HËLDERSCHE
\IEUWEDIEPER COURANT.
Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
1888. M. 124.
Zondag 14 October.
Jaargang 46.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
6) Horteuse en Lucie.
W ij li u 1 (1 i g e n
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag.
Abonnementsprijs per kwartaal0.70
franco per post 0.90
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der AdvertentiënVan 14 regels 40 cents, elke regel meer
10 cents. Groote letters naar plaatsruimte; bij abonnement lager.
Dienstaanbiedingen a 5 cents per regel a contant.
Kijkjes over 't wereldrond.
„In raadslen wandelt de mensch op aard
zou de Leekedichter met meer recht dan
ooit van onzen tijd kunnen getuigen.
Want aan alle kanten, waar men den blik
ook heen wendt, overal doen er zich feiten
en toestanden voor, die u een wijle peinzend
de oogen doen sluiten en u de vraag op de
lippen brengen: „Waak ik of droom ik?"
Zie in Engelands hoofdstad b. v. dat even
roekelooze als langdurige rondwaren van een
geheimzinnigen moordenaar. De geheele
beschaafde wereld wacht dag aan dag de
ontdekking van dezen onbekenden en ver-
metelen beul, die nu reeds herbaalde malen
vrouwen van verdachte zeden naar een een
zame plaats medelokt, ze daar vermoordt,
met geoefende hand den uterus uitsnijdt en
op andere wijze verminkt, en daarna weder
in zijne duisternis verdwijnt, zonder eenig
spoor na te laten. Doch tot dusver wacht
de wereld tevergeefs op die ontdekking. Wie
zon ooit gedacht hebben, dat zulke dingen
mogelijk waren in onze hoogbeschaafde
negentiende eeuw en in eene zoo goed geor
ganiseerde stad als Londen? Geen wonder
waarlijk dat de Londensche politie, die inder
daad een reputatie te verliezen heeft, menig
hard woord moet hooren, al is het tot op
zekere hoogte ook onverdiendZulke huive
ringwekkende gevallen als de moorden in
White-Chapel geven den menschenvriend,
den strijder voor beschaving en ontwikkeling,
veel te denken: er is nóg heel wat op dit
wereldrond te doen voor hem en zijne geest
verwanten!
Even raadselachtig, en even bevreemdend,
is de werkstaking der Nederlandsche berri-
berri-commissie. Ook ondanks de blijkbaar
openhartige inlichtingen des Ministers van
Naar het Duitsch van W. Heimbubg.
Lucie beloofde naar boven te gaan. Maar
eerst moest zij nog vertellen, hoe zij naar
dat „ellendige plaatsje," naar dat Hohenberg
verzeild was geraakt, en uitbundige geluk-
wenschen met hare verloving aanhooren,
steeds door allerlei klachten en geween af
gebroken. //O, Mademoiselle, ge weet niet
welk een leven ik hier l?id, ik, die te Parijs
ben geboren! Hoe vindt ge dat uitzicht op
die stille binnenplaats? En het gezicht uit
mijn slaapkamer in dien verwilderden, een
zamen tuin is nog veel somberder; hier zie
ik ten minste den stalknecht of den brieven
besteller nog eens passeeren. Daar woon ik
achter die muren als in een klooster; want
ik ga niet graag uit, wijl de straten altijd
zoo vuil zijn, en van conversatie is geen
sprake. Alle menschen zijn hier zoo onbe
schaafd, zoo weinig chique. Mijn eenige troost
was nog altijd Monsieur le docteur; maar
nu is hij ziek, ongeneeslijk ziek, zooals ik
hoor, en ik heb nog altijd niet kunnen be
sluiten dien jongen man, uw aanstaande, te
nemen. Zoo'n jonge dokter is niet aangenaam,
weet ge men voelt zich altijd wat gege
neerd. Maar, mille pardons, de baron wacht
Ze wierp een blik op de pendule, die voor
den spiegel stond, en sprong op. „Ons schaak
spel, ma petite! Ik kan niet langer blijven.
Hij is boos als men hem laat wachten.'
Terwijl zij dit alles zeide, had zij vol be
langstelling de nagels van hare werkelijk
fraaie handen bekeken. Nu stak ze het jonge
meisje de rechter toe. „Ga nu naar boven,
Lucie!"
„Maar kan ik dan mijn gezelschap, tegen
baar uitdrukkelijk verbod in, aan mevrouw
van Leeuwen opdringen?" vroeg Lucie nog
eens.
„Ge doet een goed werk, je vous en prie.
S'il vous plait deze trap op," fluisterde
zij in de gang, „en dan de voorlaatste deur,
links op den corridor. Ga maar dadelijk
binnen; ze antwoordt niet als men klopt."
Lucie ging langzaam de breede treden op,
terwijl Mademoiselle de gang door naar de
kamer van den baron snelde. Ze voelde zich
allesbehalve op haar gemak; de rol van in
dringster bad ze nog nooit gespeeld; be
schroomd en bescheiden van aax-d stuitte
deze haar geweldig tegen de borst. En toch
Koloniën in de Tweede Kamer, blijft er nog
altijd veel duisters en geheimzinnigs in deze
zaak. Aan werkstakingen zijn wij, helaas!
in den laatsten tijd maar al te zeer gewoon
geraakt, ddarin ligt dus op zichzelf niets
wonderbaars. Maar een werkstaking van
ziilke mannen, uit zulke kringen, onder
zulke omstandigheden, dat schijnt werke
lijk „noch niemals dagewesen." Dat veen-
werkers en polderjongens er „den brui van
geven", als de baas hun geen centen genoeg
per uur naar hun zin xiitbetaalt, kan men
zich tot op zekere hoogte verklaren: deze
lieden, wel wat ruw, maar overigens in den
grond van hun hart geen kwaad slag van
volk, zijn nu eenmaal gewoon om de kracht
van het geweld boven de kracht van logische
argumenten te prefereeren. Maar dat hoofd
officieren, geleerden, mannen van studie en
ontwikkeling, dergelijk middel te baat nemen
om hunne meening te doen zegevieren, dat
is minder gewoon, dat is bijna even bevreem
dend als het onontdekt blijven van den moorde
naar uit White-Chapel. Vooral omdat die
hoofdofficieren, die geleerden, die mannen
van studie en ontwikkeling eigendunkelijk
een taak weigeren te volbrengen, welke hun
door den Koning ter uitvoering was
opgedragen. In plaats echter van dezen ge-
wiebtigen arbeid dus als een vereerende
onderscheiding te beschouwen, en 's lands
belang boven persoonlijke motieven te stellen,
laten zij zich door een wraakzuchtig man
die misschien zeer aannemelijke redenen
voor zijn wraakzucht heeft, maar baar in
ieder geval niet op deze wijze mocht be
vredigen overreden om die persoonlijke
motieven zoo ver mogelijk op den voorgrond
te schuiven, en onttrekken zij zich eigen
machtig aan de uitvoering der koninklijke
opdracht! Is het niet zeer raadselachtig en
werd zij als door een geheimzinnige macht
voortgedreven ze wist zelve niet waarom?
Was 't het verlangen, om haar vroegere speel
kameraad nog eens te bedanken? Of de on
bestemde vrees, die de wonderlijke Fran9aise
in hare ziel had gewekt? Of de geest van
verzet tegen hare aanstaande schoonmoeder,
en de belangstelling, die de gesmade deel
genoot van een gelukkig tijdperk in baar
leven haar inboezemde? Nu stond zij voor
de aangewezen deur, draaide de kruk om
en trad binnen.
Een branderige lucht als van gezengd pa
pier en een dunne rook vervulden het groot
en gezellig ingericht vertrek. Hortense be
vond zich hier niet. Bij den eersten oogop
slag werd Lucie onwillekeurig geboeid door
de duizenden sierlijke zaken, die zij overal
gewaar werd. Kleine standbeelden, fraaie
voorwerpen van majolica, vreemdsoortige
meubels, zware gordijnen, het zachte Smyr-
nasch tapijt op de vloer, waarop fauteuils
van onderscheiden vorm en grootte stonden,
een Perzisch weefsel, dat achteloos over de
chaise-longue was geworpen, de waaiers van
gedroogde palmen in de vazen, de kostbare
ornamenten van terra-cotta en oud Saksisch
porselein, en boven de schrijftafel de levens-
groote afbeelding in pastel van een jonge
blonde vrouwaan den muur, tegenover een
gezellig zitplaatsje van sofa, tafeltjes en fau
teuils, twee groote schilderijen in olieverf,
watergezichten voorstellende het een, een
onstuimige zee bij storm, het ander een stille
zee bij zonsondergang.
Een paar minuten bleef Lucie onbeweeg
lijk staan en bekeek dit alles vol bewonde
ring; maar nu wilde zij weer heengaan.
Zou ze wel mogen terugkomen? dacht zij,
nam uit het notitieboekje, dat zij bij zich
had, een visitekaartje, schreef daarop met
potlood: „Hartelijk dank!" legde dit op de
tafel neer en schoof het tienguldenstuk daar
onder. Zij bedacht zich echter en ging er
mede naar de schrijftafel. Nu was zij dicht
bij de deur van de slaapkamer, die op een
kier scheen te staan, en hoorde duidelijk
een zonderling kermend geluid, angstig en
half gesmoord.
Zij luisterde met ingehouden adem
alweer datzelfde geluid.
„Hortense!" riep zij zacht aan de deur.
Geen antwoord; maar het gesteun drong
nu nog hoorbaarder tot haar door.
Zij stiet de deur open en trad de donkere
zeer geheimzinnig, dat de wraakzucht van
één persoon zoo aanstekend kan werken op
zoovele anderen?
Er is trouwens veel onbegrijpelijks in de
geheele geschiedenis van de vorming dezer
berri-berri-commissie door den Minister van
Koloniën. Men zou met het oog op deze
en een paar andere zaken den heerKeuche-
nius ook den titel van „Minister van ver
rassingen" kunnen toekennen. Want ver
rassend blijft liet feit, dat de Minister hier
een commissie benoemd tot onderzoek der
ziekte, en de heer Yan Rees in Indië een
deskundige gelijktijdig met dezelfde opdracht
belast. De werkstaking heeft echter door
de benoeming een streep gehaald, en de In
dische deskundige blijft nu de eenige onder
zoeker. Even verrassend was ook indertijd
de benoeming tot Gouverneur-generaal van
Nedei-landsch-Indië van den heer Pijnacker
Hordijk, een hoogst bekwaam en veelzijdig
ervaren man ontegenzeggelijk, maar die
Indië en het Indisch bestuur slechts van
hooren zeggen kent. En alsof dit den heer
Keuchenius nog niet genoeg ware, gaat hij
bij de benoeming van een Gouverneur voor
West-Indië op gelijke wijze te werk en ves
tigt hij op den heer De Savornin Loh-
man zijne keuze, op een geestverwant,
ja, maar dan toch op een geestverwant die
in Suriname alles behalve the right man in
the right place zal zijn. Men heeft daar
waarlijk meer behoefte aan een ervaren zee
man dan aan een stuurman aan wal! Suri
name is kwijnend als een teringlijder, en
alleen eene doortastende reorganisatie door
een in de West-Indische toestanden door
kneed deskundige kan hierin afdoende ver
betering brengen. Terecht schreef Dr. H.
F. C. ten Kate Jr. onlangs in De Gids„De
eene gouverneur moge na den andere komen,
kamer binnen. Een benauwde, bedwelmende
reuk kwam haar tegemoet; ze kende dien
nog uit den tijd, toen hare zuster zoo ziek
was geweest „Chloroform!" mompelde zij,
terwijl ze de zijden gordijnen van het ledikant
Hortense lag bewusteloos op haar bed.
De bedwelmende reuk van de chloroform
drong thans krachtig tot Lucie door; zij
liep naar het venster en opende haastig de
luiken, zonder er zich over te bekommeren,
dat ze de fraaie kanten gordijn hierbij door
midden scheurde. Daarop snelde zij terug
naar het bed en wierp met sidderende handen
den witten doek op den grond, die over het
gelaat der jonge vrouw lag uitgebreid. Een
vreeselijke reuk! Zelfs kussens en dekens
schenen met dat rampzalig vocht doortrokken
te zijn. Haar hart klopte luid. Thans
hief zij de bewustelooze halverwegen op;
zwaar viel het schoone hoofd tegen haar
schouder, maar ze steunde weer, ze fluisterde
zelfs onverstaanbare woorden. Nu moest er
hulp komen! En toch 't zou vreeselijk
zijn, als men hoorde wat zij gedaan had.
Wat dan eigenlijk? Ze had misschien tand
pijn ze had bij vergissingneen!
Neen, ze wilde sterven! Lucie greep dien
akeligen doek en de leege flesch en wierp
beide uit het venster; zelve half beneveld,
nam ze kussens en dekens op daar was
een kast in den muur, weg daarmede! En
nu het andere venster ook opengezet.
Goddank, daar kwam tochtHij deed den
geur van de vlierboomen de kamer binnen
stroomen en woei rondom het bleeke gelaat,
dat onbeweeglijk op de peluw lag.
En nu nog dien brief daar van de nacht
tafel weg. „Aan mijn grootvader, den
heer Alexander van Meerfeldt Lucie
stak hem in den zak van haar japon en trok
aan het schelkoord; als een noodklok weêr-
galmde het geluid door het stille huis. Ze
was bezig met Hortense's slapen met Eau de
Cologne te wasschen, toen de kamenier kwam
aansnellen en achter haar de stemmen van
Mademoiselle en den ouden heer zich lieten
hooren.
„Laat den dokter roepen," zeide Lucie
bedaard. „Ze is flauw gevallen."
De klachten van de beide oudjes verstomden.
Beschroomd naderden zij het bed en staarden
in dat bleek en onbeweeglijk gelaat.
„En vérité is 't enkel een flauwte?"
vroeg Mademoiselle.
en met de beste voornemens bezield, met de
grootste bekwaamheden toegerust zijn, hij
zal weinig of niets meer kunnen doen dan
zijne vele voorgangers en onmachtig wezen,
zoolang er geen ingrijpende veranderingen
plaats hebben. Dat Nederland iets voor
Suriname doe, is het verschuldigd aan zijn
prestige tegenover den vreemdeling, aan zijn
alouden naam op koloniaal gebied. In dien
zin breke men niet met de traditie; maar
men breke er mede, zoodra het geldt ver
ouderde, verkeerde toestanden op te heffen,
een kolonie te redden, die haren ondergang
nabij is. Blijft men voort gaan in de oude
sleur en den slendriaan van verkeerde tra
ditie volgen, dan moge de misschien onva
derlandslievend klinkende, maar desniettemin
door menigeen reeds gekoesterde wensch ver
wezenlijkt worden, dat Nederland zich van
zijn arm stiefkind moge ontdoen en het toe
vertrouwen aan eene andere mogendheid.
Slechter dan nu zou het Suriname onder
Duitsche of Amerikaansche vlag voorwaar
niet gaan." Dr. Ten Kate is gedurende eeni-
gen tijd met een wetenschappelijk doel in
Suriname werkzaam geweest en spreekt uit
eigen aanschouwing. Volgens zijne beschrij
ving is de kolonie een rechte Augiasstal.
Zal de heer De Savornin Lohman zich de Her
cules toonen, die de gewenschte reiniging
aanbrengt? Wij vragen slechts, en twij
felen.
Ook de bnitenlandsche staatkunde is vol
vraagteekens en verborgenheden. De groote
reis van den Duitschen Keizer is de machtige
spil waarom alles draait, en de geleerden
schijnen het over de politieke gevolgen van
die reis hoe langer hoe minder eens te
worden. De Keizer laat hen kibbelen en kijven,
en reist er dapper op voort. Zeer opmerkelijk
is intusschen het feit, dat de Rijkskanselier
„Hortense, kindlief!" fluisterde de oude
heer, terwijl hij hare hand ophief, die echter
weer zwaar nederviel.
„Mon Dien, ze sterft!" jammerde de kleine
Fran$aise.
„Kwam Alfred toch maar!" zuchtte het
meisje, „'t Is te hopen dat hij maar thuis
is geweest!"
Nu meende zij zijn stap op den corridor
te herkennen. Ze liep naar de deur, die de
jonge dokter op het p"unt stond van binnen
te treden. „Kom even hier!" riep zij, hem
achteruit dringende, „ik moet je iets zeggen."
„Hoe beeft ge zoo, Lucie?"
„Och," antwoordde zij met haperende stem,
„ik heb ik vond Hortense van Leeuwen,
toen zij toen zij chloroform had ge
nomen. Maar, Alfred, laat daarvan niets
merken! Ze wilde, geloof ik ze heeft
gisteren een groot verdriet ondervonden
en toen
Hij nam haar heide handen in de zijnen.
„Wees maar kalm, Lucie! Wat hebt ge het
eerst gedaan?"
„Ik heb haar den doek van het gezicht
genomen en de vensters geopend, en
„Is ze bewusteloos?"
„Ja! Ja! Maar zeg niet, wat ze gedaan
heeft zeg maar dat 't een flauwte is,
Alfred
Hij streek haar lief kozend over het blonde
haar en zag haar getroffen aan. Zij merkte
't niet, ze beefde aan al hare leden; nu hij
hare plaats innam, schenen haar de krachten
te begeven. „Ga zitten," zeide hij, haar met
zacht geweld in een stoel plaatsende. „Wees
bedaard; ge hebt je goed gehouden,Lucie!"
Hij knikte haar toe en begaf zich naar
de slaapkamer, waarvan de deur openbleef.
Het duurde niet lang, toen Mademoiselle
ook terugkeerde. „Ze komt weer bij!" riep
zij. v't Is gelukkig maar een gewone flauwte!
Lieve hemel, hoe dikwijls ben ik als jong
meisje in zwijm gevallen! En daarom dade
lijk zulk een beweging te maken! Wel, kind,
ge scheldet, alsof ge vermoord werd, of het
huis in brand stond! Dien schrik zal ik
nooit vergeten jamais!"
„'t Is beter, dat ze mij hier niet ziet,"
hoorde Lucie thans haar verloofde zeggen;
„en 't zou misschien ook wenschelijk wezen,
als Mademoiselle Bertin en mijnheer van
Meerfeldt niet hier zijn als zij ontwaakt.
Hoe minder notitie men van dergelijke
zaken neemt, des te beter is het voor da