HELDERSCHE EK N1EUWED1ËPER COURANT. Nieuws- en Advertentieblad voor HolMs noorderkwartier. 1888. M 129. Vrijdag 26 October. Jaargang 46. Uitgever A. A. BAKKER Cz. u) Hortense en Lucie. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag. Abonnementsprijs per kwartaal0.70 franco per post 0.90 BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der AdvertentiënVan 14 regels 40 cents, elke regel meer 10 cents. Groote letters naar plaatsruimte; bij abonnement lager. Dienstaanbiedingen a 5 cents per regel a contant. Binnenland. Tot algemeen Voorzitter van het Hoof l- bestuur der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen is gekozen de lieer mr. G. A. Van Hamel, te Amsterdam. Wat een geschetter, wat een geschetter zoo meldt Eskes o. a. uit Amsterdam aan de „Avondpost". Ik zou haast zeggen, het wordt nu een beetje kinderachtig, zooals de werkloozen, of liever liunne aanvoerders, zich hier aanstellen. Is dat nu mannentaal?! Een voorzitter, die zich op de vergadering laat verontschuldigen, omdat hij juist weêr voor „twee" dagen werk heeft; een ander, die hem vervangt en betoogt, dat men zijn kop niet alleen heeft om er een pruim tabak en een stuk brood in te stoppen en verder beweert, dat de werkloozen niets dan een hap zuurkool te verliezen hebben. Een zaak waarnemer waar drommel de werkloos heid zich al niet nestelt die ook al drei gende taal doet liooren; een juffrouw Trilling, die nog lust beeft verzen te declameeren, waarin iets voorkomt van den dag waarop er „trilling" zal zijn in 't ganscb heelal. En om het spel te volmaken een man, die ver klaart, dat, voor 't eerst gedurende zijn huwelijk, zijne vrouw vandaag is uitgegaan om voor hem en zijn kinderen den kost te verdienen, 't Is althans verstandig van die vrouw, dat ze liever dat doet dan vergade ringen te gaan bijwonendaar zou ze zeker geen werk gevonden hebben, evenmin als haar verontwaardigde man. In ieder geval is gebleken, dat de werk loozen dan toch nog iets te verliezen hebben een pruim tabak, een stuk brood en een hap zuurkool't Is niet veel, dat moet ik erkennen, maar men kan er liet leven toch nog bij houden en dat leven, ziet ge, heeft toch voor iedereen nog wel eenige waarde, al leeft men niet in bijzonder gun stige, ja zelfs in zeer ongunstige omstandig heden. En dat men nu in opgewondenheid zoo eens iets zegt, zou nog vergeven kunnen Naar het Duitsch van W. Heimbcbg. Een lange pauze volgde. Hortense borg de photographiën weêr in de portefeuille en de buitenlandsche merkwaardigheden weêr in het kistje, en toen het gesprek nog altijd bleef steken, zette zij zich aan de piano en begon te spelen, alsof zij die beide menschen althans eenige reden wilde geven om te zwijgen. Hortense speelde goed en had een diepe, zuivere altstem. Maar even somber als hare levensbeschouwing, was ook haar keus van muziek. Den treurmarscli van Chopin droeg ze meesterlijk voor. Ze had meermalen voor het jonge paar gespeeld. Alfred kwam zijne aanstaande soms afhalen en was dan altijd zulk een aandachtig toehoorder geweest, als het uit stekende spel verdiende. Maar ditmaal klonk het hem onaangenaam in de boren en drong het niet door tot zijn hart. Hij ontwaakte niet eer uit zijn mijmeringen, dan toen Horten se's stem door het groote vertrek weerklonk. Ze zong een lied van Eichendorff het verlangen van een jong hart om te reizen en de wereld te zien. Zij zong: van marmeren beelden, Die goden en menschen zijn. Van priëelen in verwilderde tuinen Paleizen bij maneschijn! O, zalig wie ook eens mag reizen, In den stillen, zomerschen nacht De dokter hief het hoofd op. Och ja, jeugd en verlangenEn hij herinnerde zich, met welk een verrukking hij den eersten keer den Rijn bij Bingen had gezien. Had liij het recht zijn jonge verloofde zulk een groot, onschuldig genot te onthouden? Neen! Zij moest ook aanschouwen en be wonderen. Maar met h e m. Zij was nog zoo jong, ze k o n nog wachten, en dan, als hij hier vasten voet had gekregen, dan Zou hij den aanblik van dat innig, onvermengd genot, dat een jong menschenhart doorstroomt, als het Gods sclioone wereld mag leeren kennen, aan Hortense overlaten, h ij, wien dat hart toebehoorde? Dat nooit! En terwijl hij nu de oogen op haar vestigde en haar daar met hare bevallige gestalte, groote, wordenmaar wat moet men denken -van eenc taal als: „wat zullen zes honderd politie-agenten uitrichten tegen duizenden wanhopige werkloozen Alsof men niet weet, dat liet gezag nog over andere middelen beschikken kan, om geweld met geweld te keer te gaan Wat moet dat zinspelen op de „machine", die aan zoovele menschenhanden den arbeid ontneemt?... Wil men dan de locomotief vernietigen en weer per trekschuit gaan rei zen; moet de telegraaf verdwijnen; zal de telephoon als onontdekt moeten worden be schouwd, alleen om wat meer kruiers weer een bestaan te verschaffen? 't Kan immers niet ernstig gemeend zijn! Wat moet dat afdwingen van groote wer ken van de overheid baten Zullen die groote werken weer niet duizenden werk loozen uit de provinciën hierheen lokken, die zorgen zullen, dat de tegenwoordige op ruiers ook dan nog en later nog veel meer, handen vol werk zullen hebben Kom, 't is te mal om er lang over te spreken. Intusschen, wij zitten maar weer met den last. De optochten trekken weer door de straten en menig ordelijk burger, waaronder er waarachtig ook velen zijn, die bet even hard, misschien harder nog, te verantwoorden hebben, dan zij, die van hun armoede een openbaar vertoon maken, is maar weer bang voor zijn glazen. Vandaag trok de menigte naar het Stad huis en naar eenige groote industriëelen. Zoowel door den burgemeester als door de werkgevers werd de commissie ontvangen en morgen zal in het Volkspark, waar men ook lieden bijeen kwam, de uitslag dier bezoeken aan de werkloozen worden medegedeeld. Van den burgemeester is echter al bekend, dat hij hun weinig troost heeft kunnen bieden: de gemeente heeft gedaan, wat zij in deze doen kon. En dat de werkgevers veel be peinzend in liet verschiet starende oogen en den pijnlijken trek om den kleinen mond zag staan, kwam er een gevoel van mede lijden bij hem op. //Begrijpt zij mij wel? Kan ze mij wel liefhebben?" vroeg hij zicli zelf af. //Komaan, Lucie," zeide hij bedaard, ter wijl liij opstond, „we worden tliuis gewacht." Als een gehoorzaam kind kreeg zij haar regenmantel. Hortense maakte geen tegen werpingen; zij gaf den dokter de hand en Lucie een zoen. z/Tot weerziens!" riep zij hen nog na, zich over de leuning van den trap buigende, die liet jonge paar zwijgend afging. Thuis was het nog altijd even somber en vervelend. Mevrouw Arend zat op dezelfde plaats; tante Dietje was wakker geworden en las bij de laatste stralen van liet daglicht in een beduimeld boek uit de leesbibliotheek. Het magere dienstmeisje zag er in haar nauwe zwarte jurk, waarin ze was aangenomen en die ze nu ter eere van den Zondag droeg, nog schraler en hongeriger nit dan anders en dekte de tafel in de huiskamer zoo on hoorbaar, alsof de horden van vilt waren. Zij zaten dan ook weldra aan den middag maaltijd, maar liet gesprek wilde niet vlotten. Eindelijk nam de moeder het woord. z/Alfred, ik hoor dat ge in je liuis zijt geweest. Dominé Risman heeft je daar zien ingaan. Hoe bevalt liet je nu „O, best!" antwoordde liij. ,/Daar we van middag niets beters te doen hadden, hebben we de behangselpapieren eens bekeken, die Koentz gisteren heeft gestuurd, dat wil zeggen: tante Dietje en ik Lucie was niet thuis," voegde zij er bij met een zijdelingschen blik op het meisje. //Wel zoo! Zijn ze mooi?" z/Daar zijn ten minste bruikbare hij, bedekte gronden en doffe kleuren. De schrijnwerker kwam van middag ook even aan en vroeg of ge wat gauw je hestellingen kondt opge ven, daar hij nog vóór September leveranties voor een fabriek op zicli had genomen. Ik heb hem al gezegd, dat gij alleen op zeer eenvoudige en praktische zaken gesteld waart. Hij wilde ons volstrekt een buffet aanpraten, dat hij het vorige jaar naar de tentoonstel ling had gestuurd. Onzin! Een buffet! 't Is erg onpraktisch, want alles wat er opstaat, tere verwachtingen zullen kunnen opwekken is wel niet te denken. Indien de opruiers getracht hebben door dezen optocht een beeld te geven van de groote ellende, die er onder de arbeidende klasse heersclit, dan is hun doel vrij wel als mislukt te beschouwendaartoe was het aantal der deelnemers te gering; en hebben zij willen toonen, dat zij voor niets vervaard zijn, dan heeft het kleine botsinkje met de politie en het spiegelgevecht met de diamant slijpers van de fabriek „de Kohinoor" hun daartoe ook al bitter weinig gelegenheid gegeven. Summa summarum: 't zal wel weêr met een sisser afloopen! Als de nood werkelijk aan den man komt; als de tabak, het brood en de zuurkool gaan ontbreken, dan zullen de helpers niet ontbreken en ons volk is te verstandig om in tijdelijken tegenspoed niet liever geholpen te worden dan glazen in te gooien en achter de tralies gezet te worden. De heilstaat, waarin wij allen havannah- sigaren kunnen rooken, broodjes met ham eten en zuurkool met worst en spek is nog verre, en er zullen waarschijnlijk nog heel wat Tuillerieën verbrand moeten worden en Vendöme-znilen omgerukt, ja, de aarde zal wel moeten vergaan, eer er zoo'n uniforme menu voor het geheele menschdom zal zijn vastgesteld. In de algemeene vergadering der Maat schappij tot Nut van 't Algemeen, in Mei jl. gehouden, werd o. a. besloten om gedurende de vijf eerstvolgende jaren jaarlijks ter be schikking van het Hoofdbestuur de som van f 1000 te stellen, ten einde daarmede de pogingen te steunen van departementen, die het hulppersoneel van bewaarscholen, door onderwijs van bevoegde personen, de gele genheid verschaffen zich voor zijn taak te bekwamen. Het Hoofdbestuur heeft thans aan de departementen de bijzondere voor waarden meêgedeeld, voor liet verleenen van geldelijken steun tot dit doel vastgesteld. bestuift maar en breekt dan, als men 't af veegt." „Maar anders tegenwoordig viel tante Dietje in. „Bemoei je met je eigen zaken, Dietje!" zeide hare schoonzuster, en Dietje verstomde. Ze had in den loop van den namiddag zoo ontzaglijk veel zuchten over de vijf k zes duizend gulden gehoord, die Lucie als eeni- gen bruidschat mede ten huwelijk bracht, en „waar men niet ver meê zou komen," dat ze uit angst en om het aanstaande vrouwtje te sparen niets meer durfde zeggen. „Nu, daarover zullen wij het wel eens worden," hernam Alfred, een paar radijsjes nemende. „Niet waar, Lucie? Eerst moeten wij het huis opmeten. Maar ge zult mij nu excuseeren, ik moet nog een paar attesten schrijven. Tot ziens, dames!" Hij stond op en verliet het vertrek. Buiten de deur bleef hij even staan. „Lucie, een enkel woord!" Zij volgde hem naar zijn kamer en leunde daar tegen de oude berkenhouten secretaire, die nog van zijn vader afkomstig was. Alles zag er hier even kaal en ongezellig uit. Een kast met hoeken rechts en een kast met in strumenten links van de sofa, daarvóór een ronde, van ouderdom scheef geworden tafel, met boeken bedekttusschen de vensters een spiegel, op welks console een karaf en glazen stondeneen kachel van geel gebakken steen, een oude leunstoel, en dat alles doortrokken met een wonderlijk sterke lucht als van car bol of iets van dien aard. Ze kreeg op eens een alleronaangenaamste gewaarwording. „Lucie begon hij. „Ik weet wat ge zeggen wilt," viel ze hem in de rede; „ik denk er niet aan om op reis te gaan." „Dat's goed. Ik zou lietje ook niet hebben toegestaan." Zij hief het hoofd op. „Ik wil niet hernam zij nadrukkelijk. „Dat treft goed," antwoordde hij bedaard, hoewel het bloed hem vluchtig naar het voorhoofd steeg. „Naar mijn gevoelen kunt gij zulk een uitnoodiging niet aannemen." „Zooals de verhouding tusschen Hortense en mij is?" „Neen, volgens mijn oordeel niet. Maar we behoeven daarover niet meer te praten Daar evenwel nog slechts door weinig de partementen pogingen zijn aangewend om de helpsters op de bewaarscholen voor haar taak te vormen en derhalve eenige toelichting tot de gestelde voorwaarden voor ondersteuning der genoemde pogingen wenschelijk schijnt, heeft het Hoofdbestuur een nadere omschrij ving van liet onderwijs op deze scholen aan de verschillende departementen doen toe komen. De Rechtbank te Amsterdam heeft den betaalmeester der Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappijbeschuldigd van 1. valschheid in geschrift, 18 malen gepleegd, 2. opzettelijke gebruikmaking daarvan, 3. ver duistering door dengene die het goed uit hoofde zijner dienstbetrekking en tegen genot van loon onder zich liad, veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 jaar. Op de lijst van de uitvindingen, waar voor in de laatste weken in Engeland patent is aangevraagd, komt o. a. een nieuw vee voeder voor, dat een Parijzenaar, zekeren heer Feuchères, in 't gebruik wil brengen. Het bestaat uit een mengsel van lijnkoeken met houtsaagsel en is bestemd voor hoornvee en schapen. Voor paarden heeft de uit vinder het eenigszins gewijzigd. Aan dezen wil hij nl. een mengsel geven, bestaande in houtzaagsel en peul- of graangewassen. Blijkens eene verzonden circulaire heeft zich te Middelburg een comité gevormd van een tiental dames, om te trachten gelden bijeen te brengen tot het oprichten in die stad, in navolging van andere groote steden in ons land, van een Te Huis, waar meisjes uit den dienstbaren stand, wier ouders elders wonen, en die hier derhalve geen eigen tehuis hebben, eene aangename en gezellige verblijf plaats kunnen vinden om hare vrije avonden onder behoorlijke leiding door te brengen. Tevens zal daaraan gelegenheid worden ver bonden, om aan haar, die een dienst zoeken of tijdelijk buiten dienst zijn, een goed en goedkoop onderkomen te bezorgen. Een huis, we zijn 't immers ééns, niet waar?" Hij had hare handen gegrepen en zocht hare oogenmaar zij zag zijn eerlijken, trouwen blik niet, daar ze het gelaat van hem afgewend hield. „Ik voel mij van avond niet recht prettig," mompelde zij. „Ik heb hoofdpijn. Goeden- nacht, Alfred!" „Goedennaclit! zeide hij ook maar liet klonk alsof hij teleurgesteld was. Langzaam ging zij de trap op en over den donkeren overloop naar haar eigen kleine kamer, waarvan zij de deur achter zich sloot. Toen viel ze op liaar bed neer en begon hartstochtelijk te weenen. Ze voelde zich wanhopig eenzaam en verlaten. Hij had haar niet eens bedankt, dat ze hij hem wilde blijven, hij had eenvoudig gezegd, dat hij het haar toch niet zou hebben toegestaan. Was zij dan nu al aan hem „geketend?" „Ja, Hortense heeft wèl gelijk: hij is een egoïst, een egoïst!" Langzamerhand werd zij kalmer en kwa men er beter gedachten bij haar op. Het kleine huis; dat plaatsje aau het venster; het geluk dat hen binnen die vier wanden toelachte nog eens kwam de schuchtere, meisjesachtige genegenheid voor hem met alle kracht bij haar boven. Ze zat op den rand van haar bed en bedacht hoe ze zijn kamer zou inrichten: zoo kaal, zoo onge zellig mocht die niet blijven hoe prettig had de kamer van haar vader er uitgezien! Daarnaast moest de hare liggen, en aan weerskanten van de huisdeur zou ze klimop en rozen laten groeien. Ze sprong op. Plotseling kreeg ze een onweerstaanbaar verlangen hem vriendelijk „Goedennacht" te zeggen. Ze sloop zacht naar zijn kamer en draaide beschroomd de kruk van de deur om. De lamp brandde; hij zat te schrijven en keek niet op. „Alfred!" „Ja! Wat wilt ge, kind? Kan 't niet wachten tot morgen?" Zij trok de deur weer dicht en keerde naar haar kamertje terug. Hier ging zij aan het open venster zitten en staarde naar be neden in den stillen tuin. De westenwind voerde geen ander geluid dan het fluiten van een locomotief en het in de verte weg--

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1888 | | pagina 1