2HELDERSOHEÜ w K\ N1ÉUWEDIEPËR COURANT. Nieuws- en AivertenlieliM voor HoMs NomMwartier. 1888. M 128. ^j|g^ Woensdag 24 October. Jaargang 46. 10) Horteiise en Lucie. Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag. I Illtö'PVPT® A A B A TC ÏT "F R Oi7 I der AdvertentiënVan 14 regels 40 cents, elke regel meer Abonnementsprijs per kwartaalƒ0.70 -LI -O. IA JA JJ J.L 10 cents. Groote letters naar plaatsruimte; bij abonnement lager. franco per post 0.90 BUREAU: MOLENPLEIN. Dienstaanbiedingen a 5 cents per regel a contant. Binnenland. Naar aanleiding van loopende, dikwijls 1onjuiste berichten omtrent den gezondheids toestand van Z. M. den Koning zullen, naar omstandigheden, van tijd tot tijd berichten dienaangaande in de „Staatscourant" worden gegeven. Volgens verklaring van Hoogstdeszelfs ge- neeslieeren is Z. M. thans hersteld van de catarrhale ziekte, waardoor Z. M. in Augus tus jl. werd aangetast, zonder dat deze na- deelige gevolgen heeft nagelaten ten aanzien van de chronische kwaal, waaraan Z. M. lijdende is. Z. M. neemt thans inlichaams- en werkkrachten toe, doch de groote gevoe ligheid en de moeielijkheid van beweging vorderen zeer groote voorzichtigheid met betrekking tot het genieten van de buiten lucht. Naar de „Koerier" meldt, is bij minis terieel besluit bepaald, dat in ft vervolg bij de militairen van verschillende wapens, het vet en spek, dat zij tot nog toe bij hun middageten ontvingen, afgewisseld zal worden door visch, haring of zoutevisch. Jl. Vrijdag middag werd te Deventer de eerste proef met dit nieuwe voedingsmiddel genomen alle manschappen ontvingen een pekelharing bij hun middagmaal. De nieuwe Burgemeester van Vlissingen, de heer H. P. J. Tutein Nolthenius, is al daar jl. Vrijdag plechtig geïnstalleerd. Uit Zeeland meldt men aan het „U. D.", dat dezer dagen een proces-verbaal is opge maakt naar aanleiding van het betreden, door een jager van een perceel land, waarop met duidelijke letters te lezen stond: „Verboden toegang". Als pachter van het jachtrecht der gemeente, waartoe ook bedoeld perceel behoort, vermeende hij, dat een verbod van toegang voor hem niet bestond. Natuurlijk trekt deze zaak groote belangstelling, want, werd er van rechtswege uitgemaakt, dat ieder eigenaar van den grond het recht had iedereen, dus ook een jager, den toegang te ontzeggen, dan was het jachtrecht volkomen waardeloos, tot groot nadeel van de bezitters daarvan. Door tussclienkomst van Gedeputeerde Staten van Noordholland is bij den Gemeen teraad van Texel een ministerieel schrijven ontvangen, in zake de vergrooting en ver betering van de haven van dat eiland. De kosten zijn geraamd op ongeveer f 41,000. De Minister, het belang der verbetering inziende, meent echter de haven niet voor rekening van het Rijk te mogen overnemen, doch geeft in overweging, dat de kosten door den Staat, de provincie en de gemeente, elk voor een derde deel, zullen gedragen worden, evenals dit geschiedt met betrekking tot het gewone onderhoudswerk. Dewijl het inwilligen van dit voorstel de gemeente Texel tot eene nieuwe leening zou verplichten, meent de Raad eerst de zaak nog eens rijpelijk te moeten overwegen, al vorens eene beslissing te nemen. Evenwel is de toestand der haven, vooral door de sterke uitbreiding, welke de visschersvloot sedert eenige jaren heeft ondergaan, van dien aard, dat verbetering van een en ander geen langer uitstel kan velen. De uitslag der door dijkgraaf en heem raden van den polder Wieringerwaard, den 20 dezer gehouden aanbesteding van het ver nieuwen van timmerwerk aan de brug in den Schinkeldijk te Zijpe is als volgt: Ingekomen waren 7 biljetten, als van de heeren: H. Jonker, Naar het Duitsch van W. Heimburg. De schoone vrouw ontdeed Lucie van haar natten regenmantel en trok haar mede in de kamer. Op de canapétafel brandde de spiritusvlam onder den kleinen zilveren ketel; de theepot van hetzelfde metaal en het Sak sisch porseleinen servies stonden op het met sierlijke bonten kleuren gewerkt buffetkleed gereed; een aangename geur vervulde het vertrek en het zachte tapijt dempte eiken voetstap. „O, hoe heerlijk, hoe gezellig is het hier!" zeide Lucie. „Dat denk ik eiken keer op nieuw." „Ja, vooral als de regen zoo tegen de ruiten klettert en de wind door de hoornen loeit. En dan die hooge muur en die dikke poort gelukkig dat die leelijke wereld buiten blijftMaar 't is overal huiselijk en gezellig, als men naast iemand zit van wie men veel houdt. Vroeger vond ik 't hier f afschuwelijk dat weet ge wel!" „Ja. Laten we vandaag maar niet daar over spreken, Hortense De jonge vrouw knikte toestemmend. Nu en dan had ze hare vriendin iets uit haar leven verteld. Dat leven was niet gemakke lijk geweest. In een tijd, dat de jeugd van andere meisjes haar beschut, om de afgronden des levens te leeren kennen, had zij reeds aan. den duizelingwekkenden rand daarvan gestaan en niet geweten waaraan ze zich y zou vastklampen. „We zullen vandaag daarover maar niet spreken," zeide zij ook, terwijl ze kokend water in den theepot goot. De lekkere geur vermengde zich met dien van viooltjes, die Hortense steeds omringde en uit al hare kasten en laden en kleederen opsteeg. Ze droeg een zwarte, nauwsluitende japon en als éénig sieraad een kostbare camee. „Ik heb de photographieën voor je opge zocht," ging zij voort. „Wilt gij ze eens bekijken? Ze liggen daar op de tafel." Lucie sloeg een sierlijke portefeuille open en haalde het eene blad na het andere te voorschijn. „O, hoe verrukkelijk moet het daar zijn riep zij, op één daarvan wijzende. „Dat is Capri maar zonder zijn kleuren, zijn licht, zijn heerlijk doorschijnende luchten. Ik wilde dat ik het je kon beschrijven, of nog liever, dat ik het je kon laten zien; 't is tooverachtig mooi." „Ik zal 't wel nooit zien," zeide Lucie be drukt, terwijl zij de portefeuille weglegde. „Waarom kwam je galant nietmeê?" vroeg Hortense. „Hij moest buitenpatiënten bezoekenmis schien komt hij mij hier halen." „'t Is toch vreeselijk, den geheelen dag zoo in touw te zijn," hernam Hortense, de thee inschenkende, „en waarvoor? Dat lieve publiek bedankt hem toch niet." „'t Is zijn beroep, zijn werkkring!" viel Lucie trotsch in. „Jammer voor hem hier in zoo'n kleine stad!" „Maar men heeft daar toch dezelfde ziek ten als in een groote, Hortense!" „Maar niet dezelfde menschen! Ik vraag je, Lucie, hij is immers knap en zou bijvoorbeeld in de residentie zeker genoeg praktijk vinden en op prijs worden gesteld; nu zit hij hier in zoo'n ellendig nest en brengt zijn beste krachten voor niemendal ten offer. Wat geeft hem dat op den duur, als alles hem meeloopt? Een praktijk, nu ja; maar hij blijft een middelmatig mensch en zijn naam zal nooit genoemd worden. Ge zult beiden hier allen moed en levens lust verliezen." Het meisje zweeg. „Ge moet hem dat eens voorhouden," vervolgde Hortense. „'t Is wezenlijk jammer van hem." „Dat kan ik niet doen, Hortense. Alfred spreekt nooit over zulke dingen. En ik geloof, weet ge, dat hij deze kleine stad met haar winstgevende praktijk alleen heeft gekozen, omdat hij met mij wil trouwen en wij geen van beiden hier bleef zij even steken „eenig fortuin hebben." „Ge zijt te verlegen tegenover hem. 't Zou immers voor zijn eigen best zijn, Lucie." Zij schudde ontkennend het hoofd. „Hij moet 't weten." Hortense glimlachte. „Wel, kom aan!" zeide zij. „Gij zijt het type van een bemin nelijke vrouw. Wat Jupiter zegt, dat ge schiedt ook." „Ik geloof, dat het ook zoo moet wezen," antwoordde het meisje op weifelende toon. „Alle mannen zijn egoïsten! Weert men zich niet, dan is men ook verloren." De tranen kwamen Lucie in de oogen. „Hortense, spreek zóó niet," verzocht zij; „ik smeek je Maar deze kwam op haar toe, sloeg den arm om haar heen en sloot haar den mond met een kus. te Anna Paulowna, ad f 388.25; D. Klees, te Zijpe, f344D. Breed, te Wieringerwaard, f 326; J. Breed, te Wieringerwaard, f324; Swarthoff, te Zijpe, f 300; G. L. Winder, te Helder, f 278, en A. Visser, te Wieringer waard, f 274. Aan laatstgenoemde is het werk gegund. Door de liberale Kiesvereeniging „Bar- singerhorn" worden pogingen in het werk gesteld om den wagendienst Barsingerhorn via Scliagen tot aan- en van Kolhorn te doen rijden. Zonder gemeentelijke subsidie, ziet de ondernemer in deze uitbreiding eer na- dan voordeel. In de gemeente Sijbekarspel is een kind geboren, welks beide grootouders, twee overgrootvaders en een bet-overgrootvader nog leven. Maandag 5 en Woensdag 21 Novem ber a. s. zullen te Alkmaar groote veemarkten worden gehouden. De in 1874 ten onrechte als eenige wettige zoon vrijgestelde persoon, van wien dezer dagen is gebleken dat hij nog een halven broeder had, is thans wegens lichaams gebreken van den militairen dienst vrijgesteld. Als een bewijs, dat het talent van den directeur der Bosscher Schutterijmuziek op hoogen prijs wordt gesteld, deelt de 's Her- togenb. Crt. mede, dat den heer Kriens dezer dagen uit Boston een aanbod is gedaan om zich, tegen 8000 mark jaarlijks, voor drie jaren als solist te verbinden aan een voor naam orchest, dat in de verschillende groote steden van Amerika uitvoeringen zal geven. De heer Kriens heeft evenwel dit aanbod niet aangenomen. Jl. Zaterdagmiddag had in de Schotsche Zendingskerk te Amsterdam de overdracht plaats van het rectoraat der Vrije Universi teit door den aftredenden rector, prof. dr. A. Kuyper, aan zijn ambtgenoot, prof. D. L. F. Rutgers, welke plechtigheid door eene groote schare belangstellenden werd bijge woond. Dr. Kuyper hield eene rede, die ten onderwerp had: „Het Calvinisme in de Kunst", waarvan de hoofdstrekking was om het vooroordeel als waren Gereformeerde zin en zin voor kunst elkaar volstrekt uit sluitende begrippen te bestrijden, en door in deze rede een opzettelijk onderzoek in te stellen naar de verhouding tusschen het Calvinisme en de Kunst, een misverstand weg te ruimen, dat nog steeds, ook bij wel willende beoordeelaars, stand hield. Na deze rede stond de spreker nog eenige oogenblikken stil bij de fata der Universiteit in het afgeloopen studiejaar. Vóór acht jaren met vier studenten begonnen, ving deze cursus met een getal van een-en-tachtig kweekelingen aan, aldus ingedeeldenkel theologie 60, enkel letteren 8, enkel rechten 5, godgeleerdheid en rechten 7, letteren en theologie 2. Voor de feestviering op Prinsessedag was te Amsterdam ontvangen f 9323 en is uitgegeven f 9295. Dezer dagen werd, volgens de „Maas bode", te Rotterdam een kind geboren onder zeer zeldzame omstandigheden. De verlos kundige, die zijne hulp verleende, was nl. bij de geboorte der moeder en bij die van den grootvader aanwezig geweest; de baker, die het kind verzorgde, had eveneens de moeder en den grootvader behandeld. De geneeskundige is nog even krachtig als toentertijd; de baker ook. „Neem mij niet kwalijk, ik weet immers niet beter. Misschien is hij dan wel een uit zondering." „Mijn arme Hortense, gij zult ook nog wel eens anders leeren denken!" „Nooit!" zeide de schoone vrouw gelaten. „Nooit! Ik heb meer dan genoeg van dat zoogenaamd geluk. Men moet onnoozeler van aard en minder dikwijls teleurgesteld wezen, om datgene te gelooven, wat zij ons voorpraten van liefde en innig samenleven en van den steun, dien ze voor ons zijn. Liefde!" Ze haalde de schouders op. „Je heer en meester verheugt zich waarschijn lijk, dat hij zoo'n brave ziel heeft gevonden, die het als het ideaal van haar leven be schouwt, hem dagelijks een goed middageten voor te zetten, zijn kousen te mazen en voor de knoopjes van zijn overhemden te zorgen, en Een blik op het verbleekte gelaat van het meisje belette haar voort te gaan. „Heb ik je verschrikt, Lucie? Ja, 't is vandaag een kwade dag, dat wil ik niet ont kennen de sterfdag van mijne moeder en mijn verlovingsdag. Vandaag voor een jaar heb ik den domsten zet van mijn geheele leven gedaan en liet ik mij wat wijsmaken." „Arme HortenseDaar zijn wij weer op het oude chapitre! Laten wij liever over wat anders praten!" drong Lucie aan. „Praat dan maar!" zeide de jonge vrouw, in een voltaire neêrvallende, die met den rug naar het venster stond. In hare ver legenheid nam Lucie haar toevlucht wederom tot de photographieën. „'t Is toch mooi in de wereld!" zeide zij eindelijk. „Ik wilde dat ik je dat alles kon laten bewonderen, Lucie!" herhaalde Hortense. „Alléén zou ik het niet nog eens willen zien, maar met Lucie zat nu op de leuning van den fau teuil en had den arm om haar heengeslagen. „Vertel mij daarvan," vroeg zij. En Hortense verhaalde van de groene Zwitsersclie meeren, van de met eeuwigdurend ijs en sneeuw bedekte bergen, van het zonnig Italië, de blauwe Middellandsche zee en ae heerlijke avonden in den maneschijn te Venetië. Lucie drukte de handen stijf samen, hare adem haling was gejaagd, haar wangen gloeiden, de kleine, volle mond opende zich half zóó luisterde zij een paar uren achtereen, als een kind naar de sprookjes van Moeder de Gans. Hortense was onderwijl eens opgestaan en had een rood juchtlederen kistje te voorschijn gehaald, dat verschillende voorwerpen bleek te bevatten. Dezen verdorden ruiker Alpen rozen plukte zij op den Rigidie zacht glinsterende tuiltjes Edelweisz waren van aen Berninapas afkomstig en haar door een Engelschman ten geschenke gegeven; dien fijnen dolk hier haa zij te Florence gekocht; dat masker daór droeg zij bij het carnaval te Rome; deze met gouddraad geborduurde schoentjes kocht ze te Constantinopel in den bazar en die broche van lava te Napels. „Wilt gij die hebben, mijn beste?" Lucie hield de sierlijke pantoffeltjes in de hand en ademde den zachten muskusreuk in. „Het ruikt als de specerijen, waarvan de bijbel ons vertelt." „Behoud ze!" verzocht Hortense. „Neem alles maar, als het je pleizier doetvoor mij heeft het toch geen waarde meer. Knik maar niet neen! Ge moet alles nemen Ik zal het je sturen. Gij kunt nog pleizier daarvan hebben; mij stemt het zoo melan choliek. Die reis deden wij, papa en ik, kort nadat ik weduwe was geworden; hij had mij zijn woord van eer gegeven, ver standig te zullen worden en niet meer te spelen en ik ik had het geloofd Ze haalde de schouders op. „Neen, Hortense, dat is te veel!" wees Lucie hare geschenken af. „Ik heb niets voor u!" „Ja wel, gij hebt mij lief." Weer zaten zij zwijgend nevens elkander. „Lucie, zoudt ge eens met mij op reis willen gaan?" vroeg zij na een korte poos. Het meisje staarde peinzend vóór zich uit. „O, reizen reizen prevelde zij. „Nu, als ge wilt Wat doen wij ook eigenlijk hier?" „Wij met ons beiden?" vroeg Lucie, terwijl hare oogen van genot schitterden en haar fijne neusvleugels trilden. „Hebt ge wel eens ooit gereisd?" vroeg de jonge vrouw. „Nooit! Of ja, ik ben met mijn broer en zuster omstreeks Paschen een paar dagen in Holstein bij den vader van mijn zwager geweest; maar niet bij de zee. En ik had die juist zoo graag gezien; dat was altijd een wensch van mij „Zoudt ge eens een reis willen doen, Lucie? Graag?" „Maar, Hortense, ik kan immers niet," zeide het meisje, angstig en bezorgd. „Alfred „Of gij hier zit of niet, hij is toch nooit thuis! Dat kan hij je toch wel gunnen, eer

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1888 | | pagina 1