HELDERSUHE EN NIEUWËÜIEPER COURANT. Nieuws- en Advertentieblad voer Hollands Noorderkwartier. 1888. M 154. Zondag 23 December. Jaargang 46. Uitgever A. A. BAKKER Cz. 3li> Hortense en Lucie. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag. Abonnementsprijs per kwartaal0.70 franco per post 0.90 BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der AdvertenticiiVan 14 regels 40 cents, elke regel meer LO cents. Groote letters naar plaatsruimte; bij abonnement lager Dienstaanbiedingen a 5 cents per regel a contant. Kijkjes over 't wereldrond. 20 December. Ook de staatkundige atmosfeer schijnt wel hare //donkere dagen vóór Kerstmis" tc hebben. Men kan althans moeilijk beweren, dat er op 't oogenblik vele lichtpunten in de politiek zijn waar te nemen. Alleen de bemoedigende en verkwikkende stralen der vredezon zijn in staat deze donkere dagen wat op te vroolijken, maar, eilacydie vriendelijke stralen worden meer en meer onderschept door wolkbanken van oorlogs geruchten en andere narigheden. Dit céne goede zal men intusschen het jaar 1888 moeten nageven, dat de groote Europeesche oorlog, door alle politieke weêrvoorspellers bij den aanvang des jaars geprofeteerd, niet gekomen is. Wel scheen er soms slechts een stofje behoeven bij te komen om de staat kundige weegschaal te doen overslaan, maar dat stolje is dan tot dusver toch uitgebleven, al verzekert ook menigeen het duidelijk in de lucht te zien zweven. Maar alle mogend heden, hoofd voor hoofd genomen, zijn op dit oogenblik nog even vredelievend. Merkwaardig waren in dit opzicht de woorden van den Duitschen Keizer bij de opening van den Rijksdag://al mijnebemoei- ingen zijn voortdurend daarop gericht, den i vrede te bevestigen. Onze verbintenis met I Oostenrijk en Italië heeft geen ander doel. I Het lijden en de ellenden van een oorlog, 5Télfs met zegevierenden uitslag, zonder nood zaak over Duitschland te brengen, zou ik met mijn Christelijk geloof en met de plichten, die ik als Keizer tegenover liet Duitsche volk op mij genomen heb, niet overeen kunnen brengen. In die overtuiging heb ik het als mijn plicht beschouwd, kort na de aanvaarding mijner regeering niet alleen Naar liet Duitscli van W. IIeimbubg. Een andermaal nam zij Chamisso's Ge dichten ter hand eu viel haar oog op de volgende regels: z/lk wensch zelfs niet den rijksten, den schoonsten op deze aard, Slechts cén, die mij bemint, acht ik mijn liefde waard Ja, geene pronkvertrekken, slechts een bescheiden huis En zie, daar stond plotseling naast die zwarte letters, als een sierlijke aquarel, een klein huis, door de ondergaande zon be schenen het paradijs dat zij verloren, door haar eigen schuld voor altijd verloren had Ze wierp het boek op de tafel en begaf zich naar den tuin om die kwellende ge dachten van zich af te zetten, en hiei* stond ze weer op eens bij den muur, peinzend starende naar een paar purperroode blade ren van een wilden wingerd, die uit buur- mans tuin kwam overklimmen. Ze knikten en wenkten haar toe in den wind, alsof ze wilden zeggen„Ja, wij kennen je wel, gij blond meisje! Hebt gij het vorig jaar niet met je besten vriend in ons prieel op de bank gezeten? Toen konden wij nog niet over den muur kijken en kenden we maar alleen dien kleinen tuin ginds. Hoe komt ge hier? En dat zoo alleen?" En daarop ging zij verder met zulke haastige schreden, alsof iemand haar op de hielen zat; en de herinnering tooverde haar eiken blik, elk woord voor den geest terug, hoe zij met hem daar had gezeten, terwijl een honende stem haar toeriep: „Nu is 't voorbij! Nu wordt hij daar ginds door eene andere opgewachtDat zc hem door eigen schuld had verloren, was vrecselijkmaar dat hij haar bad kunnen vergeten en dit wel zoo spoedig, dit drukte haar nog liet zwaarst van alles. En ze had niet eens het recht om hem iets te verwijten; neen, waarlijk niet! En toch't Was toorn, zoowel als droefheid, die haar deed opspringen en ijlings haar post aan het ziekbed verlaten, als zij Arend's stap hoorde. En dan wéér kon ze uren lang zitten peinzen en zich een voor stelling maken, hoe ze hem vergiffenis smeekte en hij haar de hand toestak enzeide: „Laat alles vergeten zijn, Lucie. Ik heb je nog mijne bondgenooten in het Rijk, maar ook de bevriende en meest naburige monarchen persoonlijk te begroeten en met hen naar overeenstemming te geraken omtrent de ver vulling der taak, die God ons opgelegd heeftaan onze volken vrede en welvaart te verzekeren, voor zoover dit van onzen wil afhangt. Het vertrouwen, dat mij en mijne staatkunde aan alle door mij bezochte Hoven te beurt gevallen is, geeft mij grond tot de hoop, dat het mij en mijnen bondgenooten en vrienden met Gods hulp gelukken zal, den vrede van Europa te handhaven." Merkwaardig noemen wij deze ontboeze ming, eensdeels omdat de Duitsche Keizer ontegenzeggelijk de eerste viool speelt in bet Europeesche Staten-concert en zijne woorden dus als „toongevend" zijn tc beschouwen, anders wegens de slag-om-den-arm-politiek, die er in doorstraalt. Want men gevoelt liet: in het „zonder noodzaak" en „voor zoover het van onzen wil afhangt" ligt een vcelbeteekenende reserve, 't Is of de jonge Keizer, in minder parlementaire taal gesproken, zeggen wil: „ik zal doen wat ik kan om den wagen in 't rechte spoor te houden, maar weet niet of het mij lukken zal, heel veel moed heb ik er niet op." Natuurlijk was boel Duitschland, en laat ons maar zeggen heel Europa, den Keizer dankbaar voor de duidelijkheid en beslistheid, waarmede hij („voor zooveel van hem afhangt") den vrede belooft te handhaven. De Engclsclie bladen betuigden zelfs, dat de Duitsche Keizer niet vredelievender had kunnen spreken. We zijn het. er volkomen mede eens, indien men er achter voegt: in de bestaande om standigheden. Daarmede kan de politieke balans over liet jaar 1888 gesloten worden. Daarom is dan ook eene algemeene gerust stelling, gelijk men die na zulk een troonrede altijd lief." Later was zij dan boos op zich- zolve en trachtte haar arm hart door trots te troosten en te stalen; maar het was zoo zwak en terneergedrukt, zoo ootmoedig en klein geworden, dat het oude geneesmiddel van bedroefde zielen hier zonder uitwerking bleef. Hortense schreef dikwijlshet waren korte en vluchtige brieven, steeds met eenige ver ontschuldigingen, dat zij haar had laten gaan, en goede berichten omtrent den patiënt,alsof de schrijfster geen tijd had en zich toch verplicht voelde iets van zich te laten hooren. Maar tusschen de regels door kon men lezen, hoe innig gelukkig zij zich voelde. Waarom kwam Hortense hiervoor niet openlijk uit? Vreesde zij haar in hare eenzaamheid te krenken? Ach, ze wist immers wel, dat die beide menschen op Woltersdorf nu den hemel op aarde gevonden hadden. Mocht het zóó blijven! Ze voelde zich alleen maar zoo dubbel eenzaam en verlaten na zulke brieven. Op de wijde, wijde wereld bezat zij immers niets meer, waarbij hare gedachten konden vertoeven en dat haar een gelukkig verschiet voortooverde. Somber en stil gingen de maanden Sep tember en October om; November brak aan. De kachels brandden en in de eetzaal was het zoo donker, dat bij het, middagmaal een der lampen van de groote kroon moest worden aangestoken. Mademoiselle hield de voeten op de haardplaat en droeg een roode sjaal, waarin zij zich wikkelde als een Eskimo in zijn berenvel. De baron verliet het bed bijna niet meer hij had het altijd even koud. Lucie zat geduldig naast hem; ze las de courant of praatte of luisterde, als hij een merkwaardig heid uit zijn vroeger leven vertelde in de afgebroken bewoordingen, waarin hij zich na den laatsten aanval van zijn kwaal uit drukte. Het waren voorvallen uit een tijd, dien zij niet gekend had; ze kon daaruit de gevolgtrekking maken, dat er ook toen al veel leed en ellende in de wereld waren geweest en dat deze het zwaarst te verduren zijn, als men ze aan eigen schuld heeft te wijten. Mademoiselle en Lucie aten alleen in de groote zaal. Meestal heerschte er een pijnlijk stilzwijgen; waarover zou men ook altijd praten? Behalve dokter Arend, kwam er nooit een vreemde aan huis, en deze had altijd verbazend weinig tijd en vertelde nooit iets nieuws. De oude majoor Van van den Duitschen Keizer redelijkerwijze had kunnen verwachten, tot dusver zoo goed als geheel uitgebleven. De Paus en de Jezuïten schijnen met den Keizer een appeltje te willen schillen althans hier en daar worden op de protest-meetings de messen reeds geslepen omdat hij niet heeft willen beloven, den Paus aan de herwinning van de stad Rome en de wereldlijke macht te helpen. In Oostenrijk treden er meer en meer partijen en bladen op den voorgrond, die den jongen Keizer smaden en liet Duitsch-Oostenrijksche verbond pogen te ontbinden, waartoe zij dap per bezig zijn met het zaaien van tweedracht en wantrouwen. De Russen schoven in den laatsten tijd weder hunne groote legermassa's verder westwaarts naar de Duitsche en Oostenrijksche grenzen toe. Daarmede zou, ondanks alles, de stand der partijen op het politieke schaakbord aan het einde dezes jaars toch nog niet zoo onrustbarend zijn, indien.... Indien Frankrijk er niet was. Maar vooral „la grande nation" verkeert tegen woordig in een hooggaanden toestand van overspanning en opgewondenheid. Hoe liooger de toren van Eijffel wordt men is er haast met de 300 meters en de laatste loodjes wegen hier het lichtst, zeggen de bouwers hoe hooger die moderne toren van Babel wordt, hoe meer de zucht tot revanche be gint toe te nemen. Wel voeren de verschil lende partijen voorloopig nog slechts strijd tegen elkander, maar als het op vijandschap tegen de „Prussiens" aankomt, zijn allen het volkomen eens. Zij verzekeren wel bij hoog en laag, dat zij den oorlog niet willen, maar zij moeten toch aan de „bevrijding van het grondgebied," met andere woorden: aan de herovering van Elzas-Lotharingen denken. En voor dat doel moeten zij zich uitrusten, om aanvallen af te weren. Onder de be- Schenk was al sedert verscheidene weken ziek en bedlegerig. En als Mademoiselle een enkele maal bij juffrouw Dietje geweest was en thuiskomende van haar weervaren verhaalde, werd Lucie bij de minste toespeling beurtelings rood en bleek en boog het hoofd, uit angst dat zij zou zeggen: „Zie zoo, nu is bet engagement er door." Zij wist, dat zij dit vroeg of laat zou hooren en kon zich nog geen duidelijke voorstelling vormen, hoe zij zich dan zou gevoelen; dan leefde ze niet lang meer, dacht zij. Zoo zaten zij ook weer op een somberen Novemberdag tegenover elkander. Dikke wolken pakten zich aan den hemel saAm, enkele groote sneeuwvlokken dwarrelden door de lucht en legden zich als sterren tegen de vensterglazen. De Francaise sprak weinig en wijdde al hare belangstelling aan de lamscoteletten, die volgens haar zeggen, bijna even voortreffelijk waren als in haar eigen land, haar schoon Frankrijk. Eindelijk veegde zij zich den mond af, legde de servet neer en vroeg: „Lucie, wilt ge mij een plezier doen? Kom dan de koffie bij mij gebruiken? Ik krijg visite." Het meisje staarde peinzend vóór zich uit, maar ..vestigde de oogen nu vol verbazing op het ronde gelaat van de oude dame. „Visite?" „Ja! Waarom niet? Zie, ik moest juf frouw Arend toch eens verzoeken; ze onthaalt mij altijd zoo vriendelijk als ik bij haar kom. Onder ons gezegd, heb ik er wel wat tegenop gezien; maar wat zou ik doen? Eigenlijk had ik haar een avondje gevraagd op de thee en dan met den dokter, en dan zou ik je natuurlijk niet lastig hebben gevallen maar hij bedankte, moet ge weten en zij die Duitsche vrouwen zijn toch wonder lijk zij wilde liever eens een gezellig kopje koffie komen drinken, zeide zij. Ze kon er niet goed tegen 's avonds uit te gaan. Nu hen ik er gisteren geweest en heb haar voor vandaag verzocht, wat ze heeft aange nomen, hoewel 't haar speet niet lang te kunnen blijven, daar zij naar hare schoon zuster moest om juffrouw Selma in baltoilet te bewonderen, en dan weer gauw naar huis, daar haar neef ook naar het bal ging. De eene of andere sociëteit viert, geloof ik, haar jubilé. Nu, dat is mij goed. Ge komt dus ook, kindlief? Ge doet mij daarmee een groot plezier." En toen Lucie aarzelde en zweeg drijven bevindt Boulangers aanhang zich weer „in gezegende omstandigheden", d. w. z. dat het aantal zijner geestverwanten zich met den dag uitbreidt. Het doet hem in de publieke opinie volstrekt geen nadeel, dat zijne vrouw een verzoek om echtscheiding tegen hem heeft ingediend; Orleanisten en Bonapartisten ondersteunen hemen de Re geering wordt openlijk beschuldigd, dat zij het plan gevormd heeft om tegen Boulanger en zijne partij geweld te gebruiken, omdat zij anders niet meer tegen hem is opgewassen. Boulanger zelf zeide onlangs bij een feest maal, hem door de patriottenligue aangeboden, dat hij meer patriot dan krijgsman was. Daar echter het Fransche patriotisme tegen woordig feitelijk daarin bestaat, het Duitsche Elzas-Lotharingen als „nog te bevrijden grondgebied" te beschouwen en zulk een bevrijding nu eenmaal zonder oorlog niet mogelijk is, schijnt daaruit toch te volgen, dat het hoe langer hoe moeilijker wordt voor patriot te spelen, zonder tegelijkertijd ook de rol van krijgsman op zich te nemen. En alsof de revanche en de Boulangerie en al het andere nog niet genoeg was, komt nu ook nog de bedroevende stagnatie der Panamazaak het veelbeproefde Frankrijk teisteren. Niet ten onrechte heeft men verzekerd, dat de financiëele nadeelen dezer mislukking erger zijn dan die van een oorlog. En de slechte moreele impressie is wel het ergst van alles. Dat Frankrijk zich onmachtig of onwillig zou betoonen om de noodige fondsen te verstrekken tot voltooiing van zijn Pana ma-kanaal, wie had het ooit kunnen denken Misschien zouden de Franschen wel hun heelen tour d'Eijffel present hebben willen geven, als zij het jaar hadden kunnen eindigen zonder dien Panama-tegenslag. Vooral, zooals liet zij er op volgen: „Ik weet dat juffrouw Dietje het recht aardig zou vinden. Ze heeft mij altijd zooveel goeds van je verteld." Lucie had dat goede mensch niet ontmoet, sedert dien laatsten morgen ten huize van mevrouw Arend, en voelde op eens een on uitsprekelijk verlangen dat vriendelijk gezicht weer te zien. „Als gij 't dan goed vindt," antwoordde zij nog half tegenstrevende, „dan wil ik graag komen." „Best! Ik wacht je tegen vier uur. Zoo lang ga ik wat slapen, want ik ben erg moe." Mademoiselle bracht inderdaad haar kleine ronde hand aan den mond, om met moeite een geeuw te onderdrukken.. Toen Peter met het dessert binnenkwam en zij in plaats van een harer geliefkoosde meelspijzen slechts appels en koekjes zag opdisschen, haalde zij onmerkbaar de schouders op en stak Lucie met een: „Tot straks!" de hand toe, waarop zij de eetkamer verliet. De knecht had Lucie een brief ter hand gesteld. Hij was van Hortense, maar ze kon niet besluiten hem terstond te lezen. Ze had een van liaar bitterste dagen. Toen zij dien morgen nevens het bed van den baron had gezeten, die over buitengewone ver moeidheid klaagde, was Arend binnenge komen, zonder dat het haar gelukt was vooraf te ontsnappen. Hij had voor haar gebogen haar even aangekeken, en daarop net gedaan alsof ze er niet bij was geweest en zich met den zieke beziggehouden. Een zekere geest van verzet had haar aangedreven, toch nog verscheidene minuten op hare plaats te blijven zitten; maar toen hij na een paar vragen omtrent den toestand van den patiënt met vuur en ijver begon te vertellen van de raadsvergadering, die den vorigen dag had plaats gehad, en de bij deze gelegenheid ge voerde debatten over het bouwen van een ziekenhuis, stond zij langzaam op en ging heen. Ze hoorde hem alleen nog zeggen: „En ik zal niet rusten, eer ik de bewijzen heb geleverd, dat het door de stad afgestane bouwterrein de ongezondste plek van den geheelen omtrek is. „Voorbij!" zeide zij ook thans weer. „Ver loren Zijn koele, onverschillige blik deed haar als het ware huiveren. Zij nam den doek, die over de leuning van haar stoel hing, en ging de trap weer opze had daar beneden voor het oogenblik niets uit te richten tot vijf uur deed de oude heer zijn middag-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1888 | | pagina 1