ingezetenen elke directe en wettelijke invloed op de samenstelling der Stateii-Generaal, der Provinciale Staten en der Gemeenteraden wordt onthouden protesteert er tegen, dat hierdoor over de belangen van het geheele volk wordt beslist, zonder dat het talrijkste deel, en juist dat, wiens belangen liet meest behartiging be hoeven, daartoe kan medewerken, en eischt, uit naam der billijkheid en rechtvaardigheid, en als eanig middel om tot eene grondige verbetering van de maatschap pelijke toestanden te geraken, invoering van algemeen kiesrecht.' Uit Atjeh brengt de mail van 23 No vember jl. geen nieuws. Volgens liet „Bat. Hld." wordt gemompeld, dat de zaken aldaar zoo naar wensch gaan en de politieke toe stand zich zoo gunstig laat aanzien, dat de Regeering er ernstig over denkt, om de militaire bezetting in dat gewest te vermin deren. Het blad vermeldt dit slechts onder reserve. De benoeming van kolonel Van Teyn tot generaal, zoo meldt men uit Batavia o. a. aan de „N. Rott. Crt.", heeft menigeen genoegen gedaan, die weet met welk een rustelooze ijver en zorg deze officier tracht het te Atjeh zoo goed mogelijk gaande te houden, en dat niettegenstaande zijn eigen gezondheidstoestand alles te wenschen over laat. Maar tevens begint men hoe langer hoe meer aan te dringen op het verlaten van Atjeh, of wel op eene concentratie tot Oleh-leh en Poeloe Bras. Het is voorzeker slechts de moeilijkheid aan de uitvoering van dat denkbeeld verbonden, op eene wijze althans die toont, dat prijs wordt gesteld op het ongeschonden bewaren van ons gezag in den overigen archipel, welke oorzaak is dat er niet reeds lang gevolg aan is gegeven. Sedert de beri-beri onoverwinnelijk blijkt, is onze vestiging te Artjeh naar velen meenen veroordeeld. Jl. Zondag is te Houtrijk en Polanen weder eene vergadering gehouden van de ,/Vereeniging tot emigratie naar de Argen- tijnsche Republiek. Evenals in de vorige op 9 December gehouden vergadering, werd door den voorzitter gewezen op de nood zakelijkheid, om een paar flinke mannen af te vaardigen, ten einde den toestand aldaar te onderzoeken, omdat het, naar spreker be kend was, mogelijk is, dat men aan de eene zijde kon verliezen, wat men aan de andere wint. Vooral met het oog op de prijzen van vele tot het huisgezin in betrekking staande behoeften prees spreker bedachtzaam heid aan. De vergadering bestond uit pl. m. 200 belangstellenden, maar zoover bekend, is het nog niet tot een bepaald besluit gekomen. Het lioofdcoraité voor de Voedingsten toonstelling, in den zomer vai\ 1887 te Amsterdam, heeft thans volledige rekening en verantwoording gedaan aan de aandeel hoofdtooisel onder een doek en de groene wolk van gaas met een mantel te bedekken. En daarop begaven zich de dames, door tante Dietje vergezeld, wier weg haar voorbij de „Gouden Kroon" voerde, en door het loop meisje gevolgd, dat bouquet, doeken en pelerines droeg, naar de balzaal. Dietje nam afscheid, de beide anderen „Veel plezier!' toewenschend, nadat ze be loofd had, als de dokter zich soms wat mocht verlaat hebben, hem bijtijds naar de Kroon te expediëeren. Door de vuile straten, waar de sneeuw nu in modder was veranderd, stapte zij daarop huiswaarts. Ja, zoowaar, Alfred had nog licht in zijn studeerkamer! Haastig ging zij den tuin door en klopte weldra aan zijn kamerdeur. Hij zat druk te schrijven. „AlfredAlfredriep zij hem toe. „In de Kroon dansen ze al de Polonaise en gij zit hier nog in je chambercloak en vergeet alles! En ik heb je zwarten rok en je witte das in de slaapkamer zoo netjes gereedge- legd!" Hij zag haar onthutst aan. „Ia het al zoo laat, tante? Nu, dan moet ik er wel aan gelooven! Maar 't is een heel besluit. Ik kan u verzekeren, tante Dietje, dat ik van avond nog liever een patiënt, drie mijlen ver „Nu, maak maar voort, Alfred „Zijt ge bij Mademoiselle Bertin geweest, tante?" u Ja." „En hebt ge plezier gehad?" Hij pakte bij deze vraag zijn boeken bij een en sloot zijn cilinderbureau. „Ja wel, Alfred, in het begin, toen we zoo in het donker met elkaar zaten te praten maar later „Nu? Wat toen?" Ze was hem op zijde getreden en had de handen gevouwen. „Goede hemel, Alfred, hoe is dat meisje veranderd^! Zoo bleek en zoo mager en dan zulke groote oogen die arme Lucie!" Snel stak hij den sleutel in den zak. //Waarom zegt ge dat aan mij, tante?" vroeg hij bedaard. „Praat daarover toch niet meer; dit is voorbij. Ik heb overigens van morgen ook diezelfde opmerking gemaakt en hoop hartelijk, dat ik het niet weer be hoef te zien. We kunnen haar toch niet helpenze heeft immers haar eigen zin gedaan." //Het spijt mij maar zoo," zeide Dietje, houders in het reservefonds, waarvoor j f 100,000 met alle kunst- en vliegwerk was bijeengebracht en waarvan reeds 95 pet. of f 95,000 was opgevraagd, om het tekort, op de exploitatie der Tentoonstelling tedekken. Uit die rekening blijkt, dat van het op gevraagde niet alleen niets kan worden ge restitueerd, doch dat er daarna nog een nadeelig saldo of schuld van f 1235 over is, die het comité in haar privé zal betalen, ten einde de aandeelhouders niet voor de derde maal lastig te vallen. Jl. Maandagavond geraakte di% A., geneesheer te Poeldijk, nabij die gemeente onder de Westlandsche stoomtram. Een been werd hem nagenoeg van het lichaam gereten. Per tram naar 's ïlage overgebracht, werd hij verder door de politie per draagbaar naar het Gasthuis aldaar vervoerd. De schrijver van „Het Christelijk So cialisme in Engeland" wijst o. a. op de vruch ten, die in 't Vereenigd Koninkrijk, en inzonderheid te Londen worden gezien van de werkzaamheid op kerkelijk gebied in 't belang der opheffing van de laagste klassen der samenleving, 't Eerst vestigt hij de aan dacht op de Katholieke Kerk in Engeland, de Kerk der minderheid. Aan haar hoofd staat Kardinaal Manning. Hij is thans een grijsaard, 80 jaar oud, één jaar ouder dan zijn vroegere academievriend Gladstone. Hij verliet de Anglicaansche Kerk, waarin hij het tot aartsdiaken had gebracht, om rust voor geest en hart te vinden in de Katholieke, waarvan hij thans een der aan zienlijkste Kerkvorsten, tevens opperste herder in Engeland is. Hij is nl. ultramon- taan, maar met hoeveel onvermoeide men- schenliefde, met welk een nobele belangstel ling in sociale rechtvaardigheid gaat dit ultramontanisme bij hem gepaard. De armen van de ellendigste buurten van Londen kennen deze tengere figuur; zij hebben haar zien binnentreden in hunne vuile krotten en zich buigen over het hoofdkussen van de meest besmettelijke zieken. Op dezen gewijden bodem der practischc menschenliefde ont moetten elkander en reikten elkander de hand, die beide uitnemende Christenen, die daar stonden elk aan een der polen van de godsdienstige levensbeschouwing: lord Shaftesburv, de persoonlijking van het Puri- teinsche Protestantisme, en Kardinaal Man ning, vertegenwoordiger van de Roomsche hiërarchie. En ik mag ook niet nalaten zoo ver volgt de schrijver met hartelijke inge nomenheid te gewagen van dien tak van christelijke socialistische werkzaamheid, die zich tooit met den weinig bekoorlijken naam van Reddingsleger van de goot" (Slum Sal- vation Army). Deze Vereeniging vierde, toen de schrijver zich te Londen bevond, haar jaarfeest. Men zag daar een schaar van mannen en vrouwen, waarvan enkelen zich omkeerend, terwijl ze het tafelkleed recht trok en een stukje steenkool opraapte, dat voor de kachel lag, en daarop bijna onhoorbaar de kamer verliet. Hij bleef dien dag eindeloos lang aan zijn toilet. Eéns betrapte hij zichzelf, terwijl hij met de das in de hand voor den spiegel stond en zich moest bedenken, wat hij eigen lijk ging doen. Toen hij de danszaal van den „Gouden Kroon" binnentrad, zwaaiden de verschillende paren hem al in een vroolijken wals voorbij. Een schitterende verlichting, bonte toiletten, lachende oogen en blozende wangen onder kransen van bloemen, en daarbij de opwekkende melodie uit de „Vledermuis" dit was het eerste, wat hij zag en hoorde. Vervolgens bespeurde hij zijne moeder, die dwars door de zaal met een glimlachend gelegenheids gezicht en wapperende rose mutsenlinten op hem toeschoot. Alfred, daar ginds zitten de Mehnerts! Alfred, ge hebt Selma toch gevraagd om met je te soupeeren? Daar ge niet danst, is dit het eenige, dat Hij knikte toestemmend, half in gedachten, en volgde haar, met moeite de zwaaiende paren ontwijkend, naar de sofa's achter in de zaal, waar de moeders van de dansende jonge dames in rijen en gelederen zaten. „Wie is dat beweeglijke, indringende heertje, dat nu al voor den tweeden keer met Selma danst?" vroeg mevrouw Mehnert slaperig. „Dat is de eerste provisor uit de apotheek „De Olifant," een fatsoenlijk mensch „Hm! Een halve dwerg 't staat be spottelijk!" mompelde de moeder verstoord. Mevrouw Arend had haar lorgnet opgezet en volgde de groene gedaante, die haar kleinen danser vlug en veilig door het gewoel voerde. De roode ruiker dook als een vuurbal mi hier, dan daar op. „Waar hebt ge dat bouquet besteld, Alfred I" Maar haar zoon antwoordde niet. Hij stond met oen paar heeren te pratenzijne moeder ving het woord „écarté" op en weldra ver dwenen zij dan ook in de zijkamer. Het duurde niet lang of hij zat aan de speeltafel met den kantonrechter Boom, den burge meester en een jongen dokter uit den omtrok. Nog eer zij echter de kaarten hadden opge nomen, waren ze in een druk debat over het ziekenhuis gewikkeld. „Wel ja» de heeren zouden zeker liefst eene schitterende opvoeding hadden genoten en aanzienlijke betrekkingen bekleed, die zich gevestigd hebben in de ellendigste achterhoeken van Londen. Daar trachten zij in het leven van hunne buren te deelen, kennis met hen aan te knoopen, hen op te passen als zij ziek zijn, hen te helpen in hun nood en langzamerhand hun vertrouwen te winnen. Bij dezen geen trompetten en trommels, geen ijdel Hallelujah-gekraai, geen optochten langs de straten. Maar een stille, langzame, geduldige arbeid, laag bij den grond, in de treurigste schuilhoeken eener groote stad. De Staatsbegrooting was oorspronkelijk geraamd op f 133,557,387.52 f, welke som door de Regeering is verhoogd met f329,628.19 en verminderd met f 164,302.5ö, en gedurende het openbaar debat een vermeerdering met f 35,160 en een vermindering met f 160,760 onderging, zoodat zij ten slotte verhoogd werd met f 39,235.69 tot f 133,596,613.21*. De raming der middelen ad f120,602.965 werd verhoogd met f250,000 tot f 120,852,965. Het tekort is dus f 12,743,648.21$. Naar men verzekert, bestaat het plan, om in het huis, vroeger bewoond door den heer A. W. Van Eeghen, Amstel bij de Hoogesluis te Amsterdam, eene inrichting te vestigen voor massage-behandeling. Deze inrichting, eene soort Sanatorium, zou staan onder leiding van dr. Ter Cock, de bekende specialiteit op dit gebied. De heer A. Van Dorssen, te Rozenburg, heeft dit jaar de proef genomen met de teelt van een nieuw soort van groenten, Stachis ajinis (Japansche aardappelen). Naar de aanvankelijke uitkomsten te oordeelen, schijnt voor deze vrucht hier te lande eene goede toekomst weggelegd. Deze knolvrucht heeft veel overeenkomst met een alikruik of een slakkenhuisje en is wit van kleur. Zij behoeft niet geschild te worden; nadat ze afgewas- schcn en ongeveer een kwartier gekookt zijn, verkrijgt men een smakelijk voedsel. De smaak heeft eenige overeenkomst met die van asperges. Zoodra de vorst het loof heeft doen verdorren, kan men ze opnemen en slechts zooveel als men noodig heeft, daar de vorst op deze groente geen schadelijken invloed uitoefent. Een lang leven is altijd door de meeste menschen als een geluk beschouwd. Door alle eeuwen heen vindt men dan ook een streven om het geheim te vinden hoe het menschelijk leven verlengd kan worden. Boekjes over de „Kunst om zijn leven te bewaren* zijn er in allerlei soort en van allerlei tijden. Men hoort dikwijls beweren dat tegen woordig zeer oude menschen zeldzamer zijn dan vroeger. Het is daarmede echter niet zoo erg gesteld als men gelooft. De „Neue Freie Presse" gaf er onlangs eenige aardige voorbeelden van. In Weenen b.v. zijn elk gezien hebben, dat wij hen het beste bouw terrein tusschen al de nieuwe villa's hadden afgestaan „Voor het terrein, dat gij ons geven wilt, bedanken wij eenvoudig, zoo zeker als twee maal twee vier is," antwoordde Alfred's collega. „Gij hebt het gisteren ook nog gezien, Arend, hoe het gras er blank staat van het water en nergens zoo weelderig groeit als daar." „Wel zeker!" stemde Alfred verstrooid toe. Hij dacht aan een paar bruine oogen, die hij dien morgen vroeg op zich gevestigd had gezien, bedroefd en toornig tegelijk, toen hij dat zelfde onderwerp behandelde. Hij was werkelijk onbeleefd geweest maar och, wat kon het tegendeel hem nog baten? „Wel zeker," herhaalde hij, „de regcering zal ook wel een woordje medespreken." De burgemeester wierp hem een knorrigen blik toe; maar nu begon het spel en was het ziekenhuis vergeten. Na verloop van een uur ongeveer werd het partijtje gestoord de dansende paren waren uit de balzaal verdreven, de kellners kwamen hier met lange tafels aandragen, alles werd in gereed heid gebracht voor het souper. Arend werd door een mooi jong vrouwtje aangesproken. Zij was gekleed in het wit zijde, haar bruidsjapon, zooals men duidelijk zien kon, en nog spiksplinternieuw. „Dokter, hebt gij mijn man niet gezien? Ik zou u zoo dankbaar zijn, als gij hem eens kondt oploopen. Ik vrees," fluisterde zij hem achter haar als zilver glinsterenden waaier toe, „dat hij beneden in de zaal een glas bier zit te drinken." Zijn ernstige trekken ontplooiden zich bij het gezicht van dat frissche gelaat met die bezorgde oogen. „Ik zal hem gaan zoeken en hem dood of levend bij u brengen," antwoordde hij, waarop hij zich een baan door de dichte menigte brak. Daar voelde hij zich bij den arm grijpen. „Alfred," beet zijne moeder hem in het oor, „hebt ge Selma wel te soupeeren gevraagd?" Hij begreep, dat hij dit als fatsoenlijk man tegenover de logée van zijne moeder verplicht was, en drong door tot een troepje jonge dames in keurige, welriekende toiletten, boven welke allen juffrouw Mehnert een hoofd uitstak." „Mag ik de eer hebben u aan tafel te geleiden?" (Wordt vervolgd.) jaar voor de bekende voetwassching op Don derdag voor Paschen de vier en twintig tachtig- ii negentigjarige mannen en vrouwen gemakkelijk te vinden; en in Groot-Brittan je leefden in 1871 180 honderdjarigen, terwijl er in 1873 10 mannen en 80 vrouwen stierven, die het 100ste levensjaar hadden overschreden. Men ziet daaruit dat er meer vrouwen dan mannen zulk een hoogen leeftijd be reiken. Onder de mannen zelf nemen weder de gehuwden een gunstiger positie in dan de ongehuwden. Van 22 honderdjarige mannen toch was in Engeland slechts één ongehuwd; daarentegen bevond zich onder 43 vrouwen van, dien leeftijd niet minder dan een dozijn oude vrijsters. In sommige familiën schijnt een hooge leeftijd erfelijk te zijn. Een groote zeldzaamheid is het wan neer een gehuwd paar gezamenlijk een bij zonder hoogen leeftijd bereikt. Een geval van dien aard wordt verhaald in een werk dat in 1727 te Weenen verscheen. In dat jaar leefde in Hongarije zekere Janos Rovin die 172 jaar oud was en die met zijn 161- jarige vrouw sinds 147 jaren was vereenigd. Dus bijna ten derden male kan dit paar de gouden bruiloft vieren. Van de verschillende bedrijven schijnt dat van den landbouwer 't gunstigst voor een lang leven te zijn. Daarop volgen de onder wijzers en de geestelijken, die tweemaal zooveel kans op een lang leven hebben als bv. de artsen. Ook bij het leger echter is hooge ouderdom niet zoo erg zeldzaam. Men denke slechts aan Moltke. De Oosten rijksche maarschalk Radetzky was 82 jaar toen hij den slag bij Custozza won, en 92 eer hij stierf. In Engeland overleden in de laatste 15 jaren 24 generaals of admi raals die over de negentig waren. En 't is nog niet lang geleden dat in Gallicië een Poolsch officier stierf, die in 1772 geboren was, en 116 jaar oud werd. Dat geestesarbeid niet absoluut hinderlijk voor een lang leven is, ja bijna zou kunnen worden gerekend tot de middelcndie't, le ven ver lengen, blijkt uit het groote getal personen die zich op dit gebied naam verwierven en tevens een hoogen ouderdom bereikten. Te merkwaardiger is dit omdat het getal groote mannen in verhouding tot de gansche mensch- heid zoo gering is. Onder de letterkundigen zijn de voorbeelden van hoogen leeftijd talrijk genoeg. Wij behoeven daarvoor niet eens buiten onze eigen grenzen te gaan. Vondel met 92, Cats met 83, Huygens met 89 jaren, om van lateren niet te spreken, leveren het bewijs. En in de vreemde litteratuur des gelijks. Goethe werd 83, Wieland 80, Klopstock 79 jaren; de beroemde Spanjaard Calderon werd 87, terwijl van de Fransche dichters Corneill 78, Fontenelle die nooit zou hebben gelachen noch geweend 100 en de fabeldichter Lalbntaine 74 jaar werd, en de laatste door Voltaire en Victor Ilugo nog met een tiental jaren werd over troffen. Engeland kan o. a. wijzen op den SOjarigen Wordsworth en op den nog levenden Tennyson, die bereids 79 is. Onder de dichters der oudheid komt als zeer oud voor Sophokles met 90 of 95 jaren, die hij mis schien nog met eenige zou hebben vermeerderd zoo hij zich niet aan een druif verslikt had. Een ander dichter der Grieksche oudheid, Euripides, werd wel is waar niet veel ouder dan 70 jaren, maar hij verloor zijn leven slechts bij gelegenheid van een nachtelijk liefdesavontuur. Ook onder de philosophen komt een hooge leeftijd niet zoo zeldzaam voor, ofschoon zij bij de gescliiedkenners nog meer gewoon" schijnt te zijn. Onder de nieuwere hebben wij slechts te noemen de Franschen Mignet met 88, Guizot met 87, Thiers met 80 jaren, die allen overtroffen worden door den be roemden Ranke, die 91 werd. En wat de overige mannen der wetenschap aangaat hebben wij slechts te wijzen op den nog levenden 101 jarigen Parijsche hoogleeraar Cheereuil, die anderen, als Von Iluniboldt met 90 en Newton met 85, nog verre achter zich laat. Staatslieden en vorsten van hoogor leeftijd zijn zeldzamer ofschoon zij niet ontbreken; men denke slechts aan Keizer Wilhelm maar hoe klein is hun getal ook ten opzichte van het overige deel der menschheid. Gaan wij ten slotte nog de kunstenaars na. Ook hun bedrijf schijnt niet zoo bijster nadeelig voor de gezondheid te zijn. De musici bekleeden onder hen de beste plaats. Wij noemen uit den nieuweren tijd slechts Auber met 89, C'herubini met 82, Rossini met 76, Meyerbeer met 73 en den nog le venden Verdi met bereids 75 jaren. Onder de schilders is Titiaan, die 99 werd, de nestorna hem komen Sansovino met 93 en Michel Angelo met 90 jaren, terwijl van de Hollanders Rembrandt en Rubens slechts 63 werden. Rafaël, de grootste, was bij zijn dood niet ouder dan 37 jaar. Tooneelspelers van hoogen leeftijd worden eveneens ver meld, terwijl zelfs het dansen hoe onge zond velen het achten mogen geen be letsel schijnt te zijn voor het bereiken van een hoogen ouderdom. Al was de vrouw van wie de „19th Century" zegt, dat zij op haar 101 sten geboortedag nog zong en danste, geen danseres van beroep, tot het vak be hoorden toch o. a. Taglioni met 80 en Fanny Elszler met 75 jaren»

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1888 | | pagina 2