IIE EIIEIIS (IIE
EN N1EUWEDIEPER COURANT.
Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
1888. M. 119.
Woensdag 3 October.
Jaargang 46.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Horteuse en Lucie.
„Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag.
Abonnementsprijs per kwartaalƒ0.70
franco per post0.90
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der AdvertentienVan 14 regels 40 cents, elke regel meer
10 cents. Groote letters naar plaatsruimte; bij abonnement lager.
Dienstaanbiedingen a 5 cents per regel a contant.
Tijdstippen van verzendingen der hier
onder vermelde brievenmalen naar
Ned. Oost-Indië:
Met de stoomschepen
van de Maatschappij „Neder
land" en van de
„Rotterdamsche Lloyd".
Met de
Fransche
paketbooten.
Over Amster
dam of
Rotterdam van
's Gruvenhage
11.45 's av.
Over Marseille.Over Marseille
van van
's Gravenhage j 's Gravenhaee
4.15 's av. S.15 's morg.
3 Nov.
17
1 Dcc.
15
9 Nov.
23
7 Dec.
21
5 October
12
19
26
2 Nov.
9
16
23
30
7 Dec.
14
21
28
f Met de stoomschepen der Maats. „Nederland".
Padang wordt alleen aangedaan door de stoom
schepen van de Maatschappij „Nederland".
9 Oct.
16
23
30
6 Nov.
13
20
27
4 Dec.
11
18
25
Met de
Britsche
paketbooten.
's Gravenhage
12.30 's av.
Kijkjes over 't wereldrond.
Nauwelijks is er, dank zij het vredelievend
optreden van den jongen Duitschen Keizer,
eene verkwikkende rust in Europa's politieke
verhoudingen gekomen, of plotseling komt
er weer een niet onbedenkelijke steen des
aanstoots neerploffen! Het plotseling open
baar gemaakte dagboek van Keizer Erederik
uit de jaren 1870 en '71 heeft eensklaps
veler gemoederen in vlam gezet en duizende
monden en pennen in beweging gebracht.
En al zal er nu denkelijk uit dit journaal
wel geen Europeesche oorlog voortvloeien,
toch kan de werking er van op den alge-
Naar het Duitsch van W. Heimbueg.
Schrijfster van„Om haar geld", „De andere", enz.
De sneltrein hield voor het perron te H.
stil. „Eén minuut oponthoud!" riepen de
conducteurs, van de eene coupé naar de
andere snelleud. Yoor de reeks van wagens
zag men nu de gewone afscheids- en begroe-
tingstooneelen daartusschen gaven half ver
smachte reizigers luidkeels hun verlangen
naar bier te kennen, riepen de bestellers de
pratende en zich verdringende massa menschen
hun „voorzichtig!" toe en deed de klok hare
drie doordringende slagen hooren. De coupé's
waren in een omzien gevuld, ondanks het
onmiskenbaar misnoegen van de daarin reeds
aanwezige passagiers, en als met een toover-
slag was alles tot rust gekomen. Juist bracht
de chef zijn fluitje aan den mond, toen een
jong meisje haastig en ademloos het stations
gebouw uitkwam.
„Waarheen riep de conducteur haar toe.
/-Naar Hohenberg tweede klasse
dames bx'acht zij hijgende uit.
„Al bezet!" zeide de man kortaf, rukte
de deur van een coupé eerste klasse open,
hielp de slanke gestalte ijlings instijgen,
wierp plaid en reistasch baar achterna en
ging toen langzaam op de loopplank van
den reeds in beweging zijnden trein verder,
om een aanvang te maken met het afknippen
van de biljetten.
Intusschen zat het meisje, nog altijd buiten
adem, op het rood fluweelen kussen, bekeek
hare bagage, trok den kleinen strooien hoed
op de blonde vlechten recht en streek met
haar zakdoek over het gloeiend gezichtje.
Nu kreeg zij op eens de dame in het oog,
die tegenover haar gezeten, uit het andere
venster keek en niet eens het hoofd hacl
omgewend, toen zij zoo haastig de coupé
was binnengekomen. Deze droeg een een
voudig kleedje van bruin laken, zonder eenig
versiersel, maar dat, onberispelijk van snede,
haar jeudig en elegant figuur alle recht deed
wedervaren. Een smalle laars van fijn leder
kwam onder den geplooiden rok te voorschijn
glacé handschoenen met een rij knoopen
omsloten de tengere handen, en een een
voudig bruin vilten hoedje, dat gracieus op
het weelderige, donkere haar rustte, voltooide
het uitgezocht toilet.
meenen staatkundigen toestand niet miskend
worden. Getuige reeds het feit, dat de
Duitsche Keizer en zijn Rijkskanselier er een
langdurig onderhoud over hebben gehad,
waarna zich het gerucht heeft verspreid, dat
de rechterlijke macht te hulp zal worden
geroepen om te ontdekken, wie tot de open
baarmaking van dit gewichtig document heeft
aanleiding gegeven. Over de echtheid
van het stuk valt, naar het schijnt, niet
meer te twisten. Wel heeft Bismarck, minder
gesticht over sommige passages uit deze
politieke onthullingen, in een booze bui
beweerd, dat het geheele dagboek een onder
geschoven stuk was, maar die bewering was
moeilijk vol te houden tegenover de vele
sporen van authenticiteit. De Norddeutsche,
Bismarcks lijforgaan, opperde dan ook den
volgenden dag reeds minder rechtstreeksche
vermoedens van twijfel; en thans is het reeds
zoover gekomen, dat zelfs de twijfelaars
erkennen, dat het stuk wel echt kan zijn,
doch door den Keizer in later tijd wellicht
hier en daar wat „omgewerkt" is. Nu, dit
moge zijn zoo het wil, daarmede staat of
valt de echtheid niet. En terwijl dus nu de
strijd over die echtheid van het dagboek
gaandeweg verzwakt, neemt hij in hevigheid
toe over het al of niet geoorloofde der
openbaarmaking. Van liooger hand dit
staat nu tamelijk wel vast is daartoe
bevel noch verlof gegeven; dus moet een
der mindere goden, wien het, toevallig of
niet, in handen kwam, het in 't licht hebben
gezonden. In dit geval zou zulks wel eens
gelijk kunnen staan met misbruik van ver
trouwen, en van daar dat velen zich reeds
in een opzienbarend rechtsgeding tegen wie
weet welken hoogen ambtenaar bij voorbaat
verheugen.
Zoowel op het karakter van den grooten
Leidenkaiser" zelf als op de oorlogsge
beurtenissen van vóór achttien jaar, waarin
Op de bank tegenover de jonge dame lag
een opengeslagen boek naast een fraaie,
juchtlederen portefeuille met zilveren beslag,
waarop een H. L. onder een kroon met
zeven takken was gegraveerd. Het boek was
met Latijnsche letters gedrukt en scheen
wel Fransch te zijn. Een paar groote
couranten waren op den grond gegleden, en
daarnaast werd het meisje tot hare groote
verbazing de overblijfsels van twee sigaretten
gewaar. Nu wist zij de oorzaak van dien
eigenaardig lekkeren en toch scherpen geur,
waarmede de coupé was doortrokken.
„Uw kaartje, als 't u belieft, klonk
de stem van den conducteur, terwijl hij het
hoofd door het portiervenster stak. Snel ver
dween de kleine hand van het meisje in
den zak van haar japon, om even schielijk
onverrichter zake weer terug te komen. Nu
begon ze ijverig te zoeken in haar reistasch,
op haar plaats, op den grond; wit en rood
wisselden zich af op de zachte wezenstrekken,
en eindelijk bleven de groote bruine oogen
verschrikt op het verdrietig gelaat van den
conducteur gevestigd.
„Ik schijn mijn portemonnaie verloren te
hebben en daarmee ook mijn kaartje," sta
melde zij.
„Kijk alles nog maar eens goed na,"
knorde de man. „Ik kom aanstonds weer,"
Hiermede was hij verdwenen en begon zij
opnieuw de zakken van haar zwarte Aipacca
japon en haar bagage te onderzoeken. Maar
tevergeefs! Een half gesmoord: „O, mijn
hemel!" weerklonk in de coupé en daarop
vroeg een bijzonder welluidende vrouwen
stem
„Kan ik je soms met het een of ander
helpen, Lucie Walter?"
De aangesprokene zag verbaasd op en in
het schoon, regelmatig gelaat, dat zich naar
haar had toegewend en haar zoo bekend
voorkwam, maar dat ze zich toch niet kon
herinneren.
„Ge ziet er nog zoo uit, Lucie, als toen
wij samen onder de haag van je vader door
kropen, om aardbeien te snoepen."
Een glimlach verhelderde eensklaps het
bezorgd gelaat van het meisje.
„Horteuse van Leeuwen ik had je
u
„Ge moogt vrij „je" zeggen," hernamHor-
tense, terwijl zij de haar toegestoken hand
greep, „je niet herkend," vulde zij Lucie's
hij zulk een gewichtig aandeel bad, werpt
de inhoud van het dagboek een even helder
als verrassend licht. Keizer Frederik geeft
zich hier „geheel zooals hij is", in ai zijn
eenvoud, degelijkheid en beminnelijkheid,
en meer dan ooit wordt het betreurd, dat
zulk een rechtschapen en edel gevoelend
Vorst slechts een tijdperk van 99 op het
ziekbed doorleefde regeeringsdagen heeft
gehad. Merkwaardig zijn ook de bijzonder
heden omtrent de wijze waarop het Duitsche
Rijk en het Duitsche Keizerschap tot stand
zijn gekomen, bijzonderheden die menige
hoofdfiguur op het politieke staatstooneel in
een geheel ander licht doen treden. Maar
het belangrijkst van alles zijn de zooge
naamde kleinigheden, de staatkundige anec-
doten, om ze zoo eens te noemen, die ons
een veel beteren blik op de toestanden en
verhoudingen doen slaan, dan wij tot dusver
hadden, en voor menig duister punt de
oogen doen opengaan. In één woord: de
eigenlijke uitgever van het dagboek moge
tot de openbaarmaking niet formeel gerech
tigd zijn geweest, toch heeft hij er vele
duizenden in en buiten Duitschland een
onschatbaren dienst mede bewezen.
Eu na het met Bismarck gevoerde ondex--
houd over het veelbesproken dagboek heeft
de Duitsche Keizer zich onmiddellijk op
weg begeven ter uitvoering van zijne nieuw
ste x-eisplannen. De eerste bestemmingsplaats
was Detmold, de hoofdstad van bet Voi'sten-
dom Lippe-DetmoldDinsdagavond om 8 uur
kwam Keizer Wilhelm daar aan en werd er,
natuurlijk, zoowel door de autoriteiten als
door het publiek met geestdrift ontvangen.
Vlaggen, groen, illuminatie, vuren op de
bergen, schitterend feestdiner op het vorste
lijk paleis, de Detmolders hadden hun
beste beentje voorgezet, en de Keizer, ge
troffen door die hartelijke ontvangst, was
joviaal genoeg om in een gloeienden toost
woorden aan. „Nu, dat wil ik wel gelooven.
Maar trek voor trek zijt gij nog precies het
blonde kind van vroeger, alsof je moeder
je in een glazen kastje bewaard had, zoo
fijn en onveranderd is je gezicht gebleven,
terwijl ik Hier bleef zij steken. „Hoe
oud was ik," ging zij echter weldra voort,
„toen wij bij je op de bel-étage woonden
omstreeks twaalf jaar? Nu ben ik vijf-
en-twintig dat is dus dertien jaar geleden.
Hoe oud waart gij toen?"
„Ik was tien jaar, Hortense."
Zij zaten nu tegenover elkander. Hortense,
achteloos in de kussexxs leunendeLucie, zoo
recht als eexx kaars, alsof ze een deftig bezoek
aflegde.
„Dus zijt gij nu drie-en-twintig? Hoe
hebt gij 't gehad, sedert wij uit D. zijn ver
trokken? Ik heb nooit weer iets van je
gehoord. Hoe gaat het met je ouders en je
verdere familie?'
De glimlach week plotseling van Lucie's
gelaat. Ze sloeg de oogen neer en het
duurde een geruime poos, eer ze met een
onderdrukten snik antwoordde: „Ze zijn
beiden gestorven."
Hortense Van Leeuwen zweeg en keek
uit het venster. „En waar woont ge dan
nu?" vroeg zij eindelijk.
„Bij mijne zuster, die met den opperhout
vester Reminert getrouwd is. Weet ge niet
meer, dat ge haar in de kerk hebt zien
trouwen?"
„O ja, nu herinner ik 't mij. Ze was een
mooi meisje met een witte neteldoeksche
japon aaix en ze schx'eidde zoo vreeselijk."
„Bij haar ben ik tot nu toe geweest."
„En nu dan?" vroeg Hortense.
Het frissche gelaat van het meisje werd
met een donkeren blos overtogen. „Ik ben
nu op reis naar mijn aanstaande schoonmoeder,
bij wie ik tot mijn huwelijk zal blijven."
Hortense zag glimlachend in de van geluk
stralende oogen vóór haar.
„Ik feliciteer je hartelijk! En woont die
aanstaande schoonmoeder te Hohenberg?"
„Ja. En h ij ook. Hij is daar sinds kort
practizeerend geneesheer. Vx'oeger was hij
assistent van professor V. te H. Nadat Avij
geëngageerd zijn, heeft hij zich te Hohen
berg gevestigd. Kent gij Hohenberg?"
„Zeer goed. Ik woon daar bij mijn groot
vader."
„Kent ge dan ook dokter Arend?"
de gezondheid van den Vorst en zijne kloeke
Detmolders te drinken. En zoo zal het, niet
eenige variatie, op de verschillende haltes
langs de geheele reisroute gaan, totdat ten
laatste het eindstation, R o rn e, bereikt is.
De ultramontaansche bladen hebben 't tot
op het allerlaatste oogenblik als twijfelachtig
en onwaai'schijnlijk voorgesteld,datde Duitsche
Keizer naar Koning Humbert van Italië en
Rome zou gaan. Dit is een ongerijmdheid,
beweren zij, daar Rome eigenlijk aan den
Paus behoort en alleen door geweld tot de
hoofdstad van Italië en tot residentie van
den Koning gemaakt is. Zixlk een verdriet
zou Keizer Wilhelm toch het hart van den
Heiligen Vader niet willen aaxxdoen! Maar
Keizer Wilhelm heeft nog indere argxxmenten
te ovei'wegen, dan die welke uitsluitend het
hart van den Katholieken Kerkvorst betref
fen; en al bejegent hij ook zeer zeker den
Paus met al den eerbied, die liet kerkelijk
oppei-hoofd van zoo- en zooveel raillioen
Duitschers toekomt, zou hij toch even beslist
de opdi'acht van de hand wijzen om, ter wille
van den Paus, zijne bondgenooten, den Koning
van Italië en het Italiaansche volk te kwetsen.
Blijkbaar heeft hij ook niet zonder reden
zijnen jongsten zoon, bij diens „roepnaam"
Oskar, nog de namen van den grooten
Zweedschen Koning Gustaaf Adolf gegeven.
Trouwens is over 't algemeen in den laatsten
tijd onder de Duitsche Katholieken opnieuw
het parool gegeven, dat de Paus weder aan
zijne wereldlijke macht geholpen en de Kerke
lijke Staat weder hersteld moet worden. De
Duitsche bisschoppen hebben in den jongsten
tijd een adres van sympathie aan den Paus
verzonden, wijl in Italië scherpe wetsbepa
lingen tegeix de politieke woelingen der
priestex-s en bisschoppen zijn afgekondigd,
en in dit schrijven brachten zij ook ter sprake,
dat de Paus weder aan het hoofd van eeix
wereldlijk vorstendom moest komen te staan.
Hortense schudde ontkennend het hoofd.
„Ik ken niemand," antwoordde zij. /vWij
leven heel stil, de oude heer en ik; en ik
ben ook veel op reis."
„En je vader, mijnheer van Leeuwen
hoe vaart die?" vroeg Lucie.
Hortense trok het hoofd nog iets meer
in de kussens achteruit. „Ik hoop goed!"
zeide zij koel. „Maar daar is de conducteur
mag ik je mijn portemonnaie aanbieden?
De dame zal aan het volgend station nog
eens betalen," dus wendde zij zich tot den
beambte„het kaartje is niet teruggevonden."
De man stak een fooi op, boog en vex'dween.
„O, dixizendmaal dank!" stamelde Lucie.
„Niet te dankenantwoordde Hortense,
nam haar boek op en begon te lezen.
De trein rommelde voort door het zich
in de lentezon koesterende landschap. In de
coupé was het stil geworden. Lucie kon de
oogen niet afwenden van het schoon gelaat
tegenover haar; allerlei tooxxeelen uit lang
vervlogen tijden kwamen haar allengs weer
voor den geest. Dat bleeke, smalle aange
zicht met den kleinen, fijnen neus, welks
vleugels steeds in beweging schenen, die
fraai gevormde nxond, waaromheen zich zulk
een trotsche trek kon plooien, die staalgrijze
oogen, die sonxs van opgewondenheid groen
achtig konden glinsteren, ze vereenzelvigden
zich wonderlijk met het gelaat van het toen
malige kleine meisje, dat een lief speelkame
raadje voor haar was geweest en thans weer
in hare herinnering opdook. De Van Leeu-
wen's waren op een goeden dag te D. gekomen
en hadden de bel-étage van haars vaders
huis gehuurd vadex-, dochter en gouver
nante. Lucie kon zich dien knappen man
met zijn aristocratisch uiterlijk nog best
voorstellexx en ook herinnerde zij zich nog,
hoe hartelijk en teeder het kind hem om
den hals was gevallen, toen hij na een
afwezigheid van verscheidene weken weer
thuis was gekomen. In dien tijd was Hor
tense nog in den rouw over hare moeder;
dat wilde bleeke kind had er zoo wonderlijk
uitgezien, zoo geheel in het zwart! Ook de
gouvernante kwam haar weer in de gedachte,
dat oude, altijd geagiteex-de nxensch, dat steeds
hare pupil zoekende was. „O, Mademoiselle
Lucie, beste Madame Walter, hebt ge Hor
tense niet gezien?"
(Wordt vervolgd.)