de kolonel Van Teijn, sukkelde aan berri- berri en noodwendig moet vervangen worden. In verband daarmede zou de overste Vetter, die gedurende eenigen tijd als tweeden com mandant in Atjeli heeft gefungeerd, derwaarts vertrekken, 't Is echter nog niet meer dan een gerucht." Uit Batavia wordt dd. 17 November jl. gemeld uDonderdagmorgen te 8 uren werd te Tjilegon de zitting van de Rechtbank van omgang in zake de 28 eerste beklaagden naar aanleiding van de Bantamsche onlusten geopend, en wel in de pendoppo van den patih. Daar beklaagden volgens de wet vrij van banden voor den rechter moeten ver schijnen, waren de noodige maatregelen ge nomen tegen eene poging tot ontvluchting. De pendoppo was aan de beide zijkanten met een bamboehek afgesloten, terwijl de gevangenen met hun rug geplaatst waren naar het huis, waarvan de deuren waren gesloten, en de rechters zich met den rug naar de voorzijde hadden gekeerd. Er was dus geen ontkomen mogelijk dan over de rechters heen, doch achter dezen stonden de noodige schildwachten. Inlandsch publiek was er bijna niet, en wat er was, hield zich op een eerbiedigen afstand; dit kon zoowel een slecht als een goed teeken zijn van de gezindheid der bevolking. Nadat de akte van terechtstelling was voorgehouden en de akte van beschuldiging was voorgelezen en uitgelegd, werden 13 van de 28 beklaagden naar aanleiding van die laatste akte ondervraagd. De meesten verklaarden dat zij wel de lioofdmuiters waren gevolgd, doch alleen daartoe gedwongen door de kiais, die later door de soldaten waren doodgeschoten. Meer dan medeloopen had echter niemand gedaan; van moord en plundering, aan elk der beklaagden nog af zonderlijk ten laste gelegd, was geen sprake geweest; ieder was, zoodra hij de gelegenheid schoon zag, naar zijne eigen woning terug gekeerd. Niemand kon de oorzaken van den opstand opgevenmen had over niets te klagen, en slechts een enkele had van hadji Wassid gehoord, dat de uitoefening der gods dienstplichten te veel belemmering ondervond, en dat daarom alle Europeanen en de in- landsche ambtenaren moesten worden gedood. Sommigen beweerden, gedurende de dagen van den opstand rustig thuis te zijn geweest, en njai Kamsidah, aan wie de moord, op mevrouw Gubbels gepleegd, is ten laste gelegd, betuigde met tranen in de oogen dat de geheele aanklacht lasterlijk was; dat zij vóór het sluiten van het eerste harer vijf wettige huwelijken, onder leiding van hare zuster, steeds met soldaten had geleefd en bij dezen het geld had verdiend voor den tocht naar Mekka, waarom zij, ofschoon hadji, liefde koesterde voor alle Europeanen en in het bijzonder voor de militairen. (De schild wachten lachten smadelijk, toen zij dit hoorden). Zij had gezien dat een zestal lieden mevrouw Gubbels in de sawah bij hare dessa wilden vermoorden, en was toen te Tjilegon hulp gaan halen om het plegen van zoo'n gruwelijk bedrijf te verhinderen, doch niemand had haar willen bijstaan, en toen was zij, treurende over hare machte loosheid, de geiten gaan hoeden." „Het verslag van den Gouverneur van Atjeh van 1529 October luidt iets gunstiger wat de berri-berri betreft. De voetstappen en nu wendde /.ij schielijk hare schreden naar het ijzeren hek van het park. Achter haar aan kwam een man, een ostbode, met zijn zwarte portefeuille in de and. Groetend ging hij haar voorbij. Maar toen zij nu ook liet park inging, keerde hij zich om> zeggende: «/Een telegram voorjuf frouw Walter." „O, geef maar hier!" Zij betaalde den man en las staande: „Baron gisteren avond beroerte. Aan ééne zijde verlamd. Voorzichtig zeggen aan Hortense. Bertin." Ook dit nog! Welke uitwerking zou dat bericht op Hortense hebben? Ze spoedde zich naar huis. „Mijnheer heeft naar u gevraagd, juf frouw klonk de stem van vrouw Rein uit het sousterrein. Ze had 't geheel vergeten ;?maar nu kon ze hem tegelijkertijd den inhoud van het telegram mededeelen. 't Was toch ook eigen lijk zijne zaak, Hortense hierop voor te be reiden. Hij wachtte haar met ongeduld. De dikke donkergroene gordijnen maakten het al sche merachtig in het vertrek, hoewel de lucht door de ondergaande zon nog rood was ge kleurd; als bleeke schimmen en geesten, zweefden de jagers en jageressen op de go belins. Hij liep voor den schoorsteen op en neder; maar het dikke tapijt smoorde het geluid van zijn voetstappen. Nu bleef hij 8^an* ^eb een verzoek aan u," begon hij, „iets van groot gewicht hij sprak langzaam. „Morgen vroeg duelleer ik met Rostau en Het meisje kon een uitroep van schrik niet weerhouden. „Stilhernam hij op nog zachter toon. „Gij weet, waarom. Ik ben overtuigd van nwe discretie. Hier in mijn schrijftafel, in dèZe lade rechts, ligt mijn testament met een vijand hield zich rustig. Alles bepaalde zich tot enkele schoten, het stelen van telefoon draden, enz." «/In den nacht van 7 op 8 November, tegen 12 uur, werd brand ontdekt aan boord van Zr. Ms. „Batavia", liggende in het bassin te Soerabnja. De stoombrandspuit en stoombarkas waren gelukkig dadelijk bij de hand, zoodat men spoedig de vlammen meester was. Toch is het geheele voorschipgrootendeels uitgebrand. Al wat schot werk was is weg; eenige dek- balken zijn ontzet en kromgebogen. Men gist dat de brand veroorzaakt is door een brandend strootje of een weggeworpen lucifer." Van de berichten, dezer dagen verspreid omtrent den arbeid der Staats-Commissie voor de defensie, is, naar wij stellig ver nemen, alleen dit juist, dat het verslag in ontwerp gereed is, maar nog eerst de goed keuring behoeft van de Commissie. Met het oog op de zitting der Sta ten-Generaal zal de Commissie daartoe waarschijnlijk niet eerder dan half Januari kunnen worden bij eengeroepen. Komen er geene veranderingen in, dan zou dus eerst tegen Februari het ontwerp aan Z. M. den Koning kunnen worden aangeboden. (H. Crt.) Z. M. de Koning heeft tot verbetering van den veestapel in Limburg aan het hoofd bestuur der Limburgsche Landbouwmaat- schappij ten geschenke aangeboden 1 stier en 4 koeien. Dat geschenk is met de meeste erkentelijkheid aangenomen. De duingronden op Texel worden elke tien jaar aan verschillende veehouders van rijkswege verhuurd. Gedreven door den gedrukten toestand van landbouw en veeteelt, hebben velen hunner zich herhaaldelijk met een verzoekschrift tot den Minister van Financiën gewend om ontbinding der loopende huurcontracten, in 1885 gesloten. Aan het verzoek van adressanten is thans voldaan. Naar aanleiding van den helschen aan slag op de heeren Stork en Jolles, met behulp van moorddadige werktuigjes, meldt men o. a. uit Amsterdam aan de ,/Haarl. Crt.' Belangrijk lijkt mij het onderzoek naar de redenen waarom en de verwachtingen waarmee een aanslag als deze thans kan zijn gepleegd. De betrokken ambtenaren hebben nu twee of drie jaren geleden zich onderscheiden door een krachtig optreden tegen de socialisten; maar sinds dien tijd is er bij mijn weten niets voorgevallen wat den toen wellicht gezetten haat opnieuw en op eenmaal heeft kunnen doen aanwakkeren. En toch kan dit gevoel alleen de daders bezield hebben, die immers onmogelijk de verwachting konden koesteren, alsof met den dood der heeren Stork en Jolles elke hinderpaal vpor hun streven uit den weg geruimd en de vestiging van den socialistischen staat in Nederland verzekerd ware! Dus haat alleen haat! Ge behoeft er niet aan te twijfelen, als ge eenmaal de hoofdaanvoerders der socialisten in ons land hebt hooren spreken Domela Nieuwenhuis, Croll, Fortuvn. Water flikkert in hunne blikken, wat er snerpt in hunne gedachtenuiting, wat er gloeit in hunne toe spraken, het is niet de verteedering des harten, waarover prof. A. Pierson Vrijdag avond 7 dezer in de Unie als een kenteeken dezer tijden sprak; neen, het is de afkeer, brief aan Hortense, ingeval ge begrijpt mij! Hier is de sleutel. En nu heb ik nog één dringend verzoek: verlaat dat arme schepsel niet; ze zal meer dan ooit behoefte hebben aan uwe vriendschap. Ik heb haar gezegd, dat ik van avond een vergadering en morgen ochtend vroeg een patrijzenjacht moet bijwonen, en tevens afscheid van haar genomen. Ze schijnt niets te vermoeden ze gaf mij niet eens de hand. In dien brief daar hij bleef steken „Lucie, zeg gij haar later nog eens, dat zij mij innig dier baar is geweest." Hij had de hand van het meisje gegrepen en bracht deze aan zijne lippen. „Ik dank u, Lucie, en nu, vaarwelHet rijtuig wacht. God geve dat we elkander weerzien Haastig nam hij hoed en oveijas op en verliet ijlings de kamer Één oogenblik bleef Lucie onbeweeglijk staan, maar daarop snelde zij naar de deur van de kleedkamer, die naast het slaapvertrek was gelegen. Ze wist nu, dat ze Hortense geen moment alleen mocht laten; al het andere was vergeten. Ontsteld trad zij echter terug; achter de portières stond Hortense. «/Heb ik je doen schrikken vroeg de jonge vrouw, akelig bedaard. „Neem 't niet kwalijk „Eén oogenblik maar, Hortense. Gelukkig dat ge beter zijt!" „Kom eens hier," hernam de jonge vrouw, Lucie bij de hand nemende, „ga daar eens zitten daar naast mij ze drukte het bevende meisje op een sofa. ,/Ik moet je iets vragen." „Wat wilt ge, Hortense?" ,/Ga weg van hier als het je niet reeds al te moeilijk valt; anders zal ik heen gaan," bracht zij hijgende uit. „Hortense, ik begrijp je niet recht wilt ge dat ik Woltersdorf zal verlaten?" (Wordt vervolgd.) de minachting, de haat tegen de bourgeoisie. Ook zij spreken, gelijk prof. Pierson, van een ideaal; maar niet van dat der algemeene menschcumin, niet van dat der mensehelijk- heid, door het gemoed gekoesterd en gekweekt; Fortuyn eischt enkel „gerechtigheid", het kind van het nuchter en koel berekenend verstand. Dat gemis van innigheid, van liefde, van medelijden, van gevoel is het wat de taal dezer mannen voor het oogen blik gevaarlijk, maar wat ook hun streven in het eind vruchteloos maakt. Al is het scherpe en harde ijzer noodig om het land te doorploegen, slechts door de warmte der zon kan het zaad ontkiemen en gedijen. En zonder geestdrift en gemoedswarmte wordt geen idéé voor de toekomst vruchtbaar. En al wederom hebben de socialisten van zich doen spreken, maar nu met zoo groote duidelijkheid, dat men niet kan twijfelen of zij wel de schuldigen zijn, noch of inderdaad ruwe en felle hartstocht in hun boezem ont ketend is. Reeds lang heeft het de aandacht getrokken, dat er geenerlei openbare vergadering met discussie kon gehouden worden, of niet alleen de socialistische woordvoerders verschenen er om aan het debat deel te nemen dat was hun goed recht en blijk van prijzens- en navolgcnswaardigen ijver maar ook hunne aanhangers waren er in grooten getale aanwezig en toonden dit door zeer kenschet sende en soms zeer luidruchtige teekenen van instemming of van afkeuring. Het was blijkbaar, dat zij, door aldaar in vrij grooten getale met ban en achterban hunner partijgenooten zelfs ook zich aldus te toonen, van hunne macht en talrijkheid wilden doen blijken. En daar zij dit nogal eens gelijk ik zeide op luidruchtige wijze plachten te doen, bezorgden zij niet zelden den voorzitter van zulk eene vergade ring eenige moeielijke oogenblikken. Zoo nog Zaterdagavond 8 dezer, toen de heer Heldt in de Amsterdamsche afdceling van het Nederlandsch Werkliedenverbond over /«belastinghervorming" handelde. De heer Heldt, dien zij voor een afvallige van de werkliedenpartij houden, is allerminst hun gunsteling, en dit toonden zij dien avond door allerlei, soms vrij krasse interrupties; door zeer luidruchtige toejuiching aan „hun" woordvoerder Fortuyn, die den heer Heldt op zijn gewonen bijtend scherpen toon toe sprak. Dank zij de kalmte van den voorzitter, kon de vergadering intusschen ongestoord ten einde worden gebracht. Geheel anders ging het gelijk reeds bericht is jl. Zondag toe inde vergadering der Leo-Vereeniging, belegd in „Maison Stroucken". Op de jl. Dinsdag gehouden openbare verhuring van de landerijen der gemeente Oiulorp en der Hervormde kerk, brachten deze op f 1123 en f 2517. De laatste op brengst was f 877 en f 2468. Voor de Rechtbank te Utrecht is jl. Woensdag de zaak behandeld tegen Ulbo Baron Thoe Schwartzenberg en Hohenlands- berg, oud 64 jaren, geboren te Leeuwarden, wonende te Utrecht, en aldaar in verzekerde bewaring, beklaagd van valschlieid in geschrift en het desbewust gebruik maken van die valsche stukken, ten nadeele van de Ver een iging tot ondersteuning en zedelijke ont wikkeling van hulpbehoevende blinden" te Utrecht, waarvan hij penningmeester was. Verschillende getuigen werden gehoord, als: ds. J. C. Verhoeff, lid van het Bestuur der Vereeniging; jhr. J. J. Van Asch van Wijck, directeur van de Utrechtsche Crediet- bank en secretaris van het Bestuur der Blinden-inrichting; de heer N. C. Geelkerken, notaris. De heer Van Asch van Wijck zeide onder anderen, dat den beklaagde was mede gedeeld, dat hij aan de Vereeniging te betalen had f 2209, waarvoor hem een termijn van acht dagen is gesteld, doch de beklaagde daarop verklaarde niets schuldig te zijn. Toen werd besloten eene plainte in te dienen. Als verdediger van den beschuldigde treedt op mr. Simons, van Amsterdam. De officier van justitie bij de Rechtbank te Heerenveen requireerde tegen den bouw meester van het Nanningaster Verlaat, G. Bleeker, te Stavoren, één jaar gevangenis straf, wegens de door dezen bij den bouw dier sluis gepleegde bedriegelijke handelingen. Achttien getuigen, waaronder drie a dé charge, werden ter terechtzitting gehoord. De verdediger van beklaagde, mr. Wijcker- held Bisdom, van Groningen, bestreed het bewijs en concludeerde tot vrijspraak. Gemeenteraad van Texel. Zitting van Vrijdug 14 December 1888. Afwezig de beer Burgemeester. De Wethouder Westeuberg (wnarn. Voorzitter) opent de vergadering. De notulen der vorige vergadering worden voor gelezen en goedgekeurd. Ter tafel worden gebracht eenige ingekomen provinciale bladen en circulaires, welke na mede- deeling voor kennisgeving worden aangenomen. De Voorzitter doet mededeeling, dat van HH. Gedep. Staten dc rekening, dienst 1887, goedgekeurd is terugontvangen. Aangenomen voorkennisgeving. De Voorzitter brengt ter tafel het request van den heer J. Boonacker, verzoekende eervol ontslag als hoofd der openbnre school te Eierland (Zuid zijde), tegen 1 Januari 1889. De Voorzitter zegt, dat de heer Boonacker bij eene vorige vergadering had verzocht, zijn verzoek in te trekken, aangezien het hem niet alleen was te doen om ontslag, maar odk tevens om pensioen te kunnen ontvangen en daartoe dc noodige be scheiden ontbraken. Aangezien nu die stukken zijn ontvangen, stelt hij voor, alsnu aan den heer J. Boonacker met dien datum eervol ontslag te ver- leencn. De Baad vereenigt zich hiermede. Daarna wordt het concept voor het eervol outslag voorgelezen en door den Raad goedgekeurd. De Voorzitter zegt, dat er een besluit moet genomen worden voor eene tijdelijke geldleening van hoogstens f 12,000. Het concept daarvoor wordt voorgelezen en door den Raad goedgekeurd. Van het Bestuur van het Algemeen Weeshuis is i ingekomen eene voordracht voor het benoemen van twee regenten en een regentes, die moeten aftreden. Op de voordracht zijn geplaatst1ste candidaat 1'. Pz. Kikkert (aftredend regent)2de cand. P. R. Mentz en 3de cand. G. Gz. Kikkert. Voor den heer C. Eelman (die bedankt heeft)lste cand. Joh. Sijbrand Keijser; 2de cand. Jb. Roeper Sr. en 3de cand. Jb. Kooiman. Tot de stemming overgaande, worden met alge- meenc stemmen benoemd tot regenten van het Algemeen Weeshuis de heeren P. Pz. Kikkert en Johannes Sijbrand Keijser en tot regentes mejuffr. N. Zoetelief—Verkeeren. Tot leden van het Algemeen Armbestuur worden herbenoemd de heeren C. Pz. Keijser en J. Wz. Bakker. Tot lid der Beleenbank wordt herbenoemd de heer G. Rab. De Vooratter vraagt, of nog iemand der leden iets heeft in het midden te brengen. I)e heer Jb. Roeper vraagt, of het request van den te- lephoon aan de Waal ook heden zal behandeld worden. De heer Westenberg (waarn. Voorzitter) zegt, daaromtrent van den heer Burgemeester niets te hebben vernomen. Dc heer C. Pz. Keijser vraagt, of de heeren Wethouders ook bekend zijn met hetgeen omtrent de school te Eierland (zuidzijde) zal plaats hebben. De Voorzitter zegt, dat er geen bepaald besluit is genomen, doch dat het voorstel is gedaan om I den heer Frcderiks, te Eierland (zuidzijde), de school te doen waarnemen. De heer F. Keijser, Wethouder, zegt, dat hem daaromtrent niets naders bekend is, dan dat de heer Burgemeester daarover zou schrijven aan den Districts-Schoolopziener. De heer C. Pz. Keijser veronderstelt, dat alzoo het plan niet bestaat, om dc school op te heffen. l)e heer Westenberg zegt, dat daaromtrent geen besluit is genomen. De heer F. Keijser deelt mede, dat deze rege ling noodzakelijk is, aangezien de Districts-School opziener het ongcwenscht achtte, om in den winter een vergelijkend examen te houden. De heer C. Pz. Keijser meent, dat, voor en aleer er een besluit door B. en W. wordt genomen, de Raad daarover eerst zijn gevoelen wel zal wenschen uit te spreken. Dc Voorzitter zegt, dat zulks zal geschieden. Niemand meer het woord verlangende, wordt de vergadering gesloten. Staatsbegrooting voor 1889. Departement van Marine. De Minister van Marine verklaart in zijn Q*Dfm woord, dat de aanvragen voor nieuwen aan bon, - niet overdreven zijn, maar zoo nauw mogelijk rek<-^B ning houden niet. de zoo dringend noodige aanvul ling, en dat zijne plannen betreffende het materieel der zeemacht dc draagkracht van het Nederl. volk niet overtreffen. Vergelijkingen met begrootingen in jaren toen zeer weinig voor de instandhouding van het materieel werd gedaan gaan niet op. Aan de „Emma" en de „Tromp" zullen geene belang rijke veranderingen worden ondernomen, alleen her stellingen Eene inrichting onzer vloot met het doel elke landing te beletten zou onze krachten te boven gaan, maar eene geheel lijdelijke defensie ligt niet in zijne bedoeling. Aan den eisch van eene ver dediging der stelling Helder tot het uiterste zijn te zware financiccle gevolgen verbonden om thans daartoe over te gaan. Een stoomschip lste klasse te Cura<;no is noodig voor ons prestige tegenover dc nabijgelegen vreemde Staten. Onze zeemacht laat niet toe met moderner schepen dan „Zilveren Kruis" in Japan en China de Nederlandsche vlag te vertoonen. Ofschoon persoonlijk tegenstander van sterken drank, acht dc Minister het verstrekken van het oorlam buitengaats noodig en goed, en hij verzekert, dat het volstrekt geene aanleiding geeft, tot drankmisbruik. De commandeerende officieren zouden daarvan toch den meesten last ondervinden en toch is nooit van hen een voorstel ontvangen tot afschaffing van het oorlam; integendeel waar- deeren zij de bevoegdheid om een extra-oorlam te geven. Jenever aan boord is minder eene ver snapering dan wel een gezondheidsmaatregel. Het bereiden van koffie en chocolade enz. heeft bij stormweer meer bezwaar dan het verstrekken van een oorlam. Ook het uur, uur vóór het mid- dagschaften, van verstrekking van dit laatste is niet geschikt voor het gebruik van koffie of choco lade. De hoofdingenieur, dien de Minister voor chef der afd. Materieel wil bestemmen, is vol komen daarmede vertrouwd. Het administratief personeel aan 's Rijkswerven is blijkens 's Ministers eigen ervaring niet te ruim voor de behoeften. Klachten over te strenge keuring van touwwerk zijn hem niet ter ooren gekomen. De werf te Am sterdam is, mits het mindere personeel belangrijk worde uitgebreid, alsnog geschikt voor den aanbouw der thans aangevraagde schepen, maar de Minister heeft den bouw bij particulieren voorgesteld om dc beslissing zuiverder tc doen zijn. Bij eene even- tuëele beslissing omtrent dc verplaatsing der u te Amsterdam naar de overzijde van het IJ ka- kwestie van aanbouw op Rijkswerven op terrein worden gebracht. Gaarne zal hij zich'"Be ijveren om deze zaak tot eene spoedige beslissing te brengen. Opruiming van de lijnbaan licht in zijne bedoeling, maar dient niet tc overhaast te ge schieden. De voorgestelde bouw van torpedo-booten is stellig niet overdreven. Uit Batavia ontvangen be richten maken dc toekomst van de „Zilveren Kruis" voor het oogenblik onzeker. Welke de finauciëele ge volgen daarvan zullen zijn, is nog niet te bepalen. In ieder geval zal in plaats van dat schip een andere oorlogsbodem in dienst komen en daarvoor op fondsen moeten worden gerekend. De bouw der nieuwe schepen op Nederlandeche particuliere werven neemt hij, gesteund door de meening van zijne deskundige adviseurs, op zijne verantwoordelijkheid. Verder geeft de Minister nog een aantal inlichtingen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1888 | | pagina 2