herfst Hij heeft mij laatst gezegd, dat hij iederen keer als hy mij mocht teekenen, een vogel voor mij zou vangen daaraan kan je toch wel zien, dat hij niet denkt over weggaan. Het schijnt, dat het je heel veel schelen kan, of hij weggaat, zeide Thyra met eene uitdrukking, die bijna hard was. Mij ik begrijp niet hoe je dat zeggen kuntEn nu was ze weêr kwaad. Ik wil niet, dat hij my uitteekentEn vogels kan ik zelf wel vangenZoo'n man uit Rome kent niet eens de vormen van onze vogels! Maar als die man uit Rome nu eens heel veel van je hield Magdalena keek haar verbluft aan en werd rood tot achter hare ooren. Maar dadelijk daarop werd zij weer kwaad, en riep nijdig, dat niemand veel van haar hoefde te houden en hy het allerminst. Thyra wist immers, dat zij geen mannen kon uitstaan. Er was maar één man op de heele wereld, van wien zij hield en daarom noemde zij hem ook grootvader, hoewel hij evenmin haar grootvader was als die van den grooten Mogol. Dus Michaël kun je ook niet uitstaan Hem neen, hem kan ik zeker niet uitstaan Hij is de duivelJe hebt my dikwijls beknord, dat ik dadelyk wegloop als hy komt. Het gaat my als myne vogelszoo gauw als hij komt, vliegen ze allemaal weg. Nu, als de duivel weggaat, krygen je vogels rust. Maar ik wil niet, dat zij rust hebben riep Narrifas weer, vechtend met hare tranen. Als ik het je erg vraag, Thyra, dan wil je hem wel zeggen, dat hij niet weg moet gaan, in 't geheel niet weg, in 't geheel niet! Dat kan immers niet, zoo in eens weggaan, heelemaal naar Rome Maar wat kan het jou toch eigenlijk schelen, of hij weggaat of blijft Je kon hem immers niet uitstaan en je zegt nooit een woord tegen hem Maar als hy weggaat, zijn de dagen zoo lang! Ik wil niet, dat hy weggaat. Jij bent groot Thyra, je kunt hem ver bieden weg te gaanIk houd het niet uit, als hij weggaat. Nauwelyks was het laatste woord er uit, of zij was in eens wegalleen de krakende takken zeiden Thyra welken weg zij genomen had. Met welke gewaarwordingen Thyra achterbleef, aangenaam waren ze zeker niet, één ding was haar echter duidclyk, dat ze na Michaël niet zien koneerst moest zij Maandje van Augustus, haast ten eind gespoed, Kleur de jonge wangen, met der vreugde gloed; Strooi uw gouden vonken op de Driekleurvlag, Schenk uw schoonsten glimlach aan deez' jubeldag! Amsterdamsche jongens, geeft uw hart reis lucht; Meisjes, mengt uw stemmeu in liet blij gerucht. Laat de tonen zweven op den Zomerwind, Laat den feestzang rijzen voor het Koningskind! En zoo nog drie coupletten verder in den prettigen, opgewekten toon, waarvan de dichter, de heer F. J. Haver kamp, alle eer heeft. Het programma der kinderfeesten bestaat uit poppekasten, draaimolens, goochelaars, muziek uitvoeringen, enz., enz.bovendien worden aan de kinderen bons uitgedeeld voor: een bordje poffertjes, brood en bier of melk. Er is dan ook voor alles goed gezorgdik telde er 2 poffertjeskramen, 5 draaimolens, 3 goochelaars, 2 poppe kasten, 4 buffetten, lawntennisbaan, 2 dansterreinen, 1 muziektent en 1 koorddanser. Elementen genoeg voor een prettig kinderfeest! De avond is meer voor de ouders bestemd. In den Parktuin (Plantage) eerst een groot vocaal en instrumentaal concert, met welwillende medewerking van de Liedertafel //Oefening baart kunst", en na afloop daarvan, te midder nacht, ter inwijding van den eigenlijken verjaardag der Prinses: //groote militaire taptoe door vier muziekkorpsen en alle hier in garnizoen liggende tamboers, hoornblazers, trompetters en pijpers." Die daar bij staat en niet eens eventjes met zijn oogen knipt, moet een paar stevige ooren aan zijn hoofd hebben! Vrijdag komen de groote kinderen aan de beurt: 's morgens ten 10 ure Volksspelen, ook op de terreinen achter het Rijksmuseum. De deelnemers hebben allerlei gelegenheden om hunne kracht of behendigheid te toonen: wedloopen met en zonder hindernissen, worstelen, steen- werpen, enteren (aan touwen), driebeenige wedloop voor paren, ringsteken, zakloopen, tonrijden, kamp op den boeg zekerheid hebben en een duidelyk inzicht in zichzelve en in anderen. Toen hij haar een half uur daarna in de tuinkamer vond, na haar overal in den tuin gezocht te hebben, waren haar vader en de anderen ook binnen, en op zijn zachte vraag kreeg hy het korte antwoord„MorgenZij moest den nacht hebben om alles te overdenken. Toen de nacht kwam, twyfelde zij niet meer wat Narrifas betrof; wat het kind voelde was liefde. Als gewoonlyk hadden die twee weer geen woord gewisseld den heelen avondals persoonlijkheid scheen Narrifas niet te bestaan voor den kunstenaar, al gebruikte hij haar ook als studieeene studie is geen persoonlijkheid, maar toch, maar toch hij had haar vergeten voor het kindWat Magdalena voelde, werd haar ieder oogenblik helderder. Met zoo iets als beleefdheid gat het wilde ding zich nooit afzij zat stilletjes in het hoekje van de tuinkamer, dat haar hoekje genoemd werd, omdat zy daar al haar boeltje bij elkaar hadzij had een boek in de hand, maar Thyra merkte op, dat ze nooit een blad omsloegals Michaël toevallig in haar buurt kwam, dan beefde de hand, die het boek vasthieldsprak hy terwijl hij in haar nabyheid was dan boog ze het hoofd, maar ze luisterde zoo ingespannen, dat het boek op den grond vielen zoo waren er nog meer bewijzen, vooral ook de handigheid, waarmee ze een gesprek met hem ontweek. Thyra was niet doof geweest de drie maanden, die de schilder bij hen had doorgebrachtzij had dikwijls gelachen om de manier waarop het vroolyke kind dien „man nit Rome" in de war bracht met haar zingen zyno ooren moesten folgezongen worden hij plaagde haar altijd, nu zou zij hem ook plagen, en Thyra zou haar niet verradenThyra deed alles wat Narrifas haar dringend vroeg. Nu kreeg die geschiedenis eene geheel andere beteekenis. En Thyra wist het voornaamste nog nietdat Narrifas niet alleen in de buurt van het huis gezongen had, maar overal waar hij teekende, in het bosch of aan de zee, dat zij bijna overal geweest was, waar hy was, wanneer hij ten minste niet zyn lange studic- tochten deed. Dat spel had het uitgelaten kind erg vermaakt, tot zij zich eindelyk aan haar eigen vermaak brandde. Zoo kwam de nacht, de nacht, die voor overdenking bestemd was. Thyra behoorde niet tot die offorvaardige wezens, die het heel natuurlyk vinden voor anderen achter te staan. Altijd gewend in haars vaders huis als het eenig kind van den ryken man behandeld te worden, altijd gehuldigd, altyd bewonderd, was er een zekere hoogmoed in haar gekomen, waarvan zij zich wel niet bewust was, maar die er toch was. Juist hot tegendeel van die bloemenzielen, die geboren schijnen om een ondergeschikte plaats te bekleeden en altijd in de schaduw van anderen te staan, scheen zy juist bestemd, om overal de eerste te zijn, haar eigen leven te leven en niet op te gaan in dat van anderen. Zij was er zeker van, dat het kind hem liefhad, maar moest zij daarvoor haar geluk weggeven? hem weggeven? En aan wie? Aan iemand, die ver beneden haar stond? Neen, neen, neen, nooit in der eeuwigheid, neen 1 Het zag er niet vroolijk uit in die ziel. Alles wat daarin gesmeuld had van hartstocht, die lange, lange jaren, sloeg nu in vlammen uit: het wilde leven, een groot

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1888 | | pagina 1