HELDERSCHE EK KIEUWEDIEPER COIIRAKT. Nieuws- ei Advertentieblad voor Hollands Noordertwartler. 1888. N° 107. f Jaargang 46. Woensdag 5 September. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag. Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90. frunco per post 1.20. Uitgever A. A. BAKKEK BUREAU: MOLENPLEIN. Cz. Prijs der Ad verten tién: Van 1—4 regels CO cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.J Bi: i e ïi 1 a n d. Naar aanleiding van een in de .Köln. Ztg." opgenomen alles behalve vleiende schets over het leven van den kolonialen soldaat in Jndië, wordt aan de „Prov. O. en Zw. Crt." de volgende opmerking gemaakt: In den regel vloeien die onheusche en leugenachtige aanvallen hier en daar met eenigen grond van waarheid uit de pen van die opgeblazen Duitschers, gedemitteerde officieren, verloopen studenten e. a., die gelooven dat het niet voor hen, maar voor ons een buitenkansje is, wanneer zij zich als koloniaal soldaat komen engageeren en ver wachten dat hen in Indië in den kortst mogelijken tijd, als rechtmatige hulde, aan hun kennis en nationaliteit gebracht, den officiersrang worde aangeboden. Dit laatste nu valt hen bitter tegen. Van duizend hunner landslui wordt er nauwelijks één officier, na langdurigen dienst, hoogst oppassend gedrag en een zeer moeilijk examen, en niet nadat bovendien langs diplomatieken weg is gebleken, dat bun verleden niet oneervol was. Een grooter aantal brengt het tot korporaal of' onderofficier, maar het gros is en blijft soldaat en leidt dus 6 jaren lang in Indië het leven van koloniaal soldaat, dat bij ons zeker niet minder is dan overal elders. De teleurgestelden, dikwijls met een Hollandsch pensioen in 't Duitsche vaderland teruggekeerd, gaan schelden en schimpen op het land en het leger waarin zij een laatste schuilplaats vonden en goed gevoed, betaald en behandeld werden. Dat is echt Duitsch in de minder goede beteekenis van 't woord. Het feit dat tal van Duitschers, onderofficieren en min deren, die reeds zes jaren in Indië dienden, zich ddar of wel na in Europa te zijn teruggekeerd reëngageerden, bewijst toch voor de waarheid, dat het in dat Hollandsche koloniale leger nog zóó kwaad dienen niet is. Met het oog op de groote taptoe in den Parktuin te Amsterdam, bij gelegenheid der feestviering, meldt EsJcesvan daar aan „de Avondpost" het volgende: „Eene groote, militaire taptoe van vier muziekkorpsen, alle i TH YR. A. Naar het Noorsch van MARIE COLBAN. bier in garnizoen zijnde tamboers, hoornblazers, trompetters en pijpers! Het programma viel als een donderslag bij mij in hni3. Ik moest er aan gelooven, of ik wilde of nietdat middernachtelijk Inwaai moest ik gaan hooren met bagage mijn vrouw en dochter, welke laatste al een heele meid begint te worden. Een paar goede vrienden belast en beladen als ik sloten zich bij ons aan en tegen elf uur vertoonden wij ons op de plaats des onheils. Wij, mannen, hielden ons heilig overtuigd, en we doorsijpelden onze vrouwen van die overtuiging, dat we buiten den tuin die geweldige verjaardagsouverture even goed zouden kannen hooren als daar binnen. Entrée ging er dus niet af, want we bleven eenvoudig buitenlid. We werden moe en het begon een weinig te regenen, zoodat we haastiglijk eene schuilplaats zochten in een koffiehiis in de nabijheid, waar geen stoel meer te krijgen was. Eindelijk toch verliet een luidruchtig gezelschap de benauwde zaal en wij zetten ons in het zweet onzes aanschijns op onze zetels vlak bij de deur, met de onmiskenbaar smachtende uitdrukking in onze oogen, dat de muzikanten daar buiten toch maar spoedig mochten beginnen toe te tappen. Maar er was eerst nog iets anders voor ons weggelegd. De knecht bracht ons bier krak, krakklonk het op hetzelfde oogenblik, en Eskes met bijbehoorend gezelschap zakte door den vloer des koffiehuizes. De dames gilden verschrikkelijk en mijn dochter nog verschrikke lijker. Een van myn vrienden vroeg: „wat drommel! wa's dat nou en ik antwoordde hem„wel, we zijn door den vloer gezakt." Het gat, waarin we tot aan onze knieën op een drassigen ondergrond stonden, was spoedig door een dichten drom van bezoekers omringd, die ons allen van ganscher harte uitlachten, maar niettemin zeer bereid waren, ons door handreiking uit de diepte op te halen. Toen lachten we in Wilhelmina's naam maar mede we zongen Weg met de sociejalen, leve Willem drie afgewisseld doorOranje-bovenleve Willem drieEn we hosten en sprongen en lachten, alsof niet onze kleederen met bier waren bezoedeld en ons crediet by kleêrmaker en modiste onuitputtelijk was. Toen wilden we er uit, maar het gat in den vloer wae vlak voor de deur en de deur daarom gesloten. Maar 't was een huis met een achteruit en we gingen dus achteruit. Doch daar waren er nog veel meer, die er achterin wilden, en zoo ontstond daar Om eene ontmoeting met Michaël te ontwijken, liet zij den volgenden ochtend zeggen, dat zij niet aan het ontbijt kwam, en in den middag broeide zij nog over het smartelijke: „Ben ik het; is zij het?" tot op eens haar vader binnenkwam, stralend van geluk. Hoe zie ik er wel uit, Thyra klonk zijn vergenoegde vraag. Hoe u er uit ziet, vader? Wel, juist als altijd. Is u er op uit geweest met Narrifas? Niets van Narrifas Ik zie er uit als iemand, die op vrijers voeten gaat. En ik ga ook uit vrijen, uit vrijen om jou. Er is er een, die met kracht en geweld met je wil trouwen, en die zegt, dat hij er in 't geheel niet zoo zeker van is of jij wel wilt. Maar ik weet, dat je wilt, voegde hij er lachend bij. Ik ben een slimmert, en ik weet wat ik weet. Mijn goede vader viel Thyra in, u wilt alléén mijn geluk, dat weet ik, maar hier zijn verschillende hinderpalen. HinderpalenEn ik dan Ben ik ook geen hinderpaal, een hinderpaal om neen te zeggen? Daar komt nu de zoon van de vriendin mijner jeugd, die ik sedert zijn geboorte niet gezien heb, en daarom wil ik hem nu voor goed zien; nu laat ik hem niet meer los. Zoo in ééns een grooten, langen zoon te krijgen, dat is precies iets voor mijEn hy wreef genoeglijk zijne handen. Het was mooi gedacht van zijne moeder, hem zelf n het bericht van haar dood te laten brengen, zei Thyra, om toch ook wat te zeggen. Ja, zij heeft in haar geheele leven nooit iets anders ge dacht of gedaan, dan wat mooi en goed is. Niet alle engelen zyn in den hemel, niet voor de helftEn nu worden jy en haar zoon een mooi paarEn dan gaan wij allemaal de wereld in, zijn wereld, de heele familie. Daar zal Narrifas schik in hebben. Je weet nog niet eens wat voor een vader je hebt. Ik heb verzen gemaaktKon je het aan mij zien Ik ben niets meer of minder dan een vagebond U, vader? zeide zij glimlachend. Op de heele Noorsche kust vindt men geen werkzamer manWie heeft u zoo rijk gemaakt U zelf. Dat is dan toch een wonderlyk soort van vagebond. Daar heb jij geen verstand vanIk moet wel werken, want ik wou geen armoe lijden, van armoe heb ik een afschuw, en als zoo'n vagebond eens wat aanpakt, dan doet hij het niet met handschoenen. En de vagebondsnatuur kreeg ook wel voedsel soms. Ons fjord- en zeeleven is een doorloopend avon tuur, iederen dag gevaar voor leven en bezittingen, iederen dag iets nieuws. Zoo iets maakt geen geregelde menschen maar nu heb ik vooreerst van die soort van avonturen genoeg en ik ver lang naar iets anders. Jij trouwt en dan gaan wij allemaal naar het land „wo die Citronen bliih'n." Wees maar gerust, ik zal niet altijd om de jonggetrouwden heendwarrelenik heb Narri fas, en wij tweeën zyn gewend ons op ons eigen houtje teamu- seeren. Dat kunt u ook zonder jonggetrouwden, zeide Thyra droevig. Wij kunnen met ons drieën pleizier hebben. Zonder Michaël Dank je welZonder hem heb ik geen pleizierHeb ik dan nooit een zoon gehad en daar heb ik genoeg over geklaagdnn heb ik er een gevonden, en dien houd ik vast. Je wilt mij toch geen verdriet doen Je zegt zelf, dat het voor mij niet te pas komt verdriet te hebben. Ik heb maar ééns in myn leven verdriet gehad, toen ik hem verloor, mijn prachtigen jongen, myn zeebonk! Hy streek met de hand over zijne oogen, en het bleef een oogenblik stil. Toen begon hij weer. Wees nu een goed kind, Tbyra Heb ik je wel ooit geplaagd, die tien jaar sedert Frederik weg is? Er zijn er zes om je geweest, zegge zes, de helft om jouw mooie oogen, de helft om de mijne, dat wil zeggen om mijn geld. Heb ik je ooit gebedeld er een van te nemen Om de waarheid te zeggen, kon ik ze ook geen van allen uitstaan. Maar nu is het een ander geval. Michaël is naar mijn zin Alle duivels, wat een schoon zoon krijg ik daarZoo verschillend van Frederik, alsof ieder op een andere planeet geboren was maar juist daarom houd ik van hemNiemand heeft te probeeren op hem te willen lyfeen, op mijn luitenant, mijn hartelapIk zie hem nog voor mij, zooals hij het fjord kwam inzeilen. Hij stond midden in zijn schuit flink en trotsch als een prinsDat ik dien jongen niet vergeten kan En hij stampte op den grond. Ja, ik kan het wel. Geef mij Michaël voor schoonzoon, en hij is vergeten. Dat is een zoon waar ik mee voor den dag kan komen. Niet zoo knap als Frederik, maar je wordt warm als je zijne oogen ziet. Hij is juist zoo'n vagebond als ik zelf en het bliksemt om zijn hoofd van gedachten. En al beroemd ook met zijne jonge jaren En geld heeft hij ook genoeg. Ik vroeg hem laatst in vertrouwen of hij niets noodig had, maar hij bedankte mij vriendelykhij had het laatste jaar meer ver diend, dan hij gebruiken kon. Daar krijg je respect voor Maar ik zou hem als schoonzoon willen hebben al was hij arm als Jobik kan wel een schoonzoon te eten geven, wel twee als het moet, maar dat hij het zonder mijn geld kan doen, doet mij pleizier om zijnentwilieder wolwassen man moest zijn eigen geld fabriceeren, dat geeft merg in de ruggegraat. En een rijke vrouw moet geen armen man nemen, want die moet de rente betalen in geduld. Dus kind, dat geeft bruiloft hier Spreek niet van trouwen tegen mij, vader, ten minste vandaag nietriep Thyra, die onder al dat praten haar laatste restje zelfbeheersching verloren had. Hij keek haar verbaasd aan. Waarom die heftigheid! Ik ken mijn bedaard meisje niet meer. Vraag het mij niet, vader. Bedenk, dat ik dertig jaar ben. En hy achtentwintig. Is het dat wat er in den weg zat Ja, het meeste. Loop heenJe ziet er uit als twintig. Dat komt omdat je al je leven zoutwaterlucht hebt gedronken, van toen je op de wereld kwaamt af. Dat is wat anders dan zoo'n peterselie blaadje van een stadsjuffertje. En het kan geen kwaad, dat je den tijd gehad hebt om behoorlijk al je verstand by elkaftr te krijgen. Zoo'n kunstenaarsschuit heeft ballast noodig. Alle kunste naars hebben hier een deficit en hij wees op zijn voorhoofd een, die in de wolken leeft, en een, die haar voeten op den grond heeft, dat wordt een prachthuwelijk. Ergo: je neemt hem. Thyra, die onder zyne laatste woorden, voor haar zeldzame teekenen van ongeduld had gegeven, riep bijna schreiend Martel mij niet, vaderSpreek daar niet over, nu kan ik het niet uithouden Wat houdt je niet uit? Spreek duidelijk, ik begin myn geduld te verliezen U dwingt mij iemand te verraden, die ik niet verraden mochthet is of ik een vlinder wondde. Wat meen je Spreek niet in raadsels. Ik ben een geduldig man, maar alles heeft zijne grenzen. Magdalena houdt van hemfluisterde Thyra, bijna onhoor baar. En een steek door haar hart verbood haar te zeggen een formeel gevecht tusscken uitwiilers en inwillcrs Ik heb daar, ter eere van de Prinses, een kwartier nog voordat zij jarig was, stompen ontvangen en gereciproceerdik heb daar mij b.-kende gilletjes gehoord, die mijnen toorn steeds vermeerderden ik boorde op angatigen toon den dierbaren vadernaam: o pa! in mijn ooren klinken en ik stompte barder nog dan te voren en drong als een Hercules mij door de dichte menigte heen en stond eindelijk, boos en de deuken uit mijn hoed duwend, met de mynen op de straat onder een hemelscben stortregen, met zijn zevenen onder twee parapluiën. Toen wc eindelijk een weinig gekalmeerd waren, meende ik als man en vader mijne stem te moeten doen hooren en zei „komaan, we moesten maar naar huis gaan Algemeene ontevredenheid onder de twee parapluiën't Was nu dadelijk twaalf uur, dus nog even wachten. „Even" duurde tot half één, gedurende welken tijd we in een ontzettend gedrang werden heen en weêr gesjord, geduwd en getrapt alles om de militaire taptoe te hooren. Die joelende menscbenmassa, die zich van alle kanten om den Parktuin verdrong, maakte een geraas, dat hooren en zien verging. Tienduizenden stonden daar opeengepakt. Eindelijk, daar klinkt, boven dat alles uit, het schel geschetter der huzarentrompetten RètètètètederóStil, nu zal het beginnen. We hielden de hoofden op zijde in de richting der muziek, maar we hoorden niets meer. Daar kwam plotseling een hevige volksaanloop. Daar komen ze! riep men. Taptoe blazende zouden ze naar de kazerne loopen. Ze kwamen ook werkelijk, de trompetters, maar een vooreen, en niet met de trompet aan den mond, maar in een mooi zwart zakje onder den arm. Ik vroeg aan een, of de taptoe niet doorging. „Niet doorgaan Maar ze is al afgeloopen „Wanneer dan „Wel daarnet." Daarnet hadden wij de laatste tonen van de taptoe gehoord. Niemand van al die duizenden had iets meer er van vernomen, door het geraas, dat zij zeiven hadden gemaakt. En toch was die taptoe het doel, waarvoor wij regen en gedrang getrotseerd hadden. Ik zwoer plechtig, dat dit de laatste maal was, dat ik naar „zulke dingen" met bagage ging kijken. Maar dat heb ik al zoo dikwijls gezworen en mevrouw Eskes weet er altijd iets op to vinden, dat ik mijn zweer niet houd." Het „Bat. Hand.' bevat een hoofdartikel, onder het opschrift: „De landrente in Bantam," waaraan het volgende is ontleend: „en hij houdt misschien van haar Magdalena Narrifasriep hij met een onbeschrijfelijk komisch gezicht. Lach niet, vader! Het woord liefde is in de verste verte niet in hare gedachten gekomen, maar de zaak is crzij heelt hem lief. Kinderfantasieën Kinderkamerdwaasheid Hij was nu ernstig. Hoe kon mijn verstandig meisje dat ernstig opnemen Iedere bakvisch heeft iemand met wicn zij dweeptdoe alle kinderkamers open on zie of ik geen gelijk heb. Kom mij niet meer aan boord met Narrifas en haar verliefdheid Hij houdt van jou en daarmee uit U kent de kunstenaars niet, vader. Vandaag denkt hij, dat hij mij liefheeft, morgen is zij het; ik ben de werkelijkheid, zij is het ideaalin mij zocht hij eene vriendin, zij zal zijn geliefde worden. Maar jij En hij zag haar scherp aan jij houdt van hem, ik heb het al lang gemerkt. Ik heb Frederik niet vergeten, en ik heb gezien hoe geheel anders je met Michaël bent. Mooi ben je altyd geweest, maar sedert hy er is ben je schitterend. Zulke veranderingen maakt alleen de liefde. Ik doe niet veel aan machtspreuken, dat weet je Thyra, maar nu zal je er een hooren. Magdalena is mij heel lief, maar ik wil niet, dat zij jou geluk in den weg staat. Je kent mijwat ik gezegd heb, dat heb ik gezegd. Ah het is zooals je zegt en ik zal je het pleizier doen, die dwaasheden voor ernst op te nemen, dan ga jy met hem alleen. Ik neem op mij om Narrifas te troosten. Dat zal misschien niet zoo gemakkelijk zijn, als u denkt, vader Je maakt mij nog dol, meidMaar ik zal niet kwaad op je worden, niet op jouhet zou voor het eerst zijnMaar één ding zeg ik je als je hem bedankt, den zoon van de vriendin mijner jeugd, dan doe je je vader misschien meer pijn en verdriet dan hemhy is jong en zal het overwinnen ik zal het niet meer overwinnen. Ik zou er dan twee hebben om naar te verlangen, mijn Prins en mijn vagebond. Ik zal hem bij je sturen; dan kan hij zijn eigen zaak bepleiten. Neen, neen, vader, nu nietIk moet ten minste tijd hebben er over te denkenriep Thyra verschrikt. Nu, tyd zal je hebben, maar je wilt mij geen verdriet doen, wel En hij streek haar over het haar terwijl hij heenging en zag haar smeekend aan met zijn goedige, bedroefde oogen, die dezelfde taal spraken als haar hart, en als het maar gestaan had tusschen haar vader verdriet te doen of het kind, zou haar besluit spoedig genomen zijn, hoewel niet gemakkelijk, want het was toch haar kind, maar ochaltijd dat mes door haar ziel „Als zy het toch wasNog altyd zat zij op dezelfde plaats waar haar vader haar verlaten had, en er ging één uur voorbij en twee uren, en nog kon zij het niet eens worden met haar oproerig hart, dat om leven riep, en nog altijd kon zij de dertig jaar niet vergeten en de koningin, die in haar vinger beet, en vooral niet zijn blik. toen hij luisterde naar het vreemde gezang. Het was haar niet mogelijk Michaël te zien dien dag, en eindelijk besloot zy hem een briefje te schrijven, waarin zij hem verzocht de mooie herfstdagen te gebruiken voor een studietocht. Het antwoord, dat hij gevraagd had, kon zij hem nog niet geven. Wat zou zy over tien jaar zijn? Een oude vrouw, terwijl hy nog in de kracht van zijn leven was. En hij woonde in Rome, waar de vrouwen de sehoonste zijn van de geheelde wereld. Zon zy met haar kunnen wedijveren Onmogelijk. Zij was to veel in zich zelve gekeerd, te weinig schitterend. Vuur en

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1888 | | pagina 1